Rocker, Rudolf - Anarchisme en organisatie

Uit Anarchief
Versie door Ratja303 (overleg | bijdragen) op 10 dec 2015 om 17:24 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''ANARCHISME EN ORGANISATIE''' door RUDOLF ROCKER Uit het Duitsch door N. K. '''I''' Het is geen verblijdend leeken, dat men in anarchistische kringen nog al...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

ANARCHISME EN ORGANISATIE

door RUDOLF ROCKER

Uit het Duitsch door N. K.


I

Het is geen verblijdend leeken, dat men in anarchistische kringen nog altijd niet met deze vraag klaar gekomen schijnt te zijn, hoewel ze voor de anarchistische beweging en haar verdere ontwikkeling van zeer groote beteekenis is. Juist hier in Duitsland zijn de meningen over deze kwestie al heel verward. De bizondere omstandigheden, waaronder zich hier het moderne anarchisme ontwikkelde, zijn daarvoor natuurlijk voor een groot deel mede verantwoordelijk. Een gedeelte der Duitsche anarchisten wijst iedere organisatie met bepaalde richtlijnen principieel af, daar ze van meening zijn, dat het bestaan van zulk een organisatie met de anarchistische theorieën lijnrecht in strijd is. Andere erkennen weer de noodzakelijkheid van kleine groepen, maar verwerpen ieder enger verband van deze enkele groepen, zooals dal b.v. in de "Anarchistische Federatie van Duitschland" bestaat. Ze zien in zulk een samentrekking van krachten een beperking van de individueele vrijheid en een autoritaire bevoogding van de enkelingen. Wij zijn van meening, dat zulke opvattingen tot een geheel verkeerd begrijpen van de eigenlijke vraag terug te brengen zijn, dat wil zeggen op een volledige miskenning van datgene, wat men gewoonlijk onder anarchisme verstaat.

Ofschoon het anarchisme in zijn beschouwingen over de verschillende maatschappelijke inrichtingen en ideeenstroomingen van het individu uitgaat, is het daarom niet minder een sociale theorie, die zich zelfstandig uit den schoot van het volk ontwikkeld heeft. Want de mensch is in de eerste plaats een sociaal wezen, waarin de hee1e soort sluimert en onafgebroken aan 't werk is, waarin ze zich steeds opnieuw bekrachtigt, en iedere seconde haar opstanding viert. De mensch is niet de uitvinder van de maatschappelijke samenleving, maar de erfgenaam daarvan. Hij had het sociale instinkt reeds van Zijn dierlijke voorvaderen ontvangen, toen hij den drempel van de menschwording overschreed, Zonder samenleving is de mensch ondenkbaar, Hij heeft steeds in 't raam van de samenleving geleefd en gestreden; het maatschappelijk samenleven is de eisch en het voornaamste deel van zijn individueel beslaan; de samenleving echter is de oervorm van alle organisatie.

Misschien is het vastklemmen aan verouderde vormen, dat het meerendeel van de menschen eigen is, in den grond van de zaak niets anders dan een bijzondere openbaring van dit diepe aangeboren gemeenschapsgevoel. Ze kunnen het nieuwe nog niet vatten, hun inbeelding toovert hun een ontbinding van alle maatschappelijke verhoudingen voor, en uit vrees, in het niets te moet verzinken, klampen ze zich krampachtig aan de vormen van het van Oudsher bestaande en historisch gegevene vast. Dan is zonder twijfel een schaduwzijde van de menselijke samenleving, maar ze bewijst ons gelijkertijd, hoe onuitroeibaar de gemeenschapsdrang met het leven van ieder individu verbonden is. Wie dit onomstotelijk feit negeert of slechts gedeeltelijk in aanmerking neemt, zal misschien door 'I blootleggen van de quintessencen der begrippen iets heel aardigs te voorschijn brengen, maar de stuwende krachten van de menschelijke ontwikkeling zullen hem nooit klaar bewust worden.

De vormen van de maatschappelijke samenleving blijven niet altijd dezelfde, ze veranderen in den loop van de geschiedenis, maar de samenleving blijft, en werkt onophoudelijk op het leven der individuen in. Wie zich aangewend heeft, altijd slechts in den kring van abstracte voorstellingen te wandelen, dien kan het misschien gelukken, het individu los te maken van alle ontelbare betrekkingen, die hem met het geheel verbinden, maar wat hem ten laatste overblijft, is niet de mensch, maar een karikatuur van hem, een bleeke schaduw, zonder vleesch en bloed, die alleen in het nevelig rijk van de abstractie leeft, in het werkelijke leven echter nergens te vinden is. Het gaat hem, zooals den boer, die zijn koe hel eten wou afleeren en die, toen het dier eindelijk krepeerde, vertwijfeld uitriep: ~ Wat een ongeluk! Als ze nog één dag langer geleefd had, zou ze heelemaal zonder voedsel gekund hebben."

De groote stichters van het moderne anarchisme, Proudhon, Bakoenin, Kropotkin, hebben op den maatschappelijke grondslag van de anarchistische leer steeds de aandacht gevestigd, en haar tot uitgangspunt van hun beschouwingen gemaakt. Ze bestredenden staat niet alleen als verdediger van de bedrijfsmonopolieen en de klassetegenstellingen in de maatschappij, maar ook als den verstoorder van die natuurlijke organisatie, die zich van onderen naar boven uit den schoot van het volk ontwikkelt, om gemeenschappelijke opgaven uit te voeren, en om de belangen van het algemeen tegen aanvallen van welken aard ook te verdedigen. De staat, dit politieke dwangapparaat van bevoorrechte minderheden in de maatschappij, welks taak het is, de breede massa's het juk van uitbuiting en geestelijke voogdijschap op te leggen, is de gezworen vijand van alle directe betrekkingen der menschen onderling, en zal steeds proberen die betrekkingen alleen door het medium van zijn bemiddelaars tot stand te brengen. Zooals de priester den geloovige alleen veroorlooft door zijn bemiddeling met zijn God in verbinding te treden, zoo wil ook de staat alle menschelijke aangelegenheden door de bermoeiing van zijn officiële vertegenwoordigers geregeld weten. Hij beschouwt zichzelf als de aardsche voorzienigheid en kan niet toelaten, dat profane elementen zijn ambacht onbevoegd uitoefenen.

Om deze reden is de geschiedenis van den staat de geschiedenis van de menschelijke slavernij, want alleen door het bestaan van den staat is de uitbuiting der vol keren mogelijk; die uitbuiting te verdedigen is zijn voornaamste, ja men kan gerust zeggen zijn eenige taak. Doordat hij ieder direkt initiatief van zijn burgers en iedere natuurlijke samenwerking der menschen om gemeenschappelijke belangen te verdedigen zoekt te verhinderen, of, waar hij daartoe niet meer in staat is, door op allerlei manieren wettelijk in te grijpen zoekt te verlammen, wordt hij de doodsvijand van iedere natuurlijke solidariteit en vrijheid, die beide de voornaamste gevolgen van het maatschappelijk samenleven zijn en in den grond van de zaak hetzelfde beteekenen. Proudhon heeft dit diep gevoeld, toen hij in zijn, “Confessions d'un Révolunionaire" de opmerking maakte: “ Van het socialistisch gezichtspunt uit bezien, zijn vrijheid en solidariteit identische begrippen. Als de vrijheid van een ieder in de vrijheid van anderen niet meer een grens - zooals de verklaring van de menschen- en burgerrechten van 1i93 zegt maar een steun zal vinden, is de meest vrije mensche" diegene, die de meeste betrekkingen met zijn medemenschen heeft."


Het anarchisme, de eeuwige tegenstander van alle mogelijke monopolieen, bestrijdt den staat als den beschermer der monopoliën en als den grimmigen tegenstander van alle direkte en onmiddellijke betrekkingen tusschen de menschen onderling; maar 'I anarchisme is nooit een vijand van iedere organisatie geweest; integendeel, een van zijn meest belangrijke aanklachten tegen het geweldapparaat “Staat" bestaat juist daarin; dat 't in den slaat den grootsten hinderpaal van een werkelijke organisatie, die op de gelijke belangen van allen steunt, Ontdekt heeft. De groote grondvesters van de anarchistische wereldbeschouwing hadden duidelijk ingezien, dat hoe minder belangen-tegenstellingen in de maatschappij voorhanden zijn, des te nauwer de menschen met elkander verbonden zijn en des te hooger de graad der persoonlijke vrijheid is, die het individu te midden van de gemeenschap geniet. Om deze reden zagen ze in de anarchie een maatschappelijken toestand, waarin de individueele wenschen en behoeften der menschen voortkomen uit hun sociale gevoelens, of met andere woorden, met deze min of meer indentisch zijn. Ze zagen in 't gevoel der "wederkeerigheid" de werkzaamste drijfveer van iedere ul1alschappelijke ontwikkeling en de natuurlijke uitkomst der algemene belangen. Daarom verwierpen ze den dwang valide wetten als bindmiddel der menschelijke organisatie en ontwikkelden de idee van de vrije overeenkomst aks grondslag van alle maatschappelijke organisatievormen. De heerschappij der wetten is steeds de heerschappij van het privilegie over de breede massa der van het voorrecht uitgeslotenen; het symbool van het brutale geweld onder het masker van de vereffende gerechtigheid. Menschen, die door algemeene belangen verbonden zijn, scheppen zich algemeene richtlijnen in den vorm van vrije overeenkomsten, die hun tot richtsnoer voor hun handelen dienen.

Het verdrag tusschen gelijken vormt de moreele grondslag van iedere ware organisatie. Iedere andere vorm van menschelijke groepeering is dwang, is despotisme van de bevoorrechten. In dezen zin begreep Proudhon de gedachte van een maatschappelijke reorganisatie der menschheid, die hij in zijn groot werk. Idee generale de la revolution du 19 Siècle" – (“Algemeene Gedachten over de revolutie van de 19de eeuw") als volgt uitsprak: .

