PP - De Shock-Doctrine. De ideologie van de (economische) shock and awe

Uit Anarchief
Versie door JJ (overleg | bijdragen) op 27 jun 2019 om 13:53
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Shock-doctrine: De ideologie van de (economische) Shock and Awe

Pépé

Bron: Buiten de Orde.


“’Shock and Awe’ wil zeggen: gebeurtenissen die leiden tot angst, gevaar en vernietiging die onbegrijpelijk zijn voor de bevolking als geheel, specifieke elementen/sectoren van de vijandelijke samenleving of voor de leiders daarvan. In de vorm van tornado’s, orkanen, aardbevingen, overstromingen, oncontroleerbare branden, hongersnood en ziekte kan de natuur shock and awe teweegbrengen.”

Naomi Klein beschrijft de recente (economische) geschiedenis in haar boek ‘De Shock-Doctrine’ vanuit een voor het grote publiek vaak ‘nieuwe’ invalshoek. Ze vertrekt vanuit een concept dat in rechtse kringen is ontwikkeld en dat een reeks pressiegroepen, wetenschappers en politici als leidraad hebben gebruikt om de realiteit vorm te geven.


Natuur-shock: de “2e tsunami” en “Katrina”.

Het spreekt voor zich dat ecologische of natuurlijke rampen ingrijpende gevolgen hebben op hele samenlevingen. Iedereen herinnert zich de afschuwelijke beelden van ‘de’ tsunami in Pukhet en de golf van internationale solidariteit die op gang kwam. Op hetzelfde moment echter voltrok zich een ander proces. “De tsunami die als een reusachtige bulldozer de kustlijn opruimde, heeft voor projectontwikkelaars ongekende mogelijkheden opgeleverd, en ze waren er snel bij om die aan te grijpen.” “Internationale geldschieters en de nationale regering waren gaan samenwerken om de ramp als een excuus te gebruiken voor het overdragen van de gehele fraaie kustlijn [van Sri Lanka] aan de toeristenindustrie, waardoor duizenden vissers werden verhinderd hun huis bij het water te herbouwen. ‘Tijdens een wrede wending van het lot heeft de natuur Sri Lanka een unieke kans geboden, en uit deze tragedie zal een toeristische bestemming van wereldklasse voortkomen’ , kondigde de commissie voor toerisme aan.” De vissers werden verhinderd hun huizen terug te bouwen en het strand werd geprivatiseerd. Er zijn voorbeelden te over waar dit opgaat: bosbranden in Griekenland, dijkbreuken in Holland, aardbevingen overal ter wereld, leegstand en verloedering in steden wordt omgezet in hoogbouw en kantoren,…


“In New Orleans is de sociale woningbouw eindelijk opgeruimd. Wij waren daar niet toe in staat, maar God wel.” “De meeste scholen in New Orleans liggen in puin”, merkte [Milton] Friedman op, “evenals de huizen van de kinderen die deze scholen bezochten. De kinderen zijn nu over het hele land verspreid. Dit is een tragedie. Het is ook een kans om het onderwijssysteem radicaal te hervormen.”

“Het radicale idee van Friedman was dat de regering een deel van de miljarden dollars voor de wederopbouw niet moest besteden aan het herstellen en verbeteren van het gangbare systeem van openbaar onderwijs in New Orleans, maar in plaats daarvan gezinnen waardebonnen moest geven, die ze bij particuliere onderwijsinstellingen, vaak met een winstoogmerk, konden besteden – instellingen die door de staat zouden worden gesubsidieerd. Het was van cruciaal belang, zo schreef hij, dat deze fundamentele verandering van het schoolsysteem geen noodoplossing zou zijn, maar ‘een duurzame hervorming’. (…) De regering van George W. Bush steunde met tientallen miljoenen dollars hun plannen om de scholen van New Orleans te veranderen in ‘charterscholen’, in principe openbare scholen die door particuliere instanties volgens hun eigen regels worden geleid. (…) voor Milton Friedman rook het hele concept van een door de staat geleid schoolsysteem naar socialisme. Volgens hem was de functie van de staat “onze vrijheid te beschermen, zowel tegen de vijanden van buiten onze grenzen als tegen onze medeburgers teneinde recht en orde te handhaven, toe te zien op de naleving van particuliere contracten en competitieve markten te stimuleren.” Met andere woorden, de politie en de soldaten moesten van middelen worden voorzien – al het andere, inclusief gratis onderwijs, was een oneerlijke verstoring van de markt.”


Milton Friedman en de ‘Chicago Boys'.

