Malatesta, Errico - Tactische zaken (1892)

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan mogelijk weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de ingebouwde browser printfunctionaliteit.


Tactische zaken

Door Errico Malatesta

Originele titel:

Verschenen: 1892

Bron: 'Tactical Matters', The Method of Freedom, AK Press, 2014; La Révolte 6, No. 3, 1892

Vertaling: uit het Engels door Tommy Ryan


De vertaling is licht bewerkt om de leesbaarheid en begrip van de tekst te verbeteren.


Deze tekst van is onderdeel van een debat over organisatie door onder andere Amilcare Pomati waar Malatesta zich ook in mengde. Pomati had als aanhanger van een anti-organisatorische tendens de opvatting dat anarchisten, wanneer bijvoorbeeld actief binnen de vakbond, hun anarchistische identiteit zouden verliezen en dit hun focus zou vertroebelen. Malatesta regeert hier op.


Tactische zaken

Het punt is het maken van propaganda; onze ideeën overbrengen op de massa; de arbeiders ertoe aan te zetten dat zij het heft in eigen hand nemen, ze weg te drijven van de politiek en ze te overtuigen dat zij zich alleen door de onteigening en afschaffing van de politieke macht kunnen emanciperen[…].

Het punt is dat we ons niet tevredenstellen met het aristocratische genoegen te weten of denken te weten dat we de waarheid in pacht hebben. Wij willen dat de revolutie gemaakt wordt door de mensen voor de mensen. We menen dat een revolutie gemaakt door een partij, zonder deelname van de massa, zelfs als het vandaag mogelijk zou zijn, enkel zou leiden tot het overnemen van de macht door die partij – wat op geen enkele manier een anarchistische revolutie zou zijn.

Dus willen we, voor zover het mogelijk is vandaag de dag, de massa overtuigen van onze ideeën. En om dit te bereiken moeten we ons op elk moment onder de massa bevinden, met hen en voor hen meevechten en mee leiden. Toen één of andere kameraad in La Tribuna dell’Operaio zei dat we ons moeten betrekken in de arbeidersorganisaties en dat we deze, op plekken waar deze niet bestaan, moeten opzetten om onze ideeën daarna te verspreiden, stelde hij eenvoudigweg een vanzelfsprekendheid voor – een ware banaliteit. Als we er op uit zijn om de arbeiders die geen anarchist zijn bij elkaar te brengen, om ons vervolgens op hen te richten met onze propaganda, kunnen we moeilijk verwachten dat zij anarchist zijn geworden voordat wij hen bij elkaar brengen. Pomati is van mening dat hij anarchisten nog nooit zo ver heeft zien gaan. Ik stel echter, dat we de afgelopen twintig jaar, sinds de dagen van de Internationale[1], nooit iets anders hebben gedacht of gezegd. En hoewel er tijden waren waarin we onszelf ver van de massa verwijderd zagen en het veld vrij lieten voor de legalisten[2], waren hier vele redenen voor; vooral de vervolging door de staat, welke ons van tijd tot tijd uitschakelde. Het was echter nooit een bewuste keuze vanuit onze kant. Het tegendeel zelfs: we hebben zulke periodes altijd als een grote nederlaag gezien welke we zouden moeten wreken.

Laten we elkaar goed begrijpen. Binnen anarchistische groepen, waar we diegenen verzamelen die ons steunen en waarbinnen we tot overeenstemming komen over hoe onze inspanningen het effectiefst zijn, willen we alleen anarchisten. We willen ons zelfs alleen begeven onder anarchisten wiens denken en sentimenten in harmonie zijn met die van onszelf, en alleen een groep blijven zolang deze in harmonie bestaat. Maar buiten deze groepen, als het gaat over het maken van propaganda en het verzilveren van publieke opstand, streven we ernaar om in alle richtingen contact te maken en om alle bruikbare middelen in te zetten om de massa te mobiliseren, hen te onderwijzen in de revolte, en onszelf elke mogelijkheid te verschaffen om over het socialisme en de anarchie te spreken.