Overeenkomsten zijn het, die wij in de plaats van wetten stellen. Geen wetten, noch die door een meerderheid,noch die door éénstemmigheid gevoteerd. Ieder burger, iedere gemeente of coöperatie maakt haar eigen wetten . In de plaats van het politieke geweld zetten wij de krachten, die de bedrijven regelen. In de plaats van de vroegere klassen van de burgers, - adel en burgerstand, bourgeoisie en proletariaat - zetten wij de kategorieen en specialiteiten der functies, de landbouw, de industrie, het ruilen enz. In de plaats van het openbaar geweld zetten wij het kollektief geweld. In de plaats der vaste legers zetten wij de industrieele afdeelingen. In de plaats der politiek stellen wij de gelijkheid van de belangen. In de plaats der politiekecentralisatie stellen wij de centralisatie van het economisch leven. Begrijpt gij nu deze diepe orde, zonder beambten, deze diep intellektueele eenheid 'Of gij hebt nooit geweten wat de eenheid is! Gij, die u deze eenheid niet anders voorstellen kunt, dan met een voorspan van wetgevers, prefekten , tolwachters en gendarmen. Wat gij "Eenheid" en "Centralisatie" noemt, is niets anders dan een eeuwige chaos, die een willekeurigen toestand zonder doel als grondslag dient, ze is de anarchie van de sociale krachten, welke gij lol bewijsgrond der noodzakelijkheid van het despotisme aanvoert, dat zonder deze anarchie niet beslaan kon."

Dergelijke gedachtengangen heeft Bakoe"in in zijn geschriften en in artikel en zeer dikwijls ontwikkeld. Ik herinner slechts aan zijn uiteenzetting op het eerste congres der Friedens und Freiheitsliga") in Genève in 1867.

Van Kropotkin willen we hier helemaal niet spreken, omdat zijn hoofdwerken zoowel in 't Duitsch als in 't Hollandsch te koop zijn.

Wij willen hier slechts op zijn heerlijk boek "Wederkeerig dienstbetoon" wijzen, waarin hij de geschieden is van de menschelijke organisatievormen tot in de oudste tijden terug behandelt, en waarin hij de solidariteit, dit wonderbare resultaat van het maatschappelijk samenleven als de grootste en machtigste faktor in de ontwikkelingsgeschiedenis van het sociale leven verkondigt.

Proudhon, Bakoenin en Kropotkin waren ook geen “amoralisten", zooals verscheidene geestlooze herkauwers van Nietzsche in Duitschland, die zich anarchisten noemen, en zich in hun aangeboren bescheidenheid als "oppermenschen" proclameeren.

Ze construeerden zich niet willekeurig een "heeren en slavenmoraal" om dat uit alle mogelijke en onmogelijke gevolgtrekkingen te maken, neen, ze probeerden veeleer den oorsprong van de moreele gevoelens in den mensch te doorgronden en vonden hem in het maatschappelijk samenleven. Wel verre van aan de moraal één of andere religieuse of bovennatuurlijke verklaring te geven,· zagen zij in de moreele gevoelens van den mensch, een natuurlijk gevolg van zijn maatschappelijk zijn, dat zich langzamerhand in bepaalde gebruiken en gewoonten kristalliseerde en alle uit het volk te voorschijn gekomene organisatievormen als grondslag diende. Vooral Bakoenin en in nog veel hoogere mate Kropotkin hebben dit heel duidelijk geconstateerd. De laatste hield zich met dit onderwerp bezig tot aan zijn dood, en heeft ons de uitkomsten van Zijn onderzoekingen in een apart werk nagelaten, waarvan nu nog slechts enkele hoofdstukken openbaar gemaakt zijn. En juist, omdat ze den oorsprong van hel moreele voelen erkend hadden, waren ze zulke gloeiende verkondigers van een sociale gerechtigheid, die in den voortdurende" drang der menschen naar persoonlijke vrijheid en maatschappelijke gelijkheid zijn meest volmaakte uitdrukking vindt. De talrijke burgerlijke en staatssocialistische schrijvers, die zich tot nu toe met het anarchisme kritisch hebben bezig gehouden, hebben meestal het diepe sociale grondkarakter van de anarchistische leer totaal miskend ~ bij mannen als Wilhelm Liebknecht, Plechanow en een heele rij anderen gebeurde het blijkbaar met opzet - want alleen zoo kan men het verklaren, dat men van deze zijde een kunstmatige tegenstelling tusschen anarchisme en socialisme gekonstrueerd heeft, die zoowel absurd als onbewezen is.

Men beroept zich bij deze eigenaardige klassificatie hoofdzakelijk op Stirner, zonder te bedenken, dat het geniale werk van dezen man op het ontstaan en de ontwikkeling van de eigenlijke anarchistische beweging niet den minsten invloed gehad heeft, en dat, zooals de bekende Italiaansche anarchist Luigi Fabri zeer juist bemerkt, Stirner hoogstens als "één der verste voorloopers en verwanten van het anarchisme beschouwd kan worden".

Slirners ,.Einziger" verscheen in 1845 en was geheel en al vergeten. 99 pCt. der anarchisten wisten noch van de persoon. noch van zijn werk het minste, totdat dit boek in 1882 opnieuw uitgegeven en sindsdien in verschillende talen vertaaltd is. Maar zelfs toen was de invloed van Stirners ideeen op de anarchistische beweging in de Romaansche landen, waar de leerlingen van Proudhon, Bakoenin en Kropotk in reeds gedurende tientallen van jaren een beslissende werking op de breede kringen der arbeiders uitoefenden, een uiterst geringe en is sindsdien niet grooter geworden.


II

Geen enkele van de oorspronkelijke stichters der anarchistische beweging, had ooit kunnen droomen, dat men hem op zekeren dag niet-socialist zou noemen. Zij allen voelden zich socialisten, omdat ze van hel maatschappelijk karakter van hun leer diep doordrongen waren. Om deze reden noemden ze zich daarna meer revolutionaire of, in tegenstelling met de staatssocialisten. libertaire socialisten, eerst later burgerde zich de naam anarchist meer en meer bij hen in.

Het is duidelijk, dat de groote auteurs van het anarchisme en de stichters der moderne anarchistische beweging, die nooit moe werden het socialistische van hun ideeen naar voren te brengen, geen tegenstanders van organisatie konden zijn. Inderdaad ze zijn het nooit geweest. Ze bestreden de van de kerk en staat afgekeken centraliseerende vorm van organisatie, maar ze erkenden de besliste noodzakelijkheid van een organisatorische samenvatting van de krachten. Hun scheen de beste vorm hiervoor de federatieve.

De invloed van Proudhon op de Fransche Arbeiders-associaties is bekend. Het is hier niet de plaats om op de geschiedenis van deze buitengewoon interessante beweging in te gaan, dit ongetwijfeld één van de belangrijkste hoofdstukken in den strijd van den arbeid tegen de uitbuitende macht van het kapitalistische stelsel vertegenwoordigt. Hier interesseert ons slechts de houding, die Proudhon tegenover deze soort organisaties ingenomen heeft. Proudhon had de oorspronkelijke idee van de associatie in zijn blad aan een scherpe kritiek onderworpen en gaf zich de grootste moeite ze met zijn opvattingen te bevruchten. Door den onvermoeiden arbeid van Zijn vrienden in de associaties lukte het hem den invloed van den Staatscommunist Louis Blanc op de vereenigingen te breken en daarin een groote geestelijke omwenteling door te voeren. Hij bevorderde de assotiaties op iedere manier en deze stonden hem in al zijn betogingen mei de regeering ter zijde. Door de hulp der associaties drongen de ideeen van den grooten Franschen denker eerst recht in de arbeiderskringen door en namen er een praktische gedaante aan.

Het beroemde ontwerp van de volksbank steunde hoofdzakelijk op de associaties der arbeiders. De volksbank moest tegelijkertijd een verbinding vormen tusschen de associaties in het heele land en het kapitaal den grond onder de voeten wegnemen. Het is hier niet onze taak, de waarde en de praktische beteekenis van dit ontwerp kritisch te beoordeelen, dat uit den toenmaligen tijd en de buitengewone omstandigheden geboren werd. Hier is het ons alleen te doen om aan te toonen, dat Proudhon en zijn aanhangers ijverige pleiters voor de organisatie geweest zijn en hier ging het bij het ontwerp der volksbank om een organisatorische onderneming in grootschen krant,want Proudhon zelf was van meening, dat de bank na het eerste jaar van zijn bestaan meer als twee millioen deelnemers zou hebben.

Het is overigens voldoende, om de talrijke uitlatingen van Proudhon over wezen en doel der organisatie, die men overal in zijn werken en in de door hem uitgegeven tijdschriften verspreid vindt, nader in oogenschouw te nemen, om in te zien, hoe diep en grondig de fransche denker de werkelijke betekenis van alle maatschappelijke organisatievormen begrepen heeft. Bijzonder duidelijk komt dit uil in de beide werken ~ Du principe fédératif etc." en "De la capacité polilique des classes ouvrières".

De talrijke aanhangers, die Prou1hon zich in de arbeidersklasse verworven heeft, waren allen overtuigde strijders voor de organisatie. Ze behoorden tot het voornaamste clement, dat tot de oprichting van de internationale arbeidersbond aanleiding gaf en de eerste ontwikkelingsphasen van den grooten arbeidersbond stonden geheel en al onder hun geestelijken invloed.

