Vanheerentals, L. - Leven in de anarchie (1981)

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


pdf: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Vanheerentals,_L._-_Leven_in_de_anarchie_(1981)-fax.pdf
markdown: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Vanheerentals,_L._-_Leven_in_de_anarchie_(1981)-markdown.tgz
epub: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Vanheerentals,_L._-_Leven_in_de_anarchie_(1981).epub


Luc Vanheerentals
Leven in de Anarchie (1981)

Bestand:Fotos/tekening1.jpg

Leuven, Februari 1981

Dit boekje is opgedragen aan Leentje, en aan het kindje, dat ze op dit ogenblik, nog heel warm bij haar draagt.

Verder zou ik mijn dank willen uiten aan volgende personen, die mij door hun interessant ideeëngoed en vooral door hun daden, geïnspireerd hebben voor de totstandkoming van dit boekje. Met name Leentje Wullaerts, Werner Dieltjens, Johnny Lenaerts, Koen Panier, Steven De Batselier, Steef Davidson, Martin Van Kerrebroeck, Herman Bianchi en nog wel een heleboel anderen.

Speciale dank ook voor Michel voor het mij ter beschikking willen stellen van zijn buitenverblijf aan de boorden van Semois en Antrogne, voor de afwerking van het boek.

Enorme dank ook voor de ‘sisters of mercy’ Gilbertje en Leentje die met hun tederheid de uitwerking van dit boek mogelijk maakten.

L.V., februari 1981

Inleiding

Wat hierna volgt in dit boek is theorie, en betekent als dusdanig niks, in de strijd die wij te voeren hebben, tegen onze onderdrukkers. Daarom zal de waarde van dit boek, nihil zijn, als er niet de daden opvolgen, van diegenen die het gelezen hebben.

Leven in anarchie betekent dat je wil leven hoe je ‘t zelf wil. Dit mag echter niet begrepen worden in de zin van het individu, dat eenzaam en extreem-egoistisch op zijn levensweg stapt. Anarchie staat immers voor een voortdurende speurtocht naar harmonie tussen de mensen, met dewelke jij je wenst te omringen. En deze harmonie is gekenmerkt door de afwezigheid van elke vorm van onderdrukking. Eenieder zal zo onder meer een strijd te voeren hebben tegen de innerlijke leider: het geweten, het zogenaamde über-ich, dat je het ’schuldige gevoel’ bezorgt als je in overtreding denkt of handelt met de maatschappelijke normen en waarden. Leven in de anarchie betekent echter ook dat men zijn beleven niet afsluit, voor de onderdrukkings-mechanismen die zich afspelen buiten zijn eigen leven. Die onderdrukkings-mechanismen spelen zich in de wereld af op duizend-en-één terreinen, en wil men er iets tegen doen, zal men zich in de eerste plaats een selectie moeten maken. Leven in de anarchie betekent immers primordiaal het afwijzen van elke vorm van onderdrukking. Je zal nooit in perfekte harmonie met je direkte omgeving kunnen leven, als buiten deze omgeving maatschappelijke heersers voortdurend de maatschappelijke harmonie doorprikken en onmogelijk maken.

Daarom zal dit boek gegrondvest zijn op twee peilers. Zoeken naar nieuwe levensvormen, grondvesten voor een nieuwe vrijheid, die onmiddellijk haalbaar zijn voor diegenen die in kleine groepen het socialisme willen beleven. O.a. zullen Zo aan bod komen de coöperatief, de buurt, de kommune. Daarnaast wordt gezocht naar de achillespees van de ‘vijand’, de onderdrukkers, en de manier hoe men de gunstige voorwaarden kan creeëren om die laatste finale pijl af te schieten…

In dit boek is gepoogd de rationaliteit van haar troon te duwen. Deze rationele benadering van de dingen, dit zoeken naar verklaringen, waarbij men de realiteit in een eigen jasje hult, in plaats van ze te beleven, is ingepalmd en gestruktureerd door kapitalistische normen. Onze kapitalistische economie die zich baseert op privé-bezit, waarbij de individuen zich bevinden in een konkurrentiële positie ten opzichte van mekaar, is in een andere vorm terug te vinden in onze psyche. Enkel van onze gevoelens heeft het kapitalisme zich nog geen meester weten te maken, al doet ze ook hiertoe wel pogingen via bv. het appel op de vaderlandsliefde, de reklame voor produkten die voortdurend associëren doet met de wereld der gevoelens. Het pijnhebben, het liefhebben, het blij-droef-beleven van het spel zijn nog niet in die mate gecontroleerd door hen die ons hebben opgevoed. Al is er steeds die afgrijselijke afgrond der eenzaamheid in dewelke ons psychisch privé-bezit ons heeft ingeworpen. De waarheid die onze gevoelens ons op die momenten vertellen, zullen altijd meer waarheid bezitten, dan eender welke ‘wetenschappelijke’ rede hieromtrent ooit zal kunnen. Dit is misschien wel het grondidee van dit boek: het leven moet terug gebaseerd zijn op een evenwicht tussen rationaliteit en emotionaliteit. Hierbij laat de rede zich terug voortdurend inspireren door de gevoelens, en straalt de totaliteit van ons gedrag niet enkel die ‘kapitalistische, konkurrentiële’ koelheid, redelijkheid uit, maar evenzeer die warmten afkomstig uit onze diepste bronnen der gevoelens…

‘Leven in de anarchie’ als boek is slechts een individuele expressie. Elk heeft op deze manier zijn eigen verhaal en kommentaar op de manier dat mensen in deze maatschappij met mekaar samenleven, en de manier dat het beter zou kunnen, Niet iedereen heeft er zin in, zijn verhaal en kommentaar in geschreven vorm neer te leggen. Door wetten het kapitalisme eigen, komt slechts een zeer klein deel van wat mensen aan mekaar willen zeggen en schrijven in boekvorm uit. De meeste uitgevers geven trouwens enkel die geschriften uit die ongevaarlijk zijn voor de bestaande machtsverhoudingen, waar zij trouwens deel van uitmaken. Wie zin heeft om iets uit te geven, geve het best daarom in eigen beheer uit. Zoek een goede, goedkope drukker, die je eigen typwerk in offset drukt, plak er een mooie kaft overheen, en klaar is kees. Met een minimale investering draag jij eventueel ook bij tot eenieders ideeënrijkdom….

Zoals in het geschrijf van eenieder zal ook dit boek gevuld zijn met projecties vanuit de inerlijke problematiek van diegene die het schrijft. Irrationele woelingen van bezitsdrang, naar een ‘zich-niet-goed-voelen-in-zijn-eigen-lijf’, naar zekere ‘minderwaardigheids-komplexen’, naar angsten zullen ook hier hun invloed doen gelden. Verdrongen spanningen met ouders, opvoeders, zullen hier en daar misschien op irrationele wijze oprispen…. Om kennis te maken met de innerlijke wereld van diegene die het schrijft, zijn bij enkele hoofdstukken zeer persoonlijke, biografische verhalen en getuigenissen opgenomen, Dit soort getuigenissen heeft in het boek ook de funktie om datgene wat theoretisch geponeerd is geworden, in een konkrete belevingswereld te toetsen.

PART 1. Utopie en totaalkritiek versus rekuperatie en korrektie

De ontbewistbare gegevenheid in de mens om ‘utopisch’ te denken, is misschien zijn meest gezonde eigenschap. Utopisch denken houdt in, dat men, geconfronteerd met een bepaalde beschouwing of ervaring, men steeds ‘het andere’ denkt. Hoe kan het anders? beter? Een heleboel instituties in deze maatschappij hebben zich serieus gewapend tegen dit ‘utopische’ denken van de mensen. De ouders beroepen hun bevelen op ‘hun grotere ervaring, hun levenswijsheid, hun “ouder” zijn’; de katholieke kerk staaft zijn opinies op de onfeilbaarheid, de goddelijkheid van zowel paus als Jezus, of God himself; de politicus rechtvaardigt al zijn besluiten in naam van de ‘demokratie, de wil van allen’, die ten tijde van de verkiezingen zich ter zijner voordele heeft uitgesproken. Heel de reklame voor eenderd wat men wil verkopen in dit systeem baseert zich op het verdoven, –meestal door voortdurende herhaling, of door associaties te trekken tussen het produkt en ‘waarheden als een koe’, òf ‘diepmenselijke betrachtingen’,– van deze utopische kracht in de mens.

In dit deel komen nu volgende stellingen aan bod:

  1. Voor diegenen die met fundamentele dingen van de kapitalistische samenleving, niet akkoord zijn, heeft dit kapitalisme een aantal rekuperatie- en korrektiemechanismen in petto, die hem terug. in goede banen pogen te leiden.
  2. In het licht van deze mechanismen is elke deelkritiek reformistisch, d.w.z. de kritiek raakt de oorzaak niet van wat er fout loopt, maar geeft enkel kritiek op een symptoom, waarbij het verhelpen aan dit foute symptoom de repressie enkel verfijnt. Enkel totaalkritiek is in staat de ‘kapitalistische logika’ om te buigen. Het is deze ‘kapitalistische logika’ die in verscheidene vormen terug te vinden is, die de kern is van de kapitalistische samenleving.
  3. Deze totaalkritiek is in wezen een utopisch denken. De kracht van deze kritiek ligt niet alleen in de negatie van het bestaande, maar veeleer in het formuleren en realiseren van alternatieven ten aanzien van de aangeklaagde toestanden.
  4. Korrektiemechanismen ten aanzien van hen die ‘het anders willen’ situeren zich vooral rondom de twee peilers van dit bestaan‚ namelijk de emotionele betrokkenheid van de mensen op elkaar, en de arbeid die er noodzakelijkerwijze moet geleverd worden om in zijn behoeften te voldoen.
  5. Een ander belangrijk korrektiemechanisme dat de overheid achter de hand heeft, is het ‘kriminaliseren’ van groepen die toestanden willen veranderen. Men kategoriseert het gedrag onder de noemer ‘misdadig’ en ontdoet het aldus van zijn politieke inhoud.

We starten met het geven van voorbeelden van groepen die deelkritieken formuleren.

Als arbeiders in opstand komen voor hogere lonen is dat hun volste recht. In de kapitalistische vorm dat onze ruilhandel is georganiseerd, is het de fabrieksbaas, de eigenaar van de produktiemiddelen dus, die met de meerwaarde gaat lopen. De meerwaarde dat is het verschil tussen de totaalopbrengst van de produkten die in het fabriek gemaakt worden, en de totale onkosten die de fabrieksbaas in zijn boekhouding heeft ingeschreven. De meerwaarde is dus de totale winst die de fabrieksbaas maakt, nadat hij de arbeiders heeft uitbetaald, en nadat hij al de andere onkosten heeft gedekt. Het is dus meer dan een goed recht dat de arbeider in de clinch gaat, om zijn groter deel van de koek op te eisen. Dit omdat juist die fabrieksbaas, profiterend van het feit dat hij eigenaar is van de middelen waarmede geproduceerd wordt, veel grotere winsten maakt, dan de arbeider, en dit veelal met veel minder moeite, dan de moeite die de arbeider zich moet getroosten in het fabriek, Het kapitalisme IS nu eenmaal een jungle, waar de sterkste (macht in zijn breedst mogelijke vormen) wint, en het is aldus logisch en in die jungle het goede recht voor de arbeider om op het terrein waar hij zich op dat ogenblik de sterkste waant, zich te meten met de eigenaar van het fabriek. Toch blijft dit opkomen voor hogere lonen, een ‘deelkritiek’, een act die geheel past binnen de ‘kapitalistische logika’. Het is deze kapitalistische logika die van de maatschappij een jungle heeft gemaakt: zonder inkomsten sterf je doodeenvoudig van de honger, en ieder zit in een eigen individuele overlevingsslag ten einde tenminste te overleven…

De arbeiders doorbreken de kapitalistische logika als ze het fabriek bezetten en de produktie in kollektief beheer overnemen. Als ze diskussiëren over het maatschappelijk nut van het produkt dat ze maken, en over de manier dat het aan de konsument wordt gepresenteerd. De arbeiders doorbreken de kapitalistische logika, als ze in de produktie van hun produkt vanuit een andere intentie vertrekken: niet het winstmaken, maar wel de produktie van een maatschappelijk nuttig produkt komt op de eerste plaats. Heel deze gegevens worden verder in Deel 6 uitgewerkt. Hier dienen ze enkel funktioneel om deelkritiek tegenover totaalkritiek te stellen.

In de mate nu, dat de arbeiders enkel looneisen zullen sstellen, zullen ze hun eigen onderdrukking en vervreemding in stand houden, en verfijnen. Immers, ze zullen meer voldaan, en beter werken, als ze genoegen nemen met het inwilligen van de looneisen.

Wat is nu die ‘kapitalistische logika’?

In de kapitalistische logika is het maken van winst het belangrijkste levensprincipe. Met andere woorden wat eerst middel was: geld verdienen om er iets mee te kopen, wordt nu doel; nl. zoveel mogelijk geld verdienen. Dit betekent dat wat oorspronkelijk doel was: nl, de innerlijke fierheid van een goed produkt gemaakt te hebben –iets wat nu nog enkel blijkbaar door sommige kunstenaars beleefd wordt– nu in het niet verdwenen is. Men gaat werken voor het geld, en niet om een produkt te maken; men investeert om nieuw geld te akkumuleren (vergroten van geld); men leert te leven niet om het genot van het leven, maar om de slaafse dienst van het geld verdienen. Heel dat geheimzinnig gemanoevreer om een bepaald produkt te doen renderen, om de goedkoopste arbeidskrachten te zoeken, om relaties te gebruiken, om de goedkoopste materialen voor een produkt uit te zoeken, om de konsument zo veel mogelijk te bedriegen. Heel dat geheimzinnig gemanoevreer rond één produkt, staat nu model voor een heel netwerk van relaties tussen de mensen van deze maatschappij. Om zichzelf zo veel mogelijk te laten renderen, gaat iedereen mekaar ‘gebruiken’. Relaties worden nuttig geacht in de mate dat ze nuttig zijn, voor het rendement, van het ‘eigen individu’. Een element dat er logisch uit voortvloeit uit dit ‘gebruiken’ van mekaar, waarbij alle individuen op een ongelijke manier op de maatschappelijke ladder staan, is het doorgeven van deze ‘onderdrukking’ via ‘het zich gebruikt voelen’, aan ondergeschikten. Heel het gamma van mechanismen waarmede de mensen worden onderdanig gemaakt in de opvoeding, in het werkelijke leven. Heel het soort processen, waarmede de mensen worden klaar gemaakt voor de kapitalistische spelletjes behoren ook tot de ‘kapitalistische logika’. Komen we tot een slotdefinitie als volgt: ’De kapitalistische logika, is het geheel van gedragingen, gedachten, die iemand begeleidt op zijn weg om zijn produkt of zijn eigen persoon, zoveel mogelijk te laten renderen.

De kapitalistische logika heeft aldus betrekking op het gebruiken van mensen door andere mensen, voor eigen doeleinden. Die eigen doeleinden, kunnen liggen in het oneindig gamma van mogelijkheden tussen het eigen rendement, of het helen van de wonden die anderen in u geslagen hebben, omwille van het eerste motief…’

De term ‘rekuperatie’ heeft betrekking op het onschadelijk maken van revolutionaire ideeën en praktijken, door ze gewoonweg over te nemen in het beleid, en ze te integreren in de onderdrukking. Haast dagelijks komen we dit fenomeen tegen. België kent het fenomeen van de wetswinkels. Het idee is nu overgenomen door partijen, die eigen gratis juridisch advies verstrekken. Het bestaan van de oorspronkelijke ‘wetswinkels’ die in wezen revolutionair waren, doordat ze het hele rechtssysteem in vraag stellen, verwordt hierdoor tot een onschadelijk iets. In de adviserende strukturen van de partijen, ís het verstrekken van juridisch advies verworden, tot een verfijning van de onderdrukking. De mensen worden beter op de hoogte gebracht van de wet, en worden op deze manier beter gedisciplineerd omtrent deze wetten. Hetzelfde fenomeen in Nederland met de Klachtenburo’s tegen politie-optredens. In wezen is het een revolutionair wapen tegen de willekeurige optredens van politietroepen. Nu willen de politiebonden zelf zoiets in elk dorp gaan installeren. Het gevolg is een politie-vriendelijk imago, en een rekuperatie van de klachten over politie-optredens in eigen rangen. Het idee wordt telkens overgenomen: de oorspronkelijke vereniging verdwijnt, omdat het tegen de overmacht van reklame van de grote instelling niet opkan. Tegelijk is het revolutionaire van de oorspronkelijke aktie-groep, dat vooral gelegen lag, in hun bestaan op zich en de ideologie die ze er rond verspreiden, onschadelijk gemaakt. In die mate dat die ideologie die men er rond verspreidde een deelkritiek was die enkel betrekking had op het onderwerp waarrond men aktie voerde zonder het te situeren in een totaalkritiek, waardoor men zich duidelijk kon onderscheiden van die instellingen die het idee overnamen, in die mate was men op voorhand roemloos tot de ondergang gedoemd. Bv. voor Wetswinkel in België heb ik de indruk dat enkel het imago van ‘gratis juidisch adviesverstrekkers’ voldoende gepropageerd is geworden, om tot bij bepaalde bevolkingslagen door te dringen‚ en dat men alzo nu bij de opkomst van meer –op partijniveaus– dergelijke ondernemingen, reddeloos verloren is… gerekupereerd.

Studenten hebben in de woelige zestiger jaren o.a. medebeheer geëist en gekregen aan de universiteiten. Wat is nu het gevolg? Studenten zitten in onderwijskommissies, fakulteitsraden, academische raden enz… en worden mee verantwoordelijk gesteld voor de genomen beslissingen. Hun invloed is quasi nihil doordat er een te grote machtsongelijkheid is in de diverse raden. Dit door de ervaring in dit soort raden en de materies die er behandeld worden. Studenten die hier nauwelijks enkele jaren verblijven, worden hier gekonfronteerd met professoren die in deze raden al zoveel langer zitting hebben. Deze studenten worden op het einde van het jaar gekonfronteerd met de professoren, dewelker beslissingen zij zouden moeten aanvechten, in een ‘face-to-face-relatie’. De aanwezigheid van de studenten is zelfs vrij nuttig voor de professoren. Er lijkt een soort good-will gecreeërd te zijn, en de studenten kunnen alzo de beslissingen aan hun mede-studenten gaan uitleggen. Volgend principe is welbegrepen in het kapitalisme: het is beter uw vijand achter de onderhandelingstafel te overdonderen, dan hem achter de barikades te moeten gaan bevechten. Aldus wordt de kritiek van de studenten ontdaan van zijn ‘wild, ongrijpbaar karakter’. In de overlegorganen laat men de studenten zelfs even delen van de ‘glamour of power’. Hiermee blijft natuurlijk het ‘totale instituut’ de universiteit onbesproken, aangezien men de studenten deelachtig maakt aan de beslissingsorganen.

Wat gebeurt met de makro-biotiek? Nu grootwarenhuizen ook makro-biotische eetwaren zijn gaan produceren dreigt het fatale gevaar voor de hele makro-biotische beweging. In de grootwarenhuizen wordt heel de produktie ontdaan van de levenswijze en filosofie die de ‘kleinschalige’ makro-biotische winkel met zich meedroeg, en die regelrecht inging tegen de filosofie die de grootwarenhuizen in zich meedragen. Deze produkten zullen nu een konsumptieproduktje in de grote rij worden, als de kleinschalige makro-biotische beweging deze filosofie omtrent hun autentieke levenswijze niet dringend op een populaire manier aan de massa gaat bekendmaken, om zo de ‘onechtheid’ van de grootwarenhuisproduktie aan te klagen. Te laat het kalf verdronken is… Voedsel-produktie kan trouwens nooit op een massale wijze geproduceerd worden, gelijk het nu gebeurt via de groot-warenhuizen en multinationals als Unilever enz… Massa-productie van voedsel zal ALTIJD gepaard gaan met kwaliteitsverlies, en dit op risico van schadelijkheid…
Hoeveel doden zullen er moeten vallen, eer men zich hier bewust van wordt, en de voedselproduktie terug kleinschalig organiseert?

Naast de term ‘rekuperatie’ zou ik ‘korrektie’ willen gebruiken voor soortgelijke mechanismen die zich op individueel vlak afspelen, te midden van iemands levensloop. Hoe korrigeert het kapitalisme langzaam iemand die zeer kritisch aankijkt tegen haar instituties, tot hij tenslotte langzaam maar zeker helemaal gerekupereerd is?

Het meest heldere voorbeeld dat me op dit ogenblik door het hoofd schiet is dit van de moegestreden student, die op het einde van zijn studies, plots voor ekonomische en emotionele problemen komt te staan. Langzaam maar zeker gaat hij werken, huwt hij, en past hij langzamerhand zijn idealen aan, aan de strukturen, waarin hij vastgewrongen zit… Er kan hier ondermeer gewezen worden op de diverse manieren dat er op de kontesterende student wordt druk uitgeoefend om zijn levenswijze te korrigeren. O.a. zijn daar de ouders die hun sado-masochistisch spel te berde brengen: wij hebben alles voor u gedaan! (masochistisch aspekt), en nu gaat gij eens alles voor ons doen! (sadistisch aspekt). Er is de druk van eventuele verloofde en familie, maar vooral is er de druk van de … kapitalistische logika. Bv. een student met strafregister kan moeilijker werk vinden, en daarom gaat velerlei protest slechts zover als het gerechtsapparaat het tolereert. Dit is tot zover als het ongevaarlijk blijft. Het kapitalistisch rechtssysteem heeft de werk- en gezinsloop genadeloos voorbepaald voor iedereen. Als jezelf ontslag neemt op je werk, krijg je geen dop. In sommige beroepen kan je zelfs niet terecht bij de konkurrent, omdat die afspraken heeft met je eigen baas hieromtrent… Wie wil scheiden moet zijn hele leven alimentatiegelden betalen aan vrouw en kinderen. Voor sommige beroepen is het onmogelijk om ongehuwd moeder te zijn enz…

Tot zover korte illustraties en definities van de begrippen korrektie, rekuperatie, deelkritiek, totaalkritiek, utopie. Komen we nu tot de gestelde hypothesen.

Deelkritiek is dus reformistisch, omdat het de manier bevestigd waarop de onderdrukking in zijn fundamenmtele vorm werkzaam is. Een eis op 1 punt stellen is gelijk de dokter die een medikament voorschrijft om een symptoom te bezweren, maar waarvan hij deksels goed weet dat het symptoom er binnen afzienbare tijd er opnieuw zal zijn. Iedereen weet dat de afbetalingen die dienen te gebeuren op de ‘grote dingen’ die we gekocht hebben, ons zullen dwingen van verder te werken, en ten tijde van een staking, als de beste stakingbreker zullen fungeren… We zullen nooit van dit kapitalisme afgeraken als de arbeiders slechts steeds opnieuw een verhoging van 10 Bf per arbeidsuur zullen blijven eisen, of een vermindering naar de 36-uren week zullen bezien als DE grote overwinning. Op RBP in 1979 ten tijde van de fameuze bezetting van de olieraffinaderij in Antwerpen, was het kader-personeel direkt de pijp uit. De vakbonden zouden zelf arbeiders moeten opleiden om ten tijde van bezettingen het werk van kaderpersoneel over te nemen… Zodat men tijdens een bezetting, zo’n fabriek finaal zelf zal kunnen overnemen. Schitterend voorbeeld was Salik in Quaregnon in Henegouwen ook in 1979. Mits een goede afzetmarkt had dit jeansbedrijf, waar een poging gedaan is om de produktie in zelfbeheer voort te zetten, ongetwijfeld goed kunnen renderen…

Deelkritiek leveren in funktie van het eigen groepsbelang ligt perfekt in de logika van het kapitalisme, Carrière maken en veel geld verdienen zijn de sleutelwoorden. Dit kapitalisme heeft dynamische mensen nodig die er alles voor over hebben om de top van de firma te bereiken. Die jarenlange strijd zal hen harden en vervolgens de firma keihard leren verdedigen tegen de konkurrentie. Het kapitalisme heeft dus niks liever dan dat eenieder zich identificeert met zijn ekonomische positie en ervoor vecht. Men kan het best lijden dat een arbeider vecht voor een paar frank meer. De arbeider en de fabrieks-baas ontmoeten mekaar immers twee keer. Bij de uitbetaling van het loon, en bij de aankoop van het produkt. Verhoogt het één, dan heeft dit ook een gunstig effekt op het andere. Zolang er met de konsumptiementaliteit niks aan de hand is, is er dus geen paniek, Zolang de kapitalistische logika maar niet wordt aangetast, en het fundament ervan: het privé-bezit, en de individuele strijd voor de aangroei van dat privé-bezit bestaande blijft, is het allemaal OK. Het is natuurlijk even duidelijk dat als die kapitalist goedkopere arbeidskrachten voor zich kan laten werken, dat hij dat dan ook zal doen. Vandaar de grote overtocht naar de landen van de derde wereld, waardoor wij in een ekonomische krisis verkeren…

Zo ook de onrust aan universiteiten… Deze wordt meer dan waarschijnlijk door de burgerij begroet als een gunstig iets, zolang het blijft bij een strijd voor de verbetering van de eigen ekonomische positie… Wat kapitalisten immers nodig hebben zijn individuen die energiek voor hun zaak willen vechten. Hoe meer oproer, hoe meer vinnigheid! We moeten immers niet vergeten, dat de universitairen van vandaag, de bedrijfs-mensen van morgen zijn. Zolang dat hun deelkritiek niet verwordt tot een totaalkritiek, zullen ze met groot gemak gekorrigeerd en gerekupeerd worden tot die bedrijfsmensen van morgen…

Een begin van totaalkritiek is nu terug te vinden in de intuïtie, in het voelen, in het kunstenaarsoog, in de poëtische omvatting. Niet evenwel in de rationaliteit, die de school ons heeft opgedrongen. Zie in dit verband hoe wetenschappers één punt uit de realiteit pogen te onderzoeken, en aldus ‘waardevrijheid’ poneren. Door het feit dat ze geen oog hebben voor bestaande machtsstrukturen laten ze zich evenwel doodleuk inpakken door de bestaande machthebbers. Zo kan het dus gebeuren dat een man als Einstein tegen zijn zin kan verantwoordelijk worden gesteld voor de dood van zovelen in Hiroshima enz… Emotioneel weet iedereen wat er aan de hand is, maar ja, die politicus kan het keer op keer zo goed rationaliseren, dat men begint te twijfelen. Om welke reden in godsnaam 8 uren per dag werken? Om welke reden ons in godsnaam laten meetrekken in dat ritme, dat lijkt te worden aangegeven door gierende auto’s en remmende, piepende bussen. Waarom ons laten opfokken door al die zenuwachtige stappen om ons heen? Waarom ons nog verder laten naaien door al die politici, rechters, dokters, handelaars die steeds maar beweren dat ze werken voor ons en dat ze in onze dienst staan? Waarom zoveel aandacht voor de Kerk die steeds maar blijft beweren dat we schuldig zijn? Waarom is de liefde tussen velen en de sexuele uitdrukking daarvan, slechter dan die ene geslachtsdaad die zou moeten dienen om het kind te verwekken? Allemaal vragen die we emotioneel probleemloos kunnen beantwoorden, maar gerationaliseerd in de kapitalistische logika ziet het er allemaal heel anders uit?

Totaalkritiek zal steeds moeten vertrekken van een mensvisie, die weet heeft van de belangrijkste situaties dewelke een mens heeft moeten doorlopen in dit kapitalisme. Als daar zijn leefsituaties (gezin en werk), opvoedingssituaties (school en gezin), en overheersingsstrukturen (ekonomische en politieke). Bij deze indeling zijn er telkens bij elk onderdeel nog kleinere invloeden te citeren. Zo onderscheiden we bij de leefstrukturen (belangenorganisaties, sport- of hobbyorganisaties, het leven voor de TV enz…), bij de opvoedingsstrukturen (fìlms‚ idolen, reklame, sociale druk enz ..) en overheersingsstrukturen (de interne leider, enz…). Het samenspel van al die gegevens moet ons in staat stellen een totaalkritiek te formuleren die de spanning weergeeft tussen individu en dit type maatschappijvorm. Vertrekkend van deze grondvesten kunnen we bij elk probleem een totaalkritiek formuleren, die zich niet laat gebruiken, korrigeren of rekupereren door het kapitalisme.

Het utopisch denken is in vele gevallen een ietwat wazig denken omtrent wat is en wat zou moeten zijn, en beide betrokken op zeer direkte en konkrete situaties. Hoe meer men echter dit soort situaties aan mekaar gaat kleven, hoe meer de echte utopie naar voor zal treden. Dit is dan de creatie van een globaal nieuwe maatschappij. Men zal merken dat het leveren van kritiek op een bepaalde wantoestand, en het geven van een alternatief op deze toestand, de kritiek aan kracht zal doen bijwinnen. De kritiek zal uiteindelijk doorslaggevend worden als het alternatief een konkrete beleefde situatie is… Bij zovele situaties, waarbij men enkel negatieve kritiek gaf, stond men voor het doodlopende straatje: ‘ja, het kan niet anders’. Dat is het wat mensen meestal doet berusten in alles en nog wat. Namelijk het feit dat ze nooit anders hebben gekend, en de kracht verloren hebben om te geloven dat het anders kan. Om dit te geloven moet men er natuurlijk ook een beeld van hebben…

Het utopisch denken heeft iets magisch. Toch zal men licht op de beschuldiging van dromerij, zweverij lopen, als men geen strategiën kan aangeven hoe men de wegen kan bewandelen naar Utopia. In ons jargon is het dus een strijd tussen totaalkritiek-utopie vechtend tegen deelkritiek-korrektie-rekuperatie. In dit boek zal nu verder ruimschoots aandacht geschonken worden aan de verwezenlijking van alternatieven: nl. de kommune, de koöperatief en deze gezien in het perspektief van het buurtleven. Nooit zullen wij echter verzaken aan het historisch gevecht om de meerwaarde! Wij schuiven één deel verder.

PART 2. Relaties, eeuwige huwelijken, emotionaliteit en vervreemding.

In dit deeltje komen volgende stellingen aan bod:

  1. Het huwelijk als samenlevingsvorm pas perfekt in een maatschappij, die gebaseerd is op privé-bezit.
  2. Een heleboel instituties als de kerk, de tv-feuilletons, romans, liedjesteksten enz… kanaliseren het diep-menselijk gevoel nl, de hunker naar liefde en warmte, naar een bindende relatievorm met twee.
  3. Meer dan welk maatschappelijk systeem, heeft het kapitalisme het huwelijk nodig, als warm nestje waar mensen beschutting zoeken tegen de onverbiddelijke wetten van de jungle-konkurrentie. Tegelijk is het huwelijk een nieuw controle- en disciplineringsmechanisme. Niet alleen wat de opvoeding betreft, waar mensen worden klaargestoomd om te leren leven in onderdrukking, maar evenzeer tussen beide partners.
  4. In het huwelijk treedt er tussen beide partners een symbiose op, waar beiden hun autentieke originaliteit ofwel prijsgeven, ofwel toedekken.
  5. Mensen die in een kommune willen samenleven met anderen zullen veel last ondervinden van hun ‘psychisch privé-bezit’.
  6. In de vriendschappelijke omgang met mekaar is ‘praten’ onmogelijk zonder mekaars onderbouw te kennen.

Na het theoretisch gedeelte komen meer persoonlijke getuigenissen aan bod. Achtereenvolgens volgende teksten: ‘Liefje’, ‘Met één of met vijf’, ‘Hunker naar emotionaliteit. Wil ik neuken?’.

Wat zoeken mensen in vaste verhoudingen? Waarom leggen diverse instituties in onze maatschappij zo’n nadruk op het ‘eeuwige huwelijk’? Bv. De Katholieke Kerk verbindt zelfs Gods heilige woorden met die onverbrekelijke band in het huwelijk: ‘Wat God heeft verenigt, dat scheidt de mens niet’, en dit op straffe van het eeuwige hellevuur. De manier dat de wetgeving het huwelijk beschermt door de echtscheiding zo te bemoeilijken is ook buiten alle proporties. Verder is er de enorme sociale kontrole op het huwelijk: op bv. het laten geboren worden van kinderen buiten het huwelijk, het niet laten dopen, soms zelfs nog het louter samen wonen, zonder getrouwd te zijn. Is het de veiligheid waarom beiden bij mekaar blijven, doorheen alle lief maar vooral doorheen alle leed… Als men de band nagenoeg onbreekbaar maakt, zal men zich wel tweemaal bedenken alvorens te scheiden. Waarom overvalt sommigen na hun twintigste levensjaar die panische angst van ‘we zijn nog niet getrouwd…’?

Heel de maatschappij is natuurlijk ingesteld op het koppel. Als je solliciteert is het getrouwd zijn, meestal een gunstig element. In velerlei vriendenkringen worden alleenstaanden zelfs soms als bedreigend ervaren voor de eigen relatie. Op party’s en feestelijke aangelegenheden is het lekkerder te pronken met een lekker uitgedost iemand, dan daar alleen wat staan te lummelen. Met twee ben je psychisch sterker in de konversatie, en het verhoogt ook je eigen marktwaarde. In de ogen van anderen ben je meer waard. De kapitalistische logika komt weer aandraven.

Want de konkurrentieslag, de prestatiedwang is voor velen in het kapitalisme ongenadig. Iedereen wordt in het straatje gejaagd: diploma, carière maken, slagen in het leven, een goede job, een goede inkomstenbron, een verzekerde toekomst, en doe dan je mond pas open. De werkomstandigheden zelf zijn ook meestal georganiseerd via een carièrelift, en dit ten einde de mensen te stimuleren zich te identificieren met de firma. Er is veel bitterheid omtrent de ploegbazen, jegens de vrienden die tot ploegbaas promoveren en dan heel anders gaan handelen. Er is veel gramschap jegens de direktie die dan even eskaleert in een staking, om wat stoom af te laten. Gramschap tegen witteboordventjes, studentjes enz… Tegenover die professionaliteit in de arbeid, waar de relaties dikwijls eerder als bruikbaar worden gezien, dan om hun intrinsieke menselijke waarde, staat er de emotionaliteit van het huwelijk. Hier kan de mens zich emotioneel uiten, dewelke emoties buiten het huwelijk onderdrukt moeten worden. Want in het fabriek is enkel de arbeidskracht van waarde, en de rest van zijn mens-zijn is veelal storend voor de maximale produktiviteit van die arbeidskracht.