“Alleen een crisis – echt of denkbeeldig- leidt tot werkelijke verandering. Wanneer een crisis zich voordoet, hangen de acties die worden ondernomen af van de ideeën die voorhanden zijn. Naar mijn mening is onze fundamentele functie deze: alternatieven ontwikkelen voor bestaand beleid, ze levend en beschikbaar houden totdat het politiek onmogelijke politiek onvermijdelijk wordt.” Hij schatte dat “een nieuw bestuur ongeveer zes tot negen maanden de tijd heeft om grote veranderingen door te voeren; als het de kans niet grijpt om gedurende die periode slagvaardig op te treden, krijgt het zo’n kans niet opnieuw”

“Friedman leerde halverwege de jaren zeventig voor het eerst hoe hij een grootschalige crisis moest uitbuiten toen hij als adviseur optrad van de Chileense dictator generaal Augusto Pinochet. Na de gewelddadige staatsgreep van Pinochet verkeerden de Chilenen niet alleen in een shocktoestand, maar was het land ook getraumatiseerd door een ernstige hyperinflatie. Friedman raadde Pinochet aan een pijlsnelle transformatie van de economie voor te schrijven – belastingverlagingen, vrije handel, geprivatiseerde dienstverlening, bezuinigingen op de sociale voorzieningen en deregulering. Ten slotte waren de Chilenen er zelfs getuige van dat hun openbare scholen werden vervangen door particuliere scholen die met waardebonnen werden gefinancierd. Het was de meest extreme kapitalistische reconstructie die ooit, waar dan ook, was uitgeprobeerd en ze werd bekend als de contrarevolutie van de Chicago School, aangezien een groot aantal economen onder Pinochet bij Friedman op de University of Chicago had gestudeerd. Friedman voorspelde dat de snelheid, de abruptheid en de omvang van de veranderingen psychologische reacties bij het publiek zouden oproepen die ‘de aanpassing bevorderen’. Hij bedacht een woord voor deze tactiek: ‘shockbehandeling’. Sindsdien is een onmiddellijke shockbehandeling of ‘shocktherapie’ de favoriete remedie geweest wanneer regeringen ingrijpende programma’s ten hebhoeve van een vrije markt voorschreven. Ook met zijn eigen shockbehandelingen heeft Pinochet de aanpassing bevorderd; die werden uitgevoerd in de vele martelkamers van het regime, en werden ondergaan door het ineenkrimpende lichaam van de mensen van wie men de kans het grootst achtte dat ze de kapitalistische transformatie in de weg zouden staan. Veel mensen in Latijns-Amerika zagen een rechtstreeks verband tussen de economische shocks die miljoenen mensen verarmden en de epidemie van martelingen waarmee honderdduizenden mensen die in een andere samenleving geloofden, werden gestraft. De schrijver Eduardo Galeano uit Uruguay vroeg: ‘Hoe kan deze ongelijkheid anders worden gehandhaafd dan door elektrische schokken?’


Geweld-shock: oorlog en repressie

“Precies dertig jaar nadat deze drie verschillende vormen van de shock-formule in Chili waren uitgetest, dook ze opnieuw, maar met veel meer geweld, op in Irak. Eerst kwam de oorlog, volgens de ontwerpers van de militaire shock and awe-doctrine bedoeld om ‘de wil, de waarnemingen en het inzicht van de vijand onder controle te krijgen en hem letterlijk het vermogen te ontnemen te handelen of te reageren’ Vervolgens kwam de radicale economische shocktherapie, opgelegd door de hoogste Amerikaanse diplomatieke vertegenwoordiger, L. Paul Bremer, terwijl het land nog in brand stond – massale privatisering, volledige vrije handel, een vlaktaks van 15%, een drastisch afgeslankte regering. (…) Als Irakezen zich verzetten, werden ze opgepakt en naar gevangenissen gebracht waar ze, lichamelijk en psychisch, nog meer schokken ondergingen die deze keer beslist van minder metaforische aard waren.

 “Mensen zaten in de gevangenis om de prijzen vrij te laten”
 Eduardo Galeano, 1990

(…) Mike Battles formuleert het het beste: ‘Wat ons betreft, boden de angst en de wanorde een ware belofte.’ De toen vierendertigjarige voormalige geheime agent van de CIA sprak over de omstandigheden in Irak va de invasie en over het feit dat zijn particuliere beveiligingsbedrijf, Custer Battles, onbekend en onervaren, ongeveer 100 miljoen dollar opstreek aan regeringscontracten. (…) “De 11e september 2001 bleek Washington het groene licht te hebben gegeven om landen niet meer te vragen of ze de Amerikaanse verzie van ‘vrije handel en democratie’ wel wilden, maar hun die met militair geweld – shock and awe – te gaan opleggen.”