Maar al deze pogingen, die in de organisaties van de “Mutualisten", zooals zich de aanhangers van Proudhon noemden, tot uitdrukking kwamen, kunnen slechts als de eerste aanloop en voorloopers van de anarchistische beweging beschouwd worden. Of eigenlijke anarchistische beweging begint pas met de periode van de internationale en hoofdzakelijk dan, als de invloed van Bakoenin en zijn vrienden in de federaties der Latijnsche landen meer en meer tot zijn recht kwam. Bakoenin zelf was gedurende zijn geheele leven een onvermoeide vertegenwoordiger van de organisatiegedachte geweest en het meest gewichtige deel van zijn werkzaamheid in Europa bestond in zijn onafgebroken poging, de revolutionaire en vrijzinnige elementen organisatorisch samen te vallen en ze tot de aktie voor te bereiden. Zijn werken in ltaliê, de stichting van zijn "AlIîanz" zijn machtvolle propaganda in de rijen der internationale waren steeds gedragen door deze idee. Hij heeft deze gedachte tot uiting gebracht in een heelc rij van uitstekende artikelen, die in de “Egalité" (in Genève) verschenen zijn en die zich voornamelijk met de organisatie van de internationale als samenbrenger van economische federaties in tegenstelling tot alle politieke partijen bezig houden. In zijn verhandeling "De politiek van de internationale" die in de nummers van 8 tot 28 Augustus 1869 van het genoemde tijdschrift verschenen zijn, maakte Bakoenin den arbeiders duidelijk, dat de heele burgerlijke politiek, in welke vormen ze zich ook kleeden mocht, in den grond van de zaak maar één doel beoogde, namelijk de instandhouding van de heerschappij der bourgeoisie, wat tegelijkertijd de slavernij van het proletariaat beteekent. Om deze reden heeft het voor den arbeider geen doel aan de politiek van de bourgeoisie deel te nemen in de hoop, dat hij daardoor in staat zou zijn, zijn positie te verbeteren, omdat iedere poging in deze richting slechts tot wreede teleurstellingen voeren moet en de bevrijding van den arbeid van het juk van het kapitaal er door tot later uitgesteld wordt. Het eenige middel om de bevrijding van het prolelariaat voor te bereiden is de aaneensluiting van de arbeiders in een economische strijdorganisatie, zooals deze in de internationale gegeven is. Als alleenstaande mensch is de arbeider tegenover de georganiseerde macht van het kapitaal verloren, ook als hij over buitengewone capaciteiten en persoonlijke energie beschikt. Alleen in de organisatie ontplooien zich de krachten van allen concentreeren zich op de gemeenschappelijke actie.

Tot aan zijn laatsten ademtocht bleef Bakoenin pleiten voor de organisatie". Hij was zoo doordrongen van de noodwendigheid hiervan, dat hij zelfs niet vergat haar nog eens apart te noemen in Zijn roerenden afscheidsbrief aan de broeders van de Jura-federatie, kort tot het congres van Genève in 1873. Dien brief kunnen we als een legaat aan zijn vrienden en medestrijders beschouwen.

“Deze tijd behoort niet meer ideeën, maar feilen en daden toe," heel het daar. De hoofdzaak is nu de Organisatie van de krachten van het proletariaat. Maar deze organisatie moet het werk van het proletariaat zelf zijn. Als ik nog jong was, zou ik in een arbeidersmilieu gaan wonen, waar ik, het werkzame leven van mijn arbeidersbroeders deelend, tegelijk met hen aan het groote werk der organisatie zou hebben deelgenomen." En aan het eind van dezen afscheidsbrief vat Bakoenin nog eens de beide voorwaarden, die volgens zijn meening alleen in staat zijn de arbeid de overwinning te verzekeren, in deze woorden samen:

1. Houd vast aan het principe van de groote en breede volksvrijheid, in welke gelijkheid en solidariteit geen leugens zijn. 2. Organiseert steeds meer de Internationale en de praktische Solidariteit van de arbeiders van alle beroepen en van alle landen. En denkt er steeds aan, dat gij weliswaar zwak zijt als alleenstaande individuen, als slechts plaatselijke of landelijke organisaties, maar dat gij een reusachtige kracht,een onweerstaanbare macht, in de universeele Gemeenschap vinden zult."

Bakoenin, de groote verkondiger van de individueele vrijheid, die hij toch steeds alleen in het raam van de gemeenschap opvatte, erkende ook geheel en al de noodzakelijkheid van een zekere onderschikking der enkelingen aan vrijwillig genomen besluiten en algemeene richtlijnen zooals die in het wezen der organisatie ligt. Hij zag in dit feit geenszins een "onderdrukking van de vrije persoonlijkheid", zooals menige bekrompen dogmaticus, die bedwelmd door een hall dozijn niets zeggende groote woorden, nooit in het eigenlijke wezen van den anarchistischen gedachtengang doorgedrongen is, en die niettegenstaande dat, zich steeds met groote opdringerigheid als de schatbewaarders der anarchistische principes voorstelt. Zoo verklaarde Bakoenin b.v. in zijn groot werk, " L'Empire germanique et la Révolution sociale", dat onder een verschen indruk der Parijsche Commune geschreven werd:

"Hoe vijandig ik ook tegenover dat sta, wat men in Frankrijk discipline noemt, zoo erken ik toch, dal een zekere, niet automatische, maar integendeel vrijwillige en overdachte discipline altijd daar noodzakelijk is en altijd noodzakelijk zijn zal, waar menschen, die zich vrijwillig vereenigd hebben, een gemeenschappelijk werk ondernemen, op een gemeenschappelijke actie op touw willen zeilen. Zoo'n discipline is de vrijwillige vereeniging van alle krach ten, welke met overleg op een bepaald doel afgaan."

In dezen zin vatten de anarchisten van het tijdperk van Bakoenin de organisatie op en poogden ze praktisch in deze banen te leiden. In dezen zin arbeidden en werkten ze in de afdelingen, in federaties van de internationale, waarin ze hun ideeen brachten. Ze organiseerden de arbeiders in plaatselijke propaganda-afdeelingen en plaatselijke groepen.

De plaatselijke vereenigingen en groepen waren bij een gewestelijk verband, en de gewestelijke verbanden bij de landelijke federaties ondergebracht. De landelijke federaties waren in den grooten bond der internationale samengebracht.

Wanneer men zich een beeld wil vormen van de ongemeen levendige, organisatorische werkzaamheid, die de anarchisten in dezen tijd ontplooid hebben, dan is een blik in het verslag, dat de Spaansche landelijke federatie aan het 6e congres der internationale in Genève (1873) voorlegde, voldoende.

Dit verslag is juist daarom van zooveel gewicht, omdat de internationale in Spanje van het begin af door anarchistische beginselen geleid werd. Als hel anarchisme tot nu toe den doorslag gevenden factor in de algemeene Spaansche arbeidersbeweging gebleven is en tot nog toe in staat was alle sociaal-democratische pogingen met goed gevolg terug te dringen. Zoo komt dit hoofdzakelijk omdat de Spaansche anarchisten hun oorspronkelijke principes en methodes het trouwste gebleven zijn; ondanks de monsterachtige vervolgingen, waaraan ze periodiek blootgesteld waren en tegenwoordig weer blootgesteld zijn. De ziekte der “bovenmenschelijkheid" en der domme "ikzucht" heeft hen nooit gegrepen. De slachtoffers dezer ziekte, die ons medelijden waard zijn, zijn steeds verzonken in een stomme bewondering van hun eigen ik, en gelooven, dat hun nietig persoontje door de organisatie schaden zou kunnen lijden. Neen, de Spaansche anarchisten worstelden steeds in de arbeidersbeweging, waarvan ze de geestelijke en organisatorische activiteit steeds met alle kracht wilden bevorderen en aan welks strijd ze altijd deel hebben genomen.


In het verslag van de Spaansche landelijke federatie heet het: "De Spaansche Federatie telde den 20 Aug. 1872: 65 beslaande plaatselijke federaties met 224 vakgroepen en 49 afdeelingen met arbeiders van verschillende vakken. Bovendien had ze in 11 steden verspreide leden. 20 Aug. 1873 telde ze 162 bestaande plaatselijke federaties met samen 454 vakgroepen en 77 afdeelingen van verschillende beroepen." Enz.

Ik zou hier nog uittreksels uit de verschillende verslagen der Italiaansche landelijke federatie, van de Jura-federatie, enz. kunnen publiceeren, maar dat zou te ver voeren. De heele kranten- en brochureliteratuur van dien tijd is vol met plaatsen over de noodzakelijkheid der organisatie en er was in de rijen der toenmalige anarchisten niemand, die in dit opzicht een ander standpunt vertegenwoordigd zou hebben. Allen legden den nadruk op het socialistische karakter der anarchistische opvattingen en allen waren ervan overtuigd, dat de sociale bevrijding alleen door de voorlichting en organisatie van de massa's veroorzaakt kan worden, dat de organisatie de eerste voorwaarde voor een gemeenschappelijke actie is.


III

Dit karakter van de beweging veranderde langzamerhand na den Fransch-Duitschen oorlog en hoofdzakelijk na de vreeselijke nederlaag der Parijsche Commune. Duitsch lands overwinning en de politiek van Bismarck hadden een nieuw geschiedkundig feit in Europa geschapen, dat niet meer uit de wereld geruimd kon worden. Het ontstaan van een met alle machtsmiddelen uitgerusten militaristisch-burocratischen staat in het hartje van Europa, moest op de ontwikkeling van de algemeene reactie, die in dien tijd overal het hoofd opstak, een sterken invloed hebben, wat ook inderdaad het geval was. Het zwaartepunt van de Europeesche arbeidersbeweging had zich van Frankrijk naar Duitschland verplaatst, en voerde hier tot ontplooiïng van de sociaal-democratische beweging, die in den loop van haar ontwikkeling ook de overige landen, afgezien van enkele uitzonderingen, beslissend beïnvloedde. Zoo ontstond de noodlottige periode, waarin Europa meer en meer aan een algemeene militariseering ten offer viel, die van Duitschland uitging, terwijl aan den anderen kant door den groeienden invloed der Duitsche sociaal-democratie de algemeene arbeidersbeweging langzamerhand in een betreurenswaardigen toestand kwam.

