Martin,Brian - Sociale defensie, sociale verandering: verschil tussen versies

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
[[Categorie:Nalezen]]  [[Categorie:Vormgeven]]
[[Bestand:Martin,_Brian_-_Sociale_defensie,_sociale_verandering.pdf]]
[[Bestand:Martin,_Brian_-_Sociale_defensie,_sociale_verandering.pdf]]
SOCIALE DEFENSIE, SOCIALE VERANDERING
Brian Martin
Vooral de aandacht voor het praktische van sociale verandering maakt deze tekst
interessant. Ook de openheid en de lage drempel lijken mij een mooie les voor de
anarchistische beweging. Anderzijds is het ook zo dat er inhoudelijk nog een stevige
discussie moet worden gevoerd rond de haalbaarheid van een ‘geweldloze’ strategie.
Veel anarchisten geloven hier niet in (uit gemakzucht –kleine groepjes maken harde
actie nodig en elke poging de brede lagen van de bevolking overbodig of zelfs
gevaarlijk-, uit romantiek of met de ‘krachten van de reactie’ als argument).
Anderzijds zijn het anarchisten die als grondleggers worden genoemd van de theorie.
Wat er ook van zij lijkt me het concept ‘sociale defensie’ in een perspectief van
sociale verandering het fundament van een anarchistisch project: de ‘revolutie’ die
anarchisten voor zich zien is ten allen tijde een ‘sociale revolutie’ (dit in tegenstelling
tot de ‘politieke revoluti’e, die beter gedefinieerd kan worden als ‘staatsgreep’, dit op
zijn beurt in tegenstelling tot ‘militaire staatsgreep’). Het gaat er immers om het
sociaal weefsel in die mate te herstellen dat het weerbaar wordt tegen ‘agressie’. De
discussie over het al dan niet gebruiken van geweld is in die zin irrelevant: we kunnen
het erover eens zijn dat minder geweld altijd beter is (zoals Ghandhi al zei: ‘Als ik
moet kiezen dus geweld of geen geweld kies ik geen geweld; als ik moet kiezen tussen
geweld of inefficiëntie, kies ik geweld). De organisatiedoelstellingen en –methodes die
de basis van de beweging uitmaken blijven identiek.
“Sociale defensie is de geweldloze weerstand die een gemeenschap biedt tegen
agressie, als alternatief voor militaire verdediging. Het is gebaseerd op wijdverbreid
protest, overtuiging, niet-medewerking en interventie die zich tegenover militaire
agressie of politieke repressie stelt. Het gebruikt methodes als boycots, actieve
ongehoorzaamheid, stakingen, demonstraties en het opzetten van alternatieve
instituten.
Het definiëren van iets is een politieke handeling en het loont de moeite naar deze
definitie van sociale defensie te kijken als geweldloze weerstand die een gemeenschap
biedt tegen agressie, als alternatief voor militaire verdediging’. Deze definitie stelt dat
de weerstand een weerstand is die van de gemeenschap komt en niet van de natie, die
meestal het kader is voor militaire verdediging en voor veel ideeën en geschriften
over sociale defensie. In mijn optiek zou de nadruk moeten liggen op de
gemeenschappen die zichzelf en elkaar verdedigen. Soms zullen die gemeenschappen
naties zijn, maar vaak ook niet.
Sommige activisten verkiezen de sociale defensie te definiëren als geweldloze
weerstand van gemeenschappen tegen agressie of onderdrukking’, daarbij insluitend
verdediging tegen militaire agressie, tegen het door regeringen onderdrukken van
lokale gemeenschappen en tegen geweld van mannen op vrouwen. Sociale
verdediging zou in deze visie moeten worden gezien als geweldloze verdediging van
de vitale elementen van de samenleving –inclusief mensenrechten, lokale autonomie
en participatie- tegen alle onderdrukkende krachten.
Ik herken me in de gevoelens die achter deze bredere oriëntatie schuilgaan. Ik denk
echter tegelijkertijd dat het beter is sociale verdediging te definiëren als een alternatief
voor militaire defensie en pas daarna de linken te leggen met andere strijden tegen
onderdrukking. (…)
Jaren terug werd sociale verdediging soms ‘passief verzet’ genoemd. Die term geeft
de misleidende indruk dat geweldloosheid passief zou zijn. De kern van sociale
verdediging is echter geweldloze actie en dat betekent stakingen, verbroedering en het
opzetten van alternatieve instituten. Er kunnen ook offensieve maatregelen worden
genomen, zoals communicatie om de internationale en nationale steun voor de
agressie te ondermijnen. Sociale verdediging betekent niet dat je er gewoon bij gaat
zitten en accepteert wat de agressor oplegt.
Sociale verdediging en de belangrijkste alternatieve termen ervoor houden het woord
‘verdediging’ in. Ironisch genoeg geeft dit een te nauw beeld van waar het allemaal
over zou kunnen gaan. Het probleem zit in het eufemisme ‘militaire verdediging’.
Militaire machten zijn voor oorlog ontworpen. Overheidsdepartementen voor oorlog
veranderden hun naam in departementen voor verdediging om de associatie met
moord en vernietiging te vermijden. ‘Verdediging’ of ‘defensie’ klinkt veel
vriendelijker dan ‘oorlog’, ‘de militairen’ of zelfs ‘het leger’.
Geweldloosheid heeft het omgekeerd probleem: het klinkt veel mensen zwak in de
oren. Sociale verdediging klinkt puur defensief. Dat is de reden waarom het soms
nuttig is om over sociaal offensief te spreken.
Problemen met militaire verdediging:
(…)
Verminderde democratie:
Militaire machten zijn gebaseerd op hiërarchie en gehoorzaamheid. Ze trainen mensen
om op bevel te doden. Dat is onverenigbaar met gelijkwaardigheid, dingen in vraag
stellen, wederzijds respect en dialoog die helpen bij het bevorderen van een
democratische samenleving. De invloed van militaire systemen verhindert of verijdelt
vaak een grotere participatie in de rest van de samenleving.
(…)
Methodes die bij sociale defensie gebruikt worden:
Gene Sharp, bekend onderzoeker van geweldloze actie identificeerde 198
verschillende types van geweldloze actie en heeft van elk voorbeelden gegeven. Sharp
onderscheidt de methodes van geweldloze actie in drie categorieën: symbolische
actie, niet-medewerking en interventie & alternatieve instituten.