“Bekeken door de bril van deze doctrine zien de afgelopen vijfendertig jaar er volkomen anders uit. Enkele van de schandelijkste schendingen van de mensenrechten van deze periode, die over het algemeen werden opgevat als sadistisch optreden van antidemocratische regimes, werden in feit óf begaan met de opzettelijke bedoeling het publiek te terroriseren óf actief ingezet om radicale ‘hervormingen’ in de richting van de vrije markt voor te bereiden. De ‘verdwijning’ van dertigduizend mensen, voornamelijk linkse activisten, onder de Argentijnse militaire junta van de jaren zeventig, maakte integraal deel uit van het opleggen van haar eigen beleid volgens de Chicago School, net zoals een soortgelijke economische metamorfose in Chili gepaard was gegaan met terreur. In China zorgden de shock van het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 en de daaropvolgende arrestaties van tienduizenden mensen ervoor dat de Communistische Partij de handen vrij kreeg om een groot deel van het land te veranderen in een uitgestrekte exportzone, bevolkt door arbeiders die veel te geïntimideerd waren om hun rechten op te eisen. In Rusland maakte het besluit van Boris Jeltsin in 1993 tanks te sturen om het parlementsgebouw in brand te steken en de oppositieleiders op te sluiten, de weg vrij voor de privatisering tegen afbraakprijzen die de beruchte oligarchen van dat land heeft gecreëerd. De Falklandoorlog van 1982 diende voor Margaret Thatcher in Engeland een soortgelijk doel: de wanorde en de nationalistische opwinding die uit de oorlog voortkwamen, gaven haar de mogelijkheid verschrikkelijk geweld te gebruiken om de stakende mijnwerkers te verpletteren en aan te zetten tot de eerste privatiseringsrage in een westerse democratie. De aanval van de NAVO op Belgrado in 1999 creëerde de voorwaarden voor snelle privatisering in het voormalige Joegoslavië – een doel dat al voor de oorlog bestond. De economie was geenszins het enige motief voor al deze oorlogen, maar telkens werd een omvangrijke collectieve shock gebruikte om de weg te banen voor een economische shock therapie.”


Financiëel-Economische shock.

“De traumatische gebeurtenissen die dit ‘murw makende’ doel hebben gediend, zijn niet altijd openlijk gewelddadig geweest. In La tijns-Amerika en Afrika in de jaren tachtig was het een schuldencrises die landen ertoe dwong ‘te privatiseren of te sterven’, zoals een vroegere functionaris van het IMF het formuleerde Omdat de landen ontredderd waren door hyperinflatie en te veel schulden hadden om nee te zeggen tegen eisen die met buitenlandse leningen gepaard gingen, aanvaardden regeringen een ‘shockbehandeling’ op basis van de belofte dat deze hen voor een nog grotere ramp zou behoeden. In Azië was het de financiële crisis van 1997-1998 –wat vernietiging betreft vergelijkbaar met de grote crisis van de jaren dertig- die de zogenoemde Aziatische Tijgers vernederde en hun markten openbrak voor wat The New York Times beschreef als ‘de grootste faillissementsuitverkoop ter wereld’. Veel van deze landen waren democratieën, maar de radicale economische transformaties kwamen niet op democratische wijze tot stand. Integendeel: zoals Friedman had begrepen, bood de atmosfeer van een grootschalige crisis het noodzakelijke voorwendsel om de expliciete wensen van de kiezers terzijde te schuiven en het land over te leveren aan economische ‘technocraten’.”

