Constandse, A.L. - Wat drijft Mussolini (1935)
markdown: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Constandse,_A.L._-_Wat_drijft_Mussolini_(1935)-markdown.tgz epub: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Constandse,_A.L._-_Wat_drijft_Mussolini_(1935).epub
bron: https://archive.org/details/constandse.watdrijftmussolini/
- Wat drijft Mussolini?
- Zijn we vòòr Abessinië?
- De betekenis van het land.
- De begerigen rukken op.
- Engeland en de volkenbond.
- Wat drijft Mussolini?
- Wat te doen?
Wat drijft Mussolini
Door
A.L. Constandse
Uitgeverij “De Albatros” Den Haag.
(noot editor: Abessinië = Ethiopië)
Wat drijft Mussolini?
“Men noemt ons wilden, maar we kunnen een moderne wijze van oorlogvoeren niet betalen, we zijn ook niet wild genoeg, om voor uw beschaving bewondering te koesteren. Men zegt, dat we wreed zijn, maar in wreedheid zijn de Italianen onze meesters…”
(ABESSINIËR)
In Noord-Oost Afrika woedt de oorlog – een wrede moderne krijg, waarin het gebruik van gassen en van vliegtuigen een primitieve bevolking demoraliseert, gehele dorpen uitroeit, en de Italiaanse beschaving vestigt. Wat drijft de Italianen tot deze expansie, wat is de oorzaak van een dergelijke onmenselijke massa-moord? Is het ’t fascisme, en dat alleen? Heeft Mussolini de macht, twee volken tegen elkander op te jagen, duizenden in den dood te drijven – heeft hij, enkeling, deze formidabele zeggenschap over anderer leven? Zou met zijn verdwijning een einde kunnen worden gemaakt aan den krijg?
Velen schijnen dit te geloven. Ze putten zich uit in hatelijkheden alleen aan het adres van Mussolini, alsof hij alleen zwart zou zijn van ziel in het gezelschap van blanke vredes-engelen, die vergaderen in Genève…. Men zou toejuichen, als de staten van den Volkenbond strafmaatregelen zouden nemen, zelfs indien die op een oorlog met het vervloekte Italië zouden uitlopen. Ook in socialistiese kringen schaart het merendeel zich nu achter het college van Genève. En de redding van Abessinië schijnt men vandaar te verwachten….
Uit den aard der zaak zijn de gevoelens, die de partij doen kiezen tegen het fascistiese Italië en voor het aangevallen Abessinië, eerbiedwaardig. Het verzet tegen de methoden van de koloniale mogendheden, de haat jegens de tyrannie van het fascisme, de sympathie voor de kleurlingen – dat alles pleit voor de massa. Het zou veel erger zijn, indien ze zich vòòr het Italiaanse imperialisme en tegen de Abessiniërs zou verklaren… Maar nu is het gevaar groot, dat andere –en wel even imperialistiese regeringen– dat mogendheden, met een even grote koloniale wreedheid, profijt zullen trachten te trekken van de stemming der menigte, in naam ten bate van Abessinië, in werkelijkheid ten bate van Engeland en van zijn vasal-staten…. Het is daarom, dat nuchter moet worden ingezien, hoe de situatie is – dat in waarheid de onafhankelijkheid en de vrijheid van de Abessiniërs gans niet in het spel is. Het gaat om een conflict tussen enkele grote staten, alle met dezelfde roofzieke bedoelingen, en het Abessijnse volk kan met dit proces slechts evenveel verliezen als het Italiaanse. Laat ons daarom de geschiedenis van het conflict trachten na te gaan.
Zijn we vòòr Abessinië?