Thuis vinden we de vrouw die ons nog een laatste greintje menselijkheid kan te voorschijn toveren. Heel de behoefte om zich emotioneel te kunnen uiten is gekanaliseerd geworden naar het huwelijk. Waarom kunnen we niet tegen iedereen zo doen als tegen ons vrouw of ons lief? Vele linkse groepen vergeten dit: wel wordt gestreden voor maatschappelijke idealen, maar de emotionele banden tussen de leden onderling worden verwaarloosd. In fabrieken vinden we eisen voor 5 Bf opslag, maar geen eisen om de emotionele kontakten tussen elkaar wat te organiseren. Hiertoe moet de fabriek natuurlijk op een ultieme, eigen manier geherorganiseerd worden. Als we zien dat iemand het ervoor over heeft om zijn heel leven bij een vrouw te blijven, en te werken voor haar en voor de kinderen, dan zien we dat in dit ruwe kapitalisme er diepmenselijk nog voor wat anders behoefte bestaat, dan acht uur per dag in het fabriek te werken…

Er is dus ten eerste de bescherming die het huwelijk enotioneel biedt tegen dit ruwe kapitalisme, Anderzijds is het huwelijk een struktuur die helemaal ingepast zit in een maatschappelijk systeem dat op privé-bezit georganiseerd is. Dit georganiseerd zijn op privé-bezit, leidt tot individuen die op zichzelf betrokken zijn, en in het geheel tot een verzwakking van de ‘coöperatieve geest’ in de samenleving. Het huwelijk is in dit opzicht een verruimd egoisme. Het is een egoisme met twee, en daarin in niet veel verschillend van het individueel, psychisch egoisme. Want op een bepaalde manier is men siamees aan mekaar verbonden. Men moet rekening houden met die andere, men moet zijn gedrag afstemmen op die andere, men wordt in feite deels gecontroleerd door die andere. Dit door het intense van de relatie. In een ‘huwelijk’ met meerderen kan men nog deels zichzelf blijven, omdat het duivelse intense van de duo-relatie er niet is. Het huwelijk is een speciale vorm van egoisme, tussen twee individuen, die zijn opgegroeid in een maatschappij gebaseerd op privé-bezit. De wederzijdse partner wordt ook als een deel van het privé-bezit gezien, en de kinderen zijn het veelal natuurlijk helemaal. De controle tussen de twee volwassen huwelijkspartners loopt deels wederzijds – dit hangt af van de psychische sterkte van beide, in welke richting de beïnvloeding en controle zal lopen. De kinderen kunnen echter geen tegenspel bieden wegens hun jeugdige leeftijd, en de controle loopt in één richting. Het kapitalistisch systeem bevestigt dit privé-bezit-egoisme natuurlijk helemaal in zijn tv-feuilletons, zijn reklamevoering enz…

De opsomming van al de voordelen die de kapitalist heeft van deze huwelijksstruktuur zou ons te ver leiden. Hier enkel een paar bijzondere elementen. Een arbeider die de verantwoordelijkheid heeft voor de zorg voor vrouw en kinderen is makkelijker te kontroleren. Deze zal begrijpelijkerwijze minder risico’s nemen. Voorbeelden zijn de stakingen, waar de monden thuis dienden gevoed te worden, waar afbetalingen dienden te gebeuren enz… Prachtig was de aktie van de vrouwen van de RBP in 1979, om hun mannen de morele steun te verzekeren en verder te helpen, ten einde de doelen van de aktie te verwezenlijken. Het feminisme heeft de jongste jaren onverdroten gewezen op de ekonomische waarde van de vrouw die de arbeider steeds weer moreel, fysisch oplapt om terug te gaan werken. Ontbetwistbaar vervult het huwelijk een kompensatiefunktie voor de vernederingen die de arbeider ondergaat in zijn werksituatie, of die de dopper ondergaat voor hij zijn stempel krijgt. De man die op zijn werk nederig en braaf moet luisteren, vindt thuis toch nog een territorium waar hij én menselijkheid vindt, én kontrole kan uitoefenen. Het gezin is dus voor vele ouders de unieke leefeenheid waar zij het kommando over voeren. Het is het klassieke verhaal van de onderdrukten die op hun beurt kans zien om onderdrukker te gaan spelen. Naar de opvoeding maken de ouders de kinderen alzo klaar om te leren leven in onderdrukking.

Die kanalisering van liefdegevoelens naar een vaste relatie toe vindt zijn expressie in vele tv-feuilletons, filmen, schandalen rond popsterren enz… De kanalisering vindt natuurlijk zijn oerbron in de opvoeding, waar het geheel alszijnde iets ‘natuurlijk’ buiten elke diskussie verheven wordt voorgesteld. Die voedingsbodem wordt dan bevestigd in bv. thema’s in liedjes die steeds maar de ongelukkige liefde betreuren, te samen met de hunker naar een nieuwe liefde enz… Hier komt de ideologische werking van het systeem tot uiting in de platenbizznes: de hits die elke week bovenaan de hitparade prijken lijken alternatief, omdat maat en golflengte gespeeld en gezongen worden van jongeren, die alreeds de gewenste voedingsbodem bezitten. Allen hameren op hetzelfde thema: de hunker naar de vaste liefde, de grote smart omdat het af is, enz… Dezelfde funktie hebben natuurlijk de diverse hartsrubrieken, heartsromans enz… Gekanaliseerd wordt naar een bindende relatie met twee waarbij centraal staat wat het IK voelt en krijgt. Centraal staat het IK en de behoeften van dezer moeten worden voldaan door de andere… Men heeft de andere nodig, men legt zijn steunpunt bij de andere, men vindt zichzelf zwak, om alleen verder door het leven te gaan…

Een ander element dat ons naar het huwelijk drijft is inderdaad die eigen zwakte… Hiervoor is is niet geringe mate verantwoordelijk de manier dat we opgevoed zijn. De autoritaire bevelen thuis, in school, in de kerk, in de militaire dienst scheppen een onzeker individu dat nood heeft aan een nieuwe autoriteit, namelijk de vaste strukturen: een eeuwig, vast huwelijk, een vast werk enz… Deels heeft men dit nodig om het eigen gedrag te struktureren, deels om de ander aan zich te binden tegen het afgrijselijk gevaar van de eenzaamheid. Men wenst de zekerheid om in donkere periodes getroost te worden.

In die kontrole op mekaar wordt soms veel aandacht geconcentreerd op de seksualiteit. Seksualiteit wordt bezien als de meest intieme handeling tussen twee personen, waarbij men eist als enige en ‘eeuwige’ partner te gelden. Het aanvaarden van masturbatie gaat soms al moeilijk, seksuele spelletjes met anderen gaat helemaal te ver. Natuurlijk is seksualiteit slechts het topje van de ijsberg en gaat de controle veel verder. Wie heeft graag dat zijn partner vertrouwelijk emotioneel omgaat met een ander? Wie heeft graag dat zijn partner meer plezier of emotionele belevenissen ervaart bij anderen? etc…

In de kommune zal die intense manier van op mekaar betrokken te zijn, zich op een andere manier aandienen. Doordat men met meerderen leeft is de reaktie van de anderen op het eigen gedrag veelal rijker en minder dwingend. Er is minder gevaar om in stereotype voorspelbare gedragspatronen terecht te komen, en dit geeft veel meer kansen om te groeien, dan een duo-relatie. In de mate men besluit om de financiën en emotionele kontakten in dezelfde pot te stoppen, zijn er veel meer kansen om het privé-bezit-idee van zich weg te schuiven, en terug te leven in de ‘coöperatieve’ sfeer, zonder dat men te nauw verbonden is met zijn eigen have en goed.

Het is nu juist dit ‘psychisch privé-bezit’ dat vele kommunes zal doen mislukken. De kontradiktie ís nu dat juist het leven in een kommune aan mensen de kans geeft om boven die beperking uit te groeien. Desalniettemin zullen vele startende kommunes hiermee de grootste moeilijkheden hebben. Waarover gaat het? Dit ‘psychisch privé-bezit’ is een vreemde mengeling van eerst een boel afweermechanismen als gevolg van de autoritaire opvoeding, waarbij men niet tot volle ontbolstering is gekomen. Die afweer-mechanismen, en het ervaren van anderen als deels bedreigend, leiden naar een zich vastklampen, naar een privé-bezit als veilige thuishaven. Dit natuurlijk gesitueerd in heel de kapitalistische organisatie, die al voldoende aan bod gekomen is. Het individu heeft tegelijk een broos IK, maar dit IK wordt versterkt met afweermechanismen die het sterk doen lijken. Een van die dingen die als afweermechanisme gebruikt worden is een sterk op zichzelf betrokken gevoel. Het individu ervaart zich als een IK-individu, en heeft veel wantrouwen tegen de WIJ-gedachte. Men voelt zich het best in gestruktureerde situaties, met voorspelbare, stereotype gedragingen, zonder veel verrassingen, waarbij het broze IK wel eens zichtbaar zou kunnen worden. Dat leidt in een kommune nogal vlug naar irrationele ruzies, waarbij mensen zich aangevallen voelen, waarbij ervaringen nogal vlug als bedreigend worden ervaren, en beantwoordt worden met agressie. Een individu zal immers zijn afweermechanismen hanteren en ermee uithalen naargelang het zich bedreigd voelt. Door het feit dat de intensiteit in een kommune van een andere aard is: minder voorspelbaar, meer openheid enz,… biedt het het individu veel meer groeikansen. Maar vooraleer iemand kan groeien moet hij eerst zijn afweermechanismen naast zich leggen, en daarvoor moet het zich veilig voelen. In het huwelijk voelt men zich veilig, wegens het stereotype, het voorspelbare, maar men vervalt tegelijkertijd in een passiviteit. Men gaat eerder regresseren, dan groeien… Vooraleer het individu zich in een kommune zal veilig voelen, zal er heel wat moeten uitgepraat worden…

Nog een laatste opmerking betreffende het praten tussen mensen. Is er kommunikatie mogelijk, zodanig dat beide partners in de diskussie mekaar begrijpen? Zodanig dat beide partners de draagwijde van mekaars taalgebruik, de emotie achter elk woord, de betekenis achter elke zin begrijpen? Om een antwoord te geven op deze belangrijke vraag, zou ik kort willen vertrekken van volgende mensvisie. Een mens leeft tussen twee spanningsvelden: enerzijds zijn fundamenten, anderzijds het nu-beleven. Met fundamenten bedoel ik zijn gezeten-zijn-in-deze-wereld: zijn overheersende emoties, zijn zich bevinden in zijn fysiek lichaam, zijn ideeënconstructies, zijn samengebald verleden, zijn toekomstverwachtingen, zijn zich-bevinden-in-een-net-van-relaties in de maatschappelijke wereld. Ik zou dit de fundamenten van iemand willen noemen, zijn –om in een marxistisch jargon te spreken– onderbouw. Deze onderbouw zal in het nu-moment op een specifieke manier naar voor komen, aangepast aan de situatie in dit nu-moment. Het nu-moment is dus wat men voelt, uitspreekt, toont, nu in het konkrete beleven. Tussen dit nu-moment en zijn fundamenten is er nog een heel gamma abstracte situaties denkbaar waarbij zijn fundamenten deels aanwezig zijn. Niemand voelt ooit in de totaliteit zijn oer-fundamenten: steeds voelt men ze deels. Ook in het nu-moment voelt men zijn fundament, maar dit komt op een zeer specifieke manier naar voor, naargelang de situatie in dewelke men zich bevindt. Nu is het mijn mening, dat kommunikatie niet mogelijk is zonder dat men deels op de hoogte is van de onderbouw van de persoon met dewelke men praat. Noem het nu-moment onderbouw, en laat dus de onderbouw de bovenbouw bepalen, dan hebben we dus gesteld dat geen enkel individu de totaliteit van zijn eigen onderbouw kent. Wat wel is, is dat men deze natuurlijk wel degelijk deels kent, en beter dan wie ook. In een gesprek spelen zich zoals gezegd nog diverse faktoren mede die direkt bepaald worden door de onderbouw van iemand. Bv. de emotie met dewelke men een begrip beschrijft, de selectie van woorden, de keuze van onderwerp enz… Om de juiste inhoud van iemands gezegde werkelijk te begrijpen moet men weten hoe die persoon is-gezeten-in-de-wereld, zijn overheersende emoties, zijn-zich-bevinden-in-zijn-fysiek-lichaam, zijn ideeen-constructies, zijn samengebald verleden, zijn toekomst-verwachtingen, zijn zich-bevinden-in-een-net-van-relaties in de maatschappelijke wereld. Vervreemding in de kommunikatie is juist dat men teveel praat met mensen zonder dat men erin geïnteresseerd te achterhalen hoe de onderbouw van die persoon eruit ziet. En zonder dat men van diens onderbouw iets afweet zal elk gesprek onvolmaakt zijn.

Een heel simpel voorbeeld. Als een arbeider over den arbeid praat, of een student praat over arbeid. Beiden kunnen misschien inhoudelijk hetzelfde zeggen, maar als men beider onderbouw kent, zal men merken dat ze iets fundamenteels tegenstrijdigs gezegd hebben!

Vervreemding ook in het-zijn-met-mekaar, in de relaties met mensen komt rechtstreeks voort uit het feit dat men niet geïnteresseerd is, of niet voldoende moeite doet om diens onderbouw te achterhalen. Teveel is men geïnteresseerd in de onderbouw van de maatschappij: in Marxistische zin is dit de verhoudingvan de produktiekrachten: wie bezit de produktiemiddelen?: te weinig is men geinteresseerd in de onderbouw van de mensen zelf…

Liefje,

Ik lig hier wat te rillen van de koude –het is meer kilte, geloof ik–, en stel bij mezelf de vraag of het nog ooit zal goedkomen met jou – je weet wel, aangeraken, terug vrijen. Ik ben tegelijk best tevreden dat het alleszins geen fysieke, sexuele noodzaak is die mij naar jou zou drijven. Waarschijnlijk eerder een emotionele nood naar het heel speciale, haast originele entourage decor, dat jij kunt verzorgen als je d’r bent. Ik heb je niet echt nodig en dat verheugt me, omdat ik er zo in slaag buiten het klassieke bezitten van mekaar, in een relatie te treden. Ik ga op jou ook geen enkele dwang uitoefenen om terug te komen. Als je terugkomt zal dat zijn omdat je me als persoon nog verder boeiend vindt.

We zijn zowat 20 maanden bij mekaar geweest, en we zijn op sommige momenten zeer dicht bij mekaar geweest. Zo dicht dat we mekaar begrepen, en dat we beseften dat we iets zeer warms aan mekaar doorgaven, Die momenten dat we spraken zonder iets te zeggen, of de dingen die we zegden van mekaar begrepen, waren echter schaars. Wat stond ons in de weg liefje, om voortdurend bij mekaar te zijn, om niks te gaan eisen en te krijgen, maar eerder dingen te geven? Lag mijn steunpunt bij mezelf of bij jou, en wat was de situatie omgekeerd? Waar lag de oorzaak van al die pijnlijke momenten, die op zowat elk moment onverwacht konden opdagen. Welke neurosen sleepten zich onderhuids voort om dan onverwacht die klap van de hamer toe te dienen? Onze socio-economische toestand was toch vrij gezond. Financieel hadden we niet te klagen, en vrienden waren er toch ook numeriek aanwezig. Jij was soms wat eenzaam, alhoewel je die zelf opzocht, zei je. Je was voortdurend aan jezelf aan ’t werken, en voelde je enorm klotig als je soms iets verkeerds had gezegd. We speelden dit spel veel te veel. Ik de verongelijkte, diegene die werd aangevallen, en jij het onnozele gansje dat weer alles had verbrod. Je speelde dit spel eigenlijk zelf voortdurend zo intensief mee, dat ik er te weinig aan dacht, dat ik die rol, die ik mij had toebedacht in deze situaties heel plezant vond. Je dook daarop dan weer in je rozekruizersboeken, die het allemaal zouden vertellen hoe het moest zijn. De betere mens. Je was op jou manier zeer intens katholiek. Je voelde je veel schuldig in jou betrachting naar het betere. Waarom eigenlijk trachten te beantwoorden aan normen die anderen hadden opgesteld? Ik speelde echter dit spel mee. Ik was misschien ook wel de cleverste in het argumenteren. Bij mij waren een aantal dingen misschien dieper aangeboord, omdat ik al geruime tijd niks van buitenaf tot norm voor mezelf neem. Enkel wat van binnenuit komt is voor mij heilig! Er was een ongelijke strijd, eh liefje, tussen iemand die vanuit zijn innerlijke diepte steeds opnieuw redeneert, en steevast weigert zich de argumenten van buiten, te laten opdringen, tegenover iemand die steeds de neiging heeft zijn gedrag aan dat van de andere te toetsen, aan de normen van de boekjes. De eerste blijft zijn argumenten uit de eigen diepten halen, terwijl de tweede vlugger is uitgepraat en vlugger de uiterlijke werkelijkheid in persoon van de tegenspeler zal aanvaarden. Ik dacht steeds dat ik die situatie, die ik ergens zo wel intuïtief aanvoelde, nooit misbruikte, maar ik deed het toch omdat het er altijd op uitdraaide dat ik gelijk en jij ongelijk had. Terwijl ik dan nog riddelijk ook wat fouten toegaf, en tot een synthese kwam van de situatie na jou kapitulatie…

Die situatie is maar langzaam zo gegroeid, omdat jij in de eerste periode, dat wij vrijden, nog jou andere jongetjes had, waarmee je mij, in mijn jaloersheid, kon kleinkrijgen. Jaja, dan beet ik wel heel serieus in het zand, als jij op jou traditioneel spottende manier liet voelen dat je met iemand anders … Ik heb er nooit tegengekunnen en hoe ik er ook tegen vocht, mijn maag draaide zich altijd in de meest rare vormen als ik zulk nieuws mocht aanhoren. Akkoord, het gebeurde op momenten, op avonden dat je iemand nodig had, en ik er niet was. Op vergadering was ik, of weet ik waar ergens. Akkoord in een verdere periode heb ik zulke dingen veel meer gedaan dan jij, waardoor ik mij op die momenten veel beter voelde. Maar in die eerste periode van ons vrijen nam je met dat vrijen met die anderen, een machtspositie in, zeker onbewust, waarvoor ik dan weer iets anders in de plaats moest stellen om de balans in evenwicht te houden. Agressie…

Onze relatie in termen van machtsstrijd? Hoeft dit echt? Was dit zo? Ach ja, bewust natuurlijk niet, maar toch heeft er zich zoiets afgespeeld. Jij hebt je met vlagen niet goed gevoeld, En ik had bij vlagen de energie niet om jou daarbij te helpen. Te weinig energie om echt die empathie te voelen, waardoor je samen met iemand een hele diepe kerf kunt gaan doorleven… Theoretisch ben ik altijd wel het haantje de voorste geweest. Legitimatie voor wat ik deed was er altijd wel, maar dat diepe emotionele medeleven, dat helemaal mee naar de die diepte afdalen, neen dat kon er soms helemaal niet meer bij. Als beide vlagen samenvielen: jij, die jou niet goed voelde, en ik, die niet kon helpen, of niet wilde helpen, dan was het gegarandeerd boel…

Je zal je die scène nog wel herinneren in de dagen na die voordracht in Antwerpen over kommunes, eerst in Alma I en dan in ’t theehuisje. Zoiets kwam meestal voor als we mekaar een paar dagen niet gezien hadden. ’t Leek er dan op dat je mij emotioneel had losgelaten. Jij met problemen, en ik met te weinig energie om je te helpen. Gaandeweg begon je te steunen op mij, en van mij dingen te verwachten en dat was mis. In een relatie mag je voor de andere geen loopstrukturen gaan uitdenken, ook al doe je dit nog onbewust. In de mate, immers, dat je die andere wil vormen, in die mate rukt hij zich los. Na het theehuisje toen, heb ik mij losgerukt, en was het voor mij afgelopen tussen ons. Je zoog energie uit mij, die er niet aanwezig was. Misschien wou je enkel wat uithuilen op mijn schoot tegen mijn gezicht, en tegen mijn ribbenkas, maar ik vreesde wellicht dat je bloedzuiger kwam spelen. Je was vaak echter heel lief, en ik zal je vaak wel ontgoocheld hebben, als ik niet even lief terug was. Maar bij mij kwam alles van binnen naar buiten: en als ik met een rationeel dossier in mijn maag zat, dan was er daarbinnen voor niet veel meer plaats, zodat er ook niet veel anders naar buiten kon komen…

Je was ook nog financieel en emotioneel erg afhankelijk van thuis. Ik heb jou veel gezegd dat je als persoon uit een week-end soms met veel problemen terug kwam, en dat dat kon te maken hebben met die financiële en emotionele afhankelijkheid van thuis. Jij hebt altijd gezegd dat dat zo niet was.

Ik heb echter van jou ook maar heel traag geleerd wat emoties juist waren, en hoe ze tot uiting te brengen. Ik geloof dat dat een heel serieus merk-teken is, dat jij in mijn leven hebt geplaatst, en ik mag er jou wel dankbaar voor zijn op mijn twee knietjes. Je hebt mij geleerd mensen niet langer te beschouwen als relaties, die te gebruiken zijn, maar dat mensen mensen zijn.

Op het moment dat het te beklemmend werd, – jij woonde allen, en ik in een gemeenschapshuis met 4, heb ik veel steun gehad aan andere sexuele relaties, doch geen van hen is erg diepgaand geweest. Ze waren voor mij erg funktioneel, om mijzelf mijn eigenwaarde als vrij mens te doen beleven. Het was juist die eigenwaarde, die nog veel energie deed exploderen, om verder met jou de weg op te gaan… Ook jij hebt, veel rijper dan ik, gevochten tegen de jaloerse wreveligheid dat zulks opwekte…

Onze omgeving was ons gunstig gezind, alhoewel jij soms teveel luisterde naar stemmen uit die omgeving, als ze jou bestempelden als een ‘arm kind’, omdat ik nog al veel op de ‘baan’ was, met allerhande politieke aktiviteiten… Je bracht dit telkens in de gesprekken te berde, met een overtuiging dat als de mensen dat zeiden, er ‘toch wel iets van moest waar zijn’.

Onze relatie is tot op heden een mislukt experiment van van mekaar houden met de individuele vrijheid als grondvest. En dit waarschijnlijk omdat we er niet klaar voor waren, of omdat we teveel over de schutting keken naar de anderen, in plaats van het avontuur onder ons beidjes, boeiend te vinden. We stelden nog teveel de relatie in termen van ‘wat heb ik aan jou…?’ Een relatie dient niet om mekaar iets te geven, of ten opzicht van mekaar iets te zijn. Zeker niet om naar de omgeving toe met mekaars imago te pronken.

Het is pas als je d’r in slaagt, dat in een relatie beide partners de maximale vrijheid beleven, dan pas zullen beide partners er ook in kunnen slagen maximale energie in de relatie te pompen. Twee partners, die met handen en voeten aan mekaar gebonden liggen, kunnen niks geven. Ze kunnen enkel krampachtig mekaars bevelen opvolgen… In het eerste geval zit je in een grandioze vicieuze cirkel, waarbij je eigen vrijheid voortdurend maximaliseert, en er voor zorgt dat ook de relatie maximaal boeiend wordt, waarbij het dan weer maximaal leuk wordt, en weer maximaal energie vrijkomt om weer maximale vrijheid te realiseren… Zullen wij dit nog ooit meemaken, liefje?

Kusjes, luc
25/05/80, 23h40

Hunker naar emotionaliteit… Wil ik neuken?

Op dit ogenblik hunker ik naar wat emotioneel gezelschap, en liefst iemand bij wie ik emotionaliteit kan aflaten, gelijk de damp uit een stomende ketel. Wat zoek ik precies? Welk een sexuele prestatie zou ik willen en om wat te bereiken? Ik denk dat ik al heel gelukkig zou zijn, mijn hoofd te kunnen leggen in iemands schoot en mijn verhaal nog eens te kunnen vertellen. Misschien wil ik wel nog eens iemand anders tegenkomen en deze met al kundigheid vandien versieren.

Bij mij gaat dit meestal via een lichte aanspreekvorm naar een kernachtig gesprek met veel inhoud, waarin ik mij een imago ‘ontouchable’, ‘onkreukbaar’ aanmeet, versus het imago van de ‘arme, onbegrepen’ jongen die hulp nodig heeft. De twee imago’s wisselen mekaar af, vloeien in mekaar over, en bieden een boeiend schouwspel. Vervolgens en hier is slechts een half uur voor nodig bereiken we een wat emotioneler niveau, waarbij ik meestal vraag om naar een ander kaffé te gaan. Dit is een belangrijk moment omdat het ten eerste voor mij een test is om te weten of ze nog een korte periode met mij wil optrekken, of dat er misschien andere dingen voor haar te doen staan. Tweedens geeft het mij wat gelegenheid om te domineren. Er wordt immers een zeer subtiel spel gespeeld: we stappen in een auto en ik ben de driver. Aangezien ik geen auto heb, en de letterlijke vergelijking fout zit, gaat het toch op een andere manier op: ik neem het initiatief om naar dat ander kaffé te gaan. Kosmisch, haast oceanisch voel ik me rond die tijd als ik dan in Leuven met zo’n meisje door de straten rondzwalp. Een eis is natuurlijk, dat ze een boeiend tegenspel weet te bieden, anders doe ik er niet verder mee… Vanuit mijn standpunt is er van verliefdheid geen sprake, enkel is er het individu dat emotionele toenadering zoekt. In dat tweede kaffé zorg ik voor wat onvrijwillige, fysische kontakten, zodat er al wat excitement komt. Meestal weet ik wel een stoer verhaal te vertellen, waar ik zelf een hoofdrol in speel, en verder weet ik wel best op de onderwerpen in te pikken, waar zij over wil praten. De les- of werksituatie, de problemen thuis enz… Als ik zie dat de emotionele doorstroming tussen ons op peil blijft, dan kan zo’n gesprek meer dan een uur of langer in beslag nemen. Tot dan de eerste prikken naar sexuele kontakt komen. Ik wordt dan meestal wat zenuwachtiger en zelden gebeurt de ‘doorstoot’ hier in het kafé. Meestal vraag ik andermaal om naar een ander kafé te gaan. De route naar dat kafé loopt dan echter langs mijn kot, en voorbij mijn kot gekomen doe ik op een achteloze manier dat ik iets vergeten ben, of dat ik er iets moet achterlaten. Tegelijk vraag ik of ze geen zin heeft in de ‘specialité de la maison’. Dit kan thee zijn, wijn, wat ik op dat moment in huis heb. Als ze daarin toestemt zitten we in een volgende fase. We zitten op mijn kamer, samen op bed, omdat er taktisch wel voor gezorgd is, dat er niet op stoelen kan gezeten worden. We zitten dan op dat bed, met die platen, die thee, en dat is het wachten en uitkijken op een ‘doorstoot’. Dit is het moment, de gelegenheid dat ik haar kan kussen. Dit is natuurlijk het cruciale moment, en wordt meestal ook lichamelijk goed voorbereid door verschillende standen aan te nemen, die mij fysiek in haar buurt brengt. Bv. mijn kop tegen haar armen, rug enz… Veelal komt er dan het moment waarbij de ‘doorstoot’ logisch wordt.

Zo’n ‘doorstoot’ kan soms geschieden in een troostende beweging. De kus op de lippen als troost bedoeld, voor een geschiedde onrechtvaardigheid… Niet dat zulks nu altijd gebeurt. Er zijn talloze gesprekken geweest dat ik niet aan de ‘verleiding’ begon, omdat ik het veel leuker vond zo. Bij elke verleiding immers zijn er wederzijds toenaderingsmomenten: op het ene initiatief geeft de andere te kennen of hij er wil op in gaan of niet, waarna de andere weer kan aandringen enz… Twee mensen die mekaar pogen te verleiden hebben zulk een ingenieuze code, dat die onmogelijk rationeel te ontcijferen is. Treedt er een weigering op in onze code, dan vang ik dit wel meestal als een gentleman op, en begin niet te zeuren of dwang, pressure uit te oefenen op de persoon in kwestie. Als je de weigering niet goed weet op te vangen, kan het pijnlijk worden, maar je moet er jezelf maar in trainen van zo’n weigering op te vangen. Verleiden is in eerste instantie, intelligent spelen, bij het creeëren van een ‘romantisch, speciaal klimaat’, maar het gaat niet verder… Vrijheid is immers het hoogst gewaardeerd begrip, bij mij, en hierbij hoeft niet de mindste hypokrisie…

Als de persoon in kwestie instemt met mijn invitatie, volgen er weer een heleboel episodes. Langs mijn bed hangt de zeer serieuze tekst: ‘Laat alle vrouwen je bijten mijn vriend, maar laat ze geen wrat worden!’ De episodes hebben betrekking op het zoeken en uitbreiden van het fysisch kontakt met mekaar. Het centrum van het kontakt blijft het mond- en tongenspel. Langzaam via het handengestreel van gebieden achter de oren, kaakbeenderen, de haren, de nek en stilaan de jukbeenderen, beginnen de verschillende lichaamsdelen tegen mekaar te duwen. We leggen ons evenwijdig en stilaan na een 10 minuten beginnen we klederen los te maken. Ik trek het strelen meestal zeer lang van 20’ tot een half uur vooraleer er geneukt wordt. Maar toch ligt dit neuken als een finale gegevenheid ergens in mijn achterhoofd. Ik wil zeer lang vrijen met iemand, maar vrijen zonder neuken is gelijk soep zonder zout. Meisjes denken hier in het algemeen heel anders over. Ik kan er 100% mee akkoord gaan dat meisjes op een bepaald ogenblik zeggen geen zin te hebben, of dat ze niet kunnen wegens de verkeerde dag in hun cyclus. Vrijheid hier is als je het zowel wel als niet kunt doen. Als je je belemmerd voelt door het feit dat je het niet kan doen, is er iets mis…

Op dit ogenblik voel ik sterk de nood om emotioneel kontakt te zoeken met iemand, en lijkt het erop dat ik een orgastisch neuken lijkt nodig te hebben om die ander te voelen, op een maximale manier dan… Ik ben al een paar keer aan de deur geweest van X, met wie ik een paar keer heb gevrijd, maar ze is er nooit niet. Ik heb de schroom om mij helemaal voor haar plat te leggen, in de hoop dat ze daarmee eens naar me toekomt. Ook in dit soort relaties is het een heilig begrip, dat er pas van liefde kan sprake zijn als men in vrijheid naar mekaar toekomt, in plaats van uit een emotionele afhankelijkheid. Volwaardige liefde, is niet de liefde die fugeert als een hulpverleningsinstituut… waarbij de ene komt smeken voor hulp. Een relatie moet vertrekken van het gevoel zich fijn te voelen bij die…

Met een of met vijf???

Laten we eens proberen te omschrijven wat we bedoelen met een ‘relatie met iemand te hebben’. Volgende elementen lijken mij belangrijk, zo niet essentieel: ‘een sterk gevoelsmatig, geestelijk kontakt, waarbij normaliter ook de fysieke aantrekkingskracht gestalte krijgt.’ Dit laatste heeft echter niet zoveel belang, ook niet het aantal personen dat bij de ‘relatie’ betrokken is. Verder is het ‘onverwachte in de kommunikatie’ van essentieel belang. Essentieel is verder dat de betrokkenen zich volledig geestelijk en fysiek (eventueel) kunnen blootgeven. Ze moeten zich ‘kunnen laten drijven’ in mekaars gezelschap, zonder dat ze zichzelf in de hand moeten houden, in alles wat men doet of zegt. Belangrijk is natuurlijk de overwegend positieve benadering. De kwantiteit van de kontakten speelt nauwelijks een rol, evenmin het feit dat beiden hun kontakten, formeel met ‘relatie’ bestempelen. Dus zonder dat beiden het als dusdanig benoemen, kunnen beiden aldus een prachtige ‘relatie’ hebben…

‘Een sterke gevoelsmatige, geestelijke band, die onverwachte dingen schept’. Het woord geestelijk staat er hier opzettelijk bij, omdat in vele gevallen de fysieke kontakten een eigen leven gaan leiden, waarop men dan nog vlug geestelijke kontakten overheen smeert. Met andere woorden, mensen zoeken sexuele ervaringen met mekaar te beleven, en zoeken een partner bij wie dit mogelijk is. Dit is fout, omdat de ‘geestelijke kontakten’ zich wel zullen wreken om deze achteruitstelling. Als men die andere niet met al de voelsprieten die men ter zijner beschikking heeft, als daar zijn oren, ogen, neus, tong, gevoelens, geest, denkvermogen, voelt in diens emotionele toestand, in diens totaliteit, waarbij zowel de oogopslag, het stem-timbre, de lachhoek, de inhoud van wat deze zegt een belangrijke rol spelen, dan is er simpelweg geen relatie… Het aanvoelen van mekaars aanwezigheid, in beider totaliteit, dat is de basis… Toch geeft dit een gevaarlijk raakpunt: deze kwalitatieve kennis van mekaar, kan het ideale uitgangspunt vormen voor de sterke in de relatie om de andere te gaan domineren. Niet openlijk natuurlijk, maar wel in subtiele vormen… Daarom dient het ‘onverwachte element’. Onverwachte dingen zijn niet te controleren. Als het gedrag van de andere(n) voorspelbaar geworden is of zijn, dan zit het fout, en luidt dit het einde in van de ‘relatie’… Onverwacht is deels humoristisch, deels spiritueel, deels rationeel, deels een opmerking, deels een gebaar, deels een ruzie, deels een oogopslag, deels een rochel, deels een huilbui, deels een lopen, deels een zweven, deels een vliegen, deels een maanreis, deels een revolutie…

Betreffende de fysieke kontakten nu. Wat betekent sexualiteit voor het individu? Wat betekent sexualiteit als uiting van ideeën binnen de wereld van twee of meer mensen. Sex en het hebben van een relatie kunnen twee onderscheiden dingen zijn. Als men sex bedrijft met iemand, zonder met die persoon een relatie te hebben, en als men met iemand wel een relatie, zonder dat er fysieke kontakten aan te pas komen… Sexualiteit en het klaarkomen brengen rust, ontspanning in het lichaam. Het is gelijk een machine die terug geolied wordt, waarbij een meer dan ‘geestelijk welbehagen’ wordt geschapen… De individuele totaliteit lijkt terug hersteld te worden… Het is mijn stelling dat het lichamelijk en geestelijk kontakt tussen twee of meerdere personen in voortdurend evenwicht moeten zijn, anders ontstaan er katers, frustraties. Met iemand waarmee je geen top-experience op geestelijk niveau beleeft, is een top-experience op sexueel niveau zinloos. De diepe ‘sexuele ervaring’, slaat zeer vlug om, en soms zelfs nog voor het klaarkomen, in een afgrijselijke ervaring, waarbij men zich in een vergeetput voelt neerkomen. En hier zitten we op een belangrijk punt willen we het antwoord op de titelvraag vinden. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat het mogelijk is, dat iemand een uur na de kennismaking met iemand, met deze persoon in bed duikt, en een sexuele top-experience beleeft. Omdat vooral in die eerste ontmoeting, of in de eerste ‘echte’ ontmoeting –men kan immers al iemand duizenden keren gezien hebben, of er zelfs al met gepraat hebben, maar die eerste echte ontmoeting is iets heel bijzonders– kan het gebeuren dat het geestelijk kontakt zo’n piek krijgt, eventueel beïnvloed door alkohol of drugs, maar dat verandert eigenlijk niks fundamenteel. Er ontstaat zo’n sterk, gevoelsmatig, geestelijk kontakt, door het feit dat het de eerste ontmoeting betreft. Alles is nog onverwacht, geen enkele wederzijdse eis wordt geponeerd, zodat beiden zich kunnen laten ‘drijven’ in mekaars gezelschap. Probleem is nu wat er na de geestelijke en sexuele top-experience gebeurt. Als men mekaar de eerste dagen niet ziet, of slechts zeer oppervlakkig kontakt heeft, dan kan het gebeuren dat er van dat geestelijk kontakt weinig overblijft… Men beseft dat het allemaal ‘fake’ was, wat er op die avond gebeurd is. Alles zal natuurlijk varieren van situatie tot situatie, maar een ‘kater’ is meestal het gevolg van dit abrupt afbreken van dit kontakt op geestelijk niveau. Diverse variaties zijn natuurlijk mogelijk. Tijdens het neuken kan men al beseffen dat het geestelijk kontakt ‘fake’ is, en treedt de kater al direkt op. Het kan in de minuten daarna zijn, in de uren daaropvolgend enz… Dus de les is: als je neukt met iemand spring er dan behoedzaam mee om, in de volgende uren of dagen… Een kater heeft zoiets van een orgastische furie, die in haar negatieve potentie is omgeslagen. Kortom zeer pijnlijk…

Kan een relatie zonder ‘vrijen’? Kan er dus sprake zijn van een eenzijdige geestelijke ‘top-experience? Dit hangt af van de individuele levensstory’s en dito behoeften. Voor mij persoonlijk zal een verhoogd geestelijkt kontakt, op een bepaalde hoogte overgaan in fysiek kontakt. Dit omdat beïide soorten kontakten niet apart kunnen gezet worden: het zijn beide elementen van dezelfde orde, namelijk van de kommunikatie. Als ik iets zeg tegen jou ‚ of ik geef jou een kus, dan kan dit hetzelfde betekenen of uitdrukken. Voor anderen kan dit kompleet anders liggen. Ik heb ook vriendinnen met wie ik een hoog geestelijk niveau bereik in de kommunikatie, maar met dewelke ik niet vrij. Dat ligt dan aan die personen, namelijk dat zij zulks willen voorbehouden aan een zeer intense, ’unieke’ relatie. Deze maatschappij heeft in haar opvoeding van de individuen een rem geplaatst op het seksuele, het fysieke als uitingsvorm. Er is de kulturele beperking, er is ook de individuele autenticiteit om op een eigen originele manier uiting te geven aan zijn gevoelens.