Ik bedoel daarmee alle middelen die niet in contradictie zijn met het doel dat we onszelf gesteld hebben – dat lijkt me duidelijk. We zouden ons bijvoorbeeld niet in de zaken van politieke partijen of religieuze facties moeten mengen, behalve om ze te confronteren en ze proberen op te breken; maar we kunnen en zouden altijd moeten proberen de massa te organiseren om zich te verzetten tegen kapitaal en regering. En wanneer zoiets niet te bereiken is, waar het harde werk hen gevangen heeft in isolatie en brutaliteit, zouden we er goed aan doen als we, in de zoektocht naar een alternatief, zelfs zouden terugvallen op dans- en muziekverenigingen als een manier om de jeugd te activeren in hun sociale leven en om ons een publiek te vinden. We kunnen de misvatting van hen die menen dat emancipatie te bereiken valt door middel van coöperatieven of stakingen niet bevestigen. Maar we zouden onder de arbeiders moeten zijn als we de tegenslagen die zij incasseren door de collaborateurs tot ons voordeel willen maken. We moeten de neiging tot bourgeoisificatie bestrijden en, als we de intentie hebben om de zaden van revolte te doen groeien, te vinden moeten zijn binnen elke staking.

We betogen dat overeenkomst, associatie en organisatie wetten zijn die het leven sturing geven en de sleutel zijn tot kracht – zowel vandaag als na de revolutie. Dit is het doel waarvoor wij ons zo goed als we kunnen organiseren met gelijkgestemden. Maar we willen ook de massa georganiseerd zien, zo breed mogelijk. En dat zou moeten gelden voor iedereen die in de revolutie een ander doel ziet dan een greep naar de macht voor zichzelf of die van een partij.

Morgen kan tenslotte enkel uit vandaag voortkomen – en als iemand morgen succes probeert te behalen, moeten de voorwaarden van dit succes vandaag voorbereid worden.

Nu zou het me eigenlijk niets kunnen schelen als de legalisten stellen dat wij, als we spreken over organisatie, geen anarchisten zouden zijn. Ze gedragen zich als de bourgeoisie wanneer ze geconfronteerd worden door een ware anarchist (dat wil zeggen, een mens[4] van moed en gezond verstand), zeggende en misschien zelfs gelovende dat anarchisten wilden en bruten zijn, en schreeuwen “Maar deze kerel is geen anarchist!” Twee of drie jaar geleden aapten de Italiaanse legalisten de Duitse nog na, en achtten het noodzakelijk te stellen dat anarchisten enkel burgerlijke vrijhandelaars waren die privé-eigendom, competitie van bedrijven etc. respecteren. Toen we daarop antwoordden dat anarchisten de bitterste en meest rationele vijanden van het bourgeois individualisme, en de enige echte socialisten zijn, was het antwoord dat we dan geen anarchisten waren. Waar moet je dan nog heen?

De gedachten die ik hier overigens uitspreek zijn niet enkel de mijne. Ze zijn de overtuiging van de overgrote meerderheid van de anarchisten. Pomati geeft dit toe met zijn spijtbetuiging voor hun “betreurenswaardige impact” in Italië en, boven alles, Spanje. Deze ideeën zijn, tenzij ik het mis heb, ook de overheersende opvatting binnen de redactie van La Révolte. Het kostte de volledige inspanning van bepaalde figuren, die zichzelf de “vijanden van de personificatie” noemen, en die geobsedeerd zijn om iets dat één van de grootste stromingen binnen de anarchistische beweging representeert, toe te bedelen aan een hand vol individuen. Ach, we zouden hen net zo goed kunnen zeggen: ontdoe je van de individuen.

Vriendelijke groet en voor de anarchie,


E. Malatesta

Voetnoten

[1] Internationale Arbeiders Associatie

[2] Mensen die binnen het systeem willen werken

[3] Daar waar ‘man’ stond is dit veranderd in mens.