Tot in de uiterst linkse hoek der politieke partijen, tot bij de R.S.A.P. zegt men: We zijn voor Abessinië… Doch wat betekent dat eigenlijk? Abessinië is een middeleeuws land, het kent evenzeer de klassen-onderscheiding als elke andere staat. Ook daar heerst de koning der koningen, de Negus, met onder zich als min of meer onafhankelijke gouverneurs: de vorsten, de prinsen, de z.g.n. “ras”. Ze zijn allen groot-grond-bezitters, slavenhouders, en eisen hoge belastingen van de zelfstandige boeren, die op hun beurt –als het kan– ook weer één of meer huisslaven hebben. Deze slaven maken wel is waar deel uit van de patriarchale familie, maar hun vrijheid is uiterst beperkt – ze zijn gekocht en betaald. Het is waar, de “penale sanctie” in Indonesië, waardoor koelies met de politie worden teruggehaald, en zwaar gestraft, als ze hun meester verlaten, is evengoed slavernij. De Japanse arbeidsters, die door haar ouders tegen beloning aan een fabriek worden geleverd, hebben niet méér vrijheid. En in de fascistiese landen heeft de individu niet meer te zeggen dan een slaaf in Abessinië. Het is waar – maar het verhindert niet, dat de Abessijnse slavernij even afschuwelijk is als die in Indië, in Japan of in Europa. De Negus, toen nog Ras Tafari, heeft bloedige binnenlandse oorlogen gevoerd om de alleenheerschappij, hij hield –om zijn Europese reis te betalen– een maand salaris in van de ambtenaren en beambten zonder daarover iemand te raadplegen, hij is zelfs geen constitutioneel vorst met een werkelijke grondwet, doch vrijwel volstrekt heerser – voorzover niet andere “ras” in hun eigen gebied de lakens uitdelen.
Bovendien is het noodlot van het land, dat het zich (in een kapitalistiese wereld) slechts tot moderner verhoudingen zal kunnen ontwikkelen, indien de heersers leningen sluiten in het buitenland, voor hygiëniese en onderwijsmethoden, voor landontginning en industrialisatie. Dan echter krijgen buitenlandse kapitalisten de contrôle over het land, dan zijn de geldschieters en concessionarissen de werkelijke profiteerders. Dan gaan Rickett, Chertok en andere ondernemers – Engelsen, Amerikanen, Fransen, Japanners, Duitsers – wie dan ook – met de buit strijken. De Negus en zijn onder-koningen zijn bereid, dit proces te bevorderen. En één ding staat vast: òf de Italianen, òf de Engelsen, òf andere kapitalisten maken zich van de rijkdommen des lands meester – òf de eigen heersende klasse zal, in samenwerking met buitenlanders, het land exploiteren. Dit laatste is voorgesteld door de vermaarde commissie van den Volkenbond, die een serie voorstellen formuleerde, door den Negus aanvaard, hierop neerkomende, dat de politie, de openbare werken, de financiën, de post- en telegraafdienst enz. onder contrôle van buitenlandse “raadslieden” zouden komen, en dat een internationale lening de afhankelijkheid van het land zou bevestigen. (Voorstellen van de commissie van vijf, 23 Sept. ’35).
Er zijn echter meer redenen nog, die doen beseffen, waarom in alle omstandigheden Abessinië verkocht is!
De betekenis van het land.
Wie op een kaart kennis neemt van de ligging van het land weet, dat Abessinië ligt ingesloten tussen voornamelijk Engelse koloniën, met aan één zijde een Franse kleine strook langs de Rode Zee, en op twee plaatsen Italiaanse koloniën‚ Eritrea en Somaliland. Het is aan alle kanten van de zee afgesloten. Voor de Engelsen, en voor hen vooral, is het echter van grote betekenis. Men stelle zich voor, dat Engeland zich van het gebied meester maakte… Welk een uitbreiding van de Engelse invloedssfeer! Immers, dan toch zouden de Soedan, Oeganda en Kenya, verenigd met Abessinië, en met Engels Somaliland, één reusachtige Engelse kolonie vormen langs de Rode Zee. Dat wil zeggen: op den weg naar Indië, naar Oost-Azië en Australië…. Deze weg –men vergete dat niet– is van levensbelang voor het Britse wereldrijk. De route via de Middellandse zee, door het kanaal van Suez. en de golf van Aden, naar den Indiesen Oceaan, is een bij uitstek Engelse verkeersweg.