Symbolische acties:
Formele aankondigingen (speeches, brieven, petities);
slogans, pamfletten, spandoeken;
betogingen, protestmarsen, wakes, piketten;
het dragen van symboelen van verzet (zoals de paperclips die Noren droegen
tijdens de Nazi-bezetting)
bijeenkomsten, ‘teach-ins’.
Niet-samenwerking:
Sociale boycots, blijf-thuis;
boycots door consumenten, producenten, handelaars; embargo’s;
stakingen, banvloek, stiptheidsacties, ziekteverzuim;
weigering belastingen of schulden te betalen, terugtrekken van
bankrekeningen;
het boycotten van overheidsinstellingen;
ongehoorzaamheid, uitvluchten en vertragingen;
voorgewende onbekwaamheid (‘misverstanden’, ‘vergissingen’).
Interventie & alternatieve instituten:
Vasten (hongerstaking, dorststaking);
sit-ins, niet-gewelddadige obstructie en bezetting;
vernietigen van informatie en archieven;
uitbouwen van parallelle organisaties voor politiek, media, trasport, sociale
zekerheid, gezondheidszorg en vorming.
(…)
Hoe het idee van sociale defensie ontwikkelde:
Het idee van geweldloos verzet tegen agressie kan teruggevoerd worden tot een aantal
schrijvers waaronder Henry David Thoreau, Leo Tolstoy, Elihu Burritt (een Christen
pacifist), William James en Bertrand Russell. De campagnes die door Gandhi geleid
werden in Zuid-Afrika en India waren belangrijk voor de ontwikkeling van het idee
van een geweldloos alternatief voor oorlog. Gandhi zelf begon de verdediging door
geweldloos verzet rond 1930 te promoten. Een aantal schrijvers werden door Gandhi
geïnspireerd en ontwikkelden zijn ideeën. In de jaren ’30 waren onder de voorstanders
van een geweldloos vervangingsmiddel voor oorlog onder meer Richard Gregg, Bart
de Ligt, Kennth Boulding, Jessie Wallace Hughan en Krishnalal Shridharani.
(…)
Revolutionaire sociale defensie:
Een revolutie kan worden gedefinieerd als een snelle grondige transformatie van
sociale sleutelstructuren in een samenleving, zoals de staat en klassenstructuren, en
dat verbonden aan een massale revolte van onderop. Een militaire staatsgreep is geen
revolutie omdat de kanalen waarlangs de politieke en economische macht worden
uitgeoefend onveranderd blijven. Aan de andere kant veranderden de onder meer
Franse, Russische, Chinese en Iraanse revoluties zowel het hele kader van de
economische relaties als het politieke leiderschap.
De frase ‘revolutionaire sociale defensie’ heeft twee aspecten. Ze refereert naar het
gebruik van sociale defensie in een potentieel revolutionaire situatie, bijvoorbeeld om
een belangrijke verandering in de sociale relaties te verdedigen. Ze refereert ook naar
de intrinsiek revolutionaire trekken die sociale defensie zelf heeft: een vervanging van
het militair complex door populaire geweldloze actie betekent dat de staat niet langer
kan bouwen op een monopolie op het gebruik van ‘legitiem’ geweld. Vandaar wordt
het overleven van de staat en van de sociale instituten die door haar beschermd
worden als privaat bezit en bureaucratisch privilege bedreigd. De introductie van
sociale defensie is niet onmogelijk zonder een uitdaging aan en de vervanging van de
belangrijkste instituten die op dit ogenblik uiteindelijk worden beschermd door
geweld, maar dat laatste is zeker een optie.
(…)
Enkele implicaties:
1. De sleutel tot sociale defensie zou best wel eens haar banden kunnen zijn met die
sociale bewegingen die het potentieel hebben de revolutionaire verandering in de
sociale structuren te promoten. Belangrijkst zijn de bewegingen die een uitdaging of
alternatief vormen voor militaire en overheidsmacht, in het bijzonder de bewegingen
voor verschillende vormen van participerende democratie en arbeiderscontrole. Die
categorie omvat anarchistische groepen, de sarvodaya-beweging en delen van de
feministische-, vrede- en milieubewegingen, en de groene beweging in het algemeen.
Geen van deze groepen lijkt heden ten dage het potentieel te hebben die verandering
op korte termijn tot stand te kunnen brengen, maar schijn kan bedriegen. De
gebeurtenissen in Oost-Europa in 1989 suggereren de mogelijkheden.
(…)
Misschien is de eerste stap simpelweg de basis te leggen voor de snelle uitbreiding
van geweldloze actie; als een gepaste gelegenheid zich voordoet kan het sociale
leerproces extreem snel gaan. Dit kan ondersteund worden als zelfs een klein aantal
toegewijde individuen informatieschema’s hebben voorbereid, de organisatorische
methodes en beslissingsmodellen hebben uitgetest en communicatiekanalen hebben
georganiseerd.
2. In sommige omstandigheden kan het overleven van sociale defensie afhangen van
de bekwaamheid en bereidheid in sociaal offensief te gaan en het overeenkomstig
gebruik van geweldloze technieken in te zetten tegen de potentieel agresserende
regimes. Dit veronderstelt een ietwat andere oriëntatie dan het gebruikelijke concept
van sociale defensie die erop gericht is iemands eigen samenleving voor te bereiden
op de verdediging tegen aanvallen van buitenaf.
(…)
Sociaal offensief is qua vorm niet zo verschillend van veel activiteiten die dagelijkse
routine zijn. Telefoonberichten, radio-uitzendingen, bezoekers, diplomatieke relaties
en commerciële transacties zijn allen normale manieren voor interactie tussen landen
en tussen groepen en individuen binnen die landen. Sociaal offensief geeft er gewoon
een andere inhoud aan. Net als alle andere interactie is sociaal offensief niet immuun
voor misbruik, wat het duidelijkst te zien is in de vorm van cultureel imperialisme.
Niettemin is het gebaseerd op actie waarbij geweldloze methoden worden gebruikt,
wat toch heel anders is dan bij een militair offensief.
3. De introductie van sociaal offensief kan gepaard gaan met het extensief direct
ontwapenen door populaire actie. Dit betekent het onklaar maken van alles gaande
van geweren en tanks tot intercontinentale ballistische raketten. Het veronderstelt niet