Wat bedoelen we met ‘zich laten drijven’? Dit houdt in dat men zich gedraagt en zich uit hoe men zich op dat ogenblik wenst te gedragen. Men wenst zichzelf te controleren in die mate dat men dat op dat ogenblik wenselijk acht. Als men zover is, zal men een grote opluchting ervaren, omdat een heel ‘pak’ van zich is weggegooid. Een heel ‘pak’ dat men bij kontakten met anderen, wel met zich meedraagt. Men is zoals men is, en hierdoor komt men veel natuurlijker tot een creatieve, intensieve, geconcentreerde inbreng bij de omgang met de anderen. Het is schijnbaar tegengesteld: bij anderen moet men zich geforceerd concentreren, opletten, en moet men zichzelf haast het zwijgen opleggen; in situaties waar dit geforceerd zijn niet hoeft, zal men in feite veel geconcentreerder zijn…

In beginnende relaties zullen we nu een ‘breakpoint’ zien optreden, meestal na een drietal weken. De gloed, de sensatie van de eerste ontmoetingen, zijn immers na twee of drie weken afgelopen. Ofwel treedt een onverschilligheid in, die daarom de hartelijkheid van de gesprekken niet dient te beïnvloeden, maar die ergens aangeeft, dat men het eigenlijk niet de moeite vindt om op zulk een intense manier voort te gaan met mekaar te ontmoeten. Dit soort gevoelens bespreekbaar maken is geen oplossing, omdat gevoelens zich nu eenmaal niet laten ‘plannen’. Als het er niet in zit, zal het er ook niet uitkomen…

In deze maatschappij is er wellicht een grote nood aan … warmte, emotionaliteit. In een relatie die te duidelijk vertrekt van een nood aan emotionaliteit, nood aan sexuele ontlading, nood aan agressieve ontspanning, zal men nooit of slechts zelden, de hoger vermelde definitie-elementen van de relatie kunnen verwezenlijken, ‘Dat drijven ..’ kan toch bijna niet, omdat er nood aan – is, en dus schrik om –, te verliezen. De situatie is van te voren te gespannen, om dit ‘drijven…’ mogelijk te maken. Hoe kan men zelf zorgen voor dit ‘overwachte…’ in de relatie, als er te duidelijk die nood gevoeld wordt. Natuurlijk is het zo, dat als na verloop van tijd, die nood aan- wat opgevuld is, de situatie zich wel kan keren… In de praktijk vinden we daarom steeds een wederzijds versterkend model…

Ingaand op de vraag gesteld aan het begin van dit artikel: ‘Met één of met vijf?’ kunnen we nu volgende dingen stellen. We hebben gesteld dat enkel een grondige groei van het geestelijk, gevoelsmatig kontakt, ‘ongestraft’ (zonder katers ..) fysieke kontakten toelaat. Vandaaruit is er dus de vraag: kan men het aan, zowel qua tijd, als qua energie, geestelijke kontakten te onderhouden met meerdere partners? Natuurlijk is het zo, dat het hebben van meerdere relaties op zich, bepaalde dingen oplost. Men kan bv. zijn maatschappelijke, psychologische frustraties over 5 personen verdelen, wat anders terechtkomt op de nek van die ene persoon. Men zal zich veel minder vlug laten meeslepen in emotionele ruzies, omdat men niet ‘emotioneel versmoord geraakt in een afhankelijke unieke relatie, zonder vrijheid…’ Men zal veel minder de andere beginnen op te eisen voor fysiek, psychisch kontakt. Men zal gemakkelijker de moeilijkheden bij de ene relatie aankunnen: alhoewel dit een soort vluchtreaktie kan teweegbrengen, zonder in te gaan op de problemen. En in plaats van die problemen op te lossen staat men nu steviger om met die problemen te kunnen leven. De kans op mislukkingen bij 5 is kwantitatief natuurlijk veel groter als men maar met één vrijt: maar zoals gezegd zijn de weerstanden tegen de moeilijkheden nu ook veel groter .. Maar toch kunnen diepe tegenslagen bij de één zijn weerslag hebben op de rest van de relaties.

Relaties met meerderen is zeker aan te raden, maar dan moet er een diepe emotionele, geestelijke basis zijn met elk van de relaties, anders wreekt alles zich toch. Toch moet men het geheel nog ruimer zien. Want maatschappelijk gesteld zouden alle ‘kontakten’ die iemand heeft, moeten besmet worden, met de genoemde elementen uit de definitie van een ‘relatie’. Het is ronduit belachelijk dat mensen hun emoties slechts aan één definitieve levenspartner te kennen geven, en voor de rest een koel imago. Alle kontakten in de maatschappij zouden terug moeten worden aangetast door die ‘geestelijk‚ emotioneel‚ fysisch‚ onverwacht‚ drijvende‚ positieve’-banden.

Ingaand op de andere kenmerken is het duidelijk dat een relatienet met meerderen aan te wijzen is, boven de unieke relatie. Een dergelijke sitvatie zal minder vlug tot verstarring leiden, zal voor de persoon in kwestie veel verrijkender zijn, en zo zal hij veel meer kunnen bijdragen tot het ‘onverwachte’ in de diverse relaties. Zoals misschien nog niet genoeg gesteld is dit ‘onverwachte’ in de relatie, steeds iets wederzijds, en wordt aldus samen opgebouwd. Beiden siuwen als het ware mekaar om hiertoe eea bijdrage te leveren. Wat ook heel belangrijk is: in een relatie-net met vijf, zal men beter de ‘sociale technieken’ leren die men in een relatie van doen heeft… Nu krijgt men slechts feed-back van één individu, en het is veel rijker als men op zijn eigen manier van doen feed-back krijgt van meerdere relatiepartners… Terwijl men nu doorgaans, in de unieke relatie al zijn maatschappelijke frustraties naar binnen toe tot ontploffing brengt, kan een situatie met meerdere relaties een omgekeerd effekt teweegbrengen. Iemand met meerdere relaties is sowieso al meer naar buiten dan naar binnen gekeerd. Met de steun en de gesprekken die hij hierrond met meerderen gevoerd heeft, zou het best eens kunnen zijn dat hij de molotovcoektail die hij in het fabriek, in de vorm van spanningen heeft meegekregen, in plaats van het thuis tot ontploffing te brengen, terug naar het fabriek draagt, en daar er het vuur aan steekt…

PART 3. Opvoeding

In dit deel gaat het om volgende stellingen:

  1. Het feit dat ouders niet dulden dat kinderen agressie tegen hen uiten, en dit vervolgens sterk onderdrukt wordt, is zeer funktioneel voor de werking van het kapitalisme, eens deze individuen volwassen zijn. Ook dan zal het hun moeilijk vallen rationeel agressief te zijn, tegen hen die hun onderdrukken.
  2. De opvoeding van kinderen geschiedt over het algemeen door middel van bruut, fysiek geweld, of door dreiging ermee.
  3. In de opvoeding zijn er merkwaardige overeenkomsten tussen de ouders, de schoolmeesters, priesters en de military men.
  4. De aanslag op de ongeremde blijheid, sexuele lustbeleving, in o.m. het autoritair gedirigeerde spel en in de andere facetten van de opvoeding, is een aanslag op de fundamentele levensdriften in een kind.
  5. De enige haalbare strategie van verweer vanwege de ‘opgevoede’ tijdens de levensjaren, wanneer het psychisch overwicht geheel aan de kant van de opvoeder is, en de strijd tussen hen te ongelijk verloopt, is zo snel mogelijk onafhankelijk te worden, en dit op elk gebied, en tegenover elke vorm van opvoeding die het kapitalisme zoal in petto heeft.

Vanaf onze eerste leveisjaren hebben mensen ons geboden onze uitwerpselen te gaan werpen in de daartoe bestemde plaatsen, en er ons vooral niet mee te amuseren. Ze hebben dit gedaan op een totalitaire manier, die geen enkele tegenspraak duldde. Slechts in zeer weinig families is het toegelaten dat kinderen agressie uiten, tegen dit diktatoriaal optreden van hun ouders. Kinderen zijn bezit, die nieuw op de wereld gekomen zijn, en dus zeker van niks weten, en aldus alles te leren hebben van die oneindige onfeilbare levenswijsheid die de ouders ondertussen hebben opgedaan. Kinderen zijn voor de ouders een onbeschreven blad, en hun is opgedragen dit blad met de juiste gedragscijfers in te vullen. Als jongere zit je helemaal geestelijk en fysiek gevangen in het web dat men rond je ontwikkelingsmogelijkheden gespannen heeft. De kleine krijgt thuis slaag als hij niet luistert, op school is er die dreigende leraar die je voor de hele klas netjes belachelijk maakt als je tegenspruttelt. In de kerk, als je daar ook verzeild geraakt, wordt het geheel nog eens gelegitimeerd met mirakels, wierook, en bovenal de godheid die permanent toeziet en misschien zelfs zal intervenieren om bij te korrigeren moest het nodig blijken. Afin, hij heeft zijn grote straf nog in petto, moest het helemaal hopeloos zijn met jou: de grote hel, waar je eeuwig zal branden… Onder je militaire dienst wordt de hele klus afgemaakt. Zo’n fundamenteel verschil met gewetensbezwaarden is er niet: ook zij worden netjes klaargemaakt voor het kantoor, of de 8-uren werkdag, en dit geschiedt met de druk in de nek van de kontrole van het ministerie… Erger dan de fysieke slaag, is de dreiging die er uit gaat van al deze heerschappen die zo nauw met mekaar verbonden zijn, die mekaar vaak kennen of regelmatig jou zaak bespreken. Het is die fysieke dreiging van slaag, of heel de gelegitimeerde dreiging met argumenten die diep psychologisch gaan insnijden, als je geen antwoord klaar hebt. En wie heeft nu op zijn jeugdigste leeftijd een antwoord klaar op het klassieke argument: ‘Wij weten het het best… Wij hebben alles meegemaakt…’

Tijdens de jeugd wordt elk protest enerzijds hardhandig afgestraft, anderzijds deels verdoofd door de luxe-dingen, die het systeem weet aan te bieden. Bij dit laatste rekenen we het snoepgoed, alkohol, sigaretten, tot de glitter die afstraalt van de grote popsterren, of sterren in de films of tv-feuilletons. Niet alleen dit soort glitter is belangrijk, ook de glitter van hen die het gemaakt hebben is een belangrijk element in de opvoeding nl. de bankdirekteuren, de ministers enz… Ook zij weerspiegelen de norm voor wat maatschappelijk succesvol is, of aldus genoemd wordt. Gepropageerd wordt, dat dit succes binnen eenieders handbereik ligt, als men er alle vernederingen, gaande van examens, tot gehoorzaamheid aan alle maatschappelijke autoriteiten er bij neemt. Examens zullen evenveel kerven worden ín het natuurlijk instinct, en evenveel zelfvernederingen. Gelukkig wordt eenieders jeugd toch nog doorkruist met zoveel irrationele gegevens, waarop ZIJ geen vat hebben. ZIJ proberen daar ook wel vat op te krijgen, maar meestal blijven deze dingen in de wereld der geheimen, waar niemand toegang tot heeft .. Bv. de eerste masturbaties, de eerste romantiek met zichzelf en met iemand van het andere geslacht..

Men merke dan op, al die geheime sabotages op de diktaten van de ouders. Niet alleen de openlijke ruzies, als de jarenlange frustraties hun verbale weg vinden, maar meer nog alles wat stiekem gebeurt tegen de wil in van de ouders, maar zonder dat deze er iets van afweten. Op school is het afkijken een vorm van protest. Het zijn niet toevallig de heerlijkste momenten uit iemands jeugd. Het naar de kroeg lopen, als je zei naar de winkel te gaan, het naar het bos trekken, in plaats van naar de mis, stiekem mekaar ontmoeten zonder dat ze ’t weten, het roken van een sigaret wordt dan plots meer een symbool van protest, meer dan het genoegen dat men beleeft aan het eigenlijke roken.

ZIJ zijn sterk, zowel thuis op school in ’t leger als in de kerk. ZIJ zijn te sterk, en dit zeker zolang je je niet verbaal kunt waarmaken. Het enige wat je kan doen is je eigenheid bewaren door jezelf af te schermen van alles wat die eigenheid in gevaar kan brengen. ZIJ zijn sterk met de moraliserende preken die zeggen hoe het moet omdat God het zo wil. Dat God het blijkbaar in elke kultuur en in elke historische fase het anders heeft verteld heeft minder belang. ZIJ zijn te sterk omdat ze je een schuldgevoel en geweten in kunnen praten dat voor hen het werk doet, als ze er niet bij zijn. Het moreel sadomasochisme vindt hier zijn duidelijkste voorbeeld, ZIJ zeggen alles voor jou gedaan te hebben (masochistisch aspekt), en daarom moet jij alles voor hen terugdoen (sadistisch aspekt). ZIJ zijn sterk omdat ze vooral fysiek de sterkste zijn. ZIJ zijn sterk omdat ze heel de sociale controle achter hun hebben. Als jij je niet volgens de normen gedraagt zal het dorp, de buren, de familie schande spreken, en deze schande zal zich tegen je ouders keren. Zodat het welzijn van je ouders afhangt van de manier dat jij je gedraagt. Om maar het mindste schuldgevoel op te noemen, dat ze je hebben ingepompd…

Het is bekend dat kinderen meestal in een gezin geïntroduceerd worden zoals geliefde huisdieren. De romantiek zegt dat ouders kinderen het leven hebben gegeven. Deze kan echter in de praktijk best omgedraaid worden. Kinderen doen veelal de ouders terug leven. Een kind heeft een echtheid die niet meer van deze tijd is. Met dit kind wordt in de omgeving gepronkt en de ouders weten best waarmee en met welk gedrag deze kinderen de ouders nog meer mee kunnen laten pronken. Egoisme zit immers in elk van ons, en een flink deel van ons ‘goedvoelen’ is bepaald door onze omgeving die ons gedrag eventueel bevestigt. Lieve leuke kinderen, die goede resultaten behalen op school zijn zeer gunstig voor een flinke sociale status. Op latere leeftijd zijn het de kortgeknipte, propergeklede kinderen die een verstandig gesprek kunnen voeren, netjes aan tafel zitten, en met de familie nog mee op vakantie trekken, Op volwassen leeftijd dienen het status-kinderen te zijn, die aan de universiteit slagen, en die hunzelf verloven met een meisje uit eenzelfde of een hogere sociale kategorie, die ook leuk, mooi gekleed en deftig is. Originaliteit en persoonlijkheid zijn natuurlijk meegenomen, als het het totale beeld maar niet stoort. Lief, leuk en een denken zonder een opstandig rimpeltje… C’est ça.

De opvoeding van de kleine kinderen gebeurt door gebruik van voortdurend fysiek geweld, Scènes uit treinen en bussen zijn hiervoor al te sprekend: oorveeg hier, oorveeg daar. Als hij huilt, te luid spreekt, te ver wegrent, steeds diezelfde lap. Het wordt verbloemd door de grote bezorgdheid die op latere leeftijd het morele geweld zal gaan vormen, In de eerste tien jaren van iemands leven wordt hij in dit kapitalisme getraind op de goede gedragscode, onder dreiging van bruut fysiek geweld. Opvoeding op school gebeurt al met wat meer gesofistikeerd geweld. Het dreigende schoolhoofd en de schrik om thuis een pak slaag te krijgen, spelen ook hier een grote rol. De kinderen weten al dadelijk dat er een geheimzinnig pakt bestaat tussen de ouders en de schoolmeesters. Verder kan dit duo zich –in geval dat de ouders gelovig zijn– beroepen op de Grote Legitimatie vanwege de goddelijke hand in de kerk. Dit voortdurend meegesleept worden naar de kerk, betekent dat de kleine in kennis wordt gesteld met de goddelijke wil. De huidige maatschappelijke ordening en opvoeding staat meteen onfeilbaar buiten elke diskussie. Het is tenslotte God de Vader himself die temidden van de ‘feestviering’ verschijnt en die zou toch wel tegen de priesters vertellen dat er iets fout was, als er iets fout was… Neen.
De priesters, ouders en schoolmeesters zijn de beste vriendjes en niks gaat er fout. Enkel de kleine is fout, en er wordt hem ingeprent dat hij zich nog niet voldoende heeft aangepast aan de normen, ingepast in het normale samenleven… Geen nood, voor al zijn fouten wordt hem vergeving geschonken in de biechtstoel…

Heel de seksualiteit baadt in een verboden schuldige sfeer en heerlijk de man of vrouw die al op zijn 14e wordt ontmaagd. In plaats van nog jaren gebukt te lopen met een zwaar schuldgevoel omwille van de driften die men ontbetwistbaar voelt, en niet kan verdringen, wacht de ‘ontmaagde’ nog een hemelse jeugd… Anderen staan er nog een aantal jaren vol met vraagtekens, complexe gevoelens te wachten, waarbij het NO FUN is met een meisje, als jongen, of omgekeerd met een jongen als meisje, te praten. Onze individualiteitssterkte krijgt pas vorm van zodra we met een boel eigen vindingrijkheid doorheen dit beklemmend spinneweb van schuldgevoelens kunnen doorbreken. Het is niet alleen aan de seksualiteit waar wordt aan geraakt, al hebben vele psychologen heel de problemen hierheen gevoerd. Het is heel de levensdrift, het spelelement, de spontane blijheid, droefheid. Heel het leven zelf is in iemands jeugd door diverse instituties onder controle gebracht…
Spel is nagenoeg enkel toegelaten op autoritair kommando… En zeker nu onze gronden volledig worden dichtgebouwd, of de vroegere speelplaatsen, autowegen verworden zijn, is spelen zonder toezicht haast onmogelijk geworden… De manier dat de fantasie onder controle wordt gebracht in het te konkrete, zelfs mechanisme speelgoed, of in de te konkrete stripverhalen, is een ander verhaal… De verhalen omtrent de sprookjes van vroeger, werden door het kind nog grotendeels zelf in de fantasie getekend. Met de stripverhalen is dit niet meer het geval: de personages zijn er… de fantasie is uitgeschakeld… Wat is fantasie anders, dan misschien wel de voornaamste stuwende kracht in het utopisch denken… Wie de fantasie afbreekt, of verhindert van zich te ontwikkelen, verhindert dat mensen zichzelf nog het ‘andere’ gaan kunnen voorstellen. Het ‘andere’, het ‘betere’ dan de dingen die ze vandaag zien gebeuren…

Die gewelddadige onderdrukking van agressiviteit in de jeugd is zeer funktioneel voor de werking van het kapitalisme. In dit kapitalisme zitten we immers met autoriteiten, die vrije meningsuiting omtrent hun beleid schijnbaar toelaten, maar diegenen die uit de schreef lopen, die middelen gaan gebruiken die een gevaar betekenen voor hun machtspositie, die worden zo goed geïntimideerd, bijgekorrigeerd, kunnen nog moeilijk werk krijgen, krijgen geen pasje van goed gedrag en zeden… Die onderdrukking in zijn jeugd, zich niet kunnen agressief uitleven als men onderdrukt wordt, zijn agressie niet kunnen plaatsen tegen zijn rechtstreekse vijand, dat maakt demokratie onmogelijk, en geeft vrij spel aan de kapitalisten om iedereen naar hun pijpen te laten dansen…

In die opvoeding treedt nu omstreeks het vijftiende jaar een merkwaardige omkering in, in de ‘machtsverhoudingen’. Als de kinderen klein zijn, zitten de ouders ongeveer op hun 30e levensjaar. (30-40) Worden de kinderen eenmaal 15 jaar oud dan zijn de ouders al 45 tot 55 jaar oud. Helemaal te gek wordt het als de kinderen 20 jaar oud zijn en de ouders 50 tot 60 zijn. De fysieke en psychische sterkte neemt toe bij de ene, en neemt af bij de andere. Hoe sterker de tegenstelling in zijn tweede fase zichtbaar wordt, hoe scherper de ouders zich nog enkel kunnen beroepen op financiële of emotionele argumenten.

Vanaf hun 15e levensjaar tot ze thuis weg zijn, laten velen zich verleiden om zich te gaan meten op het terrein waar de ouderen nu eenmaal het sterkst zijn, namelijk de verbale kwaliteiten. De verhoudingen die al lang uit mekaar gegroeid zijn, worden dan helemaal te gek, en lopen voortdurend uit de hand, omdat er zoveel onderdrukte agressie in dit sadomasochistisch spel aanwezig is. De ruzies kunnen voor een jongere nuttig zijn om zich te weren, maar zullen toch nutteloos blijken omdat de ouders nauwelijks te overtuigen zijn, en deze laatsten de ruzies steeds opnieuw zullen aanwenden om de jongere tegenspeler harder te ‘indoktrineren’. In zijn streven om onafhankelijk te worden, zit onze opgroeiende vent of vrouw, voor twee belangrijke mogelijkheden: enerzijds kan hij ten aanzien van zijn ouders trachten te bewijzen dat hij een vent aan ‘t worden is, waar niet neerbuigend en bevelend op mag neergekeken worden, anderzijds kan hij zich gaan afschermen, zich ’terugtrekken’, zich niet laten verleiden tot gesprekken, of ruzies, waar de ouders op een laatste harde manier, gebruikmakend van de financiële stok die ze nog achter de deur hebben, en van alle emotionele uitlaatkleppen die hen nog ter beschikking staan, de opgroeiende mens in hun banen te laten stappen… Volgens ons is de tweede methode het beste… Dit leren weren kan men het best door de ouders voor voldongen feiten te plaatsen, als argument voor het ‘volwassen’ geworden zijn. Het terrein waar de tegenstander het sterkst is, het meest geoefend, is het terrein der ruzies… Alhoewel er zoals we daarnet gesignaleerd hebben er een verwisseling gekomen is in de individualiteits-sterkte, waarbij dus in het spel van het moreel beuken op mekaar, de jongere stilaan het pleit zal halen… Edoch, zoals gezegd, ruzies zijn enkel tijdsverlies, betekenen veel energieverlies, en zijn volkomen doelloos als het gaat om twisten tussen ouders en kinderen… Ze zijn volstrekt te mijden.

Het is van essentieel belang zo vlug mogelijk de financiële navelstreng door te snijden. Enerzijds zal de jongere, als hij voor zichzelf instaat wat betreft zijn financiën, een veel intenser kontakt hebben met het leven. Anderzijds snijdt hij zijn ouders de weg af waarlangs zij nog verder invloed pogen uit te oefenen. Die financiële band zal niet gemakkelijk expliciet als argument gebruikt wordt, maar terloops vermeld weegt hij, en weegt hij veel te veel. Tenslotte moet men regelmatig passeren langs de gulle hand van vader of moeder, en dan wordt er wel een niet mis te verstane boodschap meegegeven. Hij weegt ook innerlijk, en vertroebelt wat men wil bereiken. Het zich afschermen ten einde zijn leven zuiver te houden, en te spelen hoe men het zelf wil, is een essentiële voorwaarde om ook later in het kapitalisme overeind te blijven.

In onze jeugd is ons immers ondertussen al duidelijk gemaakt welke de statusnormen zijn in het kapitalisme die wij dienen na te leven. Een goed diploma, een goede baan, veiligheid, geborgenheid te midden van het vele geld. De meesten zullen er de training, vernederingen van de school er met de snik bijnemen, omdat het paradijs met diploma, iets aantrekkelijker lijkt dan zich naakt en weerloos te presenteren in die kapitalistische jungle op zoek naar werk… In de school wordt ingeprent wat een ‘kapitalistische successtory’ is. Niet de inhoud is belangrijk, wel het kunnen navertellen van die inhoud, het goed kunnen presteren, het zich in de verdoemenis kunnen blokken. Van klasje tot klasje wordt men opgefokt om hogerop te geraken. Zelfs op de universiteit geraakt de meest bewuste linkse student nauwelijks los van de jacht op het diploma. Eens men dit diploma heeft in de wacht gesleept, is het moeilijk om de vroegere idealen trouw te blijven, want om dit diploma op zijn waarde te laten renderen moet men in de beroepssituaties vele koncessies doen. Men transformeert dan ook alras zijn maatschappijvisies, om zijn nieuwe gedrag te kunnen verklaren voor zichzelf. Als men eenmaal dit diploma heeft weet men wel iets van rekenen en vertalen, maar de essentiële dingen van het leven bv. over zijn eigen gezondheid, hoe zijn eigen voeding produceren enz… daar weet men nog evenveel van toen men begon… Van het individu verwacht het kapitalisme, een ‘normaal’ konsumptie- en produktiegedrag.

Alle onheil inzake de toekenning van de rollen in deze samenleving, die plaatsvindt via de selectie in het onderwijs, (wie mag wat studeren?) vindt al plaats op het twaalfde levensjaar en voor velen al vroeger… In de laagste klassen zijn er al zittenblijvers die onherroepelijk reeds op hun 7e levensjaar soms de goede trein missen… Op het twaalfde levensjaar kiezen velen de haast onomkeerbare richting vakschool: de beroepsrichtiag. De selectie-criteria, om de toekomende leiders van onze maatschappij aan te wijzen zijn op dat ogenblik rekenen, het kunnen onthouden van dwaze spullen, grammatica! Allemaal abstracte redeneerkunsten. Als jij op dat ogenblik op een kosmische trip bent, en meer interesse hebt voor bomen, tuinen, of hoe dat een auto in mekaar steekt, dan mag je unif en al de rest vergeten. There’s no way back. This is a point of no return. Op basis van kwaliteiten die verwacht worden van een goede burokraat, wordt op de leeftijd van 12 jaar een scheiding aangebracht, om aan te wijzen wie het goede onderwijs, en vervolgens de goede jobs, mag pakken.

Wat kan je tegen het ‘onderwijs’ doen? Ondergrondse schoolkrantjes zijn op de humaniora en aanverwante scholen van die leeftijd, zeer nuttig. Kritische vragen in de lessen stellen kan nuttig zijn, maar je moet opnieuw vermijden je tegenstander te pakken op het terrein waar hij het sterkst is. Vermijd dat het allemaal weer irrationeel uitdraait, zoals thuis. Bedwing je tijdens een ruzie, en laat de ruzie aldus volledig in zijn nadeel uitdraaien. Veel meer dan de ouders dient de leraar ‘gedistingeerd’ te blijven, en maakt hij zich grenzeloos belachelijk, als hij openlijk zijn repressie toont… Vermijd ook te handelen zoals de leraar zelf, en pak hem dus nooit op zijn ‘persoonlijke eigenschappen’, zoals bv. zijn vervelende stem enz… Meestal wordt in scholen de totale agressie en frustratie uitgewerkt op de zwakste leraar, die dan ook binnen de kortste tijd ergens dient verpleegd te worden… Degenen met de macht, de brute repressie blijven meestal buiten schot. Probeer te bedenken dat we allen slachtoffers van hetzelfde systeem zijn, en dat dit systeem altijd de zwakkeren onderling de frustraties laat ontladen in gevechten tegen mekaar… Je moet vermijden de tegenstander met dezelfde taktieken aan te pakken, zoals degene met dewelke hij jou aanpakt. De aangewezen taktiek op school is trachten de repressie bloot te leggen in bv. ondergrondse schoolkrantjes, leuzen spuiten op de schoolmuren, de repressie daar duiden waar ze zit. Alternatief onderwijs pogen te volgen. Ook aangewezen is de ‘werkelijke vijand’ in de school, diegene die werkelijk het ‘beest’ uithangt, of de direktie die op een kille manier alles beveelt, in hun ‘privé-sfeer’ te treffen. Hier staan zij het zwakst… Konflikten op school uitlokken zijn bijzonder boeiend, om hun repressie bloot te leggen. Vergeet nooit dat men de ‘leiders in akties’ zal pogen te isoleren, en simpelweg uit school te zetten… En wat dan? Vooraleer er aktie gevoerd wordt op school, waarbij de initiatief-nemers zich kenbaar maken, be sure, dat er een achterban is, die desnoods de school platlegt, als er repressailles op jullie genomen worden… Ook de media kunnen een belangrijk hulpmiddel worden, om verder druk uit te oefenen op de direktie. Die direktie is immers helemaal schuw van slechte publiciteit, met het oog op de leerlingenwerving. Laat de fantasie werken op deze punten…

Aan de universiteiten is de meest radikale strijd het in vraag stellen van de plaats van de kennis in deze maatschappij. We komen hierop terug in het volgende deel omtrent de ‘kennis’.
Het betreft het onderscheid tussen hoofd- en handen-arbeid dewelke de kapitalisten hebben ingevoerd in deze maatschappij, of alleszins zeer sterk hebben geaccentueerd op bepaalde plaatsen, waar die scheiding reeds vroeger bestond, Een logische doortrekking van bedenkingen omtrent deze scheiding, eist de afschaffing van de universiteit. Kennis had nooit mogen een monopolie worden in handen van een beperkte groep, die via dit monopolie de rest in de verdrukking uitbuiten.

Indien men in de instelling waar men zijn burgerdienst wil gaan doen, geen volledige vrijheid geniet, is enkel totaalweigeren aangewezen om zijn protest te laten horen tegen de verplichte militaire dienst. Burgerdienst is immers in wezen systeembevestigend: het leger wordt er niet mee in vraag gesteld naar buitenuit, omdat o.a. weigering op basisvan politieke motieven niet aanvaard wordt. Enkel als men zijn burgerdienst kan vervullen in volledigevrijheid, kan men verder aldus zijn protest laten horen tegen de militarisering van deze samenleving…

De ideologische funkties van de kerk moeten hier ook maar eens duidelijk gesteld worden. ‘Bemin de anderen zoals jezelf’, OK. Prima. Ware het niet dat je in de kerk belet wordt van jezelf te houden, omdat je vol met schuldgevoelens en boetes wordt gepropt. ‘Je bent (slechts) van stof en as, en je zult er tot wederkeren…’ Zijt nederig, zijt nederig, zijt nederig… Zijt nederig tegen diegenen die ons uitbuiten….

Een van de belangrijkste elementen die ook opvoedend werken is de harde wet in het kapitalisme, dat je moet inkomsten hebben om in leven te blijven. De enige mogelijkheid, zo lijkt het voor velen, om die inkomsten te verwerven is je arbeidskracht verkopen aan een ‘kapitalist’. Dat besef, en vervolgens de realiteit, waarin men dient te stappen en ook stapt, bij gebrek aan alternatief, die is zéér opvoedend! Alternatieven hiervoor zijn dus zeer aangewezen, en we zullen in hoofdstuk 6 dan ook uitgebreid aandacht besteden aan de coöperatief, als mogelijk alternatief…

Ook zeer belangrijk in de opvoeding van de hedendaagse jeugd, en dit sedert de ontwikkeling van media zoals radio, tv, platenindustrie enz… is de hele ‘drugindustrie’… En dit vooral in het overbrengen en het populair maken van de normen en instituties van deze maatschappij. Denken we aan het feuilleton ‘Dallas’ waar oliemagnaten en hun vrouwen in een geromantiseerd verhaal worden ten tonele gevoerd. Liedjes onderstrepen veelal het krampachtige menstype, dat zonder liefde niet meer verder kan. De loser-rol, de sympathieke underdog, is ook vrij populair in die liedjes. Men kan heel deze drugindustrie nauwelijks ontlopen, want op elke hoek van de straat dreunt hij uit een juke-box, uit een reklamepaneel, een tv-scherm, een verleidende grootwarenhuis-etalage enz… Een strijd die blijkbaar enkel afdoend kan gewonnen worden door de ideologisghe funktie van heel die industrie, gespecialiseerd in amusement, duidelijk te onderkennen, en er zich ook radikaal van af te schermen door zijn eigen amusement zelf te creeëren in bv, de kommune, de buurt enz…, of natuurlijk die artiesten te bevestigen die het allemaal doorhebben en luidkeels verkondigen. Bv. Wannes van de Velde. Een andere mogelijkheid om eraan te ontsnappen is het radikaal en bewust kiezen voor zijn eigen drug bv, hashies, marihuana. In dit opzicht is er volgende interessante vraagstelling: welke drugs hebben de mensen nodig om te overleven in dit kapitalisme? De generaties die nu gaan aankomen, zijn geestelijk verdoofd met chips, cola, abba, en ander verfijnd snoepgoed…

Met op de achtergrond heel deze bedenkingen rest er mij volgende konklusie: diegene die anderen wil gaan opvoeden, dient eerst bij zichzelf te gaan duiden welke sporen zijn jeugd op hem heeft nagelaten. Meer bepaald welke sporen van onderdrukking laten nu nog hun invloed werkzaam… Het is vrijwel zeker dat iedereen in zijn jeugd een ongewilde stempel heeft meegekregen. Als wij onze eigen kinderen gaan opvoeden, zullen wij vrijwel zeker iets van die autoritaire stempel doorgeven. Daarom alleen al is de opvoeding van kinderen in een kommune meer dan aangewezen, omdat men zich hier kan laten korrigeren door anderen, bij eventueel ‘irrationeel gedrag’ afkomstig van vroeger. Vroeger was het de grootfamilie, met de grootouders, ouders enz… die de opvoeding verzorgden, nu moet dan opnieuw een taak worden van de kommune. In ons basisstreven om echt vrij te worden, moet nadenken over wat er in onze opvoeding met ons gebeurd is, een centrale plaats innemen.

Pa,

Vader, pa, je gebruikte zelf de twee woorden. In ernstige momenten zei je altijd bv. ‘het respekt voor je vader!’. Als het er minder ernstig aan toe ging, en dat gebeurde eigenlijk niet zoveel gebruikte je het woord pa. Ons ma gebruikte ook enkel pa, zoals ikzelf altijd tegen je, pa, gezegd heb. Het was het ‘buigende’ pa, alleszins in de zin dat ik het in een totaal ondergeschikte, half eerbiedige positie gebruikte. Als je ‘vader’ uitsprak en het ging over jezelf lag er een speciale trilling in je stem, die vermengd met een portie westvlaams dialekt, de gewichtigheid van je persoon deed uitstralen. Het klonk dan ‘vadere’.

Je bent vorig jaar in mei aan een infarkt gestorven en Freud beschreef reeds lang geleden het proces waarbij de tiran, na vermoord te zijn geweest door de zonen, terug door hen in eer wordt hersteld. De normen die hij tijdens zijn leven plachtte op te leggen, worden nu door zonen plots wel nageleefd, en dit onder impuls van schuldgevoelens, Diît zou de definitieve start zijn voor de vorming van het geweten, het Ueber-Ich. Niet meer het bruusk fysiek geweld dat nodig is voor het afdwingen van een bepaald gedrag, maar regels ingeplant in de hersenen van de potentiële zondaar. Een beetje zoals een voorgeprogrammeerde computer…

Ik geloof niet dat er tussen ons sprake was van moord, en ik geloof dat jij uiteindelijk met een vergelijkbare resem schuldgevoelens zult zitten, net als mij, over wat we mekaar hebben aangedaan.

Ik herinner mij toen ik 6 à 7 jaar oud was dat ik zeer grote schrik had van jou foto, die toen levensgroot tegenover mij in de slaapkamer hing. Ik weet zeker dat ik deze foto op een nacht zag bewegen… Die foto is toen uit mijn kamer moeten verdwijnen. Zeer pijnlijk waren al die irrationele ruzies die ik toen meemaakte, en de geladen sfeer als je dronken thuiskwam, of het met moeder aan de stok had. Indrukwekkend pijnlijke momenten waren dat, en de huilende gezichten leken everywhere… Ik heb nooit kunnen huilen. Enkel tijdens filmen als er iets ontroerends, levensecht, iets zeer knap op het filmdoek verscheen voelde ik soms een krop tranen tot in mijn oren en oogbol, maar nooit vormde zich echte tranen. Klotig voelen dat veel te veel, maar nooit tranen. Jij ook niet.