In de Romaansche landen, waar de linker vleugel van de internationale den sterksten invloed had, begon omstreeks 1870 een woedende reactie. In Frankrijk, waar de beste en meest intelligente elementen van de arbeidersbeweging bij de wreede nederlaag hun dood gevonden hadden, of naar Nieuw-Kaledonië gestuurd werden om daar het rustelooze en zorgvolle leven der ballingschap te proeven; in Frankrijk werden alle organisaties der arbeidersbeweging door de regeering onderdrukt en de revolutionaire pers verboden. Deze zelfde voorvallen herhaalden zich twee jaar later in Spanje, na dc bloedige onderdrukking van den kantonalen opstand en de overgave van de Commune van Culagena. De geheelc arbeidersbeweging werd meedoogenloos onderdrukt en iedere openbare demonstratie van de revolutionaire arbeiders voor jaren lang onmogelijk gemaakt. In Italië vervolgde men de leden der internationale zoo erg, dat ze meer en meer naar de geheime organisatie grepen, waartoe zij als Italianen door hun aanleg beter geschikt waren, dan de kameraden in andere landen.

Zoo verdween dus de anarchistische beweging, tengevolge van de ongehoorde vervolgingen, die ze te verdragen had, in de Romaansche landen jarenlang uit de atmospheer van het openbare leven en was gedwongen, zich in geheime verbindingen een toevluchtsoord te scheppen.

Daar echter de periode der reactie langer duurde dan de meesten verondersteld hadden, nam de beweging langzamerhand een geheel nieuwe psychologie aan. Geheime bewegingen zijn wel in staat in hun beperkte kringen een buitengewoon hooge graad van opofferingsgezindheid en ontroerende toewijding van den enkeling voor de revolutionaire zaak te ontwikkelen, maar liet ontbreekt hun aan liet breede kontakt met de massa's van het volk, dat alleen in staal is, hun werk vruchtbaar te maken en op den duur levensvatbaar te houden.

Zoo komt het, dat de leden van zoo'n beweging onmerkbaar iedere juiste maatstaf voor de eigenlijke verschijnselen van het werkelijke leven verliezen en de wensch hij hen de vader van de gedachte wordt. In één woord, ze verliezen, zonder het zich zelf duidelijk bewust te zijn, hel begrip voor een massabeweging. Dit eigenaardige ontwikkelingsproces voltrekt zich dikwijls met een verrassende snelheid, en is in slaat, een beweging in enkele jaren een geheel ander aanzien te geven, verondersteld, dat de uiterlijke omstandigheden, d.w.z. de blinde vervolgingen der regeeringen, de ontplooiing van de geheime organisatie begunstigen.

Het is duidelijk, dat, in perioden van algemeene reactie, als de regeering een beweging iedere openbare levensmogelijkheid afsnijdt, de geheime organisatie het eenige bestaande middel is om de beweging in leven te houden. Maar als we dit feit erkennen, mogen we ons niet laten verleiden, om de niet uit Ie blijven gebreken van zoo'n organisatie te miskennen of zelfs haar beteekenis te overschatten.

Een geheime organisatie kan altijd slechts als een middel beschouwd worden, dat het gevaar van het oogenblik noodig maakt, nooit zal ze echter in staat zijn een wezenlijke sociale ommekeer krachtig voor te bereiden of zelfs in de rechte banen te leiden. Aan maatschappelijke veranderingen moet steeds de breedste en meest intensieve propaganda vooruitgaan, propaganda onder de massa, die eerst van den geest der vernieuwing bezield moet zijn, voor men deze in beweging kan zetten Maar juist dit onomstootelijk feit vergeet de enkeling maar al te makkelijk in de eigenaardige atmospheer van de geheime vereeniging. De verblindende invloed, van zulke lichamen in het bijzonder op de meer tol het romantische neigende jongere krachten der beweging uitoefenen, is een geweldige hinderpaal voor een duidelijk inzicht in de werkelijke verhoudingen en maakt velen blind voor de naakte werkelijkheid. Men ziet de dingen steeds in een soort van verheerlijking, niet zooals ze in waarheid zijn, maar zooals men ze graag zien zou.

De geheime organisaties van de oude Russische revolutionairen hebben ontzaglijk veel gedaan, maar ze waren niettemin niet in staat met hun ideeën de massa's te winnen en moesten langzaam verbloeden. Eerst toen met de ontwikkeling van de industrie in Rusland breede massa's der arbeiders en gedeeltelijk ook van de boeren voor de sociale ideeën gewonnen werden, was de beweging onoverwinnelijk.

Bovendien echter bergt een geheime beweging nog een heele rij van groote bezwaren in zich, die met haar bestaan onvermijdelijk verbonden zijn. Daartoe hoort in de eerste plaats haar voortdurende strijd met de wakende organen van den staat, die altijd en overal op de loer liggen om samenzweringen te ontdekken, of, als het noodig is, door haar uitdagers zelf deze in leven te roepen. Deze onafgebroken strijd, die de samenzweerders steeds tol nieuwe voorzorgsmaatregelen dwingt, verslindt niet slechts een massa energie. hij ontwikkelt op den duur. een gewoonweg ziekelijk wantrouwen in hen tegen iedereen, wat hun zeer dikwijls tot een tweede natuur wordt. De verdenking sluipt overal op vilten zolen rond, en heeft menig menschenleven voor altijd geruïneerd.

Ik herinner slechts, aan de zaak Peuker, die niet slechts den man zelf tol tragedie van zijn leven werd, maar die ook vele jaren achtereen verdeeldheid in de beweging bracht en haar krachten verlamde. liet is ook duidelijk, dat persoonlijke oneenigheden in een dergelijke beweging een veel scherper en noodlottiger karakter moesten aannemen, omdat het veld van hun werkzaamheid steeds zeer beperkt is.

Men herinnere zich de verbitterde kampen tusschen Barbes en Blanqui in de geheime organisaties onder de regeering van Louis Philippe, die de werkzaamheid van deze organisaties voor langen tijd lam legden.

Al deze verschijnselen geven aan de geheime beweging een heel bizonder stempel en hebben een zeer sterken invloed op de geestelijke gesteldheid van haar leden. Voor alles echter houden ze de geestelijke ontwikkeling van een beweging en haar scheppende vaardigheden legen, omdat de geheime organisatie steeds gedwongen is haar vernietigende werking op den voorgrond van haar werkzaamheid te plaatsen.

In een dergelijke periode van reactie en geheime verbindingen was de anarchistische beweging omstreeks 1870 getreden en was vanzelfsprekend, dat ze zich aan den invloed van de nieuwe atmospheer niet geheel en al onttrekken kon. In den loop van eenige jaren raakte men er in de anarchistische kringen aan gewoon de samenzweerende werkzaamheden als een normalen toestand op te vatten en de geheime organisatie als een vanzelfsprekende voorwaarde van de anarchistische beweging te zien.


IV

Evenals de anarchisten van deze periode de beteekenis van de samenzweerende organisaties zeer overschat hebben, zoo kenden ze ook in den loop van den tijd de revolutionaire daden van enkelingen een overdreven beteekenis toe. Dit ging tenslotte zoo ver, dat vele van hen in de zoogenaamde "propaganda van de daad", het eigenlijke zwaarte punt van de beweging zagen. In perioden van hope looze reactie en wreede vervolgingen laten zich de gewelddadige daden van sommige hartstochtelijke karakters wel verslaan en verklaren. Het waren overigens niet alleen anarchisten, die zulke daden in praktijk brachten, maar aanhangers van alle richtingen en partijen zonder uitzondering. Men kan zelfs rustig beweren, dat de anarchisten, vergeleken bij reactionaire verdedigers van de individueele terreur, kinderen geweest zijn. In ieder geval is dit zeker, dat zulke daden op zich zelf beschouwd mei het anarchisme niets gemeen hebben. Als menschen, zooals alle andere, hebben zekere omstandigheden ook bij enkele anarchisten daden uitgelokt, precies zooals dit bij menschen van andere ideeënrichtingen het geval geweest is. Alleen de vreeselijke vervolgingen, waaraan de anarchisten in de verschillende landen blootgesteld waren, geven ons de verklaring, waarom men in de anarchistische kringen in de genoemde vreeselijke periode deze daden van enkelingen in hun beteekenis verschrikkelijk overschat heeft.

De daden van enkelingen kunnen nooit als grondslag dienen van een sociale beweging en zijn evenmin in staat een maatschappelijk systeem te veranderen. Ze kunnen enkele dragers van het bestaande stelsel voor een tijdlang schrik aanjagen, maar op het systeem zelf hebben ze geenerlei invloed. Overigens is dit ook /looit door anarchisten beweerd. Voor terroristische handelingen Zijn altijd slechts enkelen aangelegd en dit feit alleen is het beste bewijs, dat men op deze geen beweging kan bouwen Maatschappelijke veranderingen worden slechts door massale bewegingen veroorzaakt. Dil hebben de anarchisten van de eerste periode goed begrepen, om deze reden legden ze het zwaartepunt van hun werkzaamheid op de propaganda onder de massaas en probeerden ze samen te vatten in economische vereenigingen en sociale studiegroepen. Pas toen deze propaganda door de steeds groeiende reactie onmogelijk werd en de anarchistische beweging door de machthebbers in de ban gedaan werd, ontwikkelde zich in hen de nieuwe tendenz, waarvan we gesproken hebben.