Nu heeft Engeland nog andere belangen bij Abessinië. In den Soedan –ten Zuiden van Egypte– bevinden zich de katoenplantages der Engelsen. Daarvoor hebben ze water nodig, dat het land kan bevloeien, en dit water komt van den Blauwen Nijl. Deze rivier wordt gevoed door het water uit het Tana-meer, dat in het hart van Abessinië ligt. En sinds tientallen van jaren doen de Engelsen pogingen, om dit meer en de Blauwe Nijl volledig onder hun contrôle te krijgen. Dat wil zeggen, dat de Abessiniërs niet zelf over dat water mogen beschikken….
En tenslotte is de kortste weg van den Soedan naar Oeganda en Kenya slechts aan te leggen, door een spoorweg dwars door Abessinië, in het Zuid-Westen. Ziehier de drie grote Engelse belangen bij dit land.
Men stelle zich nu voor, dat de Italianen er zich van meester maken. Dan is een wig gedreven tussen de Engelse koloniën – dan vormen Eritrea, Abessinië en Somaliland één aaneengesloten grote kolonie, een onneembare Italiaanse rotsvesting aan de Rode Zee en aan den Indiesen Oceaan…. Dan verbinden de Italianen door een spoorweg hun nu gescheiden gebieden. Dan is een land, drie of vier maal zo oroot als Italië, bij het nieuwe Romeinse Rijk gevoegd. Doch het belangrijkste is, dat dan Italië in werkelijkbeid meester zou zijn van den weg naar Indië….
Deze mogelijkheid moet te groter worden genoemd, omdat ook de Middeliandse zee practies door de Italiaanse luchtvloot wordt beheerst, namelijk bij Malta, waar de smalle zeestraat tussen Tunis en Sicilië door de Italiaanse bombardementsvliegtuigen kan worden geblokkeerd.
En een voor de Engelsen zeer gevaarlijke omstandigheid is de sterke pro-Italiaanse stroming onder de Arabieren, in Egypte, in Arabië –langs de Rode Zee– in Palestina en Irak. Onder hen hebben de Italianen een kostbare anti-Engelse actie gevoerd, die veel geld kostte, doch evenveel resultaat heeft gehad. Althans de grootste heerser van Arabië, Ibn Saoed, staat –mede door de sympathieën van zijn zoon, Emir Feisal, voor Mussolini– onder Italiaansen invloed. De Arabieren nu kunnen het Engelse gezag nekken, door langs de Rode Zee en Suez-kanaal, in Irak –met zin grote olievelden!– in Transjordanië (waar de oliepijpleiding doorheen loopt, van Irak naar Palestina, naar de vloot- en oliehaven Haifa) en in Palestina zelf – in opstand te komen.
Het machtsbegerige Italië vormt dus een reusachtige bedreiging voor het Engelse wereldrijk. En dan zwijgen we nog over de rijkdommen van Abessinië, dat goud, platina, ijzer, zout, kali en misschien petroleum bezit; dat uitermate geschikt is voor katoen- cacao- en koffie-plantages, en in het algemeen grote ontwikkelingsmogelijkheden vertoont. Ook als markt kan Abessinië –waar nu de Japanners het meest importeren– van groot belang worden. Thans nog is de bevolking arm en achterlijk, ze wordt door ziekten geteisterd –malaria, vlektyphus, teek-koorts: syphillis– maar als ze meerdere behoeften krijgt, en het land meer moderne instellingen, zal de bevolking van nauwelijks tien millioen tot misschien het vijfvoudige kunnen stijgen, en een belangrijk afzetgebied zijn….
De begerigen rukken op.
In het midden der vorige eeuw heeft Abessinië reeds de begeerte der grote mogendheden gewekt. In 1867 dringt een Engelse expeditie in het land door, en verwoest de stad van Negus Theodorus II –een wreedaard– namelijk Magdala. De Engelsen trekken zich dan echter weer terug, en in 1876 trachten de Egyptenaren –toen afhankelijk van de Turken– het land te bezetten, wat op een vreselijke nederlaag en het afslachten van 35.000 man uitloopt. Dan in 1889 weten de Italianen –die intussen Eritrea hebben bezet– Negus Menelik te dwingen tot een verdrag, waarbij hij feitelijk de Italiaanse opperheerschappij aanvaardt. (Verdrag van Ucciali). Wanneer de Italianen echter hun voorrechten willen bevestigen, en het land binnenrukken‚ worden ze bij Adoea in de pan gehakt door de verenigde stammen. Voorlopig is Italië uitgeschakeld.