veel kennis om kogels uit een geweer te halen of computers onklaar te maken maar in
sommige gevallen zijn kennis en voorzichtigheid geboden voor directe ontwapening.
4. Het promoten van sociale defensie mag niet het voorrecht zijn van één bepaalde
groep of stroming. Hoewel ik hier een scenario heb voorgesteld voor de
revolutionaire toepassing van sociale defensie is dat niet de enige of onvermijdelijk de
meest plausibele manier waarop sociale defensie zal worden geïmplementeerd.
(…)
Wetenschap en technologie voor niet-gewelddadige strijd:
(…)
Sociale defensie van de andere kant, is een alternatief voor oorlog dat een belangrijke
rol heeft weggelegd voor wetenschappers en technici. Het is nuttig een aantal
verschillende velden te beschouwen.
Industrie:
Vaak is het één van de belangrijkste doelstellingen van de agressor de controle over
de industrie over te nemen. Daarom is het voor managers en/of arbeiders belangrijk de
productie te kunnen stilleggen. Dat was zeker het doel van veel verzetslui tegen de
Nazi’s in bezet Europa van 1939 tot 1945. Maar wat als de agressors de arbeiders
martelen of hun gezinnen hen dwingen de productie gaande te houden? Eén oplossing
is de productiesystemen zo te ontwerpen dat ze vitale onderdelen bevatten die bij
defect moeilijk te vervangen zijn. Vervangingsonderdelen kunnen op een veilige
plaats, zoals een ander land, bewaard kunnen worden. Marteling zou zinloos worden.
In sommige industrieën kan het een betere strategie zijn de productie te
decentraliseren zodat het voor een agressor moeilijk wordt de controle zomaar over te
nemen. Het kan nuttig zijn voor kleinschalige bedrijven te kiezen waarbij het
mogelijk is ze snel te ontmantelen maar ook ze snel terug bruikbaar te maken.
Aan de andere kant kan een agressor er in sommige gevallen voor kiezen de
industriële faciliteiten te vernietigen om op die manier de bevolking te onderwerpen.
In dergelijke gevallen zou het belangrijk zijn systemen te ontwikkelen die resistent
zijn tegen sabotage van buitenstaanders.
(…)
Voedsel, energie, onderdak, transport:
Tegen een meedogenloze agressor wordt simpelweg overleven heel belangrijk.
Basisvoorzieningen moeten worden onderhouden. Gezien het feit dat sommige
agressors geprobeerd hebben een bevolking te onderwerpen door haar uit te hongeren,
is het belangrijk hierop voorbereid te zijn.
Grootschalige monoculturen zijn kwetsbaar. Een weerbaarder voedselsysteem zou
vele lokale tuinen en voedseldragende bomen omsluiten. Relevante research hierover
kan gebeuren op vlak van zaadvariëteiten die een gebrek aan pesticiden en bemesting
kunnen verdragen, voedzame diëten van wilde inboorlingen (sic, Vanhandsaeme) en
methoden voor lange termijnbewaring van voedsel. Veel fundamenteel werk hierover
is door de beweging rond permacultuur gedaan.
Gecentraliseerde energievoorraden zoals krachtcentrales zijn zeer kwetsbaar.
Kleinschalige hernieuwbare energiesystemen zijn veel weerbaarder. Samen met de
voortzetting van lopende studies van deze systemen moet hier gezocht worden naar
systemen die kunnen worden onderhouden bij een vijandige actie. Gemakkelijk
repareerbare systemen zijn te verkiezen. Gelijkaardige overwegingen gaan op voor
onderdak en transport.
Gezondheid:
Sociale defensie is gebaseerd op geweldloze actie door de verdedigers, maar er kan
nog steeds geweld gebruikt worden door de agressors. In de intifada zijn bijvoorbeeld
veel ongewapende Palestijnen ernstig verwond of gedood door Israëlische troepen.
(Veel voorstanders van sociale defensie zijn van mening dat niet-gewelddadigheid
van de ene kant de waarschijnlijkheid of de ernst van het geweld aan de andere kant
verkleinen.)
In een dergelijke situatie wordt het belangrijk dat er geneesmiddelen en medische
technieken zijn die gemakkelijk kunnen worden gebruikt door niet-specialisten. Er
moeten strategieën zijn om de gezondheid te onderhouden in een context van
bezetting, voedseltekort, avondklok, pesterijen en andere gebeurlijkheden. Net zoals
fysieke gezondheid is psychologisch welzijn van levensbelang.
Het is eveneens nuttig te kunnen vaststellen of er marteling is begaan en dat op een
gezaghebbende manier te kunnen aantonen aan een groot publiek. Het geweld van de
tegenstander aantonen is een heel krachtige techniek.
Communicatie:
Er is een resem belangrijke velden waarbinnen computers en communicatie
ontwikkelingswaard zijn voor sociale defensie: niet stoorbare uitzendsystemen,
goedkope en handige kortegolfradio’s, miniatuur videorecorders, gecodeerde of
verborgen boodschappen via computers, telefoon en radio; manieren om informatie in
computers te vernietigen of te verbergen. Sommige relevante systemen bestaan maar
zijn niet bij het ruime publiek bekend of gemakkelijk verkrijgbaar.
De psychologie van de agressors en weerstanders heeft ook aandacht nodig. Studies
naar de psychologie van gehoorzaamheid en verzet moeten gericht worden op
inzichten die eenvoudig leerbaar zijn en door mensen kunnen worden gebruikt.
(…)
Telecommunicatie voor niet-gewelddadige strijd.
(…)
Aanbevelingen:
Zelfs met de hedendaagse stand van zaken op vlak van technologie en het bewustzijn
van mensen kan telecommunicatie een belangrijk onderdeel zijn van nietgewelddadige
weerstand tegen agressie en repressie. Maar er zijn ook manieren om de
effectiviteit hiertoe van telecommunicatie te verhogen. We sommen hier vijf
categorieën op:
*Bewust worden van mogelijkheden nu:
Op dit ogenblik zijn mensen vrij goed in staat de bestaande telecommunicatie te
gebruiken om zich te verzetten tegen een repressief regime. Mensen moeten bewust
gemaakt worden van hun eigen capaciteiten.
Als de massamedia van televisie, mainstream radio en grote kranten overgenomen
worden zijn er nog steeds een resem mogelijkheden voor onafhankelijke
communicatie. Het telefoonsysteem ligt het meest voor de hand. Mensen moeten er