Omgekeerd zul je ook wel op je tanden gebeten hebben, dat ik haast jarenlang steevast en bijna bewust geweigerd tegen jou te praten. Ik noem het nu mijn manier van zelfverdediging, tegen mijn labiliteit… Het had allemaal ook zo weinig zin. Op momenten dat we alle twee wat dronken waren, hebben we weleens voluit gepraat… Ik kon jou niet overtuigen wat ik wilde met mijn leven, en ik wist bijna volledig emotioneel dat ik jou weg niet zou volgen. Je hebt me talloze malen pogen te waarschuwen voor het ‘klotige’ van deze wereld. ‘Zorg dat je eerst een goede betrekking hebt, een goede plaats in de maatschappij, en spreek dan…!’ Vanuit jou levensgeschiedenis kan ik dit nu wel begrijpen, maar uit een zelfverdedigingspositie wilde ik mij in geen geval blootgeven, omdat ik verbaal zo zwak stond. Inderdaad had ik tegen jou een onverstaanbaar stemgeluid, omdat het mij ook wat zenuwachtig maakte, als ik iets tegen jou wou zeggen. Ook al omdat je achter de hand een hele resem emotionele argumenten te voorschijn bracht, waartegen ik geen enkel verweer had. Als je zei dat je alles voor mij gedaan had, voelde ik mij klotig, en toch organiseerde mijn verweer zich op een specifieke manier, omdat ik intuïtief ‘sure’ was dat ik de door jou uitgestippelde weg niet zou opgaan. Ik heb echter op zeer vele momenten, en zeker de laatste jaren een onuitgesproken warme tederheid voor jou gevoeld, die enerzijds alle moeilijke gesprekken met jou meed, en anderzijds op niet-verbale manieren en momenten een zekere affectie poogde duidelijk te maken.

Ik heb op jou doodsbeeldje geschreven dat we met dezelfde hardnekkigheid andere idealen hebben nagestreefd, en dat we daarom op dat ultieme moment een fierheid voelde over mekaars prestatie. Met mijn stadskranten ging je pronken op jou werk, en met de knappe barkkrukken die je gemaakt had voor ons kafé Chaos had ik mijn kring evenveel plezier. Non-verbaal, zonder woorden. De machtstrijd was gestreden en dat wisten we. Geen kompromissen. Ik gaf geen kritiek op jou en omgekeerd wist je wel dat ik mijn weg definitief was ingeslagen…

Pijnlijk was het wel om het zover te krijgen. Pijnlijk om door ruzies te bewijzen dat ik de big boy, bijna een vent geworden was. Op 21 was ik financieel onafhankelijk omdat ik het beu was in ruil voor geld kompromissen te moeten maken. Het argument geld is steeds totaal krankzinnig geweest. De halve tijd was er thuis die paniek om kinderen die later niet zouden kunnen gaan studeren… en de luxe-artikelen die de laatste jaren toch in niet geringe mate werden bijgekocht? Krankzinnig hoe het geld een zo belangrijk twistpunt was. Zusters van mij bv, die elke frank moesten verantwoorden. Tijdens de examenperiode van 1e lic. Pol & Soc wierp ik mij op enquêtes, en verwierp nog elke rooie duit die van thuis zou worden aangeboden. Vraag me niet hoe ik het al die tijd gerooid heb; maar mijn vrijheid was toen een te essentieel iets, om de emotionele druk via het geven van geld er te laten.

Een ander groot twistpunt was de manier dat je at. Je zult misschien zelf wel ergens beseft hebben, dat je met je luidruchtig eten heel ons zenuwstelsel naar de knoppen geholpen hebt. Het was een voortdurend punt van ruzie, waar Wij op jongere leeftijd weinig tegenspel konden bieden tijdens de ruzies hieromtrent. Je verstond toen de kunst een hopeloos, pijnlijke stilte te kreeëren, en deze in stand te houden urenlang, terwijl wij van verdriet bijna tenonder gingen. Wat speelde er toen in jou af? Misschien wel een evengroot verdriet om de onmacht om de kommunikatie hierover te herstellen… Je bent lang de sterkste geweest, en dit heb je eigenlijk helemaal moeten ontgelden toen de rollen langzaam omdraaiden. Toen ik nog elke week van Leuven terugkwam was het begrijpelijk dat je veel minder vat op mij had, en dat ik langzaamaan mijn kloten vaagde aan alle irrationaliteit, en er mij tegen afschermde. Al die volstrekt irrationele ruzies met veelal een identiek scenario: jij die wat gedronken had, en mijn moeder die soms je ludieke handelswijze helemaal niet kon appreciëren en vervolgens schreide… Als jij ze zag schreien, werd je woest, omdat je het belachelijk vond dat ze schreide, en jij wou ze op een hardhandige manier duidelijk maken dat ze wat meer ‘mans’ moest zijn…
Begrijpelijk dat we voortdurend partij kozen voor de zwakkere, en dat jij zeer veel geïsoleerú bent geweest in ons huis. Dan speelde ons ma bemiddelaar, die op die manier toch haar mening wist op te dringen naar ons toe…
Van die machtspositie die zij had, ben ik me nu pas terdege bewust geworden nu dat jij er niet meer bent, en de hele stories gewoon verder gaan. There’s nothing new uder the sun… Nog steeds is er die ideologische beinvloeding, en dit niet tegen mij, omdat ik er deels niet veel meer ben, deels omdat ik te oud geworden ben om nog veel kritiek te krijgen. Mijn jongere zusters worden echter nog voortdurend bijgestuurd, alhoewel ik ze help om wat tegenspel te bieden…

Toen ik 6 à 7 was heb je mij met een hardnekkigheid besmet om dingen aan te pakken. Ik denk dat intelligentie vaak alles te maken heeft met een doorzettingsvermogen en een intuïtie die vergelijkbaar is met het torinstinkt dat een voetballer moet voelen om doelpunten te maken. Niet alles op een rijtje van buiten aframmelen is de essentie, maar dat ‘torinstinkt’, om op een vlugge manier, alles systematisch(die rijtjes) van buiten te leren. Ik ben jaren eerste van de klas geweest, maar tot jou groot spijt is sinds mijn 15e die intelligentie, dat organisatorisch vermogen gericht geweest tegen sociale onrechtvaardige dingen. Het is wellicht onrechtvaardig dit zo te stellen. Het speet jou, dat ik niet meer aandacht had voor het diploma, de carrière, de zekerheid… Wellicht vond je die aandacht die ik had voor de sociale onrechtvaardigheid op zich, niet slecht… Het begon met eerst braafjes vragen te stellen in de les, daarna opmerkingen geven, daarna diskussies, daarna het zelf inrichten van diskussie-avondjes, daarna panfletjes, daarna brochuurtjes, daarna aktie enz… Ik geloof dat je inhoudelijk weinig interesse betoonde. Toch kan ik niet zeggen dat je mij in enigerlei mate verboden hebt om die dingen te doen. Je hebt zelfs in een van onze ‘natte’ gesprekken lachend gezegd dat een BSP-man in Leopoldsburg interesse had voor mij. Op een ogenblik dat ik het leger in een pamflet ervan beschuldigde mijn politiek-denkende vereniging te willen boycotten, dan heb je zelfs als beroeps-militair geen protest laten horen. Mijn optie voor burgerdienst heb je met heelwat opmerkingen moeten aanvaarden. Ik vermoed dat een en ander te maken had met mijn status van universitair gediplomeerde. Je hebt toen ik gestopt was met die stadskrant wel eens belangstellend geïnformeerd waar ie bleef. Toch had je over al dat soort dingen een bevreemdende lage dunk en was ik voor jou het broekventje dat ook eens iets deed. Wat me in feite enorm gestimuleerd heeft om verder te knokken… Ik was als de dood om te mislukken, en misschien wel om jou spottende blik te moeten ontmoeten… Heel mijn politiek gedoe was kwajongenspel, zo leek het. Zelfs toen ik eens op de radio wat intervieuws gaf, viel er nog geen enkel waarderend woord hieromtrent te horen.

In de vroegere kinderjaren was je keihard voor ons op een heleboel punten en steeds heb je je eigen ‘irrationele’ daden pogen goed te maken, met materiële cadeaus… waarvoor je dan én daden én dankbaarheid terug verwachtte… Ik denk echter dat we nooit goed beseft hebben in welk een materiële miserabele toestand je begonnen bent, toen je zelf dat huis hier begon te bouwen…

Toen we stilaan opgroeiden, heb ik je eens gezegd: ‘Ik kan van mijn opvoeder niet verdragen dat ie zo eet…’ Dat was bedoeld op de luidruchtige eettoestanden. Je hebt zelden fysiek geweld gebruikt, al waren we soms als de dood voor eventueel fysiek geweld van jou, maar je psychisch geweld heeft ons meestal op het randje van de razernij gebracht. Het waren die moordende stiltes die mij meer dan eens de keel hebben dichtgesnoerd.

Zinloze autoritaire, irrationele toestanden die tegenover mij pas geminderd zijn, als ik slechts in de week-ends thuiskwam, en toen ik financieel onafhankelijk werd. Voorheen waren dat de twee argumenten waarmee jullie met furore en kracht eisen afdwongen. Met de ouderdom die kwam en mijn jeugd die vermande, draaiden de rollen. Mijn zwijgzame zelfverdediging bleef, temeer omdat ik over een heel stel ideeën en toestanden met mezelf niet klaar was…

Pa, ze laten in dit systeem de kleine mensen onder mekaar vechten om hun systeem in stand te doen houden. Wij hebben veel gevochten. En alhoewel ik weiger van je beeld nu te gaan idealiseren, nu je dood bent, geloof ik wel dat die warme tederheid die ik voor je voelde wel echt was. Veel mysteries omtrent jou figuur omgeven me nog. Waarom zei ons ma onlangs dat je eens zei, dat ik pas een grote vent zou worden, als je dood was? Ons ma vond het heel raar, maar ik vond het een kwestie van groot gezond verstand.

Je hebt twee jaren zeer moedig gestreden tegen je alkoholverbruik te midden van die AA-groep, en uit één van die verslagen las ik, dat je je zorgen maakte omtrent mijn alkoholverbruik, en dit in die groep ter sprake bracht.

Menselijke wezens zijn mysteries…

luc

PART 4. Kennis

In dit deel worden volgende stellingen behandeld:

  1. Een groot deel van de aktiviteiten van de ‘intellektuelen’ zijn er –gewild of niet gewild– op gericht de kennis in zo klein mogelijke kring te houden, zodat deze feitelijke schaarste van kennis, hun een monopoliepositie verleent.
  2. Het selectieproces van hen die mogen verder studeren geschiedt op basis van eigenschappen die niets met kennis te maken hebben. Zo wordt er doorzettingsvermogen geëist, bereidheid tot een halve zelfmoord tijdens de examens enz… Allemaal eigenschappen zijn dit, die verdacht lijken op wat de beroepskrachten in de industrie gevraagd wordt.
  3. Door te studeren aan de universiteit houd je mee de scheiding tussen hoofd- en handenarbeid in stand in deze samenleving.
  4. In het aanleren van de kennis in de scholen, wordt iedereen essentiële kennis onthouden. Door dit gebrek aan kennis is het individu veel beter bruikbaar in het konsumptie-proces.

Een eerste opmerkenswaardige vaststelling in de opleiding van wetenschappers is dat men er tijdens deze opleiding er zorg voor draagt, dat het aantal studenten dat het diploma haalt niet uit de hand loopt. Elke student in eenderd welke fakulteit weet dat er slechts een beperkt aantal studenten naar het volgende jaar zal mogen overstappen. Gedurende de jaren van opleiding worden de studenten in de eerste plaats ingewijd in de geheime code van het taalgebruik dat gebezigd wordt door deze wetenschap. Het is het gebruik van dit jargon dat de toehoorder zal moeten duidelijk maken dat er een afstand is, dat er een verschillend niveau van kennis aanwezig is in beider breinen. Dit jargon werkt afschermend. Welke wetenschapper kan iets uiteenzetten op een gewone dagdagelijkse manier? Iedereen die ooit aan een universiteit gestudeerd heeft, heeft die virus te pakken. Men wordt bruut geïndoktrineerd met een taal die dient om afstand te scheppen, en de superioriteit dient duidelijk te maken. Dit taalgebruik op zich is ronduit vernederend voor de leken die het taalgebruik niet machtig zijn. Voor wanneer de revolutie tegen de wetenschappers?

Studenten zijn de maskotte van hun sociale omgeving, die hen met glamour overladen, en dit vooral als ze eenmaal het diploma behaald hebben. Voor de student, wordt de studie meestal door de ouders gefinancierd, en die situatie betekent ‘economische veiligheid’ voor de student. Tegen de tijd dat de geldstroom ophoudt moet een nieuwe veiligheid worden gecreeërd, en hier dient het diploma voor te zorgen. Veiligheid nu, betekent zorgen dat er geen boel thuis komt, veiligheid in de toekomst betekent dat het diploma binnengehaald wordt.

In dit deel zullen we vooral aandacht hebben voor volgende twee facetten. Enerzijds de plaats van de kennis en wetenschap in onze samenleving. Anderzijds de selectie, de opleiding die er geschiedt naar de beroepen toe. Het eerste heeft vooral te maken met de binding tussen de kennis, en de macht die van het bezit van kennis uitstraalt. Het tweede heeft te maken met de link tussen kennis enerzijds, en de economische en politieke machthebbers, anderzijds. Het eerste is de superioriteit van de witteboord intellektueel op de arbeider. Het tweede handelt over de manier dat de industrie de voor haar bruikbaarste krachten uit het aanbod van studenten pikt. Wat evenzeer te maken heeft met de manier dat de industrie, de nieuwste technologieën, de nieuwste kennis voor haar doeleinden gebruikt, of onbruikbaar maakt. Dit laatste geschiedt zeer frekwent met het opkopen van patenten op uitvindingen, die de eigen produktie kunnen schade berokkenen.

Vooreerst is er die opvallende parallel tussen de vervreemdende werksituatie in de industrie, en de studiesituatie. Studenten interesseren zich over het algemeen vrij weinig inhoudelijk voor de stof. Het resultaat, het diploma wordt nagestreefd, en deze situatie komt overeen met de poen, het geld dat wordt nagestreefd op het werk, zonder dat men echt betrokken is bij de inhoudelijke produktie. Is er een verschil tussen iemand die acht uur vervreemdend bankwerk doet, en iemand die acht uur per dag aanwezigheid presteert in een klaslokaal, en weinig of niet betrokken wordt bij de opbouw van de lessen? De produktie, het resultaat, de manier dat alles geschiedt, staat helemaal buiten enige controle van de leerling, en buiten de leraar ook natuurlijk, die helemaal kan vergeleken worden met een ploegbaas. Het is immers de inspectie die de leraar voortdurend op de vingers kijkt, of de stof wel goed gevolgd is. Het gevoel dat mensen hebben als ze een school verlaten hebben, is dan ook navenant. Alles van de kursussen is nagenoeg vergeten, en alleen dat ‘diploma-bezit’-gevoel is nog van tel. En heel de omgeving speelt dit spel mee. Niet belangrijk is of je iets bijgeleerd hebt, dan wel of je dat diploma behaald hebt. Ben je d’r door dan ben je de man. Heb je op je eigen ritme gestudeerd, en heb je daarom het moment van examen, als piekmoment in je kennis, gemist, maar weet je eigenlijk zeer veel, maar ben je aldus gebuisd, dan wordt je niet goed onthaald. Je krijgt het etiket ‘gebuisde’ op je geplakt.

Wat heeft iemand met het Diploma nu bewezen aan zijn omgeving? Hij heeft getoond dat hij op een onmenselijke manier kan afzien tijdens een examen-blokperiode en dat hij aldus klaar staat om in de industrie op de aangewezen piekmomenten ook goed te presteren. Het ‘goed’ staat hier voor wat de industrie ervan maakt. ‘Goed’ is de grote concentratie, het tot op de bodem van je krachten gaan wanneer dit vereist wordt, het waarmaken op het grote moment, dat is examen en dat is wat op industrieel vlak geëist wordt van diegenen die in de top willen geraken. Getest worden dus de ‘persoonlijke eigenschappen’ en niet de kennis van de stof. Goed kunnen memoriseren, is goed kunnen slikken, onthouden en reproduceren van wat ze je gezegd hebben. De persoonlijke verwerking heeft geen belang.

Schaarste creeëren is een bekend kapitalistisch leidmotief: hoe minder een produkt in omloop is, hoe meer nood er aan is, hoe duurder dat je dit produkt kunt verkopen. Zo ook betreffende de kennis. Hoe minder mensen opgeleid zijn in een beroep, hoe meer dit kleine groepje ‘vaklui’ eisen zal kunnen stellen aan de rest van de samenleving. En dit zoveel meer, als het gaat om essentiële dingen in het leven zoals gezondheid, rechts-hulp, geestelijke gezondheidszorg enz… Uiteindelijk is het niet essentieel hoeveel procent van de arbeidersklasse vertegenwoordigd is in het schaarse geneesherenkorps, maar wel is het essentieel te weten hoe de kennis over dit onderwerp verdeeld is over de samenleving. Het voorbeeld van de gezondheidszorg is hier misschien het duidelijkst. In zijn studies krijgt niemand iets te weten over hoe zijn eigen lichaam in mekaar zit: enkel een zeer beperkt groepje dat het er voor over heeft 7 jaren geneeskunde te studeren komt er alles van te weten. Een kleine kliek weet dus alles, en kan van de niet-weters een deftige som afdwingen in ruil voor haar diensten. Zelfs wettelijk heeft deze kleine kliek haar monopolie afgeschermd, en de inhoud van de lading die gedekt wordt onder ‘het verbod op de onwettige uitoefening van de geneeskunde’ moet men in die kontekst zien. Om godweet welke reden is het nodig dat een troep geneesheren zich op zo’n vlugge manier kan vetmesten op grond van deze monopolievorming? Omdat ze zolang gestudeerd heeft? En wat dan met al die mensen die in die tijd zo hard gewerkt hebben in fabrieken…? De geneeskunde en de farmaceutische industrie, heeft de mythe onder de bevolking gebracht, dat er nooit meer pijn mag zijn, dat pijn iets absoluut te mijden is… In ruil daarvoor heeft de farmaceutische industrie massa’s mensen in deze samenleving mogen verslaven aan de gekste pillen… Via een aanleren van enkele principes over het lichaam in de lagere en hogere scholen zou men zich in 95% van het aantal keren dat men zich nu naar de dokter begeeft, zelf kunnen verzorgen en zoveel geld niet hoeven uit te geven aan de dokter… Het foefje van de terugbetaling door de ziekenkas is een vuile truuk die de dokters alleen maar doet rijker worden. Die ziekenkas wordt toch immers ook betaald door de mensen die naar de dokter lopen. Wij hebben nu het idee, dat het allemaal niks kost, naar de dokter te lopen. Alleen die dokter wordt er nog wat vetter van. OK Als uwe kop afgekapt is, dan is het best dat ge er een paar specialisten bijhaalt om hem er terug op te zetten. Maar voor een simpele griep zou men toch moeten weten wat er aan de hand is…

Het mechanisme is duidelijk en herhaalt zich in zovele variaties. In de mate dat men niks weet over iets bv. zijn eigen lichaam, laat men zich ook veel vlugger overhalen om ongezonde dingen te doen. Dit zal zich uitstrekken van het verrichten van werk tot het kopen van ongezonde produkten. Alle groepjes lopen weer netjes hand in hand: de kapitalisten maken ongezonde, goedkope produkten, laten mensen ongezond werk doen; de geneesheren verdienen hun brood met alles op te lappen, maar meer nog houden alle kennis betreffende gezondheid in hun rangen…

Dit betekent dat men individueel geen kontrole kan verrichten of een goed eventueel ongezond is. Er is nauwelijks inzicht in de manier dat deze drukke samenleving mensen ziek maakt. Het gevoel omtrent een komend hart-infarkt is er misschien wel, maar het wordt niet geschraagd door kennis hieromtrent, en de kapitalistische prestatiemoraal haalt het dus… Diegenen die het zouden moeten weten, de geneesheren, behandelen al deze individuen individueel zonder de vinger op te steken naar de ziekmakende samenleving. Is het toevallig dat er de laatste jaren zoveel mensen van kanker doodgaan? Wat met de hart-infarkten, de zenuwinstortingen, maagzweren enz… Opnieuw lopen de geneesheren de kapitalisten hand in hand…

Zowel in de rechtshulp als in de geestelijke gezondheidszorg spelen zich identieke mechanismen af. Een bepaalde elite sluit de kennistoevoer naar de anderen af, en pretendeert dat zij alles kan en dient op te lossen, –zij zal dit wettelijk afschermen–, en beheerst ook de opleiding naar het beroep. Advokaten zowel als rechters scheppen die onwezenlijke sfeer in de rechtszaal, waarin het individu dat terechtstaat, zich reddeloos verloren voelt. Het is dus de sfeer die ze zelf creeëren die rechtshulp van de advokaten noodzakelijk maakt. Gaat niet de mythe de ronde dat wie zich niet laat verdedigen door een advokaat daarom alleen al hogere straffen krijgt. Of het verhaal hoe opposanten –rechters en advokaat– mekaar in leven houden, om het vervreemdende spel in stand te kunnen houden.

Psychiaters pretenderen een vreemde, geheime kennis te hebben over de psyche van de andere, die alleen zij, via therapietjes zullen kunnen bekeren tot het normale. Allen die in kontakt komen met deze ‘deskundige mijnheren’ schrikken op, en zijn vervuld van eenzelfde onbehagen. Is dit nog van ons? Zijn dit mensen zoals wij? Wetenschappers hebben bewust afstand geschapen tussen zij en de rest. Dit geschiedt o.a. door het taalgebruik, kledij, gelaats-uitdrukking, manier van gaan… Zij wentelen zich genoegzaam rond in die ivoren toren, waar niemand hen kan raken, waar ze een fijne macht bezitten, en flink wat poen bijeengaren…

Om al die redenen heeft het weinig zin te gaan vechten voor een percentuele verhoging van de deelname van de arbeidersklasse aan de universiteit. De arbeidersklasse die zowat 60% van onze samenleving uitmaakt, heeft sinds een twintigtal jaren, nagenoeg onveranderd 1O à 11% participatie aan het totaal van de bevolking die aan de universiteit studeert. De studentenbeweging heeft de jongste jaren steevast elk protest tegen bv. laattijdige uitbetaling van studiebeurzen, verhoging der inschrijvingsgelden, eventuele vervanging van de beurzen door leningen, gegrondvest in het argument dat dit de toegang van de arbeidersklasse tot de universiteit nog verder zou blokkeren… Vooral twee redenen laten zien dat deze argumentatie misplaatst is. Enerzijds vindt de selectie al veel vroeger plaats: op de leeftijd van 12 jaren worden de meesten al onherroepelijk naar de beroepsscholen gestuurd, en dit gebeurt omdat ze minder vlot de eigenschappen van herhalen wat de leraar gezegd had, hadden getoond. Die selectie geschiedt nauwelijks op basis van financiële overwegingen van de ouders. Anderzijds is er de monopolisering van de kennis aan de universiteit: een bepaalde elite wordt volgemest met wetenschap, en kan deze ofwel individueel in een vrij beroep waarmaken, ofwel ten dienste van de industrie laten renderen… Het heeft geen zin de arbeidersklasse te laten participeren aan een elite die de kennis monopoliseert, en er de rest mee uitbuit…
Integendeel: heel die universiteit moet worden afgeschaft, het onderscheid hoofd- en handenarbeid dient te verdwijnen, en heel het onderwijs dient te worden hervormd in een soort van volksonderwijs, waar iedereen die kennis kan gaan oppikken die hem interessant en bruikbaar lijkt. Het hoeft nauwelijks betoog dat zulk ook een nieuwe beroepenstruktuur veronderstelt, en eigenlijk een nieuwe samenleving.

Iedereen zou tot zijn 16e hetzelfde onderwijs moeten kunnen genieten. Als basisprincipe dient te gelden: men kan slechts in iets onderwezen worden, wanneer en rond welke onderwerpen, men zelf kiest… Tot het zestiende levensjaar is er voor iedereen een uitgebreid pakket van wijsheden die men kan leren, als men erin geïnteresseerd is. Het spreekt vanzelf dat examens volledig afgeschaft zijn. Als men zelf iets kiest, is de motivering om die kennis te doorgronden als vanzelfsprekendveel groter, en hoeft men het naderhand ook niet meer te bewijzen dat men de kennis onder de knie heeft… In de eerste plaats worden er onderwerpen in het onderwijs aangeboden, waarmee de mensen tenminste iets zijn… Wat interesseert een 14-jarige zich voor de mechanismen waarmee de erfelijkheid werkt, voor het tablo van Mendelev (met al die scheikundige symbolen d’r op)? Wat hem wel interesseert is misschien zijn eigen gezondheid, het bouwen van een huis enz,.. Heel het onderwijs moet dingen aanreiken, instrumenten bezorgen aan jongeren waarmee ze naar eigen believen iets mee kunnen uitrichten… Ook het aantal dagen dat iemand wil les volgen, bepaalt hij zelf. Daarmee doorbreekt men alleszins al de duidelijke funktie die de school nu heeft: nl. het disciplineren van gedrag. Die leeftijdsgrens tot 16 jaar betekent niet dat ouderen dit pakket van onderwijs niet meer zouden mogen volgen, Integendeel! Gedurende heel zijn leven zou men zich kunnen laten onderwijzen in deze materies. Die leeftijdsgrens van 16 is zo aangeduid, omdat vanaf de leeftijd van 16 jaar zou eenieder naar de volksuniversiteit mogen, om naar eigen keuze diepgaander op dingen in te gaan. ‘Onderwijs’ moet misschien nog verduidelijkt worden. Bedoeld is hier het totale leerproces, waarbij iemand een bepaalde kennis inpikt, en deze ook veruiterlijkt. Dit veruiterlijken kan misschien gericht zijn op een praktijk, oftewel op theoretisch vlak binnen de school.

De sfeer aan zo’n universiteit zou dan wel helemaal veranderd worden: de mensen die het uitleggen staan dan ten dienste van hen die kennis komen vragen, en staan er niet boven verheven, zoals nu wel het geval is. Iedereen zou dingen kunnen komen vragen die hem nuttig lijken, bijvoorbeeld voor het leven in zijn leef- of werksituatie. Aldus kunnen buurten, cooperatieven, kommunes en alle soorten mensen of groepen vragen komen stellen, of in diskussie treden, met hen die errond gestudeerd hebben. Gelijkheid tussen vragensteller en beantwoorder zou primeren, zodat men alleszins al dezelfde taal zou moeten spreken… Ook in dit systeem blijven de ‘wetenschappers’ verder naar de gronden der wetenschap zoeken, maar dan wel onder controle van hen die komen vragen stellen, aangezien dit de enige richting is in dewelke de kennis verdwijnt! Op dit ogenblik verdwijnt heel de kennis in de burelen van hen, die die kennis kunnen betalen, en vervolgens ter hunner dienste kunnen laten werken… Heel de nieuwste technologiën worden van de universiteit rechtstreeks doorgespeeld naar de industrie, en het zijn zij die beslissen wat er met die kennis gaat gebeuren, hoe hij gaat gebruikt worden, wie er van zal profiteren…

Dit soort universiteit zou dienen te worden gekontroleerd door mensen, die geen belang hebben bij monopolisatie van kennis, door mensen uit de buurten. (We zullen straks uitgebreid terugkomen op het fenomeen van de buurt.) De wetenschappers zullen aldus op tijd en stond moeten duidelijk maken wat ze aan ’t doen zijn, en met welke resultaten, de leef- en werksituaties iets mee kunnen uitrichten.

Dit denken rond een nieuwe volksuniversiteit onderstelt dus een nieuw maatschappijmodel, dat in de volgende delen meer zal uitgeklaard worden. Volgens mij zou de studentenbewegingen aan de universiteit in de eerste plaats moeten gericht zijn op de eis van ‘afschaffing van de universiteit’. Geen verschaarsing van de kennis! Afschaffing van het onderscheid tussen hoofd- en handenarbeid!!!

De fierheid van het diploma. Hoe slim, zegt iedereen…

Zelf kwam ik schitterend voorbereid in dat eerste klaske aan. Door urenlang toedoen van mijn vader wist ik eigenlijk al alles wat men er te vertellen had. Die eerste jaren waren er op studievlak geen problemen en doordat ik steeds de eerste van de klas was, had ik een status gekregen, waar zowat iedereen mij op de handen droeg. Het wonderkind was in opgroei, en iedereen glimlachte gelukzalig als er over mij gepraat werd. Reeds in dat eerste klaske herinner ik mij een paar gebuisden die moesten blijven zitten, doch hieromtrent werden toendertijd geen vragen gesteld. Als je niet meekon, dan moest je dat leerjaar nog maar eens overdoen. Dat er hier mensen werden gefrustreerd voor de rest van hun leven, of toch in een minderwaardige positie werden geduwd omdat ze niet vlug genoeg de kapitalistische rationaliteit beet hadden van te kunnen rekenen en schrijven, dat kwam niet ter sprake. Ik werd in een zetel meegedragen doorheen die eerste jaren, en dra kwam én mijnheer pastoor en een broeder van een klooster in Hamont praten met mijn ouders of ik niet ofwel priester ofwel broeder wou worden. Ik was al een aantal jaren misdienaar geweest, en mijn devotie was blijkbaar van die aard dat ze een apostolische roeping in zich droeg. Mijn moeder was dagenlang haar ontroering nauwelijks meester, maar het geluk stond aan mijn kant, omdat dit soort roepingen nu eenmaal het gevolg moeten zijn van de innerlijke stem waardoor God u tot zijn uitverkorene roept. De pastoor vroeg mij maar eens goed te luisteren ofdat er niks aanklopte bij mij, en doordat er inderdaad niks van die aard bleek aanwezig tezijn, ben ik hier waarschijnlijk aan een groot gevaar ontsnapt… Op 12-jarige leeftijd zouden ze u daar naar een klooster hebben gebracht…

Na goede lagere schooluitslagen mocht ik in de hoogste baan verder koersen. Eerst kwamen er drie jaar humaniora, daarna evenveel jaren wetenschappelijke. Er waren weinig problemen op studievlak, ook al was ik niet meer de eerste van de klas. Er vormde zich situaties die jarenlang ongewijzigd bleven voortduren. Altijd maar ondervragingen, altijd maar punten halen, elke avond de les leren, altijd maar dezelfde die de beste is in wiskunde, natuurkunde, een andere die het best Nederlands kent enz… Een echte race was het soms om bij de eersten te eindigen, en langzaam was mijn beste vak, die les waar over de politieke situatie werd gesproken in de wereld. Ik schreef toendertijd een artikel in het schoolkrantje over de leerling als ‘stof’-zuiger, waar een niet mis te verstane wenk op volgde van van Broeder Direkteur, en op een schoolfeestje zong ik een zelfgemaakt liedje waar ik al die professoren eens goed de huid in vol schold: ‘Mijnheer de professor, je bent zo tergend saai…’ Dat kritisch gedoe kwam zwaar over in zo’n katholieke school omdat ze nog in geen jaren zo iemand hadden gekend. Afin, vooralsnog had ik niet voldoende ideeënrijkheid en mondigheid om een gesystematiseerde kritiek te leveren op de manier dat het er aan toe ging…

De hoogste baan na de humaniora was de richting ‘burgerlijk ingenieur’, maar ik was voorbestemd om pol & soc te gaan studeren, en daar gingen we dan naar Leuven. Van thuis kreeg ik al onmiddellijk de daver op het lijf: ofwel erdoor, ofwel gaan werken!! Zeker geen tweede kans, de andere kinderen komen ook nog… En tijdens dat jaar, waar wat verward werd betoogd tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden door Claes, was het krankzinnig blokken om d’r door te geraken. Ik was zo beroerd tijdens die eerste paasexamens bij de gedachte dat ik gebuisd kon zijn, dat ik mijn punten ging vragen. De monitor barstte in lachen uit, omdat zoals later bleek ik 1 x 18/20 en 2 x 16/20 had behaald. In de juni-periode lagen de punten heelwat lager, maar ik was erdoor en fier trok ik huiswaarts, waar ik met een big smile op vakantie vertrok. Van dat eerste jaar heb ik niks onthouden, behalve het keihard blokken: nachten doordoen onder het motto d’r door of sterven…

Het tweede jaar kwam er meer drinken aan te pas, en was de moeilijkheidsgraad hoger, Een F (6/20) op statistiek bracht mij naar september, en dat was een pure schok, haast een traumatische ervaring voor mij. Ik kwam helemaal gebroken thuis, half huilend, en verwachtte mij aan grote boel, maar mijn vader troostte mij, en zei dat alles wel zou gaan in september. Ik gaf de schuld van mijn mislukken aan het roken, en op slag ben ik ermee gestopt, wat achteraf bekeken een zeer goede zaak geweest is…

In die septemberzittijd zaten we dan daar, zonder vakantie en met veel zelfverwijtens als ik er niet doorgeraak dan is dat dus mijn fout, en met opnieuw een bovenmenselijke inspanning hebben we het dan toch gehaald. Vooral die rechtsvakken zijn in mijn geheugen blijven hangen, alszijnde terroristen op mijn gezondheid… Wat haalt bv. die klootzak van ene Demeyer, toch in zijn hoofd, om heel die dikke boeken van buiten te laten blokken…

Ook van dat jaar ben ik alles vergeten, of toch niet… Via een werkcollege met Prof. DeJonghe waarvoor we twee keren bijeenkwamen, kwam ik in kontakt met Fromm, Na er zelf een werkske over gemaakt te hebben, kwam ik aldus, in kontakt met een merkwaardige maatschappijkritische visie die deels rekening hield met de emoties van mensen, wat ik nooit gevonden had in de studenten-aktiegroepen, die overwegend waren geïnspireerd en gecontroleerd door de maoistische jongens. Mij zult ge geen kwaad woord horen vertellen over deze maoisten. Ze hebben met hun trotskistische spitsbroeders heelwat dingen en menselijke idealen bij velen kapotgemaakt, door hun verdomde ruzies. Maar ze waren tenslotte de enigen die nog iets deden en die er elke keer stonden. Maar om nu elke keer de leiding op te eisen, dat was toch al te bar..

In het derde jaar Leuven kwam ik op een gemeenschapshuis terecht, en waren er minder examenproblemen. Bij een werkcollege werd een werk van mij, waarin een vergelijking werd gemaakt, tussen Mao, Che Guevara en Cabral, met de grond gelijk gemaakt omdat ik geen voetnoten had geplaatst, Ik was kwaad en wou zeggen dat Che Guevara onder elk schot dat hij gelost heeft in de jungle, ook geen voetnoot had geplaatst, maar ik miste nog de durf en vooral de woorden.

In dat derde jaar leerde ik hoe verkiezingen bedrog zijn, en daar ik ben de leuvense politologen nog altijd dankbaar voor. In het vierde jaar pol & soc was ik secretaris van de kring, onder leiding van een vrouwelijke praeses. Politiek was voor mij nog altijd een uiterst verwarde troep, en ik hield mij vooralsnog bezig met kultuur en het organiseren van TD’s, omdat ik toen dacht dat de mensen daar meer nood aan hadden. Het was mijn stelling toendertijd dat voor je met mensen gaat praten over politiek, je de mensen moet kennen… Het praten in kaffés, en tijdens fuiven, waar mensen mekaar aldus leren kennen leken mij toendertijd aangewezen. Er was een voortdurend onbehagen tussen mij en de andere ‘gepolitiseerde studenten’, omdat ik rotsvast wist dat ze ’t verkeerd hadden, maar het niet kon verwoorden, omdat ik geen coherente theorie klaar had om zulks uit te leggen. Het onbehagen was sterk in die dagen met alles en nog wat, maar ik wist geen antwoorden. Ook de fierheid over het diploma was aan ’t wegebben, en in die 2e lic, kreeg ik nog eens een septemberzittijd. Zelfs toen in september met dat vak Sociale Zekerheid van Delhuvenne, ben ik toen maar met de hakken over de sloot geraakt…

De tijd van akties te kunnen voeren, waarin ik geloofde was gelukkig niet zo ver…

Wat de kroegloper, de hashblower, de Hells Angel, de intellektueel kan leren: Leven en Voelen…

In niets gelijkt deze tijd nog op de verhalen die men hoort en leest over de zestiger jaren. Bloemen in het haar, lief zijn voor mekaar, alles dat kan, en verbeelding en utopie die aan de macht staan…
Vandaag de dag lijkt alles helemaal anders. Er wordt geschreeuwd tegen anti-crisiswetten, tegen versterking van ‘t repressie-apparaat, tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden. Twee zaken verschillen m.i fundamenteel met de zestiger jaren. Er is enerzijds, geen band meer tussen de subkultuur, die het anders doet, en de extreem-linkse groeperingen, die het anders plannen.
Die militanten uiít de extreem-linkse groepen zijn na hun studententijd grotendeels gerekupereerd geworden, doordat ze in hun politieke analyses hun eigen levenswijze niet hadden verwerkt. Het heeft eigenlijk allemaal te maken met een ’geleefde’ kritiek op de maatschappij, in plaats van alles en nog wat te beargumenteren met citaten van Marx tot Mao… Natuurlijk brachten de sixties ekonomische welvaart die optimisme bij de jeugd verwekten. Het was het idee van Marcuse dat nu de overvloed daar was, waarop de echte revolutie kon plaatsvinden. Gedaan met het lange werk, want nu kwamen de machines.
Heel de technologie kon volgens Marcuse, vrijheid creeren. Maar, zo stelde hij, de kapitalisten gebruiken die technologie enkel om de repressie verfijnder te grondvesten. De seventies daarentegen waren gekenmerkt door ekonomische crisissen, en velen dachten in de eerste plaats de sociale verworvenheden, bekomen toen het de ekonomie voor de wind ging, te moeten verdedigen.