Het was nu de beurt aan de Fransen, die tussen 1896 en 1902 de spoorweg aanlegden tussen Djiboeti en Harrar, welke in 1917 was voltooid tot aan Addis-Abeba toe. De Fransen beschouwen deze spoorweg-strook als speciaal gebied, als hun invloedssfeer, en hebben bij alle overeenkomsten, tot dit jaar in besprekingen met Mussolini toe, bedoelde strook opgeëist als behorende onder hun contrôle.
In 1902 wisten ook de Engelsen bij verdrag vastgesteld te krijgen, dat hun belangen bij het Tanameer en het Zuidwesten van Abessinië zouden worden geëerbiedigd. Een feit is echter, dat de Abessijnse heersers generlei lust hadden, om practies ook de concessies te geven, en er niet toe besloten, Engeland te vergunnen te beschikken –door stuwdammen enz.– over het water van Blauwen Nijl en Tana-meer. In het algemeen konden noch Italië noch Engeland op succes bogen.
Toen kwam het door-en-door imperialistiese verdrag tot stand van 1906, geheel buiten Abessinië om, waarbij nochtans over Abessinië werd beschikt. Men besloot, dat de onafhankelijkheid van Abessinië zou worden gewaarborgd, indien het de concessies verleende, die we hebben genoemd, aan Engeland. Frankrijk en Italië. De drie belanghebbende staten omschreven nogmaals den aard dier wensen: England maakte aanspraak op het gebied ten Westen – Italië op dat ten Oosten van Addis-Abeba, en Frankrijk op de spoorwegstrook. Het ging om de economiese exploitatie, maar nadrukkelijk zeide men in artikel 3 elkaar hulp toe, en besloten de drie staten slechts dàn in te grijpen in Abessinië, indien ze met elkaar tot een overeenstemming waren gekomen!
Van een verdeling van Abessinië kwam toen echter nog niets, want het opkomende Duitsland zou niet geduld hebben –nadat het ook reeds Marokko in handen van de Fransen had zien komen– dat de drie grote mogendheden ook op een ander deel van Afrika zouden beslag leggen. Zo kwam de oorlog van 1914-1918. In Abessinië zelf heerste de grootste wanorde. In 1913 was Menelik gestorven en de nieuwe keizer Lie Jassoe, ging over tot den Mohamedaansen godsdienst. (Het grootste deel der Abessiniërs belijdt een soort Christendom, met veel ander bijgeloof vermengd). Er ontstonden binnenlandse twisten, en in 1916 werd de dochter van Menelk, Zaoeditoe, keizerin. Tot troonopvolger werd echter aangewezen Ras Tafari, de tegenwoordige Negus, die –alweer na vele twisten– dan ook in 1930 – met terzijdestelling van de zonen van de keizerin, het keizerlijk gezag aanvaardde.
In den wereldoorlog nu wilden Engeland en Frankrijk de Italianen overhalen‚ hun zijde te kiezen, en bij geheim verdrag van 1915 zegden ze, onder andere, aan de Italianen toe: een grenswijziging in Eritrea en Somaliland! En bij de vredesonderhandelingen in 1919 kwamen speciaal Engeland en Italië weer overeen, elkaars aanspraken in Abessinië te steunen…
Zo men weet, werden de Afrikaanse koloniën verdeeld tussen Engeland, Frankrijk en België. Italië werd schadeloos gesteld met kleine grenswijzigingen, waardoor het enkele stroken van Franse en Engelse gebieden verkreeg‚ zonder betekenis overigens. Wel echter gingen de Engelsen met verdubbelden ijver aandringen, bij de Abessijnse regering, op concessies bij het Tana-meer. De Engelsen monopoliseerden Abessinië voor zich….
Toen besloten Frankrijk en Italië, aan de Engelsen voet dwars te zetten. Ze wisten namelijk in 1923 gedaan te krijgen, dat Abessinië lid van den Volkenbond werd, en dus onder “bescherming” van Genève werd gesteld. De Engelsen maakten toen vele bezwaren, en wilden een onderzoek instellen, of Abessinië wel aan volkenbonds-verplichtingen zou kunnen voldoen! Voor onmiddellijke toelating waren Frankrijk en Italië….