Een voorbeeld dat Klein aanhaalt in haar boek is dat van Canada. “In februari 1993 verkeerde Canada in een financieel rampzalige toestand – die conclusie zou je in ieder geval trekken als je de kranten las of naar de televisie keek. ‘Schuldencrisis in aantocht’ luidde een paginabrede kop in het nationale dagblad de Globe and Mail. In een belangrijke nationale televisiespecial werd bekendgemaakt dat ‘economen voorspellen dat volgend jaar, of misschien over twee jaar, een minister van Financiën naar het kabinet gaat en aankondigt dat het geld van Canada op is… Ons leven zal drastische veranderen’. Plotseling werd het begrip ‘schuldenmuur’ in de Canadese woordenschat geïntroduceerd. Dat betekende dat Canada, al leek ons bestaan nu gerieflijk en vreedzaam, zo hoog boven zijn stand leefde dat invloedrijke firma’s van Wall Street, zoals Moody’s en Standard & Poor’s, de nationale kredietwaardigheid van haar perfecte hoogste status zouden degraderen tot een veel lagere. Als dat gebeurde, zouden hypermobiele investeerders, bevijd door de nieuwe regels voor globalisering en vrije handel, simpelweg hun geld uit Canada weghalen en het naar een veiliger plek brengen. De enige oplossing, zo werd ons verteld, was een radicale bezuiniging op de werkloosheidsuitkeringen en de gezondheidszorg. Natuurlijk ging de regerende liberale partij daar inderdaad toe over, ook al was ze kortgeleden verkozen op basis van een programma dat beloofde banen te scheppen. Twee jaar nadat de hysterie over het tekort haar hoogtepunt had bereikt, onthulde de onderzoeksjournaliste Linda McQuaig ondubbelzinnig dat het gevoel van crisis zorgvuldig was aangewakkerd en gemanipuleerd door een handjevol adviescommissies die door de grootste banken en ondernemingen in Canada waren gefinancierd, waaronder het C.D. Howe Institute en het Fraser Institute (die Milton Friedman altijd actief en krachtig had ondersteund). Canada had inderdaad een probleem met een begrotingstekort, maar dat werd niet veroorzaakt door uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en aan andere sociale voorzieningen. Volgens Statistics Canada werd het veroorzaakt door de hoge rentevoet, waardoor de schulden omhoogschoten, zoals de Volckershock de schulden van de ontwikkelingslanden in de jaren tachtig enorm had laten stijgen. McQuaig ging naar het hoofdkantoor van Moody’s in Wall Street en sprak met Vincent Truglia, de belangrijkste analist die verantwoordelijk was voor het uitvaardigen van het kredietrapport van Canada. Hij vertelde haar iets opmerkelijks: Canadese bedrijfsdirecteuren en bankiers oegenden voortdurend druk op hem uit om vernietigende rapporten over de financiën van het land te publiceren, iets wat hij weigerde te doen, omdat hij vond dat Canada een uitstekend en stabiel investeringsklimaat had. (…) Aangezien deze [sociale] voorzieningen in Canada door een overweldigende meerderheid werden gesteund, konden de bezuinigingen alleen worden gerechtvaardigd als het alternatief een nationale economische ineenstorting was – een complete crisis. (…) Toen de Canadezen vernamen dat de ‘crisis van het begrotingstekort’ grof gemanipuleerd was door adviescommissies die door het bedrijfsleven werden gefinancierd, maakte dat bijna niets meer uit – de bezuinigingen waren al doorgevoerd. Het rechtstreekse gevolg was dat de sociale voorzieningen voor de Canadese werklozen sterk achteruit zijn gegaan en nooit zijn hersteld, ondanks veel daaropvolgende begrotingsoverschotten. De crisisstrategie werd in deze periode steeds opnieuw toegepast. In september 1995 lekte een video van John Snobelen, de minister van Onderwijs te Ontario, uit naar de Canadese pers, waarop te zien was dat hij aan een besloten vergadering van ambtenaren meedeelde dat er paniek moest worden gezaaid door informatie te laten uitlekken die een afschrikwekkender beeld toonde ‘dan waarover ik zou willen praten’, voordat bezuigingingen op het onderwijs en andere hervormingen konden worden aangekondigd. Hij noemde dit ‘een nuttige crisis creëren’.

Klein geeft nog een heel aantal voorbeelden van de manier waarop de crisissen uitgelokt en gemanaged worden: ze haalt onder meer John Williamson aan (gastheer van conferenties en cursussen over economie; zie citaat in kader), Michael Bruno (hoofdeconoom van ontwikkelingseconomie bij de Wereldbank),… Ze verwijst ook naar Davison Budhoo, een medewerker van het IMF die klokkeluider werd, den die de organisatie ervan beschuldigde fraude te plegen om de economie van een arm, maar halsstarrig land ten dode op schrijven. Hij schreef een open brief aan zijn uitvoerend directeur, de onwankelbare neoliberaal Michel Camdessus. André Gunder Frank had tien jaar daarvoor hetzelfde gedaan in zijn brieven aan Friedman. Andere interessante lectuur: Orlando Letelier , Allende’s ambassadeur in Washington, door Pinochet gedeporterd naar ‘Dawson Island', later –met medeweten van de CIA- in Washington vermoord met een bom onder zijn autostoel.