Onder de heerschappij van de Socialistenwet in Duitschland ontplooide de anarchistische beweging een werkzaamheid, die zich hoofdzakelijk tot de geheime verbreiding der in hel buitenland verschenen kranten- en brochure-literatuur beperk te. Anarchistische organen, als de “Most'sche Vrijheid" en de eveneens in New Vork uitgegeven “Anarchist", vooral echter de Londensche “Autonomie" werden over de Belgische en Hollandsche grens gesmokkeld en in Duitschland ingevoerd. De verbreiding van deze literatuur was met ongeloofelijke offers verbonden, en de kameraden, die den speurhonden in handen vielen, werden bijna zonder uitzondering met tuchthuis gestraft. Zeer sterk was de beweging nooit, want ze had immers met ontzaglijke moeilijkheden te kampen en niet alleen met de vervolgingen van de regeering, maar daarbij moest ze nog de gehate aanvallen der sociaal-democratische leiders, die voor geen laster terugschrikten, ondergaan.

Zoo beschuldigde Wilhelm Liebknecht b.v. August Reinsdorf nog in dienst van de politie staan, toen de laatste al ter dood veroordeeld was.

Er bestonden groepen in Berlijn, Hamburg, Hannover, Halle, Magdeburg en verschillende steden aan den Rijn en in Zuid·Duitschland.

De meeste leden waren jonge idealisten, die het anarchisme meer met het gevoel dan met het verstand aanhingen.

Dat was overigens niet verwonderlijk, omdat de anarchistische literatuur, voor zover ze in het Duitsch verschenen was, niet heel veel bood. Behalve Bakoenins "God en de Staat", waren er slechts weinige brochures van Kropotkin, Most en Peukert. Ook mag niet verzwegen worden, dat op ons jonge kerels de groote woorden van Most, destijds een grooteren indruk maakten dan de zakelijke verhandelingen van Kropotkin , Psychologisch is dit gemakkelijk te begrijpen. In een land, waarin ieder vrij en openlijk woord streng verboden was, moesten vanzelfsprekend de radicaalste uitdrukkingen de grootste werking uitoefenen, al stak er dan ook verder niet veel dieps in.

Met den val van de socialistenwet in 1890 onderging ook de anarchistische beweging in Duitschland een diepgaande verandering, die zich echter slechts langzamerhand doorzette. De oppositie in de sociaaldemocratie, die reeds in de laatste dagen van de socialistenwet sterk naar voren getreden was, werd nu openbaar en streed tegen de oude partijleiders. Deze weer probeerden de zoogenaamde “jongen" op iedere manier 't zwijger op te leggen en als hun dit niet gelukte, bereidden ze heeft duidelijk een splitsing voor. Zoo kwam het, dat de woordvoerders van de oppositie op den partijdag in Erfurt uitgesloten werden. Ze stichten nu een nieuwe organisatie, "de partij der onafhankelijke socialisten" en schepten zich in de Berlijnschè "Socialist" een eigen orgaan. Deze gebeurtenissen gaven ook aan de anarchisten de mogelijkheid hun ideeën in 't openbaar te verkondigen.

Dit gebeurde voor 't eerst in Berlijn, waar de eerste openbare vergaderingen plaats vonden. Twee jaar later probeerde men zelfs het anarchisme in Duitschland een eigen orgaan te geven, maar de "Arbeiterzeitung", die zich orgaan van de Duitsche anarchisten noemde, en die in November 1893 in Berlijn verschijnen zou, werd dadelijk door de regeering in beslag genomen.

De heele oplaag van het eerste nummer, afgezien van heel enkele exemplaren viel de politie in handen. Echter ontwikkelde zich de “Socialist" meer en meer in de richting van het anarchisme; tot eindelijk onder de redactie van Guslav Landauer een splitsing in het leger der socialisten plaats vond en de graale meerderheid van de organisatie zich voor het anarchisme verklaarde. Van toen af werd ook de "Socialist" zuiver anarchistisch. Toen, in de eerste helft der negentiger jaren, was misschien de mogelijkheid daar geweest, de verschillende anarchistische groepen in Duitschland organisatorisch samen te vatten en zoo de grondslag voor een gezonde en levenskrachtige beweging te leggen.

Bij een deel der Duitsche anarchisten bestond werkelijk deze bedoeling. Maar juist in dezen lijd begonnen de innerlijke weeën, die de jonge beweging jaren lang doorsidderden. Een ware vloed van zeer verschillende ideeen brak over de nieuwe anarchistische beweging los en voerde tot een heillooze verwarring der geesten. Als de beweging de mogelijkheid gegeven ware, zich eenige jaren ongestoord in 't openbaar te ontwikkelen en geestelijk te vestigen, dan hadden vele van de ideeën, waarmee ze toen bekend werd, slechts cr toe kunnen bijdragen om hare geestelijke ontwikkeling te bevorderen en haar te bevruchten. Ongelukkig bevond ze zich niet in deze gelukkige positie. Integendeel, den meesten van haar toenmaligen ,aanhangers ontbrak de geestelijke rijpheid,die ze alleen in staat stellen kon, om alle nieuwe gedachten, die zoo plotseling op hen toestormden, te kunnen onderzoeken en kritisch naar waarde te schatten.

Negen en negentig procent van de toenmalige anarchisten in Duitschland hadden van de oorspronkelijke anarchistische beweging en haar streven absoluut geen begrip. Door bemiddeling van de in het buitenland verschenen anarchistische bladen en brochures waren ze oppervlakkig bekend geworden met een bepaalde phase van de beweging, maar de toestanden, die tot dezen nieuwe vorm van de beweging geleid hadden, waren hun volkomen onbekend. Die kameraden , die nog de "onderaardse" (geheime) periode van de beweging in Duitschland hadden meegemaakt, waren zonder uitzondering aanhangers van het kommunistische anarchisme.

Van een andere richting wist men voor dien tijd niets. In 1891 verscheen de bekende roman . De “Anarchisten" van Jolm Henry Mackay in Zürich.

Het boek veroorzaakte in de anarchistische kringen van Duitschland veel opzien, ofschoon de theoretische basis uiterst zwak en betwistbaar was. Er ontstonden eindelooze uiteenzettingen in de groepsvergaderingen en discussieavonden over de vraag: kommunistisch of individueel anarchisme, en niet weinigen kwamen tot de overtuiging, dat het z.g.n. individualisme den eigenlijken gedachtegang van het anarchisme in zich belichaamde, volgden Mackay zelfs zoo ver, dat ze de kommunistisch-anarchistische richting geheel en al het recht ontzegden, zich anarchistisch te noemen.

Een jaar later verscheen in de Universal-bibliotheek van Reclam een nieuwe druk van Stirner's werk “De enkeling en zijn eigendom", dat bijna geheel in vergetelheid geraakt was. (Een tweede druk van 't boek, die in 1882 verschenen is, vond bijna geen noemenswaardige verbreiding en was in anarchistische kringen geheel onbekend). Voor de Duitsche anarchistische beweging was het verschillen van dit zeldzame boek een gebeurtenis 1 Heel weinigen hadden natuurlijk een idee van den tijd ende omstandigheden, waaronder Stirner's boek ontstaan was. Al de groote kampen van de periode van 1848 waren al lang vergeten, en zoo was het heel begrijpelijk, dat velen die 't boek nu met geeuwhonger verslonden, de scherpe polemische uitvallen van 't boek heelemaal niet of slechts heel gebrekkig uit wisten te leggen. Dit is makkelijk te begrijpen, want van de literatuur, die sindsdien ontstaan is, en die ons dezen ver ren tijd weer geestelijk nader bracht, bestond in deze periode nog geen spoor. Zoo werd dan Stirner's werk voor velen een openbaring: tol een soort laatste waarheid, die niet meer overtroffen kon worden. Ofschoon he als een paradox klinken mag, dit klassieke werk der negaties, dal wel in dezen vorm in de literatuur niet meer zijn gelijke vinden kan, werd velen anarchisten van dien tijd, ror een nieuwe bijbel, die Ellen commentarieerde en verklaarde. En aan commentatoren ontbrak het helaas niet! Het schijnt mij de tragedie van alle groote geesten, of misschien van den geest in 't algemeen te zijn, dat juist de grootste leeghoofden en kletsers zich geroepen voelen als hun apostels op te treden. Bij Stirner en Nietzsche was dit in zeer sterke mate het geval, en dit hebben ze werkelijk niet verdiend. In vele anarchistische groepen waren toenmaals zulke Stirnercommentatoren, die steeds hun uit 't hoofd geleerd lesje van de “Egokralie", wat ze ook daaronder verstonden, ten beste gaven en iedere verstandige arbeid onmogelijk maakten. Dat wil zeggen, in iedere groep kon natuurlijk altijd maar één van dele lichten huishouden, omdat hij allen tijd voor zich noodig had en als toevalligerwijs eens in zoo'n kring een dergelijke grootheid opduikte, dan voerde dit onherroepelijk lot stichting van een nieuwe groep.

Deze lieden bestreden principieel iedere organisatorische werkzaamheid en keken met souvereine minachting op de "groote kudde" neer. Men vergal zelfs, dat Stirner zelf de organisatie tol op zekere hoogte verdedigd had, toen hij van zijn "vereeningen der egoïsten" sprak. Ik heb met verschillende van deze vastberadenen kennis gemaakt, die er steeds op loerden, hun banale uitdrukkingen van “kuddevee" en van “ massaïdiotisme" aan den man te brengen; maar de ervaring heeft me geleerd, dat het meerendeel van deze zonderlinge heiligen steeds onder het normale moreele peil van den gewonen mensch stond en dat voor de meesten van hen het motto "omhoog tot de massa", nog zoo kwaad niet geweest zou zijn. Zoo stond het ook met de .autoriteiten- zoekerij" door deze lieden. Ze lagen steeds op den loer, om den één of anderen autoriteit in de beweging ten val te brengen, maar in den regel waren ze zelf de onverdraagzaamste menschen, die men zich voorstellen kon, en van een nietsontziend , zelfs ziekelijk "hun-zin-wil1en-hebben" vervuld, dat op den duur ieder samenwerken met hen onmogelijk maakte.