De Engelsen ondervonden, dat sindsdien de Abessiniërs nòg onhandelbaarder waren. In 1924 mislukten al hun pogingen inzake het Tana-meer. Toen vonden ze het nodig, weder steun te zoeken bij Italië, en in 1925‚ in December, kwam het accoord tot stand met Mussolini, waarvan hij later zou zeggen, dat hij en de Engelse gezant hun handtekening hadden gezet onder een verdrag, “waarbij Abessinië in tweeën werd gescheurd”. Nogmaals werden toen de beiderzijdse belangen erkend, en zegden Engeland en Italië elkaar steun toe in het bereiken hunner doeleinden. De Abessiniërs protesteerden, doch in 1928 sloten ze toch een vriendschapsverdrag met Mussolini, waarbij aan dezen in uitzicht werd gesteld de concessie voor een spoorweg van de haven Assab in Eritrea tot aan Dessië. Sindsdien drong Mussolini nog sterker aan op inwilliging van zijn eisen. En om zich te vrijwaren tegen verrassingen, sloot hij 7 Januari 1935 met Laval een overeenkomst, waarin Italië’s aanspraken werden erkend. Tevens stond Frankrijk nog enige gebieden af, aan Italië, in Noord-Afrika.
Ziehier het sober overzicht van de pogingen der drie grote mogendheden, hun belangen in Abessinië te beveiligen en te erkennen, daarbij het land in drie invloedssferen verdelend. Men behoeft zich niet te verbazen, dat Mussolini, na zóveel onderhandelingen en na zóvele beloften ten slotte toetastte. De andere landen hebben hem immers hun zegen gegeven tot exploitatie van het hele Oosten van Abessinië?
Slechts de houding van Engeland wekt bevreemding. Terwijl de Fransen aan Mussolini de vrije hand laten, zien we dat de Engelsen –ondanks alle afspraken– zich plotseling opwerpen als verdedigers van Abessinië. Dat beduidt niet anders, dan dat de Engelsen zelf voor zich dit belangrijke gebied reserveren – dat ze – door invloed bij het Tana-meer, door de concessies van Rickett enz. hun eigen invloed overwegend willen doen zijn. De belangeloosheid van Engeland is een bespottelijke huichelarij, zo als de geschiedenis der afspraken en verdragen aantoont. Dat Italië niet onmiddellijk zijn zin krijgt, moet dan ook worden toegeschreven aan twee factoren. Ten eerste, al wilde de Negus na een vriendschapsverdrag Italië tegemoetkomen, dan hebben vele stamhoofden en onderkoningen dit verhinderd. Ze willen meesters blijven in hun provincies. En ten tweede is de houding van Engeland sinds 1925 grondig gewijzigd. Waarom? Omdat in 1925 Italië nog geen militaire grootmacht was, geen zo zwaar bewapende mogendheid. Toen vreesde Engeland nog niet de Italiaanse invloed. Thans is Italië een grote mogendheid, met een enorm leger en een belangrijke vloot. Zijn leger is misschien het grootste van Europa – zijn vloot is slechts iets kleiner dan de Franse, ongeveer een derde van de totale Engelse tonnenmaat. Maar zeer gevaarlijk moet de Italiaanse luchtmacht zijn. Zij alleen kan door bommen en gasaanvallen de strijd in Abessinië doen winnen – zij ook kan in staat zijn, de Engelse vloot van uit de lucht enorme verliezen te berokkenen. En zulk een militaire macht duldt Engeland niet op den weg naar Indië, uit vrees, dat in de toekomst de Italianen Middellandsche Zee en Rode Zee zouden beheersen.
Engeland en de volkenbond.