In die seventies steken dan diverse extreem-linkse groeperingen de kop op. De terminologie ‘voorhoede’, en ‘objectieve revolutie, die vanzelf voortrolt uit een in zichzelf vernietigend kapitalisme’ kwamen in zwang. De subjectieve dingen zoals de flower power, drugs, muziek werden onbelangrijk geacht. Maar ook de relaties tussen de militanten in de groepen werden verwaarloosd. Allen werden verwacht blindelings te gehoorzamen op de diktaten van de partij. Dit was een belangrijk breekpunt met de sixties. Toen werd de kritiek meer geformuleerd door het ‘zelf anders zijn’. Theoretici in studentenkringen en de hippies op straat vonden mekaar in het ‘anders zijn’. Het niet meer willen meedraaien met dat prestatiekapitalisme, omdat ‘wij anders zijn’… Het popfestival Woodstock in 69 zal wel de meeste sprekende getuigenis blijven van een generatie die anders wil zijn. In de eerste plaats ging het meer om het aanvoelen, het beleven en doen, in plaats van een eindeloos getheoretiseer. De provo hi-ha-happenings in Amsterdam waren uitstekende voorbeelden van de manier dat politieke aktivisten en de ‘subkultuur’ mekaar vonden. Voortdurend werden ludieke happenings georganiseerd, waar de draak werd gestoken met het systeem. Deze ludieke hi-ha-happenings waren een levenswijze op zich, en dat kan van het abstracte betogen in Leuven niet gezegd worden op dit moment. De sfeer straalde optimisme, overwinningsroes uit, die al op voorhand logisch uit het plezier van elke dag voortvloeide. Dit was voor de deelnemers een overwinning, omdat het leven op zich waard was van uitgeleefd te worden, en aldus was elke uitleving een overwinning op zich. Met zijn eigen levenswijze naar buiten komen, was aldus bewustmakend. voor al de rest, die alzo konden zien hoe vervreemd dat ze waren. De ideeën werden ondersteund door een rasechte propaganda via de levenswijze. Iedereen werd aangespoord om d’r bij te komen. Hier werd plezier gemaakt. Hier was eenieder tof voor mekaar. Vergeleken met het woest-roepende-geschreeuw van de Leuvense betogingen alhier, is dit ja dag en nacht verschil.

Ontgoocheld hebben een aantal mensen zich in die zeventiger jaren afgekeerd van die beweging. Wat hadden de kafélopers, de druggebruikers aan heel het maoistisch getheoretiseerd omdat denken en doen blijkbaar iets verschillend realiseerden. De relaties in de groepen waren ondergeschikt aan het doel, het ‘echte leven’ moest plaatsmaken voor eindeloze vergaderingen, met veel ruzie, die iets heel irreeëls in zich hadden. Men stond rationeel wel achter een aantal eisen, maar men voelde het niet. Terwijl men het wel voelde, waarom men lange haren, vuile jeans, een hashsigaret rookte, protest uitte tegen de leraar enz… Dat was het verschil.

Ontgoocheld waren ook de velen die zagen hoe hun vrienden na enige jaren drukke kontestatie, plots trouwden, serieus gingen werken in de industrie, hun haren knipten. Wat was er gebeurd? Wat was er fout gelopen? Zij hadden verwaarloosd zich serieus te bezinnen omtrent hun eigen levenswijze en geen voorbereidingen getroffen om inkomsten te verwerven na hun ‘veilige’ studententijd, zonder zich te moeten ‘verkopen’ aan kapitalisten. Voor elke politieke aktivist moet dit aldus het eerste leidmotief worden voor de toekomst: zichzelf wapenen tegen de grijparmen van het kapitalisme.

We poneren dus twee stellingen omtrent deze materie: Ten eerste de band moet terug hersteld worden naar de subkultuur, die er nog altijd is, en ten tweede de eigen levenswijze moet opnieuw vloeiend lopen naar de aktiemethodes, waardoor deze laatsten meer sympathie en meer echtheid krijgen. Deze aktiemethodes laten dan al een vonk zien van het paradijs dat komen gaat… Daarom is het feestelement in de aktie zo belangrijk!
Tegelijk het ludieke en het ernstige, het harde en het zachte, het heden en de toekomst, de haat en de liefde, de wanhoop en het optimisme, het legate en het illegale.
Als we de hedendaagse aktievormen zien in ons België dan merken we dat er steeds slechts één element aan bod komt: het negatieve. Steeds vragen mensen echter: Wat stel je ervoor in de plaats? Don’t you please make revolution because you hate people, but do it for the fun!

Het is dus mijns insziens, het gedrag van de kerels en vrouwen in de kaffés, en in andere aanverwante gelegenheden die zich net gedragen hoe ze het zelf willen, die de beste aanklacht vormen tegen de huidige gang van zaken in onze maatschappij. Het zijn deze mensen die deels al hun eigen samenleving georganiseerd hebben, die met enkele vrienden dagelijks op een eigen manier leven, die al verder staan dan sommige intellektuele ‘linksen’ die dan toch elke dag als bankbediende, als leraar, toch net niet zijn wat ze zouden willen zijn. Die zanger die op het podium ‘no fake’ uitroept, dat is hem. Die zanger die op dat podium zijn broek aftrekt en zijn kont laat zien aan een studentenpubliek, en uitroept ‘stoem intellektuelen’, dat is hem. Die dronken kloot die aan de toog rechtstaat en brult: ‘Ze kunnen mijn kloten kussen’, dat is hem. De verliefde kerel die zijn lief kust en zegt: ‘De rest is klote, maar bij u voel ik mij goed’, dat is hem. Levensechte praat, zonder theorie, zonder boekengewurm. Alles verwordt in een leefsituatie waarin mensen kunnen voelen, dat het over iets gaat, waarin ze kunnen geloven.

Er is geen vertrouwen meer tussen deze subkultuur, die zich in hun levenswijze afzet tegen ‘t kapitalisme, en de linkse harde kern, de intellektuelen, die theoretische argumenten weten te vinden tegen het kapitalisme. Zeker niet na de punkrage, waarbij er zich niet alleen een konflikt voordeed, een echt ’generatiekonflikt’ tussen oubollige hippies en nieuwe jongere punks, maar evenzeer tussen linkse groeperingen en die punkers. Slechts met de komst van Tom Robinson Band, stond ook de hele linkse beweging met opgeheven vuist ‘Power in the darkness’ te zingen. Johnny Rotten is nooit in zijn essentie begrepen geweest…

De punkers hadden misschien wel mei ‘68 in de zeventiger jaren kunnen overdoen, hadden er ook nu kontakten tot stand gekomen met bv. linkse studentenbewegingen. Maar deze laatste heeft zich op velerlei manieren ’gedistancieerd’ van dit onbezonnen, ongedisciplineerd gedoe. Net zoals de linksen steevast het gedrag van Hells Angels weigeren te begrijpen…
De Hells Angels van Beverlo bijvoorbeeld zijn een troep jongelui die dagelijks in de mijn van Beringen werken, en vervolgens doorheen de werkfrustraties bijten door op een motor rond te toeren, om te tonen wie ze werkelijk zijn. Hun diep ingewortelde haat tegen de intellektuele studentjes zou elke student tot nadenken moeten stemmen. Als er iemand in het kafé zit, die hun wil provoceren met een oogopslag of een niet mis te verstane opmerking zit het er volle bak op. Waarom de kwestie van het geweld in dit systeem zo verdoezelen, onder de hypokriete mantel der naastenliefde? Die persoon op wiens provokatie men ingaat heeft meestal in zijn kleding en uitdagendheid iets weg van de baas op het werk, net als de intellektuele studentjes veel weg hebben van de ingenieurs op het fabriek of van de mijn.
Op het werk bokst dit geweld voortdurend tegen hen aan: slechte lucht, 8 lange werkuren, de autoriteit enz… Als dit soort geweld je elke dag kompleet van je sokken haalt, is het te begrijpen dat men op de vuist gaat met een even uitdagende typ als de baas… De agressie zou natuurlijk veel beter tegen de werkelijke vijand gericht worden, alhoewel hun agressie veelal terecht komt bij personen met hogere funkties…

De leefwereld van sommige linkse intellektuelen is soms zo beperkt en zo enggeestig dat ze weigeren in te zien dat mensen die acht uren per dag werken en voortdurend op de een of andere manier gekloot worden ook hun eigen strijdvorm kunnen hebben, en die eventueel kan afwijken van het normale verloop van betogingskes en het maken van pamfletjes…

Ook een typ die van goede muziek houdt, ook een typ die hashies zit te blowen, ook een type die dronken van zijn barkruk valt heeft op de een of andere manier een strijd uit te vechten met het kapitalisme. Als hij via deze middelen zichzelf denkt te moeten in stand te houden, en zo overgaat tot het kiezen van zijn manier dat hij de wereld wil beleven, dan is dit tenminste een ‘geleefde theorie’ omtrent zijn opinies over de wereld. Een theorie moet gesteud zijn in een levenswijze. Het is deze levenswijze die een vloeiende beweging mogelijk kan maken naar aktiemethodes. Het zijn de ervaringen in de levenswijze die de theorievorming zullen samenstellen. Hoe kan je iets weten over een relatie met een vrouw, als je nooit met iemand gevreeën hebt. Hoe kan je iets weten over de indoktrinatie van een gezin als je in een crèche bent opgegroeid. Hoe kan je getuigen over vrijheid als jezelf helemaal gevangen zit binnen strukturen die je nauwelijks toelaten van te ademenen? Hoe kan je liefde in je theoriën mengen, als je er zelf geen voelt?

In een theorievorming kan je elementen van buiten je eigen beleefde ervaring opnemen, maar de essentie hierbij is het ‘zelf voelen’ en dit moet als zout op de patatten weelderig gestrooid worden in de woorden die je gebruikt. Anders verval je in clichés, om niet te zeggen in een resem geïsoleerde woorden uit woordenboeken. Het gaat erom de theorie te voelen en uw gevoelens theoretisch ondersteunen. Veel mensen uit de kroegen, koncertzalen zoeken nieuwe ideeën… De theorie moet een onscheidbaar deel vormen van de manier dat ge leeft…

PART 5. Konsumptie.

Konsumptie betekent veel meer dan louter naar de winkel gaan, en daar te konsumeren wat er het leukst aangeprijsd staat, of wat juist in prijs-afslag is. Konsumptie heeft te maken met een algehele levenshouding, waarbij men het leven zoals het door anderen is gedefinieerd en voorgepland werd, goedschiks aanvaardt. Konsumptie is dan synoniem voor passiviteit tegenover hen, die mensen gebruiken om de raderen te doen draaien die zij geïnstalleerd hebben.

In dit deel zullen volgende stellingen worden beargumenteerd:

  1. Wie een machtspositie bezit, duwt anderen automatisch in afhankelijkheid, in konsumptiviteit.
  2. Het verwerven van machtsposities, kontrole op het leven van anderen, is een essentieel element in het kapitalisme, zodat het kapitalisme per definitie een konsumptieve samenleving is.
  3. Op zoveel diverse terreinen er machtsposities bestaan, op zovele wijzen is de mens konsumptief. Voorbeelden zijn de kennis, de muziek, de oplossing van konflikten, het genot, enz…
  4. Een konsumptieve mentaliteit wordt gegrondvest in de opvoeding.
  5. Die konsumptiementaliteit zal enkel terug kunnen overwonnen worden, als de mensen terug een stuk territorium onder eigen beheer kunnen beheren. Daarom moet volgens ondergetekende, de hele maatschappij terug van voor af aan opgebouwd worden in kleine groepen… in buurten!
  6. Ook in de linkse beweging en aktiemethodes vinden we deze konsumptiementaliteit, in de mate dat er figuren zich opwerpen als al-weters, en de groep pogen te beïnvloeden. Daar er in de middelen die gebruikt worden in de akties, al een glimp moet te zien zijn, van het ultieme doel, namelijk de nieuwe samenleving, moet elke vorm van konsumptiviteit, elke vorm van machtsopneming in linkse groepen vermeden worden.

Een vaststelling in deze kultuur is de algehele stijging van de konsumptiviteit. Er is mettertijd een vorm van religieuze verafgoding gegroeid voor de magie van de supermarkt! Deze dringt door in vele gebieden. Bv. is er de mythe, dat wie veel wil weten, veel boeken moet gelezen hebben. Precies alsof enkel het aanreiken van fijne gedachtenkronkels kennis zou opleveren. Precies alsof de mens in zich geen krachten zou hebben, waardoor hij zijn eigen wijsheid zou kunnen ontwikkelen. De magie van het goede en wijze boek, in de alles verpletterende boekenwinkels drukt iedereen plat. Dit is grandioos fout, omdat eenieder in zich meer wijsheid en informatie heeft opgestapeld dan ooit in eenderd welk boek kan terug te vinden zijn. Verbrand die verafgoding! Schrijf liever zelf uw boek, maar pretendeer hierbij nooit dat gij de dommen rond u zult opvoeden. Vernederend vind ik al die klootzakken die zich verhullen in een moeilijk woorden-jargon, om hun wijsheid te verkopen. Hoe moeilijker het woordenjargon is des te meer mythische kracht ze lijken te hebben. De taal kan een gesublimeerde vorm van diktatuur worden, wanneer ze de bedoeling heeft de anderen te onderwerpen en te vernederen… Zo moet er dringend revolutie losbarsten tegen de wetenschappers!

Al die geheimzinnigheid, dat wetenschappelijk gekonkelfoes werkt konstant vernederend voor de andere mensen. Een boek heeft mijns insziens enkel recht op uitgave en publikatie als het dingen stelt die door iedereen kunnen begrepen worden. Als het een hautaine, vernederende taal berijdt moet het verboden worden! Die dingen bevestigen anders de afhankelijke positie van de anderen…

Konsumptiviteit heeft veel te maken met de onmogelijkheid om ‘het woord te nemen’. Het zijn de kapitaalkrachtigen die zowel de geschreven pers in hun monopolie hebben, alsook het geld en de macht om langs de straten de reusachtige reklameborden vol te schrijven met hun onzin.

Heel die konsumptiviteit zit al ingeprent in de jeugdjaren. Vraagstukken op school behandelen steevast de idee: ‘Ik koop een kilo aardappelen’, en niet ‘Ik zaai aardappelen’… In onze jeugd is ons elke kennis onthouden in verband met de eigen produktie van elementaire dingen. Ons is de mythe ingeprent dat dit niet hoefde, omdat anderen daar al voor zorgen. Het zijn de reklamejongens die met hun slogans en prenten, die voortdurend associaties brengen tussen naakte borsten en ander soortgelijk tuig, en het produkt dat ze willen aanprijzen, die voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor het feit dat onze generatie op dit ogenblik vrij, ‘suf, en onkritisch’ is. Inderdaad is het aangetoond dat je met iets lang genoeg te herhalen, een soort van herhalingsdwang aan mensen oplegt, waardoor deze suf en onkritisch worden. Een andere herhalings-dwang is de manier dat de wijze waarop onze samenleving reilt en zeilt, steeds bevestigd is geworden in onze opvoeding, en in de huidige media, die ons steeds overvloedig overstelpen. In die media wordt het gebruik van macht altijd verdoezeld met de woorden ‘ten dienste van’. Ondertussen zijn de onderhorigen gedrukt in een passieve, konsumptieve positie, en dat is niet meer te verdoezelen met een ‘ten dienste van’. Het georganiseerde dienstbetoon in de politieke wereld is hierbij het meest krapulaire voorbeeld. In plaats dat de politici de door hunzelf geschapen doolhof van instellingen en funkties wat doorzichtiger zouden maken, exploiteren ze in tegendeel deze rotzooi ten eigen nut en populariteit. Zij organizeren de korruptie zelf op openlijke wijze in dit dienstbetoon. Zij gaan in ruil voor stemmen en een gunstig ‘Sint-Niklaasimago’ alle vriendjes in die bureaukratie eens bezoeken, om eens wat te versieren voor diegene die er om komt verzoeken. Iedereen is in dit systeem tuk op zo’n stukje macht, zo’n stukje territorium waar de anderen moeten komen aankloppen, om iets te krijgen of te kopen. Slechts weinigen hebben zo’n stukje macht, maar zij die het hebben beschermen het dan ook met hand en tand, en proberen het dan zo rap mogelijk ten gelde te maken. Ze proberen de anderen in de rol van konsument te dwingen… In plaats dat de dokters de bevolking nu eens zouden inlichten hoe een aantal ziektes op tijd te weren zijn, hoe de oorzaken kunnen uitgeschakeld worden, en aldus de mensen te leren er zelf iets aan te doen…

Een andere vorm van afhankelijkheid is de haast intuïtieve manier dat mensen in de auto of elders de knop van de radio of tv aanzetten. In plaats van de ruimte zelf te vullen met plezante geluiden laat men anderen het werk doen. Mensen hebben meer en meer schrik van het ‘horror vacuum’, de stilte, de leegte, omdat ze dan helemaal alleen zijn met hun denken. Direkt wordt dan naar een plaats of iets dergelijks gegrepen om deze leemte op te vullen. Kan men dan nog niet in de goede stemming geraken dan is er nog wel een stripverhaal of wat alkohol om je te helpen. Op gebied van medikatie is het vrij duidelijk, dat elk medikament dat men gebruikt eigenlijk tot gevolg heeft, dat de eigen lichaamsweerstand tegen de oorzaken een beetje uitgeschakeld wordt, en men dus in de toekomst weer iets vlugger zal grijpen naar die pil. We hebben al zovele dingen om op een eenvoudige manier ons bewustzijn te veranderen naar het aangename toe, dat we het hoe langer hoe minder zelf kunnen. Idem voor de oppepmedikatie, en de mogelijkheid om zelf zonder die medikatie die inspanningen op te brengen.

Al die autoritair georganiseerde overheidsinstanties betekenen vaak een belemmering om de dingen zelf aan te pakken. Bv. het oplossen van konflikten. Als iemand zich bedreigd of gekloot voelt dan loopt ie naar de politie om de dader aan te geven. Die dader wordt dan aldus twee keer beboet. Een keer moet hij de schadevergoeding betalen aan de man die hem heeft aangegeven. Tweedens moet hij nog eens boete doen voor de overheid, omdat wat hij deed verkeerd was. Vroeger in de 18e eeuw toen er nog nauwelijks politie en rechtbanken bestonden, toen losten de mensen de onderlinge konflikten zelf op, en waar er geen oplossing mogelijk was ging men bij een neutrale rechter om een uitspraak te vragen. Het huidige rechtssysteem belemmert de mens in zijn mogelijkheden het konflikt zelf op te lossen. Het systeem rechtvaardigt zich voortdurend door via de media bepaalde grote misdaden extra in de verf te zetten, om aan te tonen hoe slecht de mensen wel zijn. De mensen zijn bang gemaakt voor kriminaliteit. Een interessant experiment is dit van de Amsterdamse kriminoloog Herman Bianchi die rond dit thema van de konfliktenregeling wil starten met ‘vrijplaatsen’ waar mensen buiten de grijparmen van de rechts-vervolging met mekaar kunnen onderhandelen over hoe het konflikt op te lossen is…

Een harde steen treft in dit verband ook vele welzijnswerkers. Bv. Hoevelen buurtwerkers komen niet naar een buurt, om die buurt te organiseren rond hun eigen ideeën, eerder dan die mensen te leren hoe dat ze het zelf zouden kunnen doen.

Zo ook lijkt het duidelijk dat de mensen gedwongen ekonomisch konsumptief zijn van het feit dat je inkomsten moet hebben om te leven, en van het feit dat je inkomsten enkel kan gaan zoeken door je arbeidskracht te verkopen in de industrie. Konsumptiviteit doorbreken betekent hier het zoeken naar alternatieven die ook economisch hard te maken zijn en hierop zullen de volgende delen verder ingaan.

Ook in vele groepjes die samenwerken, zie je dat er zich informele leiders vormen, die alras de rest in passiviteit, konsumptiviteit duwen, omtrent de ideeën die zij over de materie hebben. Zulks mag niet gebeuren, en dit om meerdere redenen. Passiviteit wreekt zich immers altijd op de meest onwaarschijnlijke manieren. Als iemand passief in een groep meedraait, en er aldus zichzelf niet in kan verwerkelijken, zichzelf er niet in kan manifesteren: Het eindwerk dat de groep aflevert draagt in geen enkel opzicht zijn stempel. Dit soort mensen zullen zich langzaam terugtrekken, of zullen protest laten horen via openlijke ruzies, of simpelweg het verspreiden van roddels die hun onbehaaglijkheid verwoorden. Want hier ook geldt het algemene principe in verband met leven, passiviteit enz… Wie verkeert in een positie van passiviteit, onderworpen aan de orders van anderen, zal niet meer kunnen groeien, maar zal in zijn levensgroei stagneren, of zelfs regresseren. Hiermee wordt bedoeld dat hij terug een gedrag zal gaan aannemen dat hij in een vroegere levensperiode aannam. Iemand die in een groep zichzelf kan zijn, en zichzelf als dusdanig kan uitdrukken, zonder schrik te moeten hebben van verbaasde reakties, of schampere blikken, die zal groeien en vandaaruit ook een betere bijdrage kunnen leveren aan het groepswerk. Integendeel zal hij die in passiviteit een groepsleven ondergaat, vlugger terugkeren tot primaire gedragsvormen van ruzies enz… Vooral in linkse groepen moet men dit mechanisme onderkennen, en moeten zowel de formele als de informele leiders grenzeloos de deur gewezen worden…

Macht en passiviteit zijn immers twee komplementaire begrippen‚ die mekaar steeds zullen oproepen.

Voedsel, kan je niet konsumeren !!!!!

Langzaam zwellen de geruchten aan dat het allemaal aan ’t fout lopen is met onze voedselproduktie. Vorige zomer waren er die onthullingen met betrekkingen tot de hormonen in ons kalfsvlees –bij welke industriële veeteelt zouden er geen hormonen gebruikt worden?– afgelopen winter vielen er in Nederland doden bij het drinken van Iglo-soep, die zoals naderhand bleek teveel nitrieten (bewaarprodukten)<ref>Noot editor: het ging hier niet om bewaarprodukten in soep, maar om een lek in het koelsysteem van de vrachtwagens, waardoor diepvries nasi en spinazie vervuild raakte.</ref> bevatte… Onlangs publiceerde diverse kranten het bericht van The Sunday Times dat in Engeland ontdekt was dat er 70 ton verdorven kangoeroevlees in de bereiding van hamburgers was gebruikt. Allemaal symptomen die slechts tot één konklusie leiden: je kan voedsel niet op een massale wijze produceren, zonder dat er kwaliteitsverlies te merken is, of zonder dat er ongelukken van dergelijk formaat gebeuren… Hoe kan je in godsnaam het kapitalistisch principe, van winst maken d.w.z. zo weinig mogelijk kosten en zo massaal mogelijk produceren, verenigen met de energiebron die ons dagelijks nieuw leven in blaast namelijk het voedsel.

Met konsumeren bedoelen we dan, het onverschillig, haast ‘verdoofd’ in zich nemen van wat men aanbiedt… Elders in dit boek is er al op gewezen met welke produkten de huidige jonge generatie is en wordt opgevoed: chips, cola en ander divers snoepgoed. De enige mogelijkheid om uit deze huidige en veeleer komende malaise te geraken, ís terug ons eigen voedsel zelf te kweken en te bereiden… Natuurlijk niet ieder individueel, maar met mensen die men persoonlijk kent. Mogelijkheden zijn hier kontakten in de buurt waarin men leeft, of via een netwerk van coöperatieven.. Een derde theoretische mogelijkheid, waar ik persoonlijk minder voor voel –misschien is dit minder haalbaar, en het blijft een massale produktie…– is de overname van de huidige fabrieken waar voedsel wordt bereid, en de plaatsing van dier werking onder beheer van de arbeiders die er werken, maar ook onder permanente controle van de konsumenten, die het voedsel verorberen dat in die fabriek wordt klaargemaakt…

Een ander onderzoek dat dringend in alle openheid moet geschieden, is degene waarvoor de tegenstanders tegen kernenergie al jaren roepen. Met name de deeltjes afval van de kerncentrale die in onze voedselcyclus terechtkomen… Naar verluid zou bij elke stap in deze cyclus: bv. koe eet plant op, de koncentratie enorm toenemen, zodat het gevaar natuurlijk des te groter wordt ..

Hier zijn ongetwijfeld nog ontelbare voorbeelden te geven. Voor mij is één ding duidelijk: de hele voedselsektor moet terug onder volledige controle van hen die het verorberen. De ongelukken zijn zo voorspelbaar…

Elders in dit boek is er ook op gewezen, dat de geneesheren, door hun monopoliseren van de kennis betreffende gezondheid, een cruciale rol te vervullen hebben. Waarom steken zij niet de vinger op tegen al die gedegeneerde produkten die in deze maatschappij te eten worden aangeboden??? Allemaal één pot nat.

Stress, drank, vrouwen, geld, schema, voetbal…

Ik zit op dit ogenblik in Antwerpen te schrijven, en dit is bijzonder leuk, omdat zo het monotome weer wat doorbroken is. Ik doe in Leuven mijn burgerdienst, en ook in dit leven is er een monotoom element binnengeslopen. Er is in de vroege morgen die sandwich en koffie in kafé Commerce, ondertussen de pagina’s van de Morgen en de Volkskrant wat doorbladerend. We stappen naar de tweede verdieping van een gebouw dat te fel verwarmd wordt, en dan daar achter die tafel bekijken we post en dagschema. In die vroege ochtenduren zit ik er meestal alleen omdat de andere mensen die er werken, nog wat andere dingen te doen hebben. De ene geeft les, de andere geeft therapie enz… Rond 11.00h komt onze Steven eraan, en die maakt je dan met één zoen helemaal wakker, helder en scherp. Hij draagt een gelukzaligheid met zich mee, en laat de anderen daar steeds gul van proeven, zodat ze even dronken zijn. Achteraf houd je er soms wel een katergevoel van over, omdat je nu eenmaal niet zolang de focus van zijn aandacht kan zijn. Ik blijf er dan meestal tot 12h30: telefoons, fotokopies enz… om dan vervolgens in zo’n drukke alma wat te gaan eten.
De koffie om 14h30 en dan hop terug dat mafte gebouw in. De mensen zijn hier vriendelijk, maar onder die vriendelijkheid brouwt zich het ene verhaaltje na het andere. Soms leuke, lieve verhaaltjes, meestal komen de machts-strukturen er helemaal in bloot te liggen…

Als we ons om 17h niet prima voelen is er nog dat teehuisje waar we hibiscus met een cake kunnen eten. Soms staat er een potje yoghurt met een gepralineerd chocolatje op de verlanglijst. Tegen 18h verlaten we ons burootje en omstreeks die tijd stappen we wederom zo’n alma binnen voor een koude maaltijd dit keer. Ik zit meestal alleen, omdat de drukte van wat er ìn de dag en de avond allemaal gebeurt mij nogal te pakken heeft. Eenzaamheid is dan best verfrissend. Des Avonds is er steeds wel een vergadering, of een meeting… Vanaf 23h wordt de tijd gebruikt voor alkoholverbruik, wat vrouwelijk gezelschap opzoeken..

Zelf maak ik geen eten klaar, enerzijds omdat dat meestal niet zo best smaakt, anderzijds omdat het teveel tijd kost… We wonen met zijn vieren samen, en vroeger ging dat best, en leefden we intens samen. Nu zit ik een periode dat ik de eenzaamheid gebruik, waar ik hem kan vinden, en dat is dan in de eerste plaats hier in mijn kot. Ik zit wat onder stress tegenwoordig en gezelschap vermoeit mij nogal vlug. In kafés heb je de alkohol die je wat sterker maakt. Met een paar trappistjes of wat rosé lijkt het wel of ik binnen de kortste tijd een nieuw fundament gekregen heb…
Het is het heilmiddel tegen vermoeidheid…

Vanavond is het de finale van de Europacup n°1 en ik ben eigenlijk kontent dat er geen belgische ploeg –en zeker FC Brugge niet– in meespeelt, want anders zou ik mij weer laten meeslepen… Ik weet niet juist wat ik er achter zoek, of wat ik er zo fijn aan vind, maar het houdt mij soms een heel week-end bezig, en daarbij heb ik weleens dat gevoel dat hoe harder en intenser ik werk, hoe beter Fc Brugge speelt. Die spanning in de voetbalkompetitie van afgelopen jaar was wel ijselijk, met dat nek-aan-nek duel tussen Fc Brugge en Standard… Eerstgenoemde heeft het toen wel ‘cool’ gespeeld en gehaald…

Drank tast blijkbaar langzaam mijn zenuwstelsel aan, denk ik. Ik drink al jaren zowat dezelfde dingen op dezelfde kadans. De laatste tijd ben ik vresel gebeten op alle mogelijke scherpe geluiden die ik hoor als andere mensen aan het eten zijn. Ik kan zelfs op dit ogenblik het beeld niet verdragen van mensen die eten, en dit zeker niet in de dampende, drukke alma’s. Het is precies of ze mij bijten, en geestelijk pijn willen doen. Op dagen dat ik de avond tevoren niet gedronken heb, voel ik het veel minder, en het lijkt er dus een beetje op dat dit raar gevoel samenloopt met het drankverbruik en de fitheid die ik voel… Rationeel kan je dat drankverbruik helemaal veroordelen. Maar wat doe je op die avond, op die ogenblikken dat je met vrienden bent en de reflexen zijn vermoeid, en je de energie niet hebt om wat in het gesprek in te brengen. Dan bestel je nog een trappist, of in een zeldzaam geval een carolus, en weer is kees klaar.

Ook belangrijk voor mijn stemmingen zijn de platen die ik op mijn kot pleeg te spelen, en die mij veelal in een gewenste stemming kunnen brengen. Als ik aan een groot werk aan ’t werken ben, loop ik dagelijks in een tweedehandsplatenverkoop binnen om iets op de kop te tikken. Een nieuw geluid kan er mij soms zo bovenop helpen…

Financieel zit ik net op de grens tussen het niet hebben en het wel hebben. Ik vind dit plezant omdat het ergens doet leven. Je weet dat je je door niks kan laten vangen, en je leeft gewoonweg je eigen leven. Ik voel me d’r echt bij, zoals nu in mijn kamer geen enkel ding van waarde, als statussymbool staat te pronken.

Op de terreinen waar ik aktief ben, voel ik me wel succesvol, alhoewel alles nog spontaan aan het groeien is. Ik strijd voor de legalisering van hashbruik, tegen de opsluiting van mensen in gevangenissen, tegen de wantoestanden in de psychiatrie, rond wantoestanden in Leopoldsburg, en verder probeer ik wat publiciteit te maken voor de anarchistische vrijheidsidee enz… Diverse komités zij1 rond die onderwerpen specifiek werkzaam. Wanneer ben je eigenlijk succesvol? Wanneer er wat mensen met je meewerken? Wanneer andere mensen er wat sympathie voor hebben? We werken voorlopig nog in die obscure marginaliteit, waarbij weinigen je echt au serieux nemen, om te geloven dat het ooit zal veranderen op de manier dat jij het denkt.

Verder heb ik vlug nood aan vrouwelijk gezelschap dat mij heel ‘intens’ begrijpt, of alleszins de indruk wil geven dat ze het begrijpt.

Wat zal de toekomst brengen? Ik zou wel graag in een kommune stappen om mij aldus gedeeltelijk af te zonderen van die krankzinnige wereld. Ik heb de heersers in deze maatschappij niet nodig, en zij kunnen met mij toch niks aanvangen. Ik zou eerst wat tot rust moeten kunnen komen, wat relaxen, heel het spel eens van naderbij moeten bekijken… In die kommune konden we een aantal dingen zelf maken, en eventueel een eigen handeltje opzetten, om wat te verdienen om in leven te blijven…

PART 6. Arbeid.