 “Degene die besluit de noodtoestand uit te roepen, is oppermachtig.”
 Carl Schmitt, nazi-advocaat (1922)

De gelijkenissen met de gebeurtenissen vandaag de dag in de ‘beschaafde wereld’ zijn opvallend. Zonder in complottheorieën te vervallen moeten we ons geen illusies maken: er wordt wel degelijk vergaderd en gepland aan de ‘maatschappelijke gene zijde’

Het zal verder ook wel zo zijn dat crisissen altijd gelegenheid hebben geboden voor opportunistische gedrag. David Graeber beschrijft dit onder andere in zijn boek: elke vorm van slavernij komt tot stand in situaties van absolute overmacht en afhankelijkheid. Waar het moeilijk wordt het systeem te voeden via ‘primaire accumulatie’ (groei dmv het opslokken van natuurlijke bronnen – bijvoorbeeld aardolie, maar ook visvangst en ander ‘wild’ als voedsel, …) verhevigt de interne strijd om rijkdom en macht. Op dat vlak is er waarschijnlijk niets nieuws onder de zon. Macchiavelli zij al: “Want kwetsuren moeten allemaal tegelijkertijd worden toegebracht, zodat ze minder verontwaardiging wekken omdat ze minder vaak worden ervaren.” Dat doet niets af aan de geweldige en relevante invalshoek van Klein, die een absolute ‘must’ heeft geschreven voor wie de wereld vandaag wil begrijpen – al zijn haar ‘oplossingen’ vaak ondermaats en naïef.

 KADER 1: PSYCHOLOGISCHE SHOCK
 Collectieve shocks hebben uiteindelijk slechts resultaat in de  mate waarop ze op elk individu inwerken. De parallellen van de maatschappelijke en de individuele shocktherapie zijn dan ook niet toevallig. Hoofdstuk 1 verhaalt over ‘Ewen Cameron, de CIA en het maniakale streven de menselijke geest te vernietigen en te reconstrueren’, o.a. aan de hand van het verhaal van Gail Kastner, dat past in het verhaal van LSD, Manchurian Candidate, shocktherapie, behaviorisme, brainwashing of hersenspoelen, ondervragingstechnieken, hypnose, etc, etc

Twee mooie citaten uit het boek hieromtrent:

 “Wel, wat is de zin van het ruïneren van mijn hersenen en het wegvagen van mijn geheugen, dat mijn kapitaal is, zodat ik de zaak moet sluiten? Het was een briljante remedie, maar de patiënt zijn we kwijt.” 
 “Ik had maar één doel – in leven blijven tot de volgende dag… niet alleen om te overleven, maar om te overleven als mezelf.” 


 KADER 2:
 “Een gewapend conflict tussen naties vervult ons met afschuw. Maar de economische oorlog is even erg als een gewapend conflict. Het laatstgenoemde lijkt op een chirurgische ingreep. Een economische oorlog is aanhoudende matreling. En de verwoestingen daarvan zijn niet minder verschrikkelijk dan degene die worden afgeschilderd in de oorlogsliteratuur die terecht zo wordt genoemd. We denken na over de andere omdat we gewend zijn aan de dodelijke gevolgen daarvan… De anti-oorlogsbeweging is goed. Ik bid dat ze succes mag hebben. Maar ik kan niets doen aan de knagende angst dat de beweging zal falen als ze de wortel van alle kwaad niet bereikt – de menselijke hebzucht.

-M.K. Gandhi, ‘Non-violence – The Greatest Force’ (1926)


 KADER 3:
 “We zullen de vraag moeten stellen of het mogelijk zinvol zou zijn te denken aan het opzettelijk opwekken van een crisis om de politieke impasse die hervorming in de weg staat, te doorbreken. In Brazilië is bijvoorbeeld weleens gesuggereerd dat het de moeite waard zou zijn een hyperinflatie aan te wakkeren om iedereen zo bang te maken dat men die veranderingen aanvaardt. Waarschijnlijk zou niemand met een vooruitziende blik halverwege de jaren dertig hebben bepleit dat Duitsland en Japan een oorlog zouden moeten beginnen om de voordelen van de supergroei te verwerven die op hun nederlaag volgde. Maar zou een minder ernstige crisis dezelfde functie kunnen hebben? Is het mogelijk zich een pseudocrisis voor te stellen die dezelfde positieve functie zou hebben, zonder de kosten van een echte crisis?

-John Williamson, “The political Economy of Policy Reform”