Maar dit waren niet de eenige nieuwe inwerkingen op de jonge beweging, ofschoon ze zonder twijfel den meest noodlottigen invloed op de toenmalige ontwikkeling uitgeoefend hebben. In 1892 verscheen Or. Benedikt Friedllinder's zeer lezenswaardige geschrift "Het vrijheidslievende socialisme in tegenstelling tot de staatsknechtschap van de Marxisten", dat en anarchisten van dien lijd weer het levenswerk van Dühring in de gedachte bracht, dat den meesten der jongeren eveneens onbekend was. Daardoor werden vete anarchisten bewogen, zich op de studie van de Diihringsche werken toe te leggen, vooral, toen de nieuwe richting in 't jaar 1894~ in Berlijn haar eigen orgaan ,.De moderne volksgeest" uitgaf, dat haar veroorloofde, haar ideeën intensiever te propangeren.

Bovendien oefende de beweging van Theodor Herlzka's Vrijland op de anarchistische beweging van dien tijd een niet te onderschatten invloed uit. Zijn werken "Vrijland", "Een reis naar Vrijland" enz. werden in de kringen der Duitsche anarchisten veel gelezen en in de "Socialist" dikwijls besproken.

In 1894 gaf Dr. Bruno Wille zijn werk "Philosophie van de bevrijding door het zuivere middel" uit, dat eveneens lot groote uiteenzettingen aanleiding gaf en vooral weer de vraag van de aanwending van "geweld als taktisch strijdmiddel den voorgrond plaatste, welke Wille natuurlijk principieel verwierp.

Er kon hier nog over verschillende andere dingen gesproken worden, die op de ontwikkeling van de anarchistische beweging in Duitschland een meer of minder sterken invloed uitgeoefend hebben, maar het is voldoende, de voornaamste stroomingen te noemen. We herhalen nog eens, dat al de nieuwe indiciën die in deze periode van alle kanten op de jonge beweging instormden, deze in 't algemeen slechts bevorderd zouden hebben, als ze den noodigen tijd gehad had, zich geestelijk te vestigen en zich een bepaalden grondslag voor werkzaamheid Ie scheppen. Daar dit echter helaas niet het geval was, zoo werkten al de nieuwe invloeden als springstof op de jonge beweging in en verdeelde ze innerlijk steeds meer. De redactie van de “Socialist", die in Landauer een uitstekenden vertegenwoordiger gevonden had, gaf zich de grootste moeite de beweging innerlijk op te helderen en te verzamelen, maar dit werk was niet gemakkelijk en werd nog verzwaard door de ongehoorde vervolgingen waaraan de beweging in dien tijd onderworpen was. De aanslagen van Ravachol Vaillant, Henri Pallas en anderen, die in Frankrijk en Spanje plaats vonden, hadden de Duitsche politie eenvoudig op hol gebracht en ze tot een wilden Jacht op anarchisten geïnspireerd. de vervolgingen vielen op de beweging neer en richtten zich hoofdzakelijk tegen de uitgevers van de "Socialist", die men ieder geval ten val wou brengen.

In den korten tijd van haar beslaan van November 1891 tot Januari 1895 waren niet minder dan 17 verantwoordelijke redacteuren aangeklaagd, en met uitzondering van twee, die naar t' buitenland vluchtten, veroordeeld. Toen dit alles niet hielp, deed men de wetten zelfs geweld aan om de gehate bladen het levenslicht uit te blazen, wat dan ook werkelijk gelukte.


v

De uitgevers van de “Socialist " hadden eerst het plan, het blad in 't buitenland verder te laten verschijnen, maar na een onderbreking van 7 maanden gelukte het hun het blad toch weer in Berlijn als: “Nieuwe Reeks" uit te geven. De nieuwe “Socialist" had den brutalen toon van zijn eerste jaren ingeboet en hield zich nu bijna uitsluitend bezig met zuiver theoretische uiteenzettingen, waarbij niet verzwegen mag worden, dat ze op dit gebied vaak voortreffelijks voortgebracht heeft. Als voorbeeld willen wij hier aanhalen de voortreffelijke verhandelingen over het Marxisme en vooral de kritische analyse, die de materialistische opvatting van de geschiedenis daar onderging. Alleen de artikelen van Dr. Eugell Heinrjch Scllmitt, Ladislaus Gumplowicz, Benedikt Friedländer, Bruno Wille, Ommerhom, Binde enz., zoo goed ze ook op zich zelf beschouwd mochten zijn, waren niet in overeenstemming met de behoeften van de anarchistische arbeiders, die voor 't grootste deel veel te ongeschoold waren om den gedachtengang der zuiver intellectueelen te kunnen volgen. Zoo ontstond langzamerhand een groote ontstemmming in de Bcrlijnsche bewering, die langzamerhand ook op andere steden overging. De redacteuren van den "Socialist" begrepen zelf, dat in dit opzicht iets gebeuren moest om de steeds scherpere tegenstellingen uit den weg te ruimen, en zoo stichtte men in 1896 den "Armen Konrad", om zoo te zeggen een populair supplement bij den "Socialist". De nieuwe krant, die onder redactie van A. Weidner verscheen, was ook zeer goed verzorgd, maar ze was veel te klein van formaat, en daardoor kon ze ook niet hel tekort aanvullen, waarvoor ze in 't leven geroepen was. Bovendien waren de innerlijke oneenigheden, die de schrijfwijze van den “Socialist" veroorzaakt hadden, reeds veel te ver gegaan. Wel had men met een beetje goeden wil ook toen nog een verstandiger overeenkomst kunnen treffen, die de geheele beweging ten goede gekomen zou zijn, maar in Duitschland, waar dergelijke strijd altijd een hatelijker karakter aangenomen heeft dan elders, schijnt dit ten eenenmale on mogelijk te zijn .

Zoo ontstond dan in 1897 uit den kring der met de schrijfwijze van den "Socialist" ontevredene elementen een nieuw anarchistisch orgaan "Nieuw Leven" betiteld. Maar zulke uitgaven moeten ook nog ban een ander gezichtspunt uit naar waarde geschat worden. Zonder twijfel bevonden zich onder de toenmalige anarchisten in Duitschland voor een goed deel elementen, die men veeleer als verergerde sociaal~democraten . dan als werkelijke anarchisten aanzien kon. Dat voor deze kameraden de “Socialist" niet goed als orgaan geschikt was, ligt voor de hand. Toch is er ook nog een andere oorzaak, die in dezen wederkeerigen stnjd tusschen anarchisten en anarchisten een Tol speelde en misschien van meer beteekenis is geweest. Een deel der anarchistische arbeiders voelde namelijk instinctief, dat de plaats, die de "Socialist" ingenomen had, hen meer en meer van de arbeiders verwijderde, want een aanmerkelijk deel van zijn medewerkers had zich werkelijk in ideeën verloren die wildvreemd tegenover hel werkelijke leven mei zijn dagelijksche moeiten stonden. Men voelde, hoc hel innerlijke kontact met de algemeene arbeidersbeweging verloren ging en zag daarin den misstand, die de verdere ontwikkeling der beweging alleen schade kon toebrengen. Zulke dingen voelt de gewone arbeider in den regel veel fijner en intensiever dan de intelecueele, ofschoon hij niet al tijd de bekwaamheid bezit, zijn gevoelens de juiste uitdrukking te geven. Het meerendeel der Duitsche kameraden streefde naar een anarchistische arbeidersbeweging en ze voelden instinctief, dat een te eenzijdige betooning van zuiver abstracte theorie over de onbeperkte soevereiniteit van het individu en dergelijke, waarmee men zich al hel mogelijke en onmogelijke voorstellen kon, de beweging onder de massaas dood en en haar zelf tot sekte verstarren moest. Deze beweeggrond kan wel menigeen toendertijd daartoe verleid hebben een plaats tegen den “Socialist" in te nemen, en andere wegen te gaan. Dat men daarbij een man als Gustav Landauer bitter onrecht gedaan heeft, is zoowel van zuiver menschelijk standpunt uit, als ook in 't belang der beweging diep betreurenswaardig geweest. Een blik in zijn heerlijken “Oproep tot het Socialisme" is genoeg, om in te zien, dat juist Landauer een der weinigen in Duitschland geweest is, die het sociale wezen van het anarchisme 't diepst begrepen hebben. Maar precies zoo onrechtvaardig zou het zijn, als men alles in dezen strijd uitsluitend op persoonlijke hatelijkheden of geestelijke bekrompenheid terugvoeren wou, ofschoon in een dergelijken strijd ook zulke dingen helaas nooit uit te schakelen zijn.

Het was hun gezonde zin, die vele anarchistische arbeiders ertoe dreef, naar een echte verbinding van het anarchisme met de arbeidersbeweging te streven. Misschien gebeurde dit bij velen meer instinktief dan bewust. Men voelde wel de innerlijke noodwendigheid, maar men zag den weg niet duidelijk dien men inslaan zou. De tusschenperiode . "Nieuw Leven" was zeker niet de juiste weg geweest, maar toch heeft ze de innerlijke opklaring verhaast. En een dergelijke " opklaring" heeft plaats gevonden in de rijen van de Duitsche anarchisten, die weliswaar sterk beïnvloed werd, door de gebeurtenissen in de anarchistische beweging in 't buitenland. In Frankrijk ontwikkelde zich de syndicalistische beweging met verrasschende snelheid. Vele actieve anarchisten streden met alle energie in de nieuwe beweging, namen deel aan haar talrijke kampen. De zin voor een revolutionaire massabeweging had zich weer krachtig omhoog gewerkt, nadat hij in 't tijdvak van de uitzonderingswetten zoo lang als dood geweest was. De groote idee van de algemeene werkstaking begon in de Romaansche landen de massaas te bezielen, en onder den invloed van den geweldigen arbeidersstrijd, die in de eerste jaren van deze eeuw Spanje, Italië, Frankrijk , het Fransche Zwitserland , Holland, Hongarije en andere landen doorsidderde, begon ook voor de anarchistische beweging een nieuwe Phasc van haar ontwikkeling, die ze weer nader bracht tot haar oudere voorvechters.