In dit deel gaat het om volgende stellingen:

  1. In deze maatschappij is de faktor ‘arbeid’ uitgeroepen, tot het meest essentiële element in ons samenleven. Ook beroepsorganisaties als bv. vakbonden enz… spreken voortdurend van het ‘recht op arbeid’, i.p.v. het ‘recht op luiheid’ dat verafschuwd wordt. ‘Arbeid adelt’ hangt boven iedere schouw, en doppers worden dan tegenwoordig ook uitgemaakt met lelijke scheldwoorden.
  2. De manier dat de kapitalisten zich hebben meester gemaakt van de ruilhandel, en de mensen aan zich hebben onderworpen is weerzinwekkend, en doet in weinig onder voor de wijze waarop onze landen de landen van de derde wereld tijdelijk hebben gekoloniseerd.
  3. Op de vraag hoe het mogelijk is dat zo’n uitbuiting en onderdrukking, zoals ze vandaag bestaat in de fabrieken en in andere werksituaties, toch blijft voortbestaan, ondanks het konkreet duidbare van deze uitbuiting, moeten we de antwoorden gaan zoeken bij de conserverende krachten zowel in de fabriek als d’r buiten.
  4. Om te ontsnappen aan deze uitbuiting zijn er twee strategiën. Enerzijds is er de historische strijd om de meerwaarde die tot op vandaag voortduurt. Het is de klassestrijd die tot finaal doel heeft, dat diegene die werken, terug opnieuw zeggingschap krijgen over de produktie van de produkten, en vooral over de aanwending van de winsten die werden gemaakt in de fabrieken… Het is duidelijk dat moest de ‘meerwaarde’ van de produktie tot op heden gebruikt zijn geworden voor het algemeen belang, er nog nauwelijks moest gewerkt worden vandaag… Onscheidbaar hiermee is natuurlijk het gemeenschappelijk beheer over de technologische vooruitgang, die dan weer samenhangt met een gemeenschappelijke verdeling van de kennis.
  5. Een tweede strategie –ieder moet vanuit zijn leefsituatie zijn strategie kiezen; beide strategieën werken in dezelfde richting, en ontmoeten mekaar ook na verloop van tijd– is degene die de kapitalisten laat zitten en stinken in hun fabrieken en probeert te starten met een eigen ekonomie. Een leven in een arbeidscoöperatief, en een leven aldus zonder arbeidsvervreemding is voor eenieder onmiddelijk haalbaar, mits men de nodige creativiteit en verbeelding aan de dag wil leggen…

Het idee van de ‘algemene staking’ heeft trouwens veel gemeen met het uitgangspunt van de tweede strategie…

  1. In de leefsituatie van ondergetekende is de coöperatief het meest aangewezen, en dit idee wordt aldus verderop het meest uitgewerkt. Met in het achterhoofd het kibboetsidee in het vroegere Israël, zal worden gesteld dat een buurtleven zo iets zou kunnen vormen, of anders een ‘netwerk van coöperatieven’ tussen gelijkgestemde mensen… Ook voor deze ‘coöperatoren’ is het nooit de bedoeling te verzaken aan de ‘historische strijd om de meerwaard’ omdat deze ons allen aanbelangt. Waar men de arbeidersklasse kan helpen in haar strijd tegen de onderdrukkers, daar zal een handje toegestoken worden…

De manier dat de mensen met mekaar arbeiden komt in deze maatschappij toch vrij eigenaardig naar voor. De meeste mensen besteden er acht uur per dag aan, plus de tijd die ze nodig hebben om naar de plaats waar het werk geschiedt te rijden. De belangrijkste band die ze met dit werk hebben, zijn de financiële inkomsten die ze ontvangen in ruil voor het werk dat ze er leveren. De kapitalist die aan het hoofd staat van de produktie, gebruikt aldus de arbeidskrachten als in een marionettenspel. Hij schakelt ze aaneen in funktie van het rendement, en verwacht in de eerste plaats van de arbeidskrachten dat zij zich zonder het mindste protest laten gebruiken hiervoor. De arbeiders verkopen aldus hun arbeidskracht, in ruil voor de financiële inkomsten. Hij is in wezen niet geinteresseerd in het totale produkt dat er ondermeer via zijn handen tot stand komt, of hij behoeft hiervoor geen interesse te hebben. Elke vraag die de arbeider zich zou stellen in verband met het maatschappelijke nut van het produkt zou immers storend kunnen zijn voor de kapitalist. Dit omdat de kapitalist enkel geïnteresseerd is in verkoopbaarheid, niet in maatschappelijke nuttigheid… De verkoopbaarheid is immers te manipuleren via reklame, en intense herhaling van de reklameslogans. In dienst neemt de kapitalist immers psychologische wetenschappers, en met hun kennis van behavioristische gedragstherapieën is heel die reklamewereld uitgegroeid tot je reinste diktatuur. De diktator zit verborgen achter zijn tekentafel, associaties uit te stippelen, de herhaling te plannen… De kapitalist is enkel geïnteresseerd in de winstmarges, en aldus in lage kostprijzen. Arbeidskrachten zijn voor hem elementen uit de boekhouding, los van elk menselijk leed dat de arbeid meebrengt. Wel is hij geïnteresseerd in het verhogen van de produktiviteit, en zal hij opnieuw met behulp van psychologen pogen uit te vinden op welke manier zijn arbeiders het beste rendement zullen kunnen halen. Op al die dingen heeft de arbeider natuurlijk niet de mindste vat. Hij is een marionet in de poppenkas. Er wordt gespeeld met zijn voeten, men poogt hem te beïnvloeden, en er wordt gemanipuleerd met het produkt dat hij mede samenstelt, op een manier waar hij ook niets van afweet…

Van iemand, die betaald wordt om dingen uit te voeren, wordt in laatste instantie niks anders verwacht dan dat hij goed gesmeerd in de machine meedraait. Getolereerd en zelfs geapprecieerd wordt het dat de arbeider aanmerkingen geeft om het funktioneren van de machine beter te doen draaien. De finaliteit van het produkt, het maken van de winsten, de manipulatie naar de samenleving toe van het produkt mogen onder geen enkele voorwaarde invraag gesteld worden. Logischerwijze zou men mogen veronderstellen dat in een normaal menselijk samenwerkingsverband waar gemotiveerde mensen aan eenzelfde doel samenwerken, zij samen dit doel bespreken, de manier waarop dit doel kan bereikt worden samen onder ogen zien, samen de lastige taken verdelen, en samen de gewonnen financieën verdelen of verder investeren in gemeenschappelijke interesses. Niet zo evenwel in het kapitalisme…

Iemand die veel geld heeft in dit kapitalisme kan hier naar eigen zin een produkt maken door vele arbeidskrachten te kopen: van de een koopt hij de brute fysieke macht, van de ander koopt hij de intelligentie, van een vierde de vingervlugheid, van een vijfde koopt hij de sex-appeal, of de hele sex… Het is hijzelf die bedenkt hoe het meest efficiënt kan gewerkt worden. Arbeid adelt alleen maar, als op zijn planning de arbeidskrachten het meest efficiënt werk verrichten. Hij betaalt hun een loon uit, maar het is duidelijk dat de grootste winstmarges verder in handen komen van ons baasje. De aardappelenschil is voor de arbeider, de aardappel zelf is voor de baas. En als die schil te ruw wordt, of te weerbarstig, dan trekt hij naar de zuiderse landen…

Met betrekking tot het werk worden steeds volgende associaties gemaakt. Men moet leven. Voor te leven moet men werken. Om te werken moet er werkgelegenheid zijn. Het zijn de kapitalisten die deze werkgelegenheid kunnen garanderen. Ook de vakbonden spelen deze associaties mee. Doordat ze alles toespitsen op de werkgelegenheid, georganiseerd door de kapitalisten, maken ze van de industriebazen God de Vaders, zonder dewelke er hier op aarde geen zuurstof meer zou zijn in de lucht. De hele terminologie, het hele stel van argumenten dat de vakbonden gebruiken wijst op een ergerlijke afhankelijkheid van de kapitalisten en dat is verkeerd omdat er alternatieven zijn. Er is bijvoorbeeld de mogelijkheid van het fabriek te bezetten, de produktiemiddelen in handen te nemen, en de produktie verder te zetten in zelfbeheer. Zoals bijvoorbeeld in Vlaanderen gebeurde met het bedrijf Prestige, en in Wallonië met Salik. In beide gevallen zag men een coöperatieve samenwerking groeien tussen de werknemers, met een gezamenlijke planning van heel de werkzaamheden. Het betekent samen het bedrijf runnen, zonder dat de kapitalisten staan te bevelen. Het is het samen iets nuttigs maken, waarin je gelooft, dat het resultaat de konsument zal plezieren, zonder dat je je produkt via de reklame tot een behoefte moet trachten op te vijzelen. Het wordt aldus een samen genoegen erin scheppen, iets nuttigs te maken, zonder dat het een sleur wordt, die zoals nu voor velen per dag soms 12 uur in beslag neemt… Maar deze coöperatief kan nog op een andere manier starten, zoals we seffens zullen zien…

Het zijn allemaal dingen die gewoon menselijk lijken, maar niet mogelijk zijn in dit kapitalisme. De arbeid alhier, waaraan iedereen ongeïnteresseerd meedoet –behalve zij die er dikke poen aan verdienen, en aan het kommando staan–, creeërt hier van de meest stompzinnige, tot de meest gevaarlijke produkten, (kernwapens‚ kernenergie enz…) Ook de vakbonden huilen mee in dit koor: geen enkele vraag wordt gesteld over het nut van het produkt, over de essentie van de fabrieksstruktuur, wel gaat het over werkgelegenheid bij de kapitalisten, over werkomstandigheden (ook belangrijk natuurlijk…) Het is het onbehagen dat de mensheid hieromtrent duidelijk voelt, dat uiteindelijk de grote revolutionaire kracht moet worden .. Het zullen de mensen zijn die zich vragen stellen rond het nut van het produkt dat ze aan ’t maken zijn, omtrent de manier dat ze dagelijks vernederd worden…

Zeker ten tijde van de ekonomische krisis, zoals nu, is er een enorm taboe op het begrip ‘tewerkstelling’. Nergens wordt de tewerkstelling inzake produktie van schadelijke produkten invraag gesteld, zodat het meest waanzinnige produkt aanvaard wordt, als het ons maar tewerkstelling bij brengt. ‘t Is krisis en tewerkstelling lijkt het enige middel dat ons nog uit de moeras kan trekken. Wij moeten ons weer kollektief neerleggen op ons knieën, om ons weer verder te laten gebruiken. Er moet immers voorkomen worden dat de multinationals van ons land een ’verkeerd idee’ krijgen…

Het zal hier in het kapitalisme een jungle blijven, zolang er de situatie blijft van de winstmarges en uiteindelijk van het bestaan van het privé-bezit. De strijd in de fabrieken blijft tot op heden grotendeels beperkt tot het verdelen van de winstkoek. Arbeiders en bazen zijn net twee roofdieren tegenover mekaar die mekaar blijven pogen deeltjes van de koek afhandig te maken. Het is totaal gerechtigd dat de arbeidersklasse een groter deel van de koek blijft opeisen: de hele koek is trouwens van haar, maar men moet verder gaan, men moet de hele kapitalistische logika doorbreken. De keuze van het produkt, het ritme van werken, het samenwerkingsverband, de manier dat er reklame gemaakt wordt… alles valt op dit ogenblik binnen die kapitalistische logika. Elke dag dat de revolutie wordt uitgesteld, zal de toestand verslechteren. De kapitalist probeert immers konstant het geestelijke te doden in de arbeider, om volledig te kunnen beschikken over diens arbeidskracht. Ditzelfde mechanisme vindt plaats naar de konsument toe…

Een logische revolutie zal dus moeten volgen o.a. uit de weigering om aan bepaalde schadelijke produkten nog langer mede te werken… Dit is wellicht nooit goed begrepen geworden: als de arbeiders morgen beslissen van aan een of ander produkt hun medewerking niet meer te verlenen, dan staan die kapitalisten in die sektor helemaal machteloos. Heel het imperium dat de kapitalistische industrie heeft opgebouwd, is enkel mogelijk geweest bij gratie en zweet van de arbeidersklasse. De macht zit aldus bij de arbeidersklasse, de wapens bij de burgerij. Als arbeiders morgen dus bijvoorbeeld beslissen dat zij niet langer meewerken aan kernenergie, dan is er geen kernenergie meer. (wel zitten we dan nog met de afval uit de voorbije jaren…) Natuurlijk een utopische hypothese, maar toch wel de moeite waard om te vermelden.

De vragen dus die heel het concept arbeid en de strijd er omtrent kunnen herdenken zijn aldus: ‘Waarom dit produkt maken? Waarom acht uren werken? Waarom moeten er kapitalisten zijn? Waarom geld verdienen? Waarom die ijzeren discipline op het werk? Waarom heb ik eigenlijk niks te zeggen?’

Onder de voornaamste conservatieve krachten die in een fabriek werkzaam zijn, en die beletten dat HET grote protest doorbreekt, citeren we vooreerst de aanwezigheid van de hoofdarbeiders, die ook al als eerste de vlucht nemen bij een staking. Doordat deze bedienden, kadermensen enz… de technologische kennis van het bedrijf bezitten en toepassen, staan de andere arbeiders bij een konflikt dan ook meestal hulpeloos zonder de hulp van deze mensen, om het fabriek in eigen beheer verder te doen werken… Dit kaderpersoneel zit veel meer dan de gewone arbeiders in een ‘carrièrelift’ in dit bedrijf, en hebben zich daardoor al veel meer geïdentificieerd met dit bedrijf. Want voor elke verdere stap, elke hogere etage in hun carrièrelift worden zij getest op hun trouw en loyaliteit aan het bedrijf. Het kaderpersoneel staat dus zeer dicht bij de leiding van het bedrijf, en worden dan ook in de omgang door de arbeiders scheef bekeken als ‘meeheulers met de bazen’, Door het feit dat dit kader-personeel ook meestal gestudeerd heeft, zal er moeilijk een front kunnen tot stand komen, tussen studenten en de arbeidersklasse, waar in Leuven steeds door de studenten wordt om geroepen en wordt op beroep gedaan, om hun eigen eisen een ‘sociaal etiket’ te geven. Het is niet omdat daar twee studenten om solidariteit staan te roepen, dat de arbeiders daarmee de dagelijkse realiteit gaan willen loochenen. Die arbeiders denken immers ‘stomme studenten’ veranderd eerst uw troep en kom dan bij ons over uw solidariteit praten. Eerst samen solidariteit roepen, en dan een paar jaar later tegenover mekaar zitten aan de onderhandelingstafel tussen de patroons en een arbeidersdelegatie…

Een ander conservatieve kracht is de ladder, de ‘carrière’ die de fabrieksbazen hebben ingesteld, en die de arbeiders in de fabrieken wel de – gelijk verdelen… Men zou dan ook terug die afschaffing moeten eisen van heel dat ‘laddersysteem’! Ploegbazen verdienen bijvoorbeeld ietjes meer, en hebben een betere uitkijk op nieuwe promoties. Voor deze promoties moeten ze in de gunst komen van de bazen, en dit is enkel mogelijk door hun bevelen goed uit te voeren. Die ploegbaas zal immers naar zijn kloten krijgen, als de bevelen van de bazen, door de arbeiders niet goed worden uitgevoerd. Onder druk van zijn ‘karrièrè’ gaat hij dan eenzelfde houding aannemen tegenover zijn ondergeschikten, zijn vroegere vrienden… Dit verdeelt natuurlijk onherroepelijk de arbeiders, omdat die ploegbaas enige tijd tevoren nog een van hun was, en omdat er zich al nieuwe kandidaten willen opwerken…

Het is dom van de vakbond in zijn geheel te beschouwen als een konservatieve kracht. Natuurlijk blijkt het keer op keer dat de nationale leiding van de vakbond, de meest radikale stakingen, die een gevaar zouden kunnen opleveren voor de kapitalisten in de steek laten, maar op basisniveau zijn de verschillen enorm van fabriek tot fabriek… Je vindt er de strijdbaarste delegees, die vlammend onder vuur worden gezet door hun basis, naast de delegees die het prestigieus vinden om te vergaderen met de bazen, en die zich daar zeker zullen onthouden van kwetsende kritiek. In het eerste geval is duidelijk alles mogelijk, in het tweede geval zal de vakbond een verlammende werking hebben.

Een andere ‘conserverende kracht’ is het schijnbaar gebrek aan alternatief. Soms denk ik dat de mensen werkzaam in fabrieken, het liefst de toestand zouden willen bestendigd zien, omdat er geen alternatief lijkt te zijn, buiten de chaos… De ultieme strijd zou teveel risico’s inhouden voor hun verwanten, en wat daarna… Er zijn geen voldoende waarborgen voor het slagen van een eigen alternatief: noch wanneer de fabriek in eigen handen zou genomen worden, noch wanneer men zou pogen zelf een bedrijfje op te richten. De vakbonden werken deze situatie deels in de hand, door de meest radikale akties van de jongste jaren te laten mislukken door aan deze akties hun steun te ontzeggen. Het ABVV gaf Salik en Prestige geen steun. Het ACV gaf de RBP nul frank. Steeds opnieuw werden de solidariteitsakties in de andere fabrieken verhinderd. Hierdoor bleven de solidariteits-betuigingen die broodnodig zijn uit, en kon de vlam ook al onmogelijk overslagen naar de andere bedrijven…

Aan de diskussie rond het maatschappelijk nut van een bepaald produkt zit nog een politieke konsekwentie vast, betreffende de verantwoordelijkheid betreffende de maatschappelijke gevolgen van het produkt. De arbeiders lijken op dit ogenblik geen verantwoordelijkheid te willen dragen over het produkt: zij komen er enkel om te werken tegen betaling, en als zij het niet doen, zal ‘zeker’ iemand anders het wel doen… Men kan Einstein niet verantwoordelijk stellen, in een konkrete beschuldiging, voor de moord op honderd-duizenden mensen in Hiroshjima en Nagasaki, net zomin als men de arbeiders die aan deze bom werkten, voor deze moord moet gaan opsluiten. Toch zijn ze allen mede-verantwoordelijk omdat ze allen het proces hebben mogelijk gemaakt, en ze zich hadden moeten bezinnen over het gebruik en de konsekwenties van de bom. De konsekwentie is duidelijk: als er morgen geen arbeiders willen gaan werken in eenderd welke industrie dan is die fabriek morgen goed voor de schroothoop, of voor totaal andere dingen…

Stilaan komen we bij de noodzaak om voor arbeid een nieuwe inhoud te gaan zoeken. Daarvoor zullen we eerst de ruilhandel van zijn kapitalistische vorm moeten ontdoen. Wat heeft het kapitalisme eigenlijk met deze ruilhandel aangevangen? Vroeger werkte iemand zelf aan een bepaald produkt, en toog naar de markt, en verkocht het onder vier ogen aan een klant. Het kapitalisme heeft twee dingen grondig veranderd. Ten eerste heeft het de beslissing uit handen genomen van de mensen zelf, betreffende welke produkten er gemaakt gaan worden. Vanaf nu werd de verkoop van de produkten begeleid met een professionele reklamekampagne, zodat het ook slechts nog ten dele van de konsument afhankelijk is welke produkten er zullen gekonsumeerd worden… Ten tweede is er iets grondigs veranderd in het ontmoetingsmoment mens-natuur, en mens-mens. Diegenen met de meeste poen hebben de rest gedegradeerd tot arbeidskracht, tot een mechanisch iets… Mensen, machines en gedragingen: alles moest passen in een vloeiend geheel, en van bovenaf gedirigeerd.

De arbeid moet vroeger iets geweest zijn, dat veel meer in funktie stond van primaire levensbehoeften. Men werkte zolang totdat men zijn inkomsten had, en hierover kon men zelf beslissen. Men maakte een produkt waarvan men wist dat het nuttig was voor een ander, omdat de verkoop rechtstreeks en zonder wederzijdse beïnvloeding (misschien wel over de prijs…) verliep. Er was ongetwijfeld nog arbeidsvreugde, omdat men het eindprodukt toch ZELF had gemaakt. Want arbeid en handel zijn nooit te scheiden. Men kan tenslotte niet alle produkten zelf maken, dus moet men van het ene produkt een aantal exemplaren teveel maken die men dan kan ruilen of verkopen, waardoor men zich de andere produkten kan aanschaffen. Arbeid is dus steeds in funktie van iets. Naar het kapitalisme toe, moet dus geëist worden, dat de manier waarop het produkt gemaakt wordt, en het doel dat men ermee wil bereiken, van zijn ‘kapitalistisch karakter’ ontdaan wordt…

Hele troepen organisaties houden op dit ogenblik de ‘arbeidsmoraal’ hoog in hun vaandel. Onder deze vlag worden de doppers uitgemaakt voor profiteurs, terwijl de werkelijke arbeid in het fabriek gedegradeerd is tot een mechanisch iets, waar op zich geen plezier meer aan te beleven valt. Het getier tegen de doppers wordt in de hand gewerkt en mede uitgelokt door de reglementen van de RVA: je mag dit niet, je mag dat niet enz .. Natuurlijk ontdaan door die sfeer van verveling, zijn heel wat doppers maar blij van terug aan het werk te gaan. Heel die verveling waarin zij gedrongen zijn geworden is natuurlijk grond voor propaganda voor het …vervreemdende, mechanistische werk dat de kapitalisten aan te bieden hebben. Onder invloed van deze hetze, en al die verbodsbepalingen van de RVA, zijn de doppers dan kontent van terug aan het werk te kunnen. Ze zijn dan tenminste bezig…

Een altematief is misschien de … coöperatief…

De Coöperatief

In deze bladzijden gaan we wat dieper in, op de individuele, kleinschalige manier om aan de onderdrukking en vervreemding te ontkomen nl, het oprichten van een coöperatief. Een coöperatieve werkeenheid kan bestaan uit een tiental mensen, en als ze konsekwent haar opvattingen doortrekt zal ze gelijkgestemde groepen mensen zoeken om produkten te ruilen. Dit kan uitgroeien tot ofwel een netwerk van coöperatieven, ofwel kan het een leefgemeenschap worden bv. een buurt, waar een 200 à 300 mensen de produkten die men nodig heeft om te voldoen in zijn levensbehoeften, ruilen op basis van behoefte. Kenmerkend voor het werk in de coöperatief zijn de duidelijke afspraken tussen de deelnemers vooraf, over het nut van het produkt voor de andere, het arbeidsritme, de verdeling van de winsten, de manier dat het produkt zal kenbaar gemaakt worden aan de anderen enz… Ook kenmerkend is dat men terug streeft naar de ‘authentieke ruilhandel’. In de mate van het mogelijk wordt hierdoor geld uitgeschakeld: het geld is immers in het kapitalisme een eigen leven gaan leiden, los van het werk dat men verricht, en los van het voldoen van zijn behoeften. Wat betekent dit? Het betekent dat het akkumuleren, het doen aangroeien, van het geld, van het bezit dat men heeft, een doel op zich is geworden. Men wil veel bezit, veel geld, los van de produkten die men hiervoor moet maken, of moet meehelpen maken, los van de produkten die men hiervoor kan kopen. Mensen werken hun hele leven, niet om in hun primaire behoeften te voldoen –normaal zou men toch vijf jaar kunnen rondkomen, van de som die men doorgaans verdient op één jaar!– maar altijd om meer geld, meer bezit te hebben. Het is via de invoering van dat geld, dat mensen ernaar gestreefd hebben altijd maar meer geld te hebben…

In hoeverre is die coöperatief nu verschillend van een gewone middenstander? Wat is het verschil tussen de kapitalistische vorm van ruilhandel, en de ‘authentieke vorm’ ervan, die men poogt te herstellen in de coöperatief?

Vanaf het ogenblik dat er meer dan twee mensen op aarde rondliepen moet er uit overwegingen van nuttigheid al een taakverdeling bestaan hebben, die al dan niet heel het leven dezelfde bleef. Ik ga jagen pas jij op de kinderen, Ik zorg dat jij eten hebt, zorg jij dat ik klederen heb. Waarom trouwens niet veronderstellen dat men na een termijn wisselde qua job op het ogenblik dat men zijn job beu was. Eenmaal uitgegroeid tot grotere gemeenschappen, herhaalde zich hetzelfde stramien: op de markt kwam iedereen samen en ruilde de dingen die men gemaakt had. In kleinere gemeenschappen was zo’n markt natuurlijk niet nodig. Het creeëren van dingen die men zelf nodig had, en het zelf nodig hebben van weer andere dingen, was het basisgegeven dat helemaal centraal stond in deze ‘handel’. Geen enkel ander motief stond tussen beide gegevens. Je wist dat de andere jou produkt kon gebruiken, en de andere wist dat jij zijn produkt ging gebruiken. In het direkt kontakt tussen beide ‘ruilhandelaars’ kwam het tot een overeenkomst op basis van een ‘subjectief naar waarde schatten van beider produkt’. Ieder maakte zoveel produkten als hij nodig had, om de produkten die hij nodig had ervoor in te ruilen. De handel had toen geen enkele andere funktie dan het samen produceren van de produkten die ieder nodig had.
En samen kwam men tot een ‘evenwichtige ecomomie’, waar op logischerwijze de behoeften werden voldaan. Anders werd het toen het geld werd ingevoerd, en alras een eigen leven ging leiden. Met dit geld kwam de bedenking in voege, dat men wel eens meer kon gaan produceren dan men nodig had voor de eigen behoefte.. Nog meer produceren dus, dan men nodig had om de produkten in te ruilen, die men nodig had voor het voldoen van zijn eigen behoeften. Hoe meer geld ik had, hoe meer men kon bezitten, van welker waanzinniger dingen men kon gaan dromen, dewelke men fundamenteel niet nodig had om te leven..

Als men nu dit denken toepast op onze coöperatief komt men tot volgende bedenkingen: zolang men een produkt maakt, waarvan men weet dat de andere het nodig heeft vanuit zijn ‘menszijn’, en niet vanuit een of andere opgepepte behoefte; zolang men het geld gebruikt –in de voorlopige situatie, totdat we voldoende groepen mensen gevonden hebben, die met ons willen ruilen–, om er produkten mee te kopen die men echt nodig heeft, en oplet voor die produkten, de ‘luxe’ die de mens in de passiviteit duwen; zolang men streeft naar de uitschakeling van dit geld door te pogen de goederen te ruilen: bv. ik bak voor u brood, en gij brengt mij elke dag een beetje geitekaas voor op mijn boterham te doen enz… dan zijn we terug autentiek aan het leven. Want en dit is even een verwijzing naar het ‘werkbestaan’ van de meesten onder ons. Doordat het geld een eigen leven is gaan leiden, is ook het werken voor dat geld een eigen, vervreemd bestaan gaan leiden. Er wordt enkel nog gewerkt voor dat lieve, lachende geld, dat een eigen bestaan is gaan leiden, en tot vele nieuwe funkties is gaan leiden: geld om de status, geld om macht te hebben, geld om produkten te gaan maken die mensen niet nodig hebben enz… Het is duidelijk dat het privé-bezit in een nieuwe dimensie is getreden, bij de invoering van het geld.

De kapitalistische vorm van ruilhandel heeft ons bestaan een heel nieuwe dimensie gegeven. Voorheen was arbeid ondergeschikt aan het leven: er werd net zoveel geproduceerd als men nodig had om andere produkten in te ruilen die men nodig had. Nu wordt de arbeid de hoofdbrok. De kapitalisten nemen het monopolie van de produktie, door via de nieuwste technologieën alle konkurrentie dood te maken – wat heden ten dage gebeurt met de groot-warenhuizen ten overstaan van de kleine middenstanders is van hetzelfde allooi: denk aan de witte produkten, die de kleinere firma’s van de baan konkurren, denk aan de reklames: door een paar produkten goedkoper te zetten, geeft men aan de totale winkel een imago dat het goedkoper is en de kleine middenstanders moeten van de baan. Wat gaat er gebeuren als de grootwarenhuizen het absolute monopolie gaan hebben inzake produktie en distributie?? –. Iedereen was aldus verplicht te gaan werken bij de kapitalist, en deze betaalde net genoeg uit om in leven te blijven. Vanaf de twintigste eeuw begint dan de welvaart voor iedereen op te doemen, en heel het leven wordt weldra gedomineerd door oppeppende reklamespots die oproepen tot konsumptie! Zij die hedentendage niet willen meespelen in dit absurde spel van acht uren werken, en dan alles te kopen wat de kapitalisten aan te bieden hebben, dreigen als landloper te worden vastgezet. Landloper is hij immers, die geen VAST beroep heeft, die geen INKOMSTEN kan bewijzen, die geen VASTE woonplaats heeft. In tijden van ekonomische krisis zullen velen onder die reglementering vallen!!!

Wat is dus die autenthieke vorm van ruilhandel? Het gaat vooreerst om de motivatie! Als men een produkt maakt met de expliciete bedoeling van er zoveel mogelijk winst uit te maken, dan zit men duidelijk niet juist. Op dat ogenblik zal men zijn produkt anders gaan voorstellen dan het in werkelijkheid is. Men gaat het de mensen pogen ‘aan te praten’. Men gaat de kwaliteit van het produkt, afhankelijk maken van de kosten die men eraan heeft. Men pleegt bedrog, al gebeurt dit meestal onbewust. In de autentieke vorm van ruilhandel worden die dingen terug in zijn zuivere vorm hersteld. Ik verkoop dit produkt omdat ik weet dat mensen d’r iets aan hebben. Ik stel het produkt voor in zijn naakte inhoud, zonder franjes. Ik lever de beste kwaliteit die ik eraan kan geven, omdat ik het produkt beschouw als een resultaat van mijn eigen creativiteit, als een kunstwerk… Indien mogelijk poog ik het te ruilen. Bereken welke produkten je nodig hebt, en ruil je eigen produkten tot je hebt wat je nodig hebt… Meer behoeft het leven toch niet…

In de praktijk is het waarschijnlijk best zijn aandacht niet te richten op één produkt, omdat men anders haast automatisch –onbewust?–, zal vervallen in de neiging om dit produkt te laten renderen, en renderen is een essentieel element uit onze kapitalistische logika. Als men zich richt op meerdere produkten, en men hoeft niet noodzakelijk met meerdere mensen te zijn –in geval van meerdere mensen kan ieder zijn ‘hartsprodukt’ uitwerken–, dan kan men zuiver blijven. Diverse aktiviteiten kunnen trouwens best aanvullend werken, om kosten uit te sparen. Bv. een zeef-drukinstallatie, iemand die artistieke posters maakt, iemand die een restaurant opzet met goedkope prijzen en goede produkten, een eigen tijdschrift, een eigen offsetdrukkerij enz…

Men moet wel op voorhand goed alles uitdiskussiëren: men mag niet naief alles op zijn beloop laten gaan. Een regelmatige produktie is veelal nodig, dus hier dient men zich aan te houden. Als men iemand dagelijks brood belooft, en dit brood is er maar één keer op de twee dagen, dan wordt de situatie onhoudbaar… Sommige ‘spontaneïsten’ geloven dat iedereen, door het feit dat ze iets geproduceerd hebben onmiddellijk daar weet van heeft, en spontaan zullen toegelopen komen om te doen wat deze willen dat ze doen. Helaas. Men zal zijn produkt moeten bekendmaken: laten weten aan anderen, dat het produkt klaar is, gemaakt is… Discipline is natuurlijk een kapitalistische term, maar als men iets wil doen zal men toch een regelmatige produktie en distributie –in afwachting van samenwerking met andere coöperatieven, waar men de produkten gewoon kan ruilen– moeten verzorgen. Anders zit er naar verloop van tijd, weer niks anders op, dan terug zijn arbeid kleintjes te gaan verkopen, bij één of andere willekeurige producent, om wat centjes te hebben. Daarom moeten op voorhand goede afspraken gemaakt worden, een goede analyse van de situatie enz…

We hebben al iets gezegd over de openingen naar dewelke een koöperatief kan evolueren, ten einde helemaal op rozen te kunnen werken. Ten eerste is daar dus mogelijk, een samenwerking tussen meerdere coöperatieven. Dan kan men dus, afhankelijk van het produkt dat men maakt onderling de dingen ruilen, en niet meer gedwongen zijn van her en der klanten te gaan zoeken voor zijn produkten… Die coöperatieven kunnen mekaar eventueel financieel steunen, maar wat interessant is: er kan geruild worden op basis van de wederzijdse behoefte. Bijvoorbeeld iemand maakt brood, de andere confituur. De ene levert aan de andere wat die nodig heeft aan confituur, de andere doet hetzelfde met het brood… Het spreekt vanzelf dat zulks een vergevorderde coöperatieve geest onderstelt, maar dit zou toch prachtig zijn!!! Zo’n net van coöperatieven zou het ‘autentieke leven’ kunnen herstellen, als zij samen de produkten zouden produceren die zij fundamenteel nodig hebben om te leven.

Een tweede mogelijkheid is het evolueren naar zo’n coöperatieve samenwerking vanuit de fysieke ruimte waarin men leeft. Ik bedoel binnen de buurt waarin men leeft, mensen gaan zoeken die willen meeproduceren in een coöperatief geheel. Een enorme taak is hier weggelegd voor het buurtwerk! Wat wil de doorsnee buurtwerker doen? Hij wil de buurtbewoners dichter bij mekaar brengen. Hij wil ze soms laten aktievoeren rond één duidelijk aanwijsbaar probleem. Hij wil soms de buurt uit zijn ‘kansarme’ verschijning halen. En dit door het integratieproces van de buurt in de samenleving vlugger te laten geschieden. Het ultieme in zo’n buurt is natuurlijk‚ dat men terug vat krijgt op het eigen territorium, terug politieke zeggingskracht over alles wat er reilt en zeilt in de buurt. Ook ekonomisch kan zo’n buurt zelfsupporting gaan werken, als men samen in eigen behoeften zou gaan voorzien. De één bakt brood, de ander groenten enz… en dit naar het hogergemeld model. Heel de mogelijke ekonomie van zo’n buurt zullen we in deel 11 uit de doeken doen.

Belangrijk om weten is dat zo’n cooperat1ef voor iedereen haalbaar is op korte termijn. Zeker in zo’n ekonomische krisisperiode, wanneer iedereen de neiging heeft om zwaarmoedig te worden, is het nodig dat zulke alternatieven bekend worden. In die andere economische krisis van de dertiger jaren, dachten de Duitsers in hun zwaarmoedigheid, dat Hitler de oplossing zou brengen…

Het is die coöperatieve geest, dat samenwerken; samen’leven’ eigenlijk dat wij meer moeten ‘populair’ maken bij de mensen. Samenwerken, samenleven in plaats van mekaar te bekonkurreren, naast mekaar te leven… Eerdat een totale maatschappij op ‘coöperatieve’ basis gestoeld is, zullen wij eerst de ‘heren en dames’ die ons onderdrukken moeten hebben uitgeschakeld, vrees ik…

Het is onzinnig van verder te gaan theoretizeren over coöperatieven, omdat diens ontwikkeling volledig zal afhangen van de fantasie van diegenen die eraan werken… Elke coöperatief zal dus een eigen, autentiek, origineel ontwikkelingsmodel kennen…

Manifestje.

  • Ik weiger te werken volgens discipline en op kommando gedirigeerd door iemand boven mij.
  • Ik weiger te werken aan iets waar ik het maatschappelijk nut niet van inzie.
  • Ik weiger te werken met het idee dat door mijn werk een vuile kapitalist veel geld verdient.
  • Ik weiger te werken in een werksfeer waar er één persoon onder hogergenoemde omstandigheden dient te werken.
  • Ik weiger te werken in een instelling als die op enigerlei milieu schade berokkend aan mens of milieu.
  • Ik weiger te werken met grondstoffen wanneer ik weet dat ze bloed en zweet tegen hongerloon hebben gekost om ze boven de grond te halen.
  • Ik weiger te werken aan een produkt dat mits een bedriegelijke reklame op de markt wordt gebracht.
  • Ik weiger te werken als het mij uren pendel kost om op de werkplaats te geraken.
  • Ik weiger te werken als er geheime truken worden gebruikt om de arbeidsproduktiviteit te verhogen zoals bedrijfspsychologen enz…
  • Ik weiger te werken aan een produkt, als er met dit produkt achteraf dingen gebeuren waar ik geen controle op heb.
  • Ik weiger te werken in een werksituatie waar medewerkers zich met alkohol, pillen e.d, moeten vetmesten om zichzelf in stand te houden bij het werk.

PART 7. Egoisme.

Egoisme is in deze kultuur een negatief geladen begrip. Dat is eigenaardig, als je ziet dat in de westerse grondwetten het privé-eigendom het hoogst beschermd goed is. In een coöperatief denkkader is de privé-eigendom het egoistisch basisprincipe voor alle konkurrentie en andere misdaden dat de mensen mekaar aandoen. Het is opvallend dat de katholieke kerk dit egoisme zo fel bestrijdt. Ze stelt dit dan waarschijnlijk in verband met het geestelijke goed in de mens. ‘Geestelijk, innerlijk’ mag de mens geen eigen doeleinden nastreven, maar moet hij zich ‘onbaatzuchtig’ openstellen zoals deze doeleinden voor hem geformuleerd liggen. Binnen deze doeleinden mag hij dan wel materiële eigendommen bezitten en vermenigvuldigen, zolang hij zich houdt aan de genoemde doeleinden.