zich van bewust worden dat slechts een klein deel van de telefoons op een effectieve
manier kunnen worden in de gaten gehouden. Diegenen die het meest risico lopen in
de gaten te worden gehouden moeten zich bewust worden van de mogelijkheid andere
telefoons te gebruiken.
Diegenen die toegang hebben tot computernetwerken moeten bewust gemaakt worden
van het potentieel voor communicatie. Dat omsluit mensen die voor banken,
universiteiten en grote bedrijven werken. Gelijklopend kunnen radioamateurs bewust
worden gemaakt van het cruciale belang dat hun technologie heeft.
Technici in vitale gebieden als televisie-uitzendingen of computernetwerken moeten
zich bewust zijn van de manier waarop ze kunnen helpen de communicatie te
onderhouden tussen diegenen die zich tegen de repressie verzetten.
*Bestaande technologie leren gebruiken.
(…)
*Voorbereiding op het gebruik in crisismomenten.
(…)
*Technologie ontwerpen.
(…)
*De samenleving organiseren.
(…)
Naar een resistent politiek systeem:
(…)
Eerder dan gewoon te proberen sociale defensie in de bestaande politieke systemen te
integreren is er een parallelle inspanning nodig om alternatieve politieke structuren te
verkennen die kunnen dienen om sociale defensie sterker te maken en die ook op
zichzelf wenselijk zijn. Hiërarchische systemen zijn inherent kwetsbaat voor
overname door interne of externe agressors. Niet-hiërarchische systemen zijn beter.
Kleinere eenheden, gefedereerde systemen met vertegenwoordiging, consensus en
‘demarchie’ (waarbij door toeval aangeduide mensen beslissingen nemen voor het
collectief, Vanhandsaeme) hebben elk hun voor- en nadelen. Elk is het waard verder
te worden verkend.
Een niet-hiërarchisch systeem is geen voorwaarde voor sociale defensie. Als dat zo
was zou sociale defensie inderdaad een verre droom zijn. Anderzijds is het evenmin
zo dat sociale defensie een voorwaarde is voor een niet-hiërarchisch systeem. Het is
veeleer zo dat het zinvol is tegelijk in de richting van de twee alternatieven te werken.
Campagnes voor niet-hiërarchische politieke alternatieven kunnen een nietgewelddadige
defensiepolitiek voeren, en campagnes voor sociale defensie kunnen
methodes voor participerend beslissingsmethoden gebruiken. Tot dusver zijn alle
pogingen op deze beide vlakken klein genoeg om nog met consensus in kleine groep
te werken. De uitdaging is de alternatieven te ontwikkelen om in staat te zijn om te
gaan met massale participatie. Als sociale defensie ooit een massabeweging en een
praktische realiteit wordt moet het een beslissingsmethode insluiten die daarmee
compatibel is: een participerende methode. Anders wordt ze naar alle
waarschijnlijkheid ondermijnd door dezelfde krachten die ze wilde overwinnen.
Naar een weerbaar economisch systeem:
(…)
Egalitaire economie:
Laat ons beginnen met de algemene kenmerken van een economisch systeem dat
effectief ons streven naar sociale defensie zou ondersteunen. Het is waardevol hier na
te denken over radicale veranderingen in het huidige systeem. Maar het doel is niet
een Utopia te ontwerpen dat een voorwaarde wordt voor sociale defensie. Het is
eerder zo dat het specifiëren van de onderdelen van zo’n radicaal veranderde
economie ons een manier van denken biedt over de richtingen waarin onze
initiatieven nu kunnen gaan. Hier zijn een aantal van die onderdelen:
*Lokale voorziening van goederen en diensten. Dat maakt het moeilijker voor welke
groep dan ook centrale controle uit te oefenen via de economie.
*Lage afhankelijkheid van hooggespecialiseerde arbeid. Dat maakt het moeilijker
voor welke groep dan ook centrale controle uit te oefenen via dwang of recuperatie
van een kleine groep geschoolde arbeiders.
*Samenwerking. Mensen zouden kennis, vaardigheden, arbeid en goederen delen om
het economisch welzijn te maximaliseren. Met een coöperatieve economie wordt het
veel moeilijker voor welke groep dan ook om te ‘verdelen en heersen’.
*Collectieve voorzieningen. Dit betekent dat goederen en diensten geleverd worden
aan groepen zodat iedereen er kan van genieten, eerder dan dat er geleverd wordt aan
individuen volgens hun mogelijkheid te betalen. Publieke bibliotheken, wegen en
publieke parken zijn voorbeelden van collectieve voorzieningen. Dit systeem zou
grotendeels kunnen worden uitgebreid naar gebieden als telecommunicatie, uitrusting
voor bouwwerken en landbouw, en zelfs voedsel. Collectieve voorzieningen
verminderen de kansen om verdeeld en overheerst te worden, er van uitgaand dat de
controle over de voorzieningen lokaal ligt en gedecentraliseerd is.
*Benaderen van gelijkwaardig. Het distributieprincipe zou moeten zijn ‘voor elk
volgens de mogelijkheid, voor elk volgens de nood’. Bekwaamheid, privilege of
macht zouden geen basis mogen zijn om grotere materiële welvaart op te eisen. De
motivatie om aan het economisch systeem deel te nemen zou de voldoening en de
solidariteit moeten zijn en niet overleven en status. In zo’n egalitaire economie is de
kans veel groter dat mensen samenwerken tegen bedreigingen.
Om deze lijst van onderwerpen af te sluiten die zo tegengesteld zijn al de
conventionele kapitalistische economie is het nodig op te merken dat de aanwezigheid
van een staat in dit alternatief systeem een groot risico inhoudt. (…)
Coöperatieve overeenkomsten.
(…)
Gandhiaanse economie:
Er is uitgebreide literatuur verschenen over Gandhiaanse economie. Het model is
opgebouwd rond een lokale zelfvoorziening op het niveau van een dorp. De volgende
uitgangspunten worden aangenomen:
*zelfvoorziening van de gemeenschap en wederzijdse samenwerking;
*broodarbeid (vrijwillige fysieke arbeid in dienst van anderen)
*geen bezit (geen eigendom van dingen die niet persoonlijk nodig zijn)
*’boedelbeheerderschap’ (goederen en diensten worden voor het welzijn van
allen aangewend)
*geen uitbuiting (terugschroeven van privileges)
*gelijkwaardigheid.
Demarchie:
(…)”
(Martin, 1993)