In Januari 1904 begon in Berlijn "De vrije Arbeider" te verschijnen, welks uitgevers zich geheel en al op 't standpunt der revolutionaire massabeweging plaatsten en de algemeene werkstaking en de direkte actie propageerden . Een energieke poging in dezelfde richting werd reeds eerder door Rudolf Lange en eenige andere kameraden gedaan, die tot dit doel de "Anarchist" uitgaven. Maar op het oogenblik, waarop men zich op 't standpunt der revolutionaire massabeweging plaatste, was ook de vraag der organisa1ie weer acuut geworden. Daadwerkelijk was Rudolf Lange steeds één der vastberadenste voorvechters van een anarchistische organisatie in grooteren omvang geweest en had juist door zijn bepaald opkomen voor deze gedachte meer als eens den tegenspraak van een groot deel der Duitsche kameraden opgewekt. Toen de Mannheimer conferentie der Anarchistische federatie van Duifschland (1907) bepaalde richtlijnen in dezen zin uitgewerkt en aangenomen had, toen riepen deze besluiten, zooals niet anders te verwachten was, talrijke protesten in de anarchistische beweging van Duitschland te voorschijn, waarbij natuurlijk het oude wachtwoord van de “onbeperkte autonomie van het eigengerechtigde individu" geen kleine rol speelde.

Dezelfde verschijnselen speelden zich in meer of minder overeenstemmende vorm bijna overal af, het ging juist om vragen, die overal dezelfde werkingen te voorschijn moesten roepen. Zeer aanschouwelijk heeft de bekende Hollandsche anarchist Christiaan Cornelissen dezen toestand der dingen in Zijn interessante studie "Over de evolutie van hel anarchisme" geschilderd, waarin hij zijn meening aldus weergeeft:

"In verschillende moderne landen heeft zich het anarchisme in de arbeidersvereenigingen praktisch eerst baan gebroken als oppositie tegen de gecentraliseerde en gedisciplineerde sociaal-democratie. En al te licht viel deze oppositie - zooals dit altijd bij oppositie~bewegingen het geval is - in 't andere uiterste. Naast den invloed van de literaire en kunstelementen heeft dit er veel toe bijgedragenhet individualisme een zekere steun te geven en zelfs hier en daar de desorganisatie in de beweging in te voeren, Voor in 't begin der negentiger jaren, ten tijde, dat de zoogenaamde individueele actie in Frankrijk tot verschillende bomaanvallen leidde, heeft daar en in Italië, Duitschland, Holland, Bohemen enz" de individeeele kritiek voor 't eerst den vorm der organisatie, later ook de organisatie als zoodanig aangevallen. In de vakvereenigingen openbaarde zich de individualistische geest der desorganisatie, doordat in de dikwijls pas nieuw opgerichte vereenigingen van 't begin af de vraag op de agenda kwam, of niet ieder reglement, ieder bestuur, den kiem van een nieuwe heerschappij met zich bracht, Niet tevreden daarmee, de misbruiken der organisatie te kritiseeren, en om alle middelen aan te wenden, om te verhinderen, dat de bestuursleden in de arbeidersvereenigingen te veel macht in handen kregen zij, die toch in principe alleen de gevolmachtigden van de leden waren, begonnen de individualisten spoedig de organisatie zelf te bestrijden, altijd droomend van nieuwe “tirannen” ook daar, waar het om de regeling van de eenvoudigste vereenigingszaken ging, Ook daar werden woorden zooals de liranniseering van de minderheid door de meerderheid en de onderdrukking van de individueele vrijheid, als schablonen gebruikt. Maar de individualistische kritiek overzag daarbij het gevaar, dat in de arbeidersorganisatie bij volkomen afwezigheid van iedere reglementeering de persoonlijke autoriteit en zelfs de diktatuur van energieke personen zich des te gemakkelijker kan doen gelden, juist zooals in de oude maatschappij, die men bestreed.


Meer nog als in de vakorganisaties vond in de overgangsperiode, waarover wij spreken, dit individualisme bijval in de studie- en agitatiegroepen, die zich direct tegenover de sociaaldemocratische vereenigingen stelden. Het is pas eenige jaren geleden, dat men in verschillende landen problemen besprak als de volgende : of het in de revolutionaire groepen niet een erge inbreuk op de vrijheid van het individu was, te stemmen en besluiten te nemen ? Of het wel geoorloofd was, de leden van deze groepen te verzoeken, regelmatig hun geldelijke bijdragen aan de groepskas af te dragen? Of men wel het recht had in de groepen een voorzitter te kiezen die toeziet wie het woord vraagt, of een secretaris, en vooral ook een penningmeester, welke alle verantwoordelijk zijn tegenover alle leden? Dat zouden toch weer nieuwe heerschers zijn, precies zooals bij de sociaal· democratie? En bovendien, wat de verantwoordelijkheid betreft, het souvereine individu was alleen zich zelf verantwoording verschuldigd Men gelove niet dat dit overdreven is. Het gaat hier over verschijnselen die internationaal voorkwamen, Nog op het internationaal revolutionair congres in Londen (1896), Was er onder de aanwezigen een verstokte Stirneriaan die bij ieder besluit, dat de anderen nemen wilden, riep: maar een besluit, een resolutie."Ik wil geen besluit, ik kan niet hierheen om met anderen verdragen te sluiten. Ik wensch slechts mezelf te blijven. Maar toen had toch reeds de kommunistische richting de overhand en den tegenstander werd toegeroepen: "Dat had je toch ook thuis kunnen doen : je zelf blijven! Je hoefde niet hierheen te karnen om ons daarmee te vervelen."

Ik heb Cornelissen daarom zoo uitvoerig geciteerd, omdat hij met zijn beschouwingen den spijker op den kop geslagen heeft en de dingen precies zoo ervaren heeft, als ik zelf. Overigens is de geest van toch ook nu nog niet geheel uit de anarchistische beweging van Duitschland verdwenen en spookt nog steeds hier en daar in de hoofden van menschen, die zich graag met leege woorden begoochelen en aan wie het nu eenmaal niet gegeven is, tot het wezen der begrippen door te dringen. Zulke menschen kleven steeds aan de uiterlijke normen der dingen, daar ze door een groote woordenmassa overvallen zijn, die hun de beelden van hun fantasie steeds als de reëele werkelijkheid voortoovert. Ik herinner slechts aan het vlugschrift, dal het Keulsche P.A.S. met betrekking tot het laatste syndicalistencongres heeft uitgegeven. Dezelfde zucht, overal de autoriteit te zien, dezelfde oude wachtwoorden, waaraan de ervaringen van den tijd spoorloos voorbij gegaan zijn. Slechts één ding is Iveranderd. Het blaadje is onderteekend : "der Vorgeschobene" (de op den voorgrond geschovene). Dit is inderdaad iets nieuws. Want dal er in een zoo doorluchtig gezelschap van souvereine individuen ook nog zulke bestaan konden, daarvan lhad men vroeger zeker niet kunnen droomen. Overigens is alles verleden, spookgeroep van middernacht, dat bij 't aanbreken van 't eerste morgenuur weer in 't graf verzinkt.


Zoodra de anarchistische beweging zich weer op de actie der massaas toelegde, zooals haar groote voorvechters in den tijd van de eerste internationale, moest ook de vraag van de organisalie weer op den voorgrond komen. En het was hoofdzakelijk deze vraag, die tot de bijeenroeping van het internationaal anarchistellcongres in Amsterdam (1970) en tot de stichting van de anarchistische internationale leidde. De Fransche kameraad Dunois opende het punt Anarchisme en Organisatie met een korte uiteenzetting, waarin hij den nadruk legde op hel sodalesociale karakter van de anarchistische idee en verklaarde, dat het anarchisme niet individualistisch, maar federatief was, dat men het als federatief op alle gebieden definieeren kon.

In het debat spraken zich alle kamerledcn met uitzondering van den Hollandschen individualist Croisct voor de noodwendigheid van een organisatie uil; ook onze oude kameraad Errico Malalesla, die altijd een onvermoeid voorvechter van de organisatiegedachte geweest is.

“Hoeden wij ons voor de verkeerde opvatting - zei Malalesla – dat de afwezigheid van iedere organisatie een garantie voor de vrijheid is. De naakte feiten bewijzen ons het tegendeel. Daarvoor slechts één voorbeeld. Er bestaan in Frankrijk anarchistische tijdschriften, die niet orgaan van een vereeniging zijn. maar hun kolommen zijn voor ieder gesloten, wiens ideeen, slijl, of persoon het ongeluk hebben den uitgevers niet aan te staan. In dit geval zijn alzoo enkele personen veel grootere machtsbevoegdheden in de hand gegeven om de meeningsvrijheid van anderen te beperken, dan dit bij een blad, dat door een organisatie uitgegeven wordt, ooit gebeuren kan. Men spreekt zeer veel valt autoriteit. Laten we ons eerst eens bewust worden, wat we daaronder moeten verstaan. Geen twijfel: tegen de autoriteit, die in den staat be lichaamd is en die slechts het doel beoogt, de slavernij in den schoot van de maatschappij staande te houden, staan we op uit 't diepst van ons hart en zullen het steeds doen. Maar aan een enkel moreele autoriteit, die aan de ervaring, het intellect of het talent zijn oorsprong te danken heeft, zal geen enkele anarchist zijn respect onthouden.