Bìnnen die kerkelijke doeleinden maken nederigheid, en het zichzelf onbaatzuchtig inzetten voor de anderen hoge scores. Deze waarden zijn natuurlijk op zichzelf ontzettend waardevol, maar binnen de maatschappelijke kontext van een kapitalistische, uitbuitende ekonomie is dit gewoonweg een misplaatste grap. Want dat deze houding de ekonomische bazen welgezind was, is vrij duidelijk. Nederige, goedgelovige mensen zijn prima werkmensen. En de kerk riep bovendien deze bazen nog op een ‘menslievende inhoud’ te geven aan hun rol als uitbuiter. Daarom is er die tegenstelling bij zovele linksen ten aanzien van het evangelie. In een andere maatschappelijke kontext zou dit misschien wel een prachtig uitgangspunt kunnen zijn voor het samenleven onder mensen, alhoewel mensen hun uitgangspumten volledig zelf dienen te bepalen. In dit systeem evenwel hebben de ekonomisch sterkeren deze theorie duidelijk misbruikt om de zwakkeren voor zich te doen werken, en heeft deze theorie enkel funktioneel gewerkt voor de huidige ekonomische uitbuiting…

In een systeem dat wezenlijk bestaat uit konkurrentie en waar de leiders iedereen proberen te doen wandelen in het schema dat zij hebben uitgedokterd is een nieuwe definitie en denkwijze rond egoisme noodzakelijk. Hier is elk individueelzelfrespekt absoluut nodig, als energiebron om te vechten voor het individueel psychisch en fysisch zelfbehoud. Het psychisch zelfbehoud houdt in dat men in een soort zelfverdedigingsreflex bepaalde dingen gaat weigeren te doen, die tegen zijn ‘levensattitude’ ingaan. Bv. de weigering van het vervreemdend werk te doen, weigeren om te trouwen, zelfs als je lief een kind verwacht…

Bezinning is noodzakelijk omtrent de manier dat dit systeem zijn leden dwingt om hun leven te leven op een voorbestemde manier. Bezinning is noodzakelijk omtrent de grijparmen van het systeem, die iemand korrigeren en rekupereren… Werk is nodig om geld te hebben. Een huwelijk is veelal gunstig voor dat werk. Om kinderen te kunnen krijgen is een huwelijk nagenoeg noodzakelijk. Een bepaalde levensstijl is vereist om kinderen te mogen opvoeden. Geld is noodzakelijk voor die levensstijl te kunnen volgen. Werken gaan is blijkbaar nodig voor dat geld…

Het ‘gezonde egoisme’ heeft in de eerste plaats te maken met de emoties en ideeën die uit onszelf komen oprecht te onderkennen, en deze niet simpelweg te laten onderdrukken door dingen die van buiten komen. Heel simplistisch gesteld is het dus een konflikt tussen ‘binnen’ en ‘buiten’, waarvan het resultaat bepalend is voor wat ieder van ons zal worden: een robotje of een mens… Eenieder weet wat in hem leeft, en eenieder voelt intuïtief ergens aan wat er fout zit in de maatschappij. Bepaalde dingen van buiten‚ dwingen hem al die mistoestanden toch te aanvaarden, Deze dwang van buitenaf dient te worden stopgezet, en men moet ontvankelijk worden voor de stralen die Utopia uitzendt en die onze verbeelding prikkelen… Het is Utopia die, de dingen die in ons leven langzaam zal vertalen in levensechte en haalbare dingen… Het alternatief waar het ‘gezond egoisme’ ongebreideld zich zal kunnen ontwikkelen in het ‘gezonde ego’ ligt volgens mij in kleinschalige gemeenschappen, opgebouwd volgens eigen ideeën, en geregeerd volgens de eigen normen. Het woord eigen slaat hier begrijpelijkerwijze op het ‘groeps’-eigen…

Vele mensen voelen zich klotig in deze rotzooi. Het ritme van de auto’s langs de baan, het zenuwachtig holder de bolder geloop van zovele voetgangers, zovele zenuwachtige signalen vanuit onze omgeving die allen het ritme aangeven van de hartslag van het systeem. En het is niet het systeem dat aan een infarkt zal sterven, wel de individuen van vlees en bloed. Alhoewel, je weet nooit natuurlijk… Veel mensen voelen zich klotig omdat er ten hun aanzien verwachtingen blijken te zijn geformuleerd, waartegen hun binnenste protesteert… Ze voelen zich ergens ingeworpen, doch tegelijk voelen ze zich klotig omdat ze zo slecht in het systeem kunnen meedraaien –iedereen kan het precies wel, en iedereen vindt het toch blijkbaar normaal dat het systeem zo draait…– maar soms zouden ze het toch anders willen… Laat die mensen naar hun binnenste luisteren, en doen wat hun driften en instincten hun voorschrijven, in plaats van in dat gevoel van nederigheid al hun gedragingen af te stemmen op wat anderen hun bevelen, in dit holder de bolder veel te snel leven. Het kapitalisme heeft nooit het hart van de mensen bij zich gehad, wel de handen en de benen…

Het ‘gezond egoisme’ is precies het tegengestelde van het ‘prestatiegericht kapitalistisch ego’ dat men ons probeert in te prenten, Dit ‘gezond ego’ wil zichzelf blijven in dit oorlogsspel en wil waar het een gat ziet ontsnappen aan die moordende kadans. Dit gezond ego krijst van verontwaardiging als een ander ego gekloot wordt: het weigert alle verneukerij en verkrachting van het kapitalisme niet alleen op zijn ego, maar ook op dat van een ander…

Want het gezond ego kan zich terug ‘rationeel’ kwaad maken, Ons heel leerproces is er immers op gericht die agressieuitingen de kop in te drukken. Agressie tegen ouders, tegen schoolmeesters, tegen ouderen in het systeem wordt niet getolereerd en gewelddadig bestraft. Dit is immers nodig voor het bestaande systeem, omdat de volwassene na een dergelijke opvoeding ook moeilijk uiting zal geven aan zijn agressieve gevoelens als hem onrecht wordt aangedaan. In de opvoeding is het aldus een leerproces waarbij agressie-uitingen worden geconditioneerd doordat de opvoeder er fysisch geweld op laat volgen. Deze conditionering zal ons in ons volwassen zijn, innerlijk beletten agressie te uiten tegen hoger geplaatsten. Enerzijds uit schrik voor hun fysisch geweld, maar misschien meer nog voor hun psychisch geweld, waartegen wij geen tegenzet kunnen vinden, omdat wij zo gekonditioneerd zijn geworden in onze jeugd. Daaruit zijn dan al die irrationele agressie-uitingen te begrijpen die mensen gaan uiten tegenover hun minderen bv. ouders tegen kinderen, man tegen vrouw enz… Een rationele agressie tegen de bazen op het werk gaat niet, en wat als de autoriteit helemaal onzichtbaar geworden, of vertegenwoordigd door uitvoerders die niks te zeggen hebben…

‘Zich eens fris van de lever’ kunnen kwaadmaken tegen de oorzaak van wat de agressie opwekte, in plaats van onder te duiken, zich weg te stoppen in alle soorten drugs die deze maatschappij hiervoor aanbiedt zoals bv, snoepgoed, alkohol enz… We kennen allemaal misschien wel een beetje Freud, waar hij stelt dat niet uitgeleefde en onderdrukte agressie zich naar binnen richt. Klotig toch. Men is kwaad op iemand en omdat men remmingen voelt om dit te uiten, wordt men kwaad op zijn eigen, en begint men zijn eigen te straffen. Dit ‘Ueber-Ich’ van Freud, oftewel het ‘geweten’ kan nog op een andere manier werkzaam zijn als men niet oppast. Tijdens zijn jeugd zijn in het individu een aantal waarden en normen ingeplant geworden door zijn opvoeders. Zo zal men zich schuldig gaan voelen als men iets fouts gedaan heeft, of men wil iets fouts gaan doen, of nog als men al simpelweg iets fout voelt. Op de duur kan dit gaan wegen, en dit schuldgevoel kan nu volgens Freud & co enkel verdwijnen van zodra er bestraffing komt, zodat men terug in overeenstemming is met de eisen van de buitenwereld. De theorie van de ‘strafbehoefte’ zegt dat mensen om van dit schuldgevoel verlost te geraken onbewust hiervoor daden gaan plegen, om straffen te krijgen, om vervolgens verlost te worden van die innerlijke pijnen. Eeniedere bewuste ‘gezonde egoist’ moet dus voor dit soort psychische vallen oppassen, want ze gaan soms zeer ver. Als men schuldgevoelens heeft moet men zich nauwkeurig bevragen, van waar deze gekomen zijn…

Een gezond egoisme streeft naar het ‘aangename’, en naar omgevingselementen die deze lust kunnen vermeerderen. Hierbij zij aangestipt dat hiermee niet bedoeld wordt de ‘konsumptieve lust’ die de kapitalisten ons aanbieden, maar de lust waaraan wij zelf werken, die uit onszelf voortspruit. Het gaat erover voor zichzelf uit te maken wat men wil, en elk dwangelement dat men kan opsporen hierbij uit te schakelen. Het is duidelijk dat men hierbij ook de dwangelementen in zijn eigen psyche afkomstig uit zijn eigen verleden moet aanpakken… Zowel op vlak van sexualiteit, arbeid, zich kunnen uitdrukken, het zwijgen, vriendschap enz… moet men al die elementen kunnen verwijderen die de krachten die van binnenuit komen uit ons hart en gevoel, beletten van zich te uiten, en ons te domineren…

Dit betekent o.a. dat men in groepen, waarin men leeft of werkt of zich amuseert, vlugger de ‘leiders’ het vuur aan de schener zal leggen, en aldus beletten dat zij macht verwerven en deze doen aangroeien. Radikaal aan totaalkritiek doen ligt in dezelfde lijn.. In het aktievoeren zal men gehard door deze ‘zuivere emotionaliteit’ –‘zuiver’ betekent hier geenszins louter, in de zin van enkel emotionaliteit, maar betekent pure– minder de dingen zijn beloop laten gaan, onder invloed laten staan van dingen van buitenaf… We hebben reeds gezien hoe gevaarlijk de rekuperatie en korrektiemechanismen kunnen zijn voor elk gezond protest..

Door dit proces kan men de invloeden van buitenaf ‘hanteerbaar’ maken. Dat betekent er rationeel op reageren, in plaats van er zich aan aan te passen. Invloeden uitschakelen zal slechts op langere termijn mogelijk zijn. Hanteren, dat is het sleutelwoord. Hanteren betekent immers er rationeel op reageren, ermee spelen, ze beïnvloeden.

Het kapitalistische egoisme legitimeert onuitputtelijke, onvermoeibare konkurrentie waar eenieder met zijn ekonomische waarde op het slagveld verschijnt, maar waarbij de massa zich met een mechanische rol moet tevreden stellen. Het gezond egoisme weigert dit spel mee te spelen, en de andere te gebruiken…

Egoisme betekent hier eigen-liefde, maar meer in de zin van een keiharde liefde voor zichzelf, die zichzelf dus veel te veel bemint, om zich zo maar te laten verminken door het kapitalisme. Deze opvatting staat natuurlijk radikaal in tegenstelling met elke intentie tot zelfopoffering, zelfkastijding, nederigheid, de mens van ‘stof en as’. Deze eigenliefde is hierdoor tegelijk de liefde voor het ego van de andere. Het is als het ware de vrijheid, maar de vrijbeid in zijn sociale aspekten. Het ‘gezonde egoisme’ leeft niet in een wereld waarin men als kluizenaar bij zichzelf leeft, maar het houdt van de mensen, en het wil best omgaan met diegenen die van hem houden…

Egoisme in de akties???

Sinds de opkomst van de vrouwenbeweging in de zeventigerjaren ìs de slagzin ‘het persoonlijke is politiek’ algemeen verspreid geraakt. Met name kon men in zijn persoonlijke gevoelswereld en omgeving het beste duiden wat er in het kapitalisme fout zit. De vrouw die de onderdrukking van de man voelde in het gezin, in de werksituaties enz.., de homofiel, de pedofiel enz… die strijden voor de aanvaarding van hun anders zijn. Allen starten hun strijd vanuit een subjectief gevoelde vernedering en onderdrukking. Het is dus een strijd ter verbetering van een eigen individuele statusverbetering, en tevens voor deze van een hele groep soortgenoten… Zo ook de arbeider die op straat komt voor loonsverhoging of werkgelegenheid. Studenten die op straat komen betogen tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden. Het ‘egoisme’ in al dit soort akties is duidelijk te duiden. Interessant is nu om zien hoe dit ‘egoisme’ doorbroken wordt. Hoe men poogt de eigen strijd een ‘sociaal’ karakter te geven.

Sommigen verwijzen naar de mate van onrechtvaardigheid, die hen te beurt valt. Anderen verwijzen naar de grootte van de groep die getroffen wordt. Weer anderen trachten linken te leggen met andere bevolkingsgroepen, voor wie zij zeggen te strijden. Zo bv. de studenten die berekend hebben dat hun strijd tegen de verhoging van de inschrijvings-gelden aan de universiteit uiteindelijk de arbeiders-klasse ten goede komt.

Volgens mij zullen de motieven tot aktievoeren zich steeds bevinden tussen twee extremen. De eerste lijn vertegenwoordigt het ‘individuele’ en omvat het ‘aan zichzelf werken’, of ‘zich pogen te onttrekken van de grijparmen van het kapitalisme’. Het zijn die grijparmen die je hele jeugd autoritair op je kop hebben geklopt om je volgzaam en gedwee te maken. O.a. Wilhelm Reich heeft al duidelijk gesteld dat sexueel onderdrukte mensen, –dit zijn mensen die sexuele lustgevoelens niet kunnen ervaren omdat deze steeds gepaard gaan met schuldgevoelens–, ook het gewenste voer zijn voor autoritaire regimes. Andere grijparmen zijn o.a. deze die je verplichten te gaan werken, verplichten je arbeidskracht te verkopen, om inkomsten te hebben. Een andere grijparm is deze die je naar het huwelijk trekt, om je emotionele behoeften aan hun trekken te laten komen … Door het feit dat de mensen zo ‘privé-bezit-achtig’ zijn, –psychologisch vertaald betekent dit hyper-individueel-zijn–, maakt dit het voor hun zeer moeilijk om met meerdere mensen samen te leven.. Met als gevolg dat er ‘gekozen’ wordt voor het eeuwige huwelijk waar men zijn emoties kwijt kan op zijn eeuwige partner, die onder Gods bevel geleerd heeft eeuwig bij haar man of zijn vrouw te blijven.

De tweede lijn bekampt al die kapitalistische onderdrukkingsstrukturen, d.i. poogt ze uit te schakelen. Het zoeken naar het kompromis, namelijk het voor zichzelf een weg banen naar een leefbare situatie waarbij men de maatschappelijke onderdrukking intakt laat doorwerken, behoort eerder tot de eerste lijn. In deze tweede lijn wordt gepoogd de repressieve elementen te ontmantelen. Dit kan nog altijd zeer partieel gebeuren. Bv. de strijd tegen de repressie tegen de hashgebruikers, tegen de onderdrukking in gevangenissen en psychiatrische instellingen. Een ultieme strijdvorm in deze ‘lijn’ is de arbeiders-klasse die bv. met een algemene staking de kapitalisten op de knieën zouden krijgen.

Totdaar het ‘model met de twee lijnen’ of de ‘twee-lijnen-theorie’, om het ‘egoisme’ in de akties wat te situeren. We gaan dit thema verder uitwerken in deel 10, waar het specifiek zal gaan over Aktie.

PART 8. Vrijheid.

Vrijheid is ontbetwistbaar een komplex begrip. Is het in feite essentieel een gevoel dat men bij zichzelf subjectief ervaart –bv. je voelt je vrij–, dan staat dit subjectief gevoel permanent onder invloed van sociale omstandigheden. Iemand kan zich vrij voelen als hij de richtlijnen van zijn meester perfekt kan opvolgen, iemand anders zal zich pas vrij voelen als hij die meester heeft ontheven uit zijn funktie, en die fuktie zelf heeft afgeschaft. Het hangt dus van diverse faktoren af of een individu zich al dan niet vrij voelt, en of een individu ook al dan niet werkelijk vrij is. Wie vrij wil zijn van de ekonomische en emotionele dwang die mensen drijft naar het werk in de industrie of naar het huwelijk, moet ofwel vechten voor een alternatieve levenswijze met andere mensen, ofwel moet hij vechten tegen de organizatoren van de ekonomische uitbuiting, en tegen het heersende privé-bezit. Aan hem, die vrij wil zijn, om de strategie te kiezen. Feit is dat vrijheid zich steeds realiseert in de kontakten met zijn direkte omgeving. In de vorige bladzijden hebben we al gewezen op de kansen tot persoonlijke groei die besloten liggen o.a. in het hebben van meerdere relaties, in het kommuneleven enz .. en in de volgende bladzijden zullen we diezelfde kansen signaleren bij het aktievoeren. Het is echter in de direkte sociale kontakten dat de sociale kontrole van het maatschappelijk systeem zich realiseert. Ook hier zijn slechts weinig alternatieven mogelijk tussen beide volgende strategieën. Ofwel past men zich aan. Men legt zich neer bij de overheidsnormen en men probeert ernaar te leven. Ofwel volgt men zonder kompromissen zijn eigen levensdefinitie. Ook bij deze laatste stelt zich de vraag naar de sociale beïnvloeding: heeft men doorheen zijn jeugd, zijn opvoeding, zijn sociale kontakten, het hele spel van beïnvloedingsmomenten uit de sociale realiteit nog de beschikking over zijn eigen ‘autentieke’, ‘originele’ ik om zonder kompromissen, te weten welke eigen levensdefinitie men ‘autentiek’ aanhangt?

Voor anarchisten is de vrijheid altijd een sleutelbegrip geweest. Het verwijt aan hun gericht was steeds: vrijheid door chaos? Vrijheid door afschaffing van de machtsstrukturen? Burgerlijke ideologen hebben steeds beweerd, dat vrijheid tussen mensen slechts mogelijk is, als je tussen deze mensen een streng strafrecht plaatst. Anarchisten hebben van oudsher beweerd dat slechts het individuele geweten de enige gezaghebbende kracht mocht zijn. Burgerlijke ideologen beweerden dat slechts bestuur mogelijk was als het volk eigen gedelegeerden koos, en zich door hen liet besturen. Anarchisten beweerden het tegendeel. Dezelfde redenering kan worden toegepast op zowat alle gebieden van het leven: de opvoeding, vaste relaties, werksituaties, de sexualiteit, het drift-leven enz… Steeds opnieuw stipten de burgerlijke ideologen gedragspatronen uit, en stelden ze dat het strikt volgen van deze paden de enige garantie was dat deze maatschappij, een ordelijk verloop kon kennen. De kudde schapen, gedreven door de blaffende honden, op weg naar het beloofde land… Laat ons vooreerst dit begrip ‘vrijheid’ eens verder verkennen.

Laat ons om te beginnen stellen dat vrijheid in essentie een subjectief gevoel is, waarbij men zich niet belemmerd voelt noch door inwendige faktoren, noch door uitwendige faktoren, en dit voor zover de eigen bedoelingen en handelswijzen niet in dezelfde richting liggen van hetgeen men inwendig en uitwendig ondergaat. Bv. Ik ga op kafé en ik kan op dat ogenblik goed beseffen dat alkohol mijn vrijheid gaat beperken, maar ik kan mij op dat moment zo klotig voelen, of echt zin hebben in een dronken, kosmisch zijn, dat dit alkoholgebruik in de lijn ligt van mijn bedoelingen. In hoeverre heeft men zich met zijn eigen bedoelingen en handelswijzen, niet ‘aangepast’ en dit veel vroeger in zijn leven al, aan de eisen van die inwendige en uitwendige faktoren? Bv. Het kapitalisme stelt dat men zichzelf pas vrij kan voelen als men veel geld heeft. Want zonder geld is men veroordeeld tot de honger- en/of dorstdood bij gebrek aan valuta om het konsumptiespel mee te spelen. Sommigen onder ons in dit kapitalisme hebben zich via dit geld het recht op vrije meningsuiting eigen gemaakt. Ze hebben met veel geld kranten in het leven geroepen, die enkel aan die lage prijs kunnen verkocht worden, door het gebruik van de modernste persen en door het plaatsen van reklamespots door de industrie. Wat betekent dat dit soorten kranten het vertrouwen van de industrie ruimschoots genieten. Wie veel geld heeft kan reklame maken voor zijn produkt, en kan met de hulp van psychologen aan bewustzijns-beïnvloeding gaan doen. Het kapitalisme heeft het geld en het privé-bezit uitgeroepen tot de grondvesten van ‘vrijheid’, maar wie veel geld heeft, heeft blijkbaar de beschikking over ‘teveel vrijheid’. En we zien dat dit ‘teveel aan vrijheid’ in het kapitalisme konstant misbruikt wordt om de verworven machtsposities te beveiligen en uit te breiden. Gelovend in de ideologie van het kapitalisme, dat geld, privé-bezit, vrijheid creëert, kan de gewone burger zich ‘vrij’ voelen (het subjectief gevoel), maar dit geld, en dit privé-bezit creeërt juist zijn onvrijheid, op de meest fundamentele punten van het leven…

Want dit ‘subjectief gevoel van vrijheid’ heeft in een maatschappelijk systeem als dit kapitalisme, bijna altijd te maken met een ‘controle’ niet alleen over dingen, maar veeleer over mensen. Zo voelt de burgerij zich pas ‘vrij’ en ‘veilig’ als een heleboel mensen in de gevangenis zitten, en er voortdurend kan gedreigd worden met opsluiting in gevangenissen als men niet binnen het lijntje blijft. Van zodra men de mensen zo kan opvoeden dat ze nood hebben aan dit soort controle, dat ze zich gaan goed voelen, als het ware zich ‘vrij’ voelen van angst voor hun eigen driften die zonder deze kontrole zouden kunnen losbarsten en de chaos veroorzaken (idem voor het denken over de anderen), vanaf dat ogenblik kan je de mensen doen geloven dat strakke reglementen en controle nodig zijn om werkelijk vrijheid te beleven. Dan zullen die mensen de nood in zich voelen, om ook ‘hun minderen’ die controle op te leggen, die overreglementering. Ongewild maken zij dan opnieuw die opgroeienden onzeker, en klaar voor nieuw geloof in de noodzaak van een overgereglementeerde samenleving ..

Vrijheid is dus steeds een fenomeen dat in twee richtingen werkt. Enerzijds kan men de vrijheid voelen, als een resultaat van een aantal levenssituaties waarin men de kans gekregen heeft van ‘te groeien’. Enerzijds heeft men dus vrijheid ‘gekregen’ van anderen, Anderzijds geeft men ook vrijheid aan anderen, Men creeërt als het ware een situatie waarin die andere volgens zijn eigen wil kan ‘groeien’. Steeds vinden we dit dubbel mechanisme terug. Iemand die zich ‘vrij voelt’, maar hij schenkt onvrijheid aan de anderen, door het feit dat hij die anderen, voor zijn eigen vrijheid wil controleren, is in ons opzicht een ‘onvrij’ persoon, omdat hij de totale vrijheid niet bevordert, maar eerder doet afnemen.
Dus voorlopig zitten we bij volgende definitie van vrijheid: ‘Vrijheid is essentieel een subjectief gevoel, waarbij men nog voldoende autenticiteit bezit om de controlemechanismen te onderkennen en te verwerpen. Zowel deze controlemechanismen die uitgaan van de sociale omgeving op het eigen individu, die hier eventueel een gunstige, ’onzekere’ voedings-bodem aantreffen, daar neergelegd door een autoritaire opvoeding, maar ook de andere controlemechanismen, die uitgaan van het eigen individu naar de anderen. Echte vrijheid is immers ook de vrijheid van de anderen vergroten.’

De belemmeringen die kunnen wegen op deze vrijheid zijn natuurlijk van zeer diverse aard. Er kunnen bv. associaties zijn in de reklame en elders, waartegen men geen verhaal heeft bv. een blote vrouw op een poster voor sigaretten, en men koopt de sigaretten omwille van de vrouw… Andere voorbeelden zijn bv. het optreden van machthebbers, speeches met krachtige, emotionele stem, bv. het moreel geweld van uw medemensen, bv. de dreiging van BOB’ers in uw nek voelen, bv. luid lawaai, bv. de overbrugging van een te lange afstand, bv. stormweer enz… Voorlopig rangschikken we die belemmeringen in drie rijen: de natuurelementen, de kontakten met de medemensen, en dit louter in het individueel kontakt, en ten derde, het georganiseerd overheidsgeweld van politici, opvoeders, industrie, bureaukratie enz…

We hebben het hogerop al eens gedaan, en we zullen er nu nog even op doorgaan, nl. de onvrijheid van het privé-bezit beargumenteren. Iedere Vlaming of Belg voelt zich blijkbaar pas vrij als hij zijn huisje met een tuintje ervoor heeft. Een goed afgebakend territorium waar hij met zijn eigen, zijn ego-gezinnetje op leeft, goed beschermd door de strafwet, met ‘s avonds alle sloten en luiken potdicht. Dit privé-bezit maakt elk individu psychologisch ’hyper-individueel’, en schept standaarden om mekaar te beoordelen via de zogenaamde status-symbolen. Dit schept duidelijk nog meer afstand tussen de mensen. Het is nu juist dit ‘hyper-individuele’ dat de mensen tot weerloze slachtoffer maakt van de kapitalisten die hen alzo behoeftes aanpraten. Het is juist dit ‘hyper-individuele’ dat mensen belet in buurten, kommunes of in koöperatieven voluit samen te werken. Het is dus juist dit ‘hyper-individuele’ dat hun belet de vrijheid te bezitten om alternatieven te creeren voor de bestaande onderdrukking in arbeids-situaties, huwelijken enz .. Het is ongetwijfeld zo dat die nood aan privé-bezit, afstamt uit de onzekerheid die men heeft meegekregen, door de autoritaire opvoeding. Die fundamentele nood wordt dan ook in alle soorten media en kontakten bevestigd, en het lijkt aldus dat niets anders mogelijk is, dat het als het ware ‘eeuwig’ bestaan heeft, dat het als het ware bij de natuur vaa het menszijn behoort…

De vrijheid ten op zichte van de natuurelementen heeft vooral te maken met de kennis over die elementen. Wie bv. weet heeft van de samenstelling van de produkten die hij konsumeert, en ook weet heeft van de konstitutie van zijn lichaam, dat die produkten absorbeert, kan er zich beter tegen beschermen. Wie de kennis heeft over de nieuwe technologiën, kan zijn eigen produkten maken enz.
Wie ‘echt’ weet over de verknoeiing van ons milieu laat dit normalerwijze niet zomaar gebeuren enz..

Waar het georganiseerd overheids-geweld en de kontakten tussen de mensen onderling, hand in hand de onvrijheid van mensen vestigen, is zeker gelegen in de hele resem van stigmatiserings-processen, waar meer specifiek de volgende tekst over zal handelen. Het is het proces waarbij iemand wordt bedacht met het etiket ‘misdadiger’, of ‘psychiatrisch gestoord’, of ‘afwijkend’ enz… en die mede zorgen voor de uitstoting, de marginalizering van deze mensen. Het is duidelijk dat ons strafrechtsysteem hier een ontzettende verantwoordelijkheid draagt: eenmaal iemand voor de rechter is gesleurd, is zijn straf niet alleen diegene die de rechter uitspreekt, maar veeleer heel de reakties van de sociale omgeving, die hem bestempelen als een ‘misdadiger’ en hem vervolgens eventueel uitstoten…

Dit spel der kontakten dat men heeft met zijn direkte omgeving is zeer belangrijk voor eenieders leven. Het is in dit net van kontakten dat iemand zijn vrijheid kan realiseren. Door het feit dat die kontakten veelal zo besmet zijn door de waarden en normen die van bovenaf gedirigeerd zijn, zal ieder zich gelijkgestemde kontakten moeten zoeken, en blijven zoeken tot hij ze gevonden heeft. Om nog andere redenen zal het slechts via die kontakten met andere gelijkgestemden zijn, dat we onze eigen autenticiteit, onze eigen vrijheid, zullen kunnen waarmaken tegen de grijparmen in van het kapitalisme..

Sociale identiteit kneedt de individuele identiteit.?

In deze tekst gaan we op zoek naar de konsekwenties van die stigmatiseringsprocessen voor de individuele vrijheid. We maken daarom een onderscheid tussen iemands individuele identiteit en diens sociale identiteit. De sociale identiteit heeft betrekking op de ideeën die de direkte omgeving rond iemand heeft, met betrekking tot zijn persoon. De sociale identiteit heeft dan aldus te maken met de rol die deze omgeving aan het individu toekent, en deze rol zal verschillen naar gelang de omgeving waarin hij zich bevindt. Hij zal zo bv. vader zijn in de ene, zoon in de andere, werknemer in nog een andere, leider van een aktiegroep in een volgende. De sociale identiteit is als het ware het ‘totale imago’ dat de anderen, in een bepaalde situatie aan u toekent. Het is vanuit dit imago dat men verwachtingen, gedragspatronen enz… zal poneren ten overstaan van het individu. De sociale identiteit heeft nu betrekking op de verwerking van dit ‘ideeëngoed, dat anderen denken over hem, in een bepaalde situatie’ in de geest, in het beleven van dit individu. In dat opzicht is de sociale identiteit anders dan het zogenaamde Ueber-Ich van Freud, omdat het eerste veel konkreter is, meer situationeel gericht is. De sociale identiteit is ongetwijfeld gegrondvest in dit Ueber-Ich, maar is er nog verschillend van. Het Ueber-Ich is een term afkomstig van Freud, die ermee bedoelde, dat er door de opvoeding, en de voortdurende herhaling tijdens die opvoeding van gedragspatronen, en de normen en waarden als basis hiervan, een geweten groeit, dat het individu zijn heel leven zal meedragen. Het is dat geweten dat de mens schuldgevoelens bezorgt, als hij iets gedaan heeft dat ingaat tegen de aangeleerde normen en waarden. Het Ueber-Ich bevat dus een samensmelting van de basisnormen en -waarden die het samenleven in een maatschappij regelen. De sociale identiteit is nu iets wezenlijk anders. Het is de informatie die men doorheen de blikken, de woorden enz… krijgt van de anderen, omtrent zichzelf. Wat denken de anderen over u? Welke rol hebben ze u toebedacht? Wat zijn de verwachtingen ten overstaan van u? Die sociale identiteit is als het ware een omknelling, die enkel te doorbreken is door een sterke individuele identiteit.

De individuele identiteit heeft betrekking op het totale gevoel omtrent de manier dat men zichzelf ervaart. Het is de zelfdefinitie, heel het psychisch komplex van zelfvertrouwen, de fysieke kracht, de intellektuele en technische mogelijkheden, zijn ‘zich bevinden in de wereld’. Het is duidelijk dat beiden, de individuele en sociale identiteit, in een individueel beleven samenvallen en zelden apart gescheiden worden. Het is mijn hypothese nu dat in velerlei gevallen, bij gevallen dat ofwel de sociale identiteit verstoord wordt, ofwel de individuele identiteit verstoord wordt, de individuele identiteit de neiging heeft zich te kneden naar de sociale identiteit om het evenwicht te herstellen. Een sociale identiteit kan bv. verstoord worden door een stigmatisering tot misdadiger. De individuele identiteit wordt verstoord door bv. een depressie, een beenbreuk.

Op te merken valt dat die sociale identiteit dus in wezen een stigmatiseringsproces behelst. Terwijl in andere teksten stigmatisering vooral ter sprake wordt gebracht, bij het uitspreken van een negatief etiket, bv. gij zijt een misdadiger of een psychiatrisch gestoorde enz…, heeft sociale identiteit betrekking op het stigma, zij het positief, negatief, neutraal, dat eenieder van ons op zich geplakt krijgt, vanuit zijn omgeving. Iedereen heeft een sociale identiteit, een stigma, enkelen onder ons hebben een negatief stigma.

Vrijheid in deze termen gesteld, betekent dan het bevechten voor uzelf van een sociale identiteit, die overeenkomt met uw individuele identiteit… Want het interactieproces is zeer duidelijk merkbaar in beider begrippen. In de mate dat men zich ‘onweerstaanbaar’ kenbaar maakt aan de andere, ‘onkreukbaar’ informatie over zichzelf aan de andere bekendmaakt, in die mate zal ook het denken van die andere over u beïnvloed zijn door die ‘individuele identiteit’ van u.

Al de storingen uit iemands jeugdjaren, de zogenaamde ‘trauma’s’, verdrongen ervaringen die men niet kon verwerken en daarom het liefst van al ‘vergat’ … zijn in wezen gevechten geweest tussen iemands sociale en individuele identiteit. In een aantal gevallen is het inderdaad zo geweest, dat een individuele identiteit van een opgroeiende zich niet wenste te plooien naar de sociale identiteit, die zijn ouders en andere hen opdrongen. Ook nu spelen die gevechten zich nog af, eventueel symptomatisch vertaal in frustraties, schuldgevoelens omdat men de verwachtingen van de anderen niet kan inlossen… Daarom ook hier even tussendoor mijn kritiek op de psycho-analyse. Het is m.i. onjuist te geloven dat alles opgelost is met het trauma dat iemand opgelopen heeft op bv. de leeftijd van drie jaar toen hij van één ouders een heftige klap kreeg, en de agressie die hij toen niet kon uiten, door psycho-analyse te laten herbeleven, en aldus het individu het konflikt opnieuw te laten herbeleven, en deze keer te laten verwerken… Juist omdat de gevechten heden ten dage voor datzelfde individu onverminderd doorgaan. Men kan dan bv. binnen tien jaar opnieuw naar de psycho-analist gaan om al de trauma’s groot en klein, die men vandaag meemaakt, opnieuw in herinnering te laten brengen, ze opnieuw te laten herbeleven, en ze te verwerken. Hiervoor is het nodig dat een individu zich –met alle risiko’s vandien– op een zo mogelijk rationeel beredeneerde manier op het net van sociale relaties rond hem werpt, en een voor hem gunstige sociale identiteit afdwingt…

Heel de opvoeding in het kapitalisme is erop gericht die individuele identiteit te kraken ten voordele van een sociale identiteit. Eenmaal de trauma’s verwerkt zouden psychologen en psychiaters moeten afleren te knoeien met mensen. Ze zouden de mensen moeten zeggen voldoende vertrouwen te hebben in eigen krachten! Dit voortdurend manipuleren van krachten in zichzelf, betekent in feite steeds een ‘belediging’ voor die krachten, die veel vertrouwen dienen te genieten. Als we dit schema sociale versus individuele identiteit toepassen op de situatie psychiater-patient, komen we tot volgende vaststelling.
De psychiater geeft de patient de sociale identiteit van ‘hulpbehoevende’, de psychiater krijgt de sociale identiteit ‘magische helper, dokter’. In de klassieke psychiatrie merken we dat deze situatie veelal gaat leiden naar immobilisme, passiviteit van de patient.
De patienten worden overbezorgd gemaakt voor de eigen problemen, de eigen kwetsbaarheid. En het samenspel psychiater-verpleger in het ziekenhuis kontinueert dit door zo mogelijk alles uit handen te halen van de patienten… Zij duwen de patient in een passieve rol, waarna deze tot regressiviteit komt, het beeld van de ‘chronische patient’.

Hoe nu die ‘sociale identiteit’ veroveren, tot overeenstemming te brengen met de individuele identiteit? Het veronderstelt dat men er zich ‘ingooit’, en aldus bewust risico’s durft te nemens die tijdelijk konflikten en mislukkingen kunnen meebrengen, maar geen nood, het tij keert wel! Het betekent onmiddellijk te reageren op ongedane onrechten, het betekent onmiddellijke reacties te geven op gedane onrechten. Het houdt in nauwkeurige informatie te verstrekken over zichzelf aan de andere, zodat men deze als het ware ‘verplicht’ de sociale identiteit die hij jou verstrekt eventueel te korrigeren. Dit verplichten, zal geschieden in de mate dat men de boodschap indringend, en vol zelfvertrouwen laat weten. Eenmaal immers dat de sociale identiteit gunstig is, zit men in een zetel, om zijn individuele identiteit ongebreideld te laten openbloeien.
Bij een positieve stigmatisering, die overeenkomt met wat men wil zijn, kunnen de reacties van anderen een enorme hulpbron zijn om aktiviteiten te gaan ontplooien. Het onderstelt verder een diskussie met de anderen over de normen en waarden die zij hanteren, om u deze sociale identiteit te bezorgen.

Het stigma, de sociale identiteit wordt u echter bezorgd op diverse niveaus. Er is vooreerst de kleine groep van mensen met wìe men vertrouwelijk omgaat, geheimen meedeelt enz…
Ten tweede is er de groep van mensen die men regelmatig ontmoet, maar met dewelke men ‘formeler’ omgaat. Ten derde zijn er de vertegenwoordigers van de overheid, die de ‘officiële dragers’ zijn van de normen en waarden, zoals zij gepredikt worden door de overheid. Ten vierde is er de naamloze massa in de straat, die men dagelijks ontmoet, en die met hun blikken vaak veel dingen pogen te vertellen. Nu is volgens mij het tweede deel belangrijker dan het eerste, wat betreft de stigmatisering, wat betreft de sociale identiteit. De derde ontmoet men in frekwentie minder, en bij de vierde hult men zich toch ook maar weg achter een masker.
Het is de tweede groep die men ontmoet op het werk, en door het feit dat dit werk zoveel uren in beslag neemt, zal hier het basisgevecht moeten geleverd worden. Hoe niet langer de ‘sociale identiteit’ van arbeidskracht geplakt krijgen, maar dit te vervangen, door ‘volwaardig mens, die evenals iedereen meebeslist over wat er gaat geproduceerd worden enz…’ In de eerste groep zijn de kontakten’ bv. met de eigen vrouw dan weer te intens, om er veel aan te veranderen.

Er zijn hier natuurlijk oneindig veel bedenkingen mogelijk. Het aspekt ‘vrijheid geven’ wordt dan iemand in zijn individuele identeit respekteren, en hem of haar niet uw sociale identiteit, die gij over dit individu poogt te leggen, opdringen…

Opnieuw kunnen wij hier eindigen met de bedenking dat het in een aantal gevallen het best zal zijn voor een individu dat hij zich een omgeving zoekt, met gelijkgestemde mensen, die hem een sociale identiteit bezorgen, die overeenkomt met zijn individuele identiteit. De andere oplossing is dan in zijn omgeving, waarin men nu verkeert het gevecht aan te gaan indien men dit ‘onbehagen’ voelt dat er iets loos is. Het is duidelijk dat eenieders doorgeven van sociale identiteit aan anderen, geconditioneerd wordt door de normen en waarden die de vertegenwoordigers van de overheid steeds opnieuw bevestigen, en die we in onze opvoeding hebben meegekregen. Een andere vorm van aktie tegen deze voortdurende bevestiging van normen en waarden, is tegengeluiden laten horen, die voorzeker kunnen helpen ook in de diskussies met de eigen omgeving, de diskussies omtrent het gebruik van hun normen en waarden in het poneren van een sociale identiteit… De ultieme oplossing is natuurlijk als we die overheid konden doen stoppen met het verspreiden van hun normen en waarden, van hun onderdrukkende wijze van regeren, waardoor zo massaal sociale identiteiten kwistig worden rondgedeeld … Maar zelfs na de revolutie zullen er nog velen blijven zitten met in hun kop … dezelfde normen en waarden, waardoor men mensen die men alszijnde ‘anders’ beschouwt, ook als ‘anders’ gaat behandelen.