De Engelsen, imperialisten bij uitnemendheid, hebben tienvoudig op hun geweten, wat nu de Italianen misdoen. Ze hebben onnoemelijk wreed huisgehouden in den Soedan –onder Lord Kitchener– ze hebben in Zuid-Afrika en in Brits-Indië niemand gespaard, die zich tegen hen verzette. Thans rusten ze een zwaargewapende expeditie uit, om grensstammen in Brits-Indië te “tuchtigen”, zo dat heet. Maar hetzelfde Engeland, dat zijn wereldrijk schiep uit het veroveren –tot in den jongsten tijd toe– van invloedssferen en koloniën, klaagt nu nota bene de Italianen aan, omdat ze…. imperialisties handelen! Ziehier de dief, die roept: “Houdt den dief….”
Echter, de Engelsen bekennen nimmer, welke hun belangen zijn. Ze zullen tot het laatste toe volhouden, dat ze voor de kultuur, de vrijheid, het recht en dergelijke opkomen. Ook nu hebben ze een prachtige leuze gevonden. Ze willen zich opwerpen als kampioenen van den … Volkenbond! Hetzelfde Engeland, dat in 1923 nog betwistte, dat Abessinië lid kon zijn van dien Bond, eist nu, dat de Bond het land zal beschermen – uit vrees voor den invloed van Italië.
Nimmer heeft Engeland zich bekommerd om verdragen en Volkenbondspacten. Het heeft geen strafmaatregelen tegen Japan geëist, toen dat Mansjoewko bezette, niet tegen Paraguay of Bolivia, niet tegen Duitsland, toen dat zijn verplichtingen weigerde na te komen, in vele verdragen vastgesteld. Neen, met dit Duitsland sloten de Engelsen een vlootverdrag…. Doch nu is Londen plotseling vol vuur, en staat pal voor het heilige recht….
Nu is de zoogenaamde Volkenbond niet anders dan een statenbond, een groep van (elk voor zich) hun belangen najagende imperialistiese en militaire landen. Hun in den afgelopen oorlog verkregen grenzen en koloniën willen ze behouden, garanderen, en dus zijn ze voor … vrede, voor rustige exploitatie van het geroofde. Zullen deze staten nu inderdaad tegen Italië optreden?
Men kan zeggen, dat alles afhangt van hun … belang. Zeker, in den Volkenbondsraad hebben allen Italië schuldig verklaard aan een aanval. Alleen Hongarije, Oostenrijk en Albanië hebben zich tegen een boycot en tegen economiese sancties verklaard. De anderen aanvaardden die. Waarom? Omdat ze òf toch niets kunnen leveren aan Italië, òf toch nimmer betaald worden. Omdat ze geen financieel belang hebben bij leveringen aan Italië. Dit is bijvoorbeeld het geval met Nederland. Of wel ze weten, dat de economiese sancties een wassen neus zijn, een wrange grap. Immers, zo lang Italië kan betalen, kan het –uit of over Duitsland, Oostenrijk en Hongarije– alles krijgen, wat het behoeft. Langs een omweg levert dan –als er goud is!– de hele wereld.
Maar welke staat zal Engeland bijstaan, om verder te gaan om tot oorlogsmaatregelen te komen, tot militaire sancties? Voorlopig ziet het er naar uit, dat de Engelsen daartoe alleen zouden moeten overgaan, en dat ze hun gemobiliseerde vloten in de Middellandse zee daartoe zouden moeten in het vuur brengen, alles in naam van den Volkenbond. Maar tot drie weken na het begin van den oorlog gaat Italië kalm zijn gang. Het krijgt steenkool uit Engeland, olie en graan uit Rusland (al zijn de bolsjewiki nòg zo voor sancties!) ja men weet, dat alle benzine en olie voor het Italiaanse leger in Eritrea rechtstreeks uit Rusland komt!
Wat zou het trouwens betekenen, indien in het belang van Engeland. ook de andere volkenbondsstaten Italië den oorlog aandeden, onder het mom van sancties? Dat een Europese oorlog in vollen omvang er het gevolg van zou zijn, louter ten bate van Engeland, dat anderen weer voor zich de kastanjes uit het vuur zou laten halen. Dan toch zou de sympathie der massa’s voor Abessinië worden uitgebuit, om ze in een oorlog te storten aan de zijde van het Engelse imperialisme.