Versie van 14 mrt 2016 19:51


Bestand:Martin, Brian - Sociale defensie, sociale verandering.pdf

SOCIALE DEFENSIE, SOCIALE VERANDERING Brian Martin Vooral de aandacht voor het praktische van sociale verandering maakt deze tekst interessant. Ook de openheid en de lage drempel lijken mij een mooie les voor de anarchistische beweging. Anderzijds is het ook zo dat er inhoudelijk nog een stevige discussie moet worden gevoerd rond de haalbaarheid van een ‘geweldloze’ strategie. Veel anarchisten geloven hier niet in (uit gemakzucht –kleine groepjes maken harde actie nodig en elke poging de brede lagen van de bevolking overbodig of zelfs gevaarlijk-, uit romantiek of met de ‘krachten van de reactie’ als argument). Anderzijds zijn het anarchisten die als grondleggers worden genoemd van de theorie. Wat er ook van zij lijkt me het concept ‘sociale defensie’ in een perspectief van sociale verandering het fundament van een anarchistisch project: de ‘revolutie’ die anarchisten voor zich zien is ten allen tijde een ‘sociale revolutie’ (dit in tegenstelling tot de ‘politieke revoluti’e, die beter gedefinieerd kan worden als ‘staatsgreep’, dit op zijn beurt in tegenstelling tot ‘militaire staatsgreep’). Het gaat er immers om het sociaal weefsel in die mate te herstellen dat het weerbaar wordt tegen ‘agressie’. De discussie over het al dan niet gebruiken van geweld is in die zin irrelevant: we kunnen het erover eens zijn dat minder geweld altijd beter is (zoals Ghandhi al zei: ‘Als ik moet kiezen dus geweld of geen geweld kies ik geen geweld; als ik moet kiezen tussen geweld of inefficiëntie, kies ik geweld). De organisatiedoelstellingen en –methodes die de basis van de beweging uitmaken blijven identiek. “Sociale defensie is de geweldloze weerstand die een gemeenschap biedt tegen agressie, als alternatief voor militaire verdediging. Het is gebaseerd op wijdverbreid protest, overtuiging, niet-medewerking en interventie die zich tegenover militaire agressie of politieke repressie stelt. Het gebruikt methodes als boycots, actieve ongehoorzaamheid, stakingen, demonstraties en het opzetten van alternatieve instituten. Het definiëren van iets is een politieke handeling en het loont de moeite naar deze definitie van sociale defensie te kijken als geweldloze weerstand die een gemeenschap biedt tegen agressie, als alternatief voor militaire verdediging’. Deze definitie stelt dat de weerstand een weerstand is die van de gemeenschap komt en niet van de natie, die meestal het kader is voor militaire verdediging en voor veel ideeën en geschriften over sociale defensie. In mijn optiek zou de nadruk moeten liggen op de gemeenschappen die zichzelf en elkaar verdedigen. Soms zullen die gemeenschappen naties zijn, maar vaak ook niet. Sommige activisten verkiezen de sociale defensie te definiëren als geweldloze weerstand van gemeenschappen tegen agressie of onderdrukking’, daarbij insluitend verdediging tegen militaire agressie, tegen het door regeringen onderdrukken van lokale gemeenschappen en tegen geweld van mannen op vrouwen. Sociale verdediging zou in deze visie moeten worden gezien als geweldloze verdediging van de vitale elementen van de samenleving –inclusief mensenrechten, lokale autonomie en participatie- tegen alle onderdrukkende krachten. Ik herken me in de gevoelens die achter deze bredere oriëntatie schuilgaan. Ik denk echter tegelijkertijd dat het beter is sociale verdediging te definiëren als een alternatief voor militaire defensie en pas daarna de linken te leggen met andere strijden tegen onderdrukking. (…) Jaren terug werd sociale verdediging soms ‘passief verzet’ genoemd. Die term geeft de misleidende indruk dat geweldloosheid passief zou zijn. De kern van sociale verdediging is echter geweldloze actie en dat betekent stakingen, verbroedering en het opzetten van alternatieve instituten. Er kunnen ook offensieve maatregelen worden genomen, zoals communicatie om de internationale en nationale steun voor de agressie te ondermijnen. Sociale verdediging betekent niet dat je er gewoon bij gaat zitten en accepteert wat de agressor oplegt. Sociale verdediging en de belangrijkste alternatieve termen ervoor houden het woord ‘verdediging’ in. Ironisch genoeg geeft dit een te nauw beeld van waar het allemaal over zou kunnen gaan. Het probleem zit in het eufemisme ‘militaire verdediging’. Militaire machten zijn voor oorlog ontworpen. Overheidsdepartementen voor oorlog veranderden hun naam in departementen voor verdediging om de associatie met moord en vernietiging te vermijden. ‘Verdediging’ of ‘defensie’ klinkt veel vriendelijker dan ‘oorlog’, ‘de militairen’ of zelfs ‘het leger’. Geweldloosheid heeft het omgekeerd probleem: het klinkt veel mensen zwak in de oren. Sociale verdediging klinkt puur defensief. Dat is de reden waarom het soms nuttig is om over sociaal offensief te spreken. Problemen met militaire verdediging: (…) Verminderde democratie: Militaire machten zijn gebaseerd op hiërarchie en gehoorzaamheid. Ze trainen mensen om op bevel te doden. Dat is onverenigbaar met gelijkwaardigheid, dingen in vraag stellen, wederzijds respect en dialoog die helpen bij het bevorderen van een democratische samenleving. De invloed van militaire systemen verhindert of verijdelt vaak een grotere participatie in de rest van de samenleving. (…) Methodes die bij sociale defensie gebruikt worden: Gene Sharp, bekend onderzoeker van geweldloze actie identificeerde 198 verschillende types van geweldloze actie en heeft van elk voorbeelden gegeven. Sharp onderscheidt de methodes van geweldloze actie in drie categorieën: symbolische actie, niet-medewerking en interventie & alternatieve instituten. Symbolische acties: Formele aankondigingen (speeches, brieven, petities); slogans, pamfletten, spandoeken; betogingen, protestmarsen, wakes, piketten; het dragen van symboelen van verzet (zoals de paperclips die Noren droegen tijdens de Nazi-bezetting) bijeenkomsten, ‘teach-ins’. Niet-samenwerking: Sociale boycots, blijf-thuis; boycots door consumenten, producenten, handelaars; embargo’s; stakingen, banvloek, stiptheidsacties, ziekteverzuim; weigering belastingen of schulden te betalen, terugtrekken van bankrekeningen; het boycotten van overheidsinstellingen; ongehoorzaamheid, uitvluchten en vertragingen; voorgewende onbekwaamheid (‘misverstanden’, ‘vergissingen’). Interventie & alternatieve instituten: Vasten (hongerstaking, dorststaking); sit-ins, niet-gewelddadige obstructie en bezetting; vernietigen van informatie en archieven; uitbouwen van parallelle organisaties voor politiek, media, trasport, sociale zekerheid, gezondheidszorg en vorming. (…) Hoe het idee van sociale defensie ontwikkelde: Het idee van geweldloos verzet tegen agressie kan teruggevoerd worden tot een aantal schrijvers waaronder Henry David Thoreau, Leo Tolstoy, Elihu Burritt (een Christen pacifist), William James en Bertrand Russell. De campagnes die door Gandhi geleid werden in Zuid-Afrika en India waren belangrijk voor de ontwikkeling van het idee van een geweldloos alternatief voor oorlog. Gandhi zelf begon de verdediging door geweldloos verzet rond 1930 te promoten. Een aantal schrijvers werden door Gandhi geïnspireerd en ontwikkelden zijn ideeën. In de jaren ’30 waren onder de voorstanders van een geweldloos vervangingsmiddel voor oorlog onder meer Richard Gregg, Bart de Ligt, Kennth Boulding, Jessie Wallace Hughan en Krishnalal Shridharani. (…) Revolutionaire sociale defensie: Een revolutie kan worden gedefinieerd als een snelle grondige transformatie van sociale sleutelstructuren in een samenleving, zoals de staat en klassenstructuren, en dat verbonden aan een massale revolte van onderop. Een militaire staatsgreep is geen revolutie omdat de kanalen waarlangs de politieke en economische macht worden uitgeoefend onveranderd blijven. Aan de andere kant veranderden de onder meer Franse, Russische, Chinese en Iraanse revoluties zowel het hele kader van de economische relaties als het politieke leiderschap. De frase ‘revolutionaire sociale defensie’ heeft twee aspecten. Ze refereert naar het gebruik van sociale defensie in een potentieel revolutionaire situatie, bijvoorbeeld om een belangrijke verandering in de sociale relaties te verdedigen. Ze refereert ook naar de intrinsiek revolutionaire trekken die sociale defensie zelf heeft: een vervanging van het militair complex door populaire geweldloze actie betekent dat de staat niet langer kan bouwen op