Het is een groote fout om de aanhangers van de organisatie, de frustratie, de individualisten zich vrijwillig tot de isolatie van alle anderen veroordeelen zouden. Mijn meening is, dat de strijd tusschen de individualisten en de aanhangers van de organisatie alleen om leege woorden gaat, die voor de praktische feiten niet bestaan kunnen.

In Italië komt het dikwijls voor, dat de individualisten georganiseerd zijn, ondanks hun verwerping van de organisatie zooals menig voorvechter van de organisatie; haar niet practisch steunen, ofschoon den nadruk leggen op haar noodwendigheid. Ook vindt men dikwijls juist in die groepen, die steeds met zoo'u groot lawaai over de vrijheid van het individu spreken, meer werkelijke heerschappij dan in de vcreenigingen, die men gewoonlijk voor autoritair uitmaakt, omdat ze een bestuur hebben of besluiten nemen. Genoeg holle woorden, wenden wij ons tot de praktische daden. Woorden scheiden, de actie vereenigt. Het is tijd . dat wij onze krachten organisatorisch samenvallen om een werkzamen invloed op de sociale gebeurtenissen te kunnen uitoefenen.


In dezen zin nam het congres meerdere resoluties aan en slichtte een internationaal bureau, dat de verbinding tusschen de verschillende landelijke organisaties tot stand zou brengen.

Het tweede congres der anarchistische internationale, dat in den zomer van 1914 in Londen gehouden zou worden, en voor welk zich reeds afgevaardigden uit 2 verschillende landen van Europa en Amerika aangemeld hadden, werd door 't uitbreken van den wereldoorlog verhinderd en de 5 leden van het bureau werden naar alle landen verspreid.

Nu ligt het eerste deel van een gigantische catastrophe achter ons, wat ons het tweede brengen zal is nog niet vooruit te zien en kan slechts in vage omtrekken benaderend gezien worden. Verschrikkelijke problemen hoopen zich voor ons op en wachten op hare oplossing. De anarchistische beweging van alle landen heeft door den oorlog zwaar geleden en men begrijpt, dat de kameraden in de verschillende landen zich de grootste in spanningen getroosten moesten, om de verstrooide krachten weer te verzamelen en weer lot actie geschikt te maken. En overal begrijpt men nu, dat de anarchistische beweging een organisatorischen grondslag noodig heeft, als ze in den grooten strijd, die ons te wachten staat, staande zal blij ven en niet de staatssocialisten der één of andere richting de lachende erfgenamen van ons werk en offervaardigheid zullen worden. Rusland heeft ons in dit opzicht een waarschuwend voorbeeld gegeven. Daar is de anarchistische beweging, ondanks den grooten invloed, dien ze onder 't volk had en ondanks de ontzaglijke offers, die haar aanhangers de zaak van de revolutie gebracht hebben, tenslotte zelf een offer van haar innerlijke verdeeldheid en haar organisatieloosheid geworden. Ze heeft de Bolsjewisten aan de macht geholpen, die ze nu zelf tol het bittere einde toe, te voelen krijgt. En hetzelfde zal overal het geval zijn, zoolang het ons niet gelukt, ons op bepaalde richtlijnen te vereenigen en onze krachten organisatorisch samen te vatten.

In Frankrijk hebben de kameraden zich in de Anarchistische Unie gevonden en ontwikkelen een verheugende werkzaamheid. In Italië is de “Unione Anarchista" tegenwoordig éên der gewichtigste en invloedrijkste organisaties in de arbeidersbeweging. In Spanje, waar de anarchisten altijd het zwaartepunt van hun propagandistisch en organisatorisch werk op de revolutionaire vakbeweging geconcentreerd hebben, ontwikkelde zich spoedig na den oorlog de “Confederacion del Trabajo" met ongelooflijke kracht, tot ze na een heele rij geweldige kampen, door de verschrikkelijke reactie, die sinds de laatste twee jaren weer het land beheerscht, om zoo te zeggen, uit het openbare leven verdrongen, maar desondanks niet neergetrapt kon worden; ongeacht de wreedc vervolgingen, die ze te verduren had en nog te verduren heeft. Alleen door haar onvermoeide organisatorische werkzaamheid waren onze Spaansche kameraden in staat,dezen verschrikkelijken aanval van de reactie 't hoofd te bieden en haar beslaan als beweging te handhaven. Maar ook in Portugal, en in de republieken van Zuid-Amerika, waar de beweging met de Spaansche eng verwant is, hebben onze kameraden op organisatorisch gebied belangrijks voortgebracht, dat ons tot de beste hoop voor de toekomst berechtigt.

In Duitschland tenslotte, heeft hel Anarchisme sinds de revolutie een vasten grond bekomen door de sterke ontwikkeling van de anarchistisch-syndicalistische beweging, die alle elementen van een anarchistische arbeidersbeweging in zich belichaamt. Naar mijn inzicht is dit het belangrijkste verschijnsel in de heele ontwikkelingsgeschiedenis van het anarchisme in Duitschland, dal juist door dat deel der Duitsche anarchisten, die principieel op 't standpunt der arbeidersbeweging en organisatie staan, niet hoog genoeg geschat kan worden.

Wie de heele draagwijdte van deze ontwikkeling naar waarde kan schatten, die zal ook begrijpen, dal juist die kameraden, die in de beweging geen jongelingen meer zijn, zich heel bizonder inspannen moesten, om deze beweging met alle krachten te steunen, want een langzaam versplinteren daarvan, zooals we het nu in de meeste linksche organisaties bemerken kunnen, zou tegelijk ook de ineenstorting van de anarchistische beweging beteekenen, waarvan ze zich in onafzienbaren tijd niet meer herstellen zou op den geest aankomt, die een beweging bezielt en inspireert. Als de ze geest niet aanwezig is, dan helpt ook geen organisatie meer. Men kan geen dooden 1evend maken, doordat men ze organiseert. Wat we beweren is, dat daar, waar de geest werkelijk bestaat, en waar de noodige krachten voorhanden zijn, een organisatorisch samenvatten van de krachten op federatieven grondslag het beste middel is om de grootste resultaten te bereiken. Binnen de organisatie vindt men voor iedere kracht een arbeidsveld. Juist dit enge samenwerken van de enkelingen voor een gemeenschappelijke zaak is een geweldig middel tot vergrooting van dc zedelijke kracht en het solidariteitsbewustzijn van de leden. Het is absoluut verkeerd te beweren dat in de organisatie het persoonlijkheidsgevoel en de individualiteit verkommeren moeten. Juist het tegendeel is het geval. In voortdurend kontakt met zijn gelijken komen de beste kwaliteiten van de persoonlijkheid eerst echt tot ontplooiing. Als men onder individualisme niets anders verstaat dan de voortdurende bewierooking van het eigen ik en de belachelijke vrees, die gelooft, in iedere engere beroering met andere menschen een gevaar voor de eigen persoonlijkheid te moe ten zien, dan vergeet men, dat juist daarin de sterkste hindernis voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid bestaat.

Hoe enger een mensch met zijn medemenschen verbonden is, hoe dieper hij hun vreugden en smarten mee voelt, des te rijker is zijn persoonlijkheidsgevoel, des te gooter zijn individualiteit. Ja, men kan gerust zeggen, dat het persoonlijkheidsgevoel van den mensch zich direct uit zijn sociaal voelen ontwikkelt.

Om deze reden is het anarchisme geen tegenstander van de organisatie. maar haar warmste voorvechter ; mits het om de natuurlijke organisatie van onder naar boven gaal, die uil de gemeenschappelijke betrekkingen van de menschen onder elkaar groeit en in federatief samenwerken van de krachten haar uitdrukking vindt. En om dezelfde reden bestrijdt het iedere aan de menschen van bovenaf opgedrongen schabloneering van dit samen werken, omdat ze de natuurlijke betrekkingen der menschen, den grondslag van iedere werkelijke organisatie, vernietigt en den enkeling tot een automatisch deel van een groote machine maakt, die door bevoorrechten in gang gezet wordt en voor bepaalde belangen werkt.

Men kan met Malatesla het zwaartepunt op de organisatie van de anarchistische groepen en het federatief verband leggen, of met Kropotkin de meening hebben, dat de anarchisten hun kleine groepen weliswaar bewaren, overigens echter het zwaartepunt van hun werkzaamheid in de vakorganisaties moeten leggen.

Men kan zelfs met James Guillaume, den dapperen medestrijder van Bakoenin, het standpunt vertegenwoordigen, dat men van bizondere anarchistische organisaties afziet en uitsluitend in de revolutionaire vakvcreenigingen voorde ontwikkeling en verdieping van het vrijheidslievend socialisme werken moet. Dat zijn meeningsvcrschillen, waarover men discussieeren kan. Maar in alle gevallen blijft de noodwendigheid van de organisatie bestaan.

En juist in den tegenwoordigen dreigenden tijd wordt dele noodwendigheid scherper getoond dan ooit te voren. Scherper ontwikkelen zich de maatschappelijke tegenstellingen in alle landen. En nog steeds zijn ontzaglijke massaas van arbeiders door den waan beheescht, dat een verovering van het staatsgeweId door het proletariaat alleen in staal is om hel sociale probleem op te lossen. Zelfs de vreeselijke ineenstorting in het Oosten kon de meesten niet van dit geloof afbrengen. Het is onzinnig te denken, dat het staatssocialisme zijn macht over de massaas ingeboet heeft. Het tegendeel is het geval. En juist daarom geldt het nu meer dan ooit, tegenover den geest van algemeene knechtschap het ideaal van de vrijheid en het socialisme te stellen.

Strijd, onverbiddelijke strijd tegen alle machten der tirannie, tegen alle afgodendienaren van de macht en het bezit, onder welk masker ze zich ook verbergen mogen. Het lot van onze naaste toekomst ligt in de weegschalen der geschiedenis. Daarom is het zaak, alle krachten in een groot verbond samen te brengen om voor een vrije toekomst de poorten te openen.