Onder den naam van Volkenbond en vrede zou het volk –in dienst van de ééne imperialistiese bende– tot oorlog tegen de andere moeten worden opgehitst. En daarom kan er voor den revolutionnair geen twijfel bestaan. Wij staan tegenover Italië, maar evengoed tegenover alle andere volkenbondsstaten. We zijn tegen het imperialisme en tegen den oorlog – maar evengoed tegen het Nederlandse, het Engelse, het Franse; en tegen èlken oorlog, onder welk motief ook. We kiezen geen partij – niet voor welken staat ook. De arbeidersklasse en de revolutionnairen hebben slechts aan één front te staan – dat, hetwelk internationaal de arbeiders scheidt van de bezitters, de slaven van de meesters. En aan dat front kan slechts één strijd gestreden, de kamp tegen elke onderdrukking, elk militarisme, tegen elke bourgeoisie en elk fascisme. Het is zelfmoord, zich door de campagne tegen Mussolini te laten weerhouden, te beseffen en te propageeren, waar onze vijand staat – niet alleen in Rome, maar evengoed in Londen en Den Haag en Parijs. Het proletariaat pleegt zelfmoord, indien het zich verdelen laat, tot onderlinge uitroeiïng overgaat in gassen- en lucht-oorlog Ten bate van een ondergaand en onhoudbaar geworden kapitalisties regiem …
Wat drijft Mussolini?
Wat drijft Mussolini? Maar immers niet anders dan wat de Hollanders en de Engelsen en de Fransen en alle anderen heeft gedreven, om hetzelfde te doen, wat nu Italië onderneemt. Wat hebben de Nederlanders dan toch in Indië gedaan? Zal minister Colijn, als hij spreekt over sancties tegen Italië, niet even denken aan zijn militaire loopbaan in Atjeh? Hij weet, hoe toen verscheidene jaren lang de Nederlandse troepen zijn opgetreden. En ieder kan er van op de hoogte zijn, hoe na jaren en jaren de toestand in Atjeh is, en hoe bedroevend na vele eeuwen van kolonisatie het volk in Indonesië er aan toe is. Zeker, er zijn goede wegen, er zijn plantages, fabrieken, spoorwegen en auto’s. Maar de bevolking zelf leeft al sinds jaren gemiddeld van 2½ cent per dag en per ziel – het sterftecijfer is het laatste jaar met 10% gestegen gevolge van ondervoeding, de ontwikkeling van den inlander wordt stilgezet. Er zijn zo weinig scholen, dat van officiële zijde is toegegeven, dat men met het huidige systeem … 167 jaar nodig zal hebben, om de bevolking te leren lezen en schrijven! Kan de Nederlandsche regering dan iets verwijten aan Mussolini? Hebben de zogezegd democratiese staten niet hetzelfde gedaan als nu de fascistiese? Is de burgerlijke democratie een waarborg tegen oorlog? Een dwaas, die het gelooft…
Maar het is wáár, dat Mussolini een reden tot oorlog heeft, die in het verleden aan de anderen ontbrak. Hij heeft jaren en jaren met de andere mogendheden overlegd, om met hen –in goede “kameraadschap”– Abessinië te verdelen! Hij heeft alle verdragen en alle afspraken op zijn hand …
Dat neemt niet weg, dat hij wellicht het avontuur toch zou hebben uitgesteld, als niet dringende noodzaak hem dwong. Mussolini handelt niet uit belang in den gewonen, financiëlen zin van het woord. Hij kan kapitalisties gesproken met dezen krijg niets winnen. De oorlog verslindt duizenden millioenen. Maar de Italiaanse staat is nog nimmer zo arm geweest. Zoals het gehele kapitalisme, verkeert ook het fascisme in de onmacht, de crisis op te heffen. De schijnoplossing bestaat dan daarin, dat men werkverschafing organiseert, die echter aan de particuliere bedrijven geen concurrentie mag aandoen. Het enige uitgesproken staatsbedrijf echter is dat van oorlogsvoorbereiding. En zo heeft Mussolini twee millioen man aan “werk”’ geholpen, door hen tot soldaat te maken, hen munitie te doen fabriceren, hen de bewapening ontstellend te doen opvoeren. Dit bedrijf verslindt geen millioenen, maar millarden. Zo stjgt het staatstekort, worden de belastingen steeds zwaarder, de armoe groter. De Ítaliaanse staat verkeert in staat van faillissement. Goud wordt niet meer afgegeven, de lire is door niets gedekt. Hij mag in Italië niet meer vrij ingevoerd, en is feitelijk niet meer te verhandelen. Alle waardepapieren en goud, die nog in Italië zijn, worden ten bate van den oorlog uitgegeven. De rest betaalt men in goederen als het kan en anders in het geheel niet. Nergens bijna krijgt Italië crediet. Een financiële ineenstorting staat voor de deur.