een monopolie op het gebruik van ‘legitiem’ geweld. Vandaar wordt het overleven van de staat en van de sociale instituten die door haar beschermd worden als privaat bezit en bureaucratisch privilege bedreigd. De introductie van sociale defensie is niet onmogelijk zonder een uitdaging aan en de vervanging van de belangrijkste instituten die op dit ogenblik uiteindelijk worden beschermd door geweld, maar dat laatste is zeker een optie. (…) Enkele implicaties: 1. De sleutel tot sociale defensie zou best wel eens haar banden kunnen zijn met die sociale bewegingen die het potentieel hebben de revolutionaire verandering in de sociale structuren te promoten. Belangrijkst zijn de bewegingen die een uitdaging of alternatief vormen voor militaire en overheidsmacht, in het bijzonder de bewegingen voor verschillende vormen van participerende democratie en arbeiderscontrole. Die categorie omvat anarchistische groepen, de sarvodaya-beweging en delen van de feministische-, vrede- en milieubewegingen, en de groene beweging in het algemeen. Geen van deze groepen lijkt heden ten dage het potentieel te hebben die verandering op korte termijn tot stand te kunnen brengen, maar schijn kan bedriegen. De gebeurtenissen in Oost-Europa in 1989 suggereren de mogelijkheden. (…) Misschien is de eerste stap simpelweg de basis te leggen voor de snelle uitbreiding van geweldloze actie; als een gepaste gelegenheid zich voordoet kan het sociale leerproces extreem snel gaan. Dit kan ondersteund worden als zelfs een klein aantal toegewijde individuen informatieschema’s hebben voorbereid, de organisatorische methodes en beslissingsmodellen hebben uitgetest en communicatiekanalen hebben georganiseerd. 2. In sommige omstandigheden kan het overleven van sociale defensie afhangen van de bekwaamheid en bereidheid in sociaal offensief te gaan en het overeenkomstig gebruik van geweldloze technieken in te zetten tegen de potentieel agresserende regimes. Dit veronderstelt een ietwat andere oriëntatie dan het gebruikelijke concept van sociale defensie die erop gericht is iemands eigen samenleving voor te bereiden op de verdediging tegen aanvallen van buitenaf. (…) Sociaal offensief is qua vorm niet zo verschillend van veel activiteiten die dagelijkse routine zijn. Telefoonberichten, radio-uitzendingen, bezoekers, diplomatieke relaties en commerciële transacties zijn allen normale manieren voor interactie tussen landen en tussen groepen en individuen binnen die landen. Sociaal offensief geeft er gewoon een andere inhoud aan. Net als alle andere interactie is sociaal offensief niet immuun voor misbruik, wat het duidelijkst te zien is in de vorm van cultureel imperialisme. Niettemin is het gebaseerd op actie waarbij geweldloze methoden worden gebruikt, wat toch heel anders is dan bij een militair offensief. 3. De introductie van sociaal offensief kan gepaard gaan met het extensief direct ontwapenen door populaire actie. Dit betekent het onklaar maken van alles gaande van geweren en tanks tot intercontinentale ballistische raketten. Het veronderstelt niet veel kennis om kogels uit een geweer te halen of computers onklaar te maken maar in sommige gevallen zijn kennis en voorzichtigheid geboden voor directe ontwapening. 4. Het promoten van sociale defensie mag niet het voorrecht zijn van één bepaalde groep of stroming. Hoewel ik hier een scenario heb voorgesteld voor de revolutionaire toepassing van sociale defensie is dat niet de enige of onvermijdelijk de meest plausibele manier waarop sociale defensie zal worden geïmplementeerd. (…) Wetenschap en technologie voor niet-gewelddadige strijd: (…) Sociale defensie van de andere kant, is een alternatief voor oorlog dat een belangrijke rol heeft weggelegd voor wetenschappers en technici. Het is nuttig een aantal verschillende velden te beschouwen. Industrie: Vaak is het één van de belangrijkste doelstellingen van de agressor de controle over de industrie over te nemen. Daarom is het voor managers en/of arbeiders belangrijk de productie te kunnen stilleggen. Dat was zeker het doel van veel verzetslui tegen de Nazi’s in bezet Europa van 1939 tot 1945. Maar wat als de agressors de arbeiders martelen of hun gezinnen hen dwingen de productie gaande te houden? Eén oplossing is de productiesystemen zo te ontwerpen dat ze vitale onderdelen bevatten die bij defect moeilijk te vervangen zijn. Vervangingsonderdelen kunnen op een veilige plaats, zoals een ander land, bewaard kunnen worden. Marteling zou zinloos worden. In sommige industrieën kan het een betere strategie zijn de productie te decentraliseren zodat het voor een agressor moeilijk wordt de controle zomaar over te nemen. Het kan nuttig zijn voor kleinschalige bedrijven te kiezen waarbij het mogelijk is ze snel te ontmantelen maar ook ze snel terug bruikbaar te maken. Aan de andere kant kan een agressor er in sommige gevallen voor kiezen de industriële faciliteiten te vernietigen om op die manier de bevolking te onderwerpen. In dergelijke gevallen zou het belangrijk zijn systemen te ontwikkelen die resistent zijn tegen sabotage van buitenstaanders. (…) Voedsel, energie, onderdak, transport: Tegen een meedogenloze agressor wordt simpelweg overleven heel belangrijk. Basisvoorzieningen moeten worden onderhouden. Gezien het feit dat sommige agressors geprobeerd hebben een bevolking te onderwerpen door haar uit te hongeren, is het belangrijk hierop voorbereid te zijn. Grootschalige monoculturen zijn kwetsbaar. Een weerbaarder voedselsysteem zou vele lokale tuinen en voedseldragende bomen omsluiten. Relevante research hierover kan gebeuren op vlak van zaadvariëteiten die een gebrek aan pesticiden en bemesting kunnen verdragen, voedzame diëten van wilde inboorlingen (sic, Vanhandsaeme) en methoden voor lange termijnbewaring van voedsel. Veel fundamenteel werk hierover is door de beweging rond permacultuur gedaan. Gecentraliseerde energievoorraden zoals krachtcentrales zijn zeer kwetsbaar. Kleinschalige hernieuwbare energiesystemen zijn veel weerbaarder. Samen met de voortzetting van lopende studies van deze systemen moet hier gezocht worden naar systemen die kunnen worden onderhouden bij een vijandige actie. Gemakkelijk repareerbare systemen zijn te verkiezen. Gelijkaardige overwegingen gaan op voor onderdak en transport. Gezondheid: Sociale defensie is gebaseerd op geweldloze actie door de verdedigers, maar er kan nog steeds geweld gebruikt worden door de agressors. In de intifada zijn bijvoorbeeld veel ongewapende Palestijnen ernstig verwond of gedood door Israëlische troepen. (Veel voorstanders van sociale defensie zijn van mening dat niet-gewelddadigheid van de ene kant de waarschijnlijkheid of de ernst van het geweld aan de andere kant verkleinen.) In een dergelijke situatie wordt het belangrijk dat er geneesmiddelen en medische technieken zijn die gemakkelijk kunnen worden gebruikt door niet-specialisten. Er moeten strategieën zijn om de gezondheid te onderhouden in een context van bezetting, voedseltekort, avondklok, pesterijen en andere gebeurlijkheden. Net zoals fysieke gezondheid is psychologisch welzijn van levensbelang. Het is eveneens nuttig te kunnen vaststellen of er marteling is begaan en dat op een gezaghebbende manier te kunnen aantonen aan een groot publiek. Het geweld van de tegenstander aantonen is een heel krachtige techniek. Communicatie: Er is een resem belangrijke velden waarbinnen computers en communicatie ontwikkelingswaard zijn voor sociale defensie: niet stoorbare uitzendsystemen, goedkope en handige kortegolfradio’s, miniatuur videorecorders, gecodeerde of verborgen boodschappen via computers, telefoon en radio; manieren om informatie in computers te vernietigen of te verbergen. Sommige relevante systemen bestaan maar zijn niet bij het ruime publiek bekend of gemakkelijk verkrijgbaar. De psychologie van de agressors en weerstanders heeft ook aandacht nodig. Studies naar de psychologie van gehoorzaamheid en verzet moeten gericht worden op inzichten die eenvoudig leerbaar zijn en door mensen kunnen worden gebruikt. (…) Telecommunicatie voor niet-gewelddadige strijd. (…) Aanbevelingen: Zelfs met de hedendaagse stand van zaken op vlak van technologie en het bewustzijn van mensen kan telecommunicatie een belangrijk onderdeel zijn van nietgewelddadige weerstand tegen agressie en repressie. Maar er zijn ook manieren om de effectiviteit hiertoe van telecommunicatie te verhogen. We sommen hier vijf categorieën op:

  • Bewust worden van mogelijkheden nu:

Op dit ogenblik zijn mensen vrij goed in staat de bestaande telecommunicatie te gebruiken om zich te verzetten tegen een repressief regime. Mensen moeten bewust gemaakt worden van hun eigen capaciteiten. Als de massamedia van televisie, mainstream radio en grote kranten overgenomen worden zijn er nog steeds een resem mogelijkheden voor onafhankelijke communicatie. Het telefoonsysteem ligt het meest voor de hand. Mensen moeten er zich van bewust worden dat slechts een klein deel van de telefoons op een effectieve manier kunnen worden in de gaten gehouden. Diegenen die het meest risico lopen in de gaten te worden gehouden moeten zich bewust worden van de mogelijkheid andere telefoons te gebruiken. Diegenen die toegang hebben tot computernetwerken moeten bewust gemaakt worden van het potentieel voor communicatie. Dat omsluit mensen die voor banken, universiteiten en grote bedrijven werken. Gelijklopend kunnen radioamateurs bewust worden gemaakt van het cruciale belang dat hun technologie heeft. Technici in vitale gebieden als televisie-uitzendingen of computernetwerken moeten zich bewust zijn van de manier waarop ze kunnen helpen de communicatie te onderhouden tussen diegenen die zich tegen de repressie verzetten.