Als men, door het volk uit te mergelen, den oorlog volhoudt, en hem wint, wat dan? Dan heeft men geen geld, om Abessinië te exploiteren. Dan zouden toch buitenlandse kapitalisten het geld moeten lenen, tegen hoge rente, en aldus de voordelen opstrijken. En gesteld, dat inderdaad Abessinië werd geëxploiteerd, waar zouden de ltalianen een markt moeten vinden voor hun ijzer, hun koffie of katoen? En zo ze het zelf zouden benutten, zou het zéér veel duurder komen, dan ze het nu –uit bijv. Oostenrijk en Amerika– betrekken. En olie, die Italië het hardst nodig heeft, bezit Abessinië wellicht in zeer geringe mate.
Wat Mussolini doet, is niet de daad van een berekenend staatsman, doch die van een wanhopige. Hij heeft gedurende meer dan tien jaar zijn volk op een oorlog voorbereid, het gewapend, vermilitariseerd, opgehitst. Hij heeft de wildste instincten gewekt en gevoed. Een zo bewerkt volk is een gevaar voor ieder. Ook voor Mussolini zelf. Stijgt de binnenlandse nood, neemt werkloosheid en armoede toe, groeien de financiële moeilijkheden – dan kon het volk in opstand komen tegen het fascisties regiem zelf. En daaróm moet Mussolini de aandacht afleiden in een buitenlands avontuur, moet hij een uitlaat zoeken voor de opgehoopte spanning, moet hij de crisis bezweren door de schijnbloei van een oorlog, die tenslotte de ineenstorting mee brengt. Of heeft Mussolini nog de vage hoop, dat een overwinning hem uit alle moeilijkheden redden zal, zijn crediet zal versterken, zijn regiem zal behoeden voor den val?
Ook zonder de zekere tegenwerking van Engeland –dat de Abessiniërs zal steunen– moet Mussolini’s onderneming hopeloos worden geacht. De daad van een man, die het vervallen kapitalisme niet kan overeind zetten, die, om niet aan de voortvretende crisis kapot te gaan, als een waanzinnige rond zich slaat.
Want zo is het kapitalisme in dit tijdsgewricht een catastrofale, zelfvernietigende en cultuurverwoestende macht, die de mensheid dreigt mee te slepen in ondergang en ellende.
Wat te doen?
Het is voor ieder duidelijk, dat de militaire toebereidselen der Engelsen, de mobilisatie der vloten en het versterken van Gibraltar, Malta, Egypte en Palestina, de mogelijkheid van een conflict en daarmee de kans op een wereldoorlog, doen stijgen. Immers: komt het tot een krijg, dien Engeland zal voeren als “Volkenbondsoorlog”, dan is de gunstigste gelegenheid voor de Duitsers aangebroken‚ om hun wensen in Midden-Europa te verwezenlijken. Dan kan Oostenrijk ingelijfd bij Duitsland, wellicht ook Littauen – dan kan Tsecho-Slovakije verdeeld onder Duitsland, Polen en Hongarije … Een nieuw centraal-Europees verbond is in de maak, dat Duitsland, Oostenrijk, en Polen zal omvatten. Maar de vernietiging van Tsecho-Slovakije, dat militair verdedigende verbonden heeft gesloten met Frankrijk en Rusland, betrekt ook deze landen, die ook uit zelfbehoud zullen opkomen tegen het Duitse gevaar in den oorlog! En in het Oosten maakt nu reeds Japan zich op, verdere delen van China, en nieuwe eilanden in de Stille Zuidzee, te bezetten …
–EINDE–