  • Bestaande technologie leren gebruiken.

(…)

  • Voorbereiding op het gebruik in crisismomenten.

(…)

  • Technologie ontwerpen.

(…)

  • De samenleving organiseren.

(…) Naar een resistent politiek systeem: (…) Eerder dan gewoon te proberen sociale defensie in de bestaande politieke systemen te integreren is er een parallelle inspanning nodig om alternatieve politieke structuren te verkennen die kunnen dienen om sociale defensie sterker te maken en die ook op zichzelf wenselijk zijn. Hiërarchische systemen zijn inherent kwetsbaat voor overname door interne of externe agressors. Niet-hiërarchische systemen zijn beter. Kleinere eenheden, gefedereerde systemen met vertegenwoordiging, consensus en ‘demarchie’ (waarbij door toeval aangeduide mensen beslissingen nemen voor het collectief, Vanhandsaeme) hebben elk hun voor- en nadelen. Elk is het waard verder te worden verkend. Een niet-hiërarchisch systeem is geen voorwaarde voor sociale defensie. Als dat zo was zou sociale defensie inderdaad een verre droom zijn. Anderzijds is het evenmin zo dat sociale defensie een voorwaarde is voor een niet-hiërarchisch systeem. Het is veeleer zo dat het zinvol is tegelijk in de richting van de twee alternatieven te werken. Campagnes voor niet-hiërarchische politieke alternatieven kunnen een nietgewelddadige defensiepolitiek voeren, en campagnes voor sociale defensie kunnen methodes voor participerend beslissingsmethoden gebruiken. Tot dusver zijn alle pogingen op deze beide vlakken klein genoeg om nog met consensus in kleine groep te werken. De uitdaging is de alternatieven te ontwikkelen om in staat te zijn om te gaan met massale participatie. Als sociale defensie ooit een massabeweging en een praktische realiteit wordt moet het een beslissingsmethode insluiten die daarmee compatibel is: een participerende methode. Anders wordt ze naar alle waarschijnlijkheid ondermijnd door dezelfde krachten die ze wilde overwinnen. Naar een weerbaar economisch systeem: (…) Egalitaire economie: Laat ons beginnen met de algemene kenmerken van een economisch systeem dat effectief ons streven naar sociale defensie zou ondersteunen. Het is waardevol hier na te denken over radicale veranderingen in het huidige systeem. Maar het doel is niet een Utopia te ontwerpen dat een voorwaarde wordt voor sociale defensie. Het is eerder zo dat het specifiëren van de onderdelen van zo’n radicaal veranderde economie ons een manier van denken biedt over de richtingen waarin onze initiatieven nu kunnen gaan. Hier zijn een aantal van die onderdelen:

  • Lokale voorziening van goederen en diensten. Dat maakt het moeilijker voor welke

groep dan ook centrale controle uit te oefenen via de economie.

  • Lage afhankelijkheid van hooggespecialiseerde arbeid. Dat maakt het moeilijker

voor welke groep dan ook centrale controle uit te oefenen via dwang of recuperatie van een kleine groep geschoolde arbeiders.

  • Samenwerking. Mensen zouden kennis, vaardigheden, arbeid en goederen delen om

het economisch welzijn te maximaliseren. Met een coöperatieve economie wordt het veel moeilijker voor welke groep dan ook om te ‘verdelen en heersen’.

  • Collectieve voorzieningen. Dit betekent dat goederen en diensten geleverd worden

aan groepen zodat iedereen er kan van genieten, eerder dan dat er geleverd wordt aan individuen volgens hun mogelijkheid te betalen. Publieke bibliotheken, wegen en publieke parken zijn voorbeelden van collectieve voorzieningen. Dit systeem zou grotendeels kunnen worden uitgebreid naar gebieden als telecommunicatie, uitrusting voor bouwwerken en landbouw, en zelfs voedsel. Collectieve voorzieningen verminderen de kansen om verdeeld en overheerst te worden, er van uitgaand dat de controle over de voorzieningen lokaal ligt en gedecentraliseerd is.

  • Benaderen van gelijkwaardig. Het distributieprincipe zou moeten zijn ‘voor elk

volgens de mogelijkheid, voor elk volgens de nood’. Bekwaamheid, privilege of macht zouden geen basis mogen zijn om grotere materiële welvaart op te eisen. De motivatie om aan het economisch systeem deel te nemen zou de voldoening en de solidariteit moeten zijn en niet overleven en status. In zo’n egalitaire economie is de kans veel groter dat mensen samenwerken tegen bedreigingen. Om deze lijst van onderwerpen af te sluiten die zo tegengesteld zijn al de conventionele kapitalistische economie is het nodig op te merken dat de aanwezigheid van een staat in dit alternatief systeem een groot risico inhoudt. (…) Coöperatieve overeenkomsten. (…) Gandhiaanse economie: Er is uitgebreide literatuur verschenen over Gandhiaanse economie. Het model is opgebouwd rond een lokale zelfvoorziening op het niveau van een dorp. De volgende uitgangspunten worden aangenomen:

  • zelfvoorziening van de gemeenschap en wederzijdse samenwerking;
  • broodarbeid (vrijwillige fysieke arbeid in dienst van anderen)
  • geen bezit (geen eigendom van dingen die niet persoonlijk nodig zijn)
  • ’boedelbeheerderschap’ (goederen en diensten worden voor het welzijn van

allen aangewend)

  • geen uitbuiting (terugschroeven van privileges)
  • gelijkwaardigheid.

Demarchie: (…)” (Martin, 1993)