Interludium

Tussen dit mitrailleur-geweld van woorden nu enkele poëtische mijmeringen, vanuit de plaats waar dit boek tot stand kwam. Het is een plaats temidden van, zoals u zult merken, ‘pure natuur’.

Zacht betasten je ogen de zachte vormen die ze zomaar toont. Niet opdringerig, heel natuurlijk is deze natuur. Een vlaag nevel zoekt rustig een weg tussen de beboste bergflanken, en je hoopt dat die mist in jou hersenen ook ooit eens een weg zoekt naar buiten. Die rust, dat stilstaan, eeuwig mediteren van die bomen tegen die berg, met aan hun voeten dat gedeisde wandelen van dat water, van die samengebalde nattigheid hop naar zee, Om dan weer terug te keren in de vorm van zo’n witte nevel-tros, geplakt tegen die bomen, weer te condenseren, terug hop de beek in.

In deze rust is liefde, is er stromende stilte. Vloeiend niet alleen de nevel die de berg en de bomen kust, niet alleen de grijswitte luchtlagen die zakken, niet alleen het vocht dat zich via die soepele grassprietjes door je schoen en kous betast, maar vooral die samensmelting van je eigen rust en dit hart van de natuur. Zo stil, zo blij, zo pasgewassen voel je je dicht bij dit alles, dat er een ademhaling door je hele lijf trekt, die je nooit bij jezelf hebt gevoeld. Teder komt die nevel ook naar jou toe, maar je bent te ver, domme stadsmens, je wou dat het er was, maar je bent nog mijlenver van dit orgastisch opgaan in deze prachtige dingen, die zij je hier zomaar brutaal offreert. Je kan haar inademenen, je kan haar beeltenis in jou opnemen, je kan haar geluiden achter je trommelvlies pogen vast te houden, je kan d’r geuren pogen te benoemen, zodat je ze straks nog kunt herinneren, je kan het pigment op je tong dronken maken, maar wat kan je terugbieden? Enkel een vermoeide blik met een bleek aangezicht, en voor je ’t weet rolt er een krakende zucht uit, waar heel onze konsunmptiemaatschappij haar verhaal vertelt. Alles is stromend hier, behalve de golf die voorbij jezelf moet.

Het zwaaien van de bomen, en het dalen van de bergen lijken zuiver, Ginds zullen reeën lopen, te midden misschien wel van een zucht everzwijnen. Achter ons kabbelen die duizenden moleculen water rustig, op eigen ritme, haast zwijgzaam naar zee toe. Ze fluisteren iets dat mensen-oren al lang niet meer verstaan. De dauw maakt het papier vochtig, doch geolied knipperen de vingeren woorden op het donzig papier. Boven uit de dalen suizen glijdende autobanden heenwaarts, en ver onder het hemeldek ronkt zo’n piloot wat onweerachtig. Parkieten antwoorden het zachte kabbelen, en wuiven de slapende zon goede reis. Hele kleine vliegjes dwarrelen wat op en neer en lijken dingen te willen vertellen. De dauw die er vanmorgen ook al was, legt weer haar fris deken om mij heen. De zon legt nog wat rood-fluwelen kleuren neer, boven die donkergroene hoge bomen en alles lijkt wat groenblauw te worden. Fluwelen donzige stilte en rust, de lucht om je heen draagt je… De waarheid is hier in Conques, ze zit onzichtbaar tussen al die beelden die zo zacht zich in mijn geest innestelen. Alleen is die geest zo gepollueerd met stinkende stress, vieze alkohol, duivelse hebzucht, verdwijnende angsten. Ach kon ik mij hier te drijven leggen tussen deze dalen en herten, tussen dons en lucht, tussen semois en roodzon, tussen dartelvlieg en glooihelling.

In het sluiten van dit decor, in dit doven van de natuurlampen, in dit enkel hoorbaar, voelbaar, maar niet zichtbaar kontakt met alles wat rond je gebeurt, voel ik me dichter bij mezelf. Ik voel dat ik nog moeilijk in mezelf pas, omdat ik tot nog toe teveel geleefd heb alsof ikzelf er niet was. Ik ben jaloers op die sterke vogel die voor mijn ogen wegfladdert, omdat die duidelijk wel bij zichzelf is. De mensen hebben teveel mogelijkheden om van zich weg te praten, te lopen, te werken. Pijn of angst willen ze niet meer voelen, een nieuw ik wordt gebouwd in deze konsumerende maatschappij, maar dit ik past niet meer in hun eigenste, autentieke ik. Zo ook ik. Ik heb zonder mezelf geleefd, mezelf verraden soms, altijd maar voort rennend achter iets dat nog zover weg is, dat ik er mij misschien wel gedeeltelijk bij verloren heb. In die donkergrijze visioenaffaire, die zich hier voor mij afrolt, die levensecht is, en waar ik de natuur hoor praten tegen mij, tegen mijn lijf, mijn voelen, ben ik na jaren nog eens wat in mezelf gekropen. Mijn denken, mijn gevoelens, mij buik, mijn ribben, mijn tasten, mijn grijpen is wat uiteen gegroeid en het voelt stram aan, het voelt stram aan.

Wederom is weer alles voorbij: De show is over, ieder gaat naar huis. De koplampen van de vrachtwagens op de weg in de verte worden duidelijker en geler. Het groen van daarstraks wordt blauwzwarter. Lichter eigenlijk door die nevel, maar dat is slechts tijdelijke schijn. Ook in de lucht worden de wolkjes wat donkerder, en dit heeft heus niks te maken met die donkere regenwolken die je overdag ziet. Het slurpen van de semois wordt indringender, en de andere geluiden wat stiller. Een voor een lijkt alles te verdwijnen niet door vlucht, maar het lost zichzelf op. Van die beboste berg blijven enkel nog de vormen imponerend naar jou toekomen. De vertoning is weer 9 uren opgeschort. De lucht komt omlaag, de nevels worden dikker en alles wordt intiemer.

PART 9. Politieke, muzikale en geestelijke leiders.

Vroegere filosofen zoals J.J.Rousseau (niet de J.R. uit je-weet-wel<ref>Noot editor: bedoeld wordt de TV-serie ‘Dallas’ over Texaanse oliebaronnen</ref>) hadden erop gewezen dat er bij het eerste sanenleven van mensen een soort van maatschappelijk kontrakt was opgemaakt, om dit samenleven mogelijk te maken. Dit maatschappelijk kontrakt behelsde een aantal onderlinge afspraken, en aldus stond men een aantal van zijn vrijheden gedeeltelijk af, om een vrijheid in het samenleven mogelijk te maken. Deze filosofen wezen er op dat het nooit de bedoeling geweest van zo’n maatschappelijk kontrakt, om zomaar alle vrijheid uit handen te geven. Slechts deze vrijheid werd afgegeven, die nodig was om te kunnen samenleven, niet meer dan dat.. In deze tijden zien we dat er zowel op ekonomisch als op politiek vlak leiders ons bevelen geven, zonder enige vorm van controle door degenen, aan wie de bevelen gericht zijn. Er zijn echter ook nog de muzikale en de geestelijke leiders…

Opmerkelijk is het vooreerst de linken vast te stellen tussen de politieke en de muzikale leiders. Er is een duidelijke link, gelijkenis te leggen tussen de manieren dat beide propaganda maken voor eenzelfde levensstijl. Een politicus organizeert zijn verkiezingskampagne met als basisgegeven de familiefoto, en een van de voornaamste dingen die hij in de slogans wil zeggen is dat hij van de mensen houdt en alles voor ze wil gaan doen. Ook de geliefde zanger van het doorsnee publiek heeft een onbesproken relatiepatroon, en behandelt in zijn liedjesteksten de gehechtheid aan de ultieme relatie. Soms zingt de zanger over zijn onvermogen om aan de verwachtingen te voldoen. Bv. ten tijde dat zijn geliefde de piste neemt. Beiden, de politicus en de zanger, worden aan het publiek in grote posters ter verering aangeboden, en hun succes wordt als een bewijs gesteld dat ze gelijk hebben. Beiden nemen in zich op, de normen en waarden die de ‘gemiddelde modelbewoner’ zou moeten hebben. Beide ‘types’ worden dan ook met veel enthoesiasme door de industrie gesponsord. De kenmerken van dit ‘modeltype’ zijn al genoegzaam bekend: hij voelt de drang naar de ultieme, unieke relatie, die hem de dromen in vervulling zal doen gaan, en hij verlangt een werksituatie via dewelke hij al de dingen zal kunnen kopen die hem zijn resterende dromen in vervullen zullen doen gaan. Beiden tonen de burger waar hij naar te streven heeft, en beiden omringen dit ‘ideaal’ met veel glamour, succes en geluk.

Zowel de politicus als de popvedette zijn op een ondemokratische wijze verkozen. Er moet ‘gestemd’ worden voor de politicus, en de plaat van de vedette moet worden ‘verkocht’, ten einde hij in de hitparade terechtkomt. Ten eerste is er in beider geval slechts zo’n beperkt aanbod van kandidaten, dat via de ongelijke verdeling van de middelen om een kampagne te voeren, voldoende fondsen heeft om dit te doen.
Ten tweede zijn er de eigen ‘snufjes’ aan zowel de samenstelling van de hitparade, als aan de verkiezing tot parlementariër, die het demokratisch gehalte als zodanig te niet doet. In de Amerikaanse verkiezingen bijvoorbeeld gaan de totale zetels die er in een staat te verdienen vallen, allemaal per staat naar één en dezelfde kandidaat die er het meeste stemmen haalt. Dit maakt dat slechts de twee grote partijen een kans maken, en in de jongste verkiezingen is het steeds zo geweest dat de Tri-laterale Kommissie (een venootschap, waarin industrielen, vakbondsfunktionarissen en politici, regelmatig bijeenkomsten organiseren), steeds een pion van haar als lijsttrekker van de twee grootste partijen kon naarvoor schuiven! In België is de bescherming van de volgorde op de verkiezingslijsten een ongelooflijke farce. Deze volgorde is zo goed beschermd (dit doordat de lijststemmen steeds aan de voorkeurstemmen worden toegevoegd in volgorde dat men op de lijst staat: n°1 krijgt zoveel lijststemmen achter zijn naam tot hij eventueel er voldoende heeft verzameld om verkozen te worden, de resterende lijststemmen gaan naar de N°2 op de lijst, tot die er voldoende heeft, en zo verder, tot het aantal zetels dat de partij in dat kieskanton verwierf verdeeld zijn) dat het in de geschiedenis van het Belgisch parlement sinds 1830 nog maar 10 keer is voorgekomen dat er een wisseling kwam in de volgorde. (Dit kan gebeuren als er een extreem aantal voorkeurstemmen aan één kandidaat gegeven wordt, en er zodoende weinig lijststemmen zijn. Dit was het geval met Tindemans in 1976 in het kieskanton Antwerpen toen de lijstvolgorde tweemaal doorbroken werd. Dat betekent dat als de CVP in het kieskanton Antwerpen bijvoorbeeld 6 zetels wint, dat dan bv. de nummers 1 tot 4 op de lijst verkozen zijn en ook de nummers 7 en 8 bijvoorbeeld.) Dit te samen met het feit dat er traditioneel slechts een verschuiving is van 1/5 van de kiezers (Dit wil zeggen dat 20% van de kiezers voor een andere partij kiezen.), leert ons dat liefst 80% van de Belgische parlementarische zetels al op voorhand vaststaan zonder dat er moet gestemd worden.
(Dit wil zeggen dat als u op de lijst van de CVP op N°4 staat bijvoorbeeld in een bepaald kieskanton, Ea de CVP heeft in uw kieskanton de vorige keer 4 zetels behaald, dan hebt u 80% kans dat u bij deze verkiezing in het parlement terechtkomt.!) Over de samenstelling van hitparades zullen we maar best zwijgen…

Beide, de politicus en de popvedette hebben nog een heel belangrijke funktie. De eerste, de politicus, moet voortdurend de indruk kunnen geven dat alles OK is en dat alle moeilijkheden onder controle zijn. Hij funktioneert zowat als de kop van de jut, waartegen alle aktiegroepen kunmnen tegenaan beuken. Het is zijn voornaamste funktie, de ongenoegens van de onderdanen in ontvangst nemen, naar hun argumenten te luisteren en te proberen in een soort algemene konsensus alle problemen zoveel mogelijk een oplossing te geven. Zo verhindert hij dat de mensen de werkelijke vijanden aanvallen. Bv. In het kernenergiedebat zit de ‘echte vijand’ niet in het ministerie van Ekonomische Zaken, maar wel in de kantoren van de Société General. Zelfs in de niet-diktatoriale staten moet de hoogste politicus een ‘sterke man’ zijn. Hij beschikt echter wel over mechanismen die de juiste probleemformuleringen bij hem doen terechtkomen, en die de problemen die de kern van het kapitalisme raken onder de grond stoppen. Bv. Op gemeentelijk vlak funktioneren adviesraden die de burgemeester adviseren op vlak van jeugdproblemen, kultuurproblemen enz… Die adviesraden zijn veelal in handen, of onder controle van de partijen die de meerderheid uitmaken van de gemeenteraad. Daardoor werken die adviesraden filterend wat het aandragen van problemen betreft. Problemen waar de politici met enige kans op succes iets aan zullen kunnen doen, zullen zij te berde brengen, de anderen zullen in hun bureaucratisch orgaan (algemene vergadering, raad van beheer enz…) verstikt worden. Ook de popvedette geeft aan het leven een vrolijke noot. Hij geeft een publieke stem aan de problemen die in het kapitalisme opduiken. Vooral houdt hij zich bezig met de emotionele problemen. Bv. de problemen van de puberteit, met de drang naar de audere sexe die zo schuldvol en verward verloopt. Zo helpt bv. de film ‘Grease’ een hele generatie jongeren naar het beloofde land van het unieke, misschien wel eeuwige lief… Ook een film als ‘Kramer versus Kramer’ vervult zo’n funktie; Het een hart onder de riem steken van diegenen die met echtscheidingsproblemen te maken hebben… Aan alle probleemtoestanden op emotioneel vlak wordt een oplossing voorgeschoteld die steeds opnieuw naar een nieuwe unieke relatie leidt. Zelden komt men tot een probleemformulering over wat er in deze samenleving aan het manklopen is betreffende de emotionele problemen. Alles wordt boeiend gemaakt, en beperkt tot een individueel geval, en een individuele doorleving van het probleem. De mens die lijdt is een interessant thema voor een film, een roman, een liedje. Maar waarom lijdt hij? Wat loopt er fundamenteel fout? Dit soort vragen toedekken, de stille wenk dat het allemaal OK is en blijft, we ‘lijden’ er allemaal aan, ‘t zal wel aan de tijd liggen, een ’modeverschijnsel’ of zoiets…, dat is de funktie van onze muzikale leiders. (Niet alleen de muzikale leiders: in feite heel de amusementsindustrie, die steeds gelijklopend met de ekonomische situatie inhoudelijke boodschappen overbrengt…) Er zijn natuurlijk zeker figuren in de muziekbusiness die de problemen wel stellen in al hun naakte kilte, maar die krijgen dan ook nooit een voet aan de grond bij het doorsnee publiek, dat overspoeld wordt met het hersenloze gewauwel… We denken hierbij‚ en brengen hulde aan Kevin Coyne, Dagmar Krause, Peter Hammill, Johnny Rotten…

In schril kontrast met het belang van de popmuziek is de behandeling van de straat-muzikant in deze kultuur. In de grote steden zoals Brussel, Parijs, Amsterdam ziet men de straatmuzikanten liever gaan dan komen, en doet men hen veelal ook gaan. Het lied in de straat gezongen door iemand, en niet door een geprogrammeerde juke-box of radio, heeft in zichzelf iets indringends haast revolutionairs… Men moet de straat eerst eens goed bezien. Zwijgzame mensen lopen naast mekaar door, zonder herkenningstekens, verbindingsignalen naar mekaar, holder de bolder van hier naar daar, en terug. En dan plots staat daar een straatmuzikant die iets zegt, iets zingt, dat eenieder kan horen. Het brengt een ongewoon geluid in de straat, vooral als hij iets zegt dat eenieder kan horen. Het effekt vermindert als de liedjes louter instrumentaal zijn. Het gesproken woord vooral, en ook het gezongen woord, heeft iets ‘gevaarlijks’ over zich, omdat het de stilte, of de geprogrammeerde, computerachtige muziek doorbreekt.
De straatmuzikant doet de stilte van voorheen aanvoelen. Op zich heeft hij iets ‘vrij’ in zich, dat blijkbaar niet kan getolereerd worden. Als voorwaarde stellen we natuurlijk dat hij iets ‘persoonlijks’ brengt, ofwel eigen muziek, ofwel op een persoonlijke manier andermans muziek brengen. Het louter naspelen, het kommercieel behandelen van muziek, daar gaat het hier niet over. Ook betreffende de werksituatie is de straatmuzikant natuurlijk niet te pruimen door de machthebbers. Hier staat iemand zijn brood te verdienen met eigen gezangen, eigen werkuren, en zonder belastingen te betalen… In de mate dat hij zijn eigen persoonlijkheid kan leggen in liedjes, en bindteksten staat hij daar op die straat als een soort vrijheidsideaal, dat wel eens aanstekelijk zou kunnen werken… En in de mate dat hij er tekstueel over rapporteert in zijn gezangen, is het hek natuurlijk helemaal van de dam. De straatmuzikant word tussen haakjes van de straat weggejaagd op beschuldiging van bedelarij… En wat doen de grote multinationals dan met hun grote aanplakborden langs de weg, anders dan de konsumenten te bedelen hun produkten te verkopen?

Politici leggen de mensen uit wat ze moeten denken, de muziekindustrie legt het er blijkbaar op aan die denkwereld helemaal te vullen met muziek, en liefst nog met ‘muzak’ die de mensen helemaal suf maakt. Iedereen zou beter vanaf morgen zelf zijn eigen muziek beginnen te maken, en er persoonlijk in uitdrukken wat hij voelt, dan steeds opnieuw die teksten na te lippen die de industrie hem via de ‘hits’ binnenlepelt… De nalippers geloven immers na verloop van tijd echt, dat zij de teksten aan het zeggen zijn, die in feite door hun favoriet gezongen wordt, en dat deze teksten hun eigen problemen bezingen… Is dit nu manipulatie of niet?

Een soortgelijke diskussie gaan we nu inzetten omtrent de ‘geestelijke leiders’. De opvattingen over religie zijn onder te verdelen in twee uiteenlopende richtingen. Ten eerste is er het kerkelijke, devote. Het rechtstreeks aanbidden van een beeld, dat de goddelijkheid symboliseert. Er is dus een konkrete Godheid in het heelal, die men aanbidt om diverse redenen. Ten tweede is er echter de opvatting, het idee dat men zichzelf als een kosmische godheid beschouwt. Men voelt in zichzelf een kosmisch, orgastisch gevoel, een vloeiend worden, waarbij men heel de wereld in zijn binnenste beleeft, en zich vervolgens één voelt met die kosmos. Tussendoor een merkwaardige vaststelling in verband met dat kosmisch, orgastisch gevoel. Het is namelijk zo dat bij het begin en het einde van iemands leven er zo’n kosmisch gevoel aanwezig is. Bij de konceptie beleven man en vrouw zo’n orgasme (de vrouw toch soms/meestal (de lezer mag zelf schrappen)) en als we de ideeën mogen geloven van hen die zich bezighouden met theorieën omtrent dit prenatale bestaan van de foetus, (o.a. Dr Peerbolte uit Nederland) dan is er in die eerste momenten, terwijl de bevruchting geschiedt, bij de foetus een kosmisch al-bewustzijn aanwezig. Er zijn nu ook aanduidingen aanwezig dat wanneer mensen sterven, bij het wegtrekken van de zuurstof uit de hersenen, een soortgelijk orgastisch, dronkemansgevoel optreedt. (Ook bij alkoholverbruik ontstaat de zweverige roes, doordat er minder zuurstof in de hersenen aanwezig is.)

Wat ervaart iemand die bidt tot zijn Godheid? (de eerste opvatting dus over religiositeit) Het gaat duidelijk niet louter om het opvolgen van bevelen die God doorgegeven heeft van pausen, naar bisschoppen naar priesters. Het gaat meer om het beleven van o.a. relaties met mekaar. Het idee van de feestmaaltijd, samen op de kollektieve weg naar het betere, de vertaling van een individuele hoop tijdens de bedevaart, er is de kapstok waaraan men zich vastklampt als het minder goed gaat. Er is dus een vervloeiing merkbaar van het beleven van de dingen, naar de verering van een konkrete richtinggevende godheid.

In de tweede opvatting is het helemaal een beleven, en hier is geen verwijzing naar een konkrete Godheid, omdat men zichzelf gelijkschakelt met die Godheid: men beleeft het kosmische in zichzelf.

Wat zijn nu in ‘t kort mijn kritieken op de eerste opvatting. Ten eerste de funktie die de Kerk heeft in het ’troosten’ van mensen. Als het ware gebeurdt er een kanalisering van revolutionair vuur, van gevoelens van opstand, naar een verzoenende situatie: nu zijn we aan ‘t lijden, maar zalig diegene die lijdt, want hem wacht het hemelrijk Gods… De mensen werden geleerd dat er troost kon gezocht worden bij de Heilige Maagd Maria, en dat Sinte Pieter ondertussen al rijstpap aan ’t klaarmaken was… Deze aardse werkelijkheid betekende in feite niks meer dan een hoopje stof en as, en we moesten ons allemaal maar in een ’verzoenende houding’ klaarmaken voor de grote rijstpapfuif… Mijn kritiek is, dat het unfair is, mensen argumenten diets te maken, en je daarbij te beroepen op een Godheid. Het is unfair omdat die argumenten doorheen de eeuwen zodanig geevolueerd zijn, dat ze nagenoeg helemaal veranderd zijn. De maatschappelijke kontekst is nu eenmaal helemaal veranderd, en daarom hebben de woorden van de bijbel nu een heel andere betekenis dan toen…
Martin Buber heeft er trouwens op gewezen dat de bijbel door de eeuwen heen diverse vertalingen heeft ondergaan, en dat de huidige vertaling, die verspreid wordt door de Kerk een op zijn mindst gezegd, een ‘aangepaste’ vertaling is… Trouwens de Jezus-figuur was in zijn tijd een rebelfiguur, iemand die huichelarijen aanklaagde, korruptie bespotte van de kooplieden, en de farizeeërs (de priesters in die tijd) bestreed! De kerkelijke instanties nu leggen in tegendeel alle nadruk op nederigheid, en op het schuldgevoel enz… De oorspronkelijke maaltijden waar de heer Jezus het brood brak, lijken mij ‘feest’-maaltijden geweest te zijn, naar de tekeningen betreffende het ‘Laatste Avondmaal’ te zien, terwijl de H.Mis nu een doffe, dorstige, hongerige ellende is, waarbij geen mens zich durft verroeren, of de heer priester één woord tegenspreken als die aan zijn wekelijks sermoen begint… Christus was een rebelfiguur, en de eerste christenen waren kommuisten, terwijl men nu dezelfde grond-houdingen en ideeën, als heidens veroordeelt!

Die zogenaamde Katholieke Kerk zou eens moeten ophouden met de mensen van jongs af aan zo op te voeden, en in het gareel te laten lopen. Ikzelf heb ook van mijn 10 tot mijn 12 jaar als misdienaar wekelijks de ‘mis gediend’. Ze noemen pedofilie een misdaad, omdat een oudere man een jongere probeert liefde te geven. Maar jonge mensen die van niks weten zo uren in de kerk te laten zitten voor het ‘schone oog’ van de volwassenen: je weet-wel die kinderlijke eenvoud die zo mooi past bij die devotie voor maria en jozef, dat is in mijn ogen pas echte misdaad!

Wat me daarentegen bij de tweede opvatting over het ‘kosmische beleven’ beter aanstaat, is dat het hier gevoelens betreft die helemaal uit jezelf komen. Het is als het ware een hele intense, innerlijke beleving. Leuk is de identificatie met het heelal, met alles wat er bestaat, en niet louter met een natie of een beeld. Dit doet je niet zoals in de kerk voelen dat je eigenlijk niets bent, klein, eigenlijk niet waard dat je leeft enz… Door een kosmische beleving kan je je eigen mogelijkheden vloeiender beleven. Met die kosmos in je buik kan je misschien je eigen remmingen doorbreken, en de analogie met alkoholdrinken en druggebruik zijn wat de effekten betreft gemakkelijk te leggen. Bij het beleven van het ‘kosmisch gevoel’, zonder die hulp-middelen, komt alles uit eigen kracht…

De architektuur in de kosmische denkwereld wil grote kamers scheppen. Dit in kontradiktie met de muren in de doorsnee huizen die nogal belemmerend kunnen werken, door hun te dichte nabijheid, de te kleine kamers…

Kosmisch zijn, betekent dat je je eigen godheid bent. Het is de totale overwinning van binnen tegen buiten, van de individuele identiteit tegen… al de rest…

PART 10. Aktie

Volgende stellingen komen in dit hoofdstuk aan bod.

  1. De inhoud van een aktie is steeds te analyseren in de volgende elementen: het doel, de middelen die men gebruikt om dit doel te bereiken, en de tegen-middelen die de ‘vijand’ gebruikt.
  2. Neemt men als doel van de aktie steeds opnieuw het ‘verdedigen van de stellingen die men op de vijand heeft gewonnen’, dan is dit op langere termijn niet vol te houden. De beste verdediging is de aanval, zegt men in voetbaltermen. Aktie moet ook geleid zijn door een alternatief op de wantoestanden die men hekelt. Utopisch denken, en een realistische aanpak moeten elk hun fuktie vervullen.
  3. In de middelen die men aanwendt om een aktie te doen slagen, moet steeds een glimp waar te nemen te zijn van het doel, dat men wil bereiken. Steeds moet er hierbij een eenheid zijn tussen de ernst van het doel, en de ernst van de gebruikte middelen. Deze verhouding tussen beiden, moet voor iedereen direkt begrijpbaar zijn. Op dat ogenblik kunnen we vermijden van ‘gekriminaliseerd’ te worden door de burgerlijke pers en rechters. Deze stelling eist tevens dat aktie een levensstijl wordt, en niet louter beperkt blijft tot die ene act.
  4. De volle aandacht moet er zijn voor het zogenaamde ‘kriminaliseringsproces’, waarmee de ‘moral entrepeneurs’ in deze samenleving (zij die de normen en waarden uitspreken en daden die over de schreef gaan veroordelen)‚ zoals de media, de rechters, zullen pogen een bepaalde daad te ontdoen van zijn politiek karakter en het zullen willen klasseren als een ‘ordinaire misdaad’.
  5. Het is fout om tijdens een aktie beroep te doen op de meerderheid van de bevolking, omdat de demokratie, zelfs in ons parlementaire België niet werkt.
  6. Ten tijde van de keuze voor of tegen geweld is een nauwkeurige analyse vereist van de situatie in dewelke men geweld wilt aanwenden. Hypokriet is het zich radikaal tegen het gebruik van geweld uit te spreken. Dit is onjuist omdat het samenleven in onze westerse samenleving nu eenmaal gebaseerd is op het gebruik van geweld. Evenzeer is het zeker dat men ’de andere mensen die rond dit onderwerp aan het aktie voeren zijn, niet voor het hoofd mag stoten, en er steeds overleg moet blijven.
  7. In een aktie moet de druk die men wil uitoefenen gericht zijn op de ‘echte vijand’, en niet op de kop van de jut. Bv. de politici en de politie vervullen in een aantal gevallen de funktie va1 de slagen te moeten opvangen, in ‘opdracht’ van de echte vijanden.
  8. Als men akties wil voeren op langere termijn, moet men zorgen dat men individueel niet binnen de grijparmen valt van het kapitalisme. Dit kan gebeuren door de ‘kriminaliseringsmechanismen’, maar zoals reeds gesteld zijn er diverse korrektie- en rekuperatiemechanismen werkzaam.
  9. Ten tijde van massale akties moet er steeds dialoog blijven tussen allen die akties willen voeren. Steeds moet het zwaartepunt blijven op de kleinere, autonome groepen, om tot een maximum van creativiteit en verbeelding te blijven komen. Van het ogenblik dat het zwaartepunt komt te liggen op het ‘Centrale Aktiekomité’, zal de aktie vrijwel zeker uitdoven, omdat mensen zich er nooit zullen bij goed voelen, als er disciplinering van hen wordt geëist. Dialoog is echter de eerste vereiste tussen de diverse autonome groepen willen ze rond hetzelfde onderwerp aktievoeren en suksessen behalen..

Een hele boterham ..

We zullen als we over aktie spreken vertrekken van volgend schema: ten eerste het doel waarvoor men aktie voert; ten tweede de middelen die men gebruikt om dit doel te bereiken; ten derde de tegen-middelen die de vijand gebruikt.
De middelen die men gebruikt kunnen opnieuw worden gesplitst in volgende vier elementen: ten eerste de beargumentering van het doel; ten tweede de manieren om deze argumenten te verspreiden; ten derde de pressie, de druk die wordt uitgeoefend op de ‘vijand’ om te zwichten; ten vierde het individu, of de groep die de aktie uitvoert. In de tegen-middelen van de vijand zullen we vooral aandacht hebben voor de ‘kriminaliserings-mechanismen’ waarop de vijand zal beroep doen, als er akties komen die gevaarlijk dreigen te worden. In de formulering van het doel staat de diskussie rond totaalkritiek opnieuw centraal. Het is uiteindelijk de kombinatie van deze drie dingen: de gebruikte middelen versus de gebruikte tegen-middelen en deze gecentreerd rond een bepaald doel dat men wil bereiken dat het verloop van de aktie zal bepalen.

We starten bij het ‘individu of de groep die de aktie uitvoert’. We zullen het hier ondermeer hebben over de groepsprocessen die zich in een aktiegroep afspelen, met speciale aandacht voor het ‘feestelement’. Verder moet aktie een ‘levensstijl’ worden voor diegenen, die aan aktie willen doen.

Het protest moet een ‘wav of living’ zijn, en daarom ontdaan worden van zijn louter negatieve destruktieve elementen. Het aktie-element is aldus helemaal in je persoonlijkheid ingebouwd, en dit heeft belangrijke konsekwenties zowel naar de ‘creatie’ als naar de ‘destruktie’. Ik heb het hier vooral tegen het imago van zovele aktievoerders, die enkel negativisme uitstralen. Er moet ook in je levenswijze een alternatief merkbaar zijn, bv in je omgang met anderen, met de mensen die je wilt overtuigen, met de mensen met wie je in de aktiegroepen samenwerkt. Als je bv. met de mensen met wie je samenwerkt geen ‘emotionele band’ kunt creeëren –en ieder interpreteert dat volgens zijn eigen geaardheid; de ene uit zich emotioneel als hij ruw is, de andere wil teder zijn, nog anderen vinden dat emotionaliteit synoniem is met gezelligheid, humor in de groep enz…– en je hen als het ware louter gebruikt voor het doel van de aktie, zul je merken dat deze mensen nauwelijks zullen kunmnen geloven wat je hen in die ‘papieren theorieën’ verkoopt. Veelal zoeken mensen immers linkse aktie-groepen op, om deels in kontakt te komen met mensen die op een toffere, kritischer manier denken en leven. Iedereen selecteert zichzelf gelijkgestemde mensen om mee om te gaan, en toetreden tot een aktiegroep, kan zoiets als motief hebben. Als jij roept voor het socialisme, maar in de omgang met je medestrijders ben je eigenlijk ‘kapitalistisch’, omdat je deze mensen gebruikt, dan klinken al die socialistische theorieën hol en dof.

Socialisme is meer iets dat je moet voelen dan weten. Daarom sta ik persoonlijk zo huiverig tegen die mensen die steeds opnieuw met de nieuwste theorieën van Guattari, Foucault enz. komen aandraven. Socialisme ben je in de eerste plaats zelf, in je voelen, je vrijen, je praten, je denken, je werken enz… Dat is het. socialisme dat mij in de eerste plaats interesseert en niet die onverstaanbare theorieën van de nieuwste ‘neon’-marxisten. Socialisme is de dagelijkse praktijk van mensen, die gewone dingen doen. Dat voelen moet het praten over socialisme begeleiden. Tijdens dit praten erover overtuig je waarschijnlijk meer de mensen door de manier dat je naar ze kijkt, met de liefde die je voor de mensen uitstraalt… Als je niet houdt van de mensen stop dan met je gebazel over socialisme…

In die levensstijl is het dus –zoals reeds eerder geschreven in dit boek– belangrijk zich niet te laten rekupereren en te korrigeren…
Noodzakelijk is het dat men voor zichzelf alternatieve projecten kan bedenken, om in te leven, om niet in die ideologische pletmolen terecht te komen. Deze pletmolen laat weinigen onveranderd… Hoe kan je trouwens praten over socialisme als jezelf kaderlid of hoofdarbeider bent, verbonden aan een of andere instelling. Men glijdt langzaam binnen in de konsumptie-tempel en de ‘dream is over’. Langzaam begint men te geloven in die konsumptie-legitimatie van het systeem, –Dit wil zeggen, dat men door zijn eigen komfortabele ekonomische positie, zich de nodige konsumptie-artikelen kan veroorloven, waarbij men er in gaat geloven dat het ‘liberale ekonomische stelsel toch goed voor zijn mensen zorgt…’– en de idee over vrijheid, wordt herleid tot een zich goed voelen. Het is dit van zich goed te voelen, in zijn volle passiviteit, –men zorgt goed voor mij…– dat onmiddellijk te beinvloeden is door de industrie met zijn reklame voor meer konsumptie…

Die interesse voor de eigen levensstijl en het eigen leven, zal er ook voor zorgen dat het ‘zwaarmoedig gevoel’ kan omzeild worden, dat velen van ons telkens opnieuw overvalt als een bepaalde aktie niet gelukt, niet gehoord werd enz… Men moet het deels als een overwinning zien als een hoop mensen mekaar gevonden hebben ten tijde van een aktie, en ‘gezellig’ –iedereen maakt er weer zijn eigen interpretatie van: voor de ene is gezelligheid het ‘punkfeest’, voor de anderen het kampvuur enz…– bij mekaar het systeem hebben geattakeerd, het ‘andere geluid’ hebben doen klinken. Tegen de onderdrukking, die men ervaart in het eigen leven, moet men zich verzetten, door o.a. het eigen leven als een feest trachten te doen verlopen. Individueel moet het leven dus als een feest verlopen en alle bedreigingen die zulks in de weg plegen te staan dienen feestelijk uitgelachen te worden. Het ‘feestelement’ heeft iets bijzonders autentiek omdat het de mensen ‘levend’ bij mekaar brengt. Daarom moet er ook al feestend aktie gevoerd worden. Het is een aktie op zich als men tegen het dorre, vervreemde kapitalisme in, al feestend aktie voert… En ieder interpreteert dit ‘feest’ in zijn eigen situatie, binnen zijn eigen voorkeur…

Aktie moet aldus in het verlengde liggen van je eigen voelen en denken, en zo stap je tegelijk af van een eventuele’ ‘ik—inflatie’, waaraan zovele linkse kameraden te lijden hebben. Namelijk zij weten het, en de anderen dienen nog slechts overtuigd te worden. Tegelijk bezweert dit het monopolie dat ‘zware theorieën’ over akties dreigen uit te oefenen, waarbij diegenen die de theorieën hebben uitgedacht de leiding nemen van de aktie. Ongetwijfeld spelen zich hier soortgelijke verhoudingen af als er in het werkelijke leven tussen diegenen die de kennis, de technologie hebben en de rest. ‘If you want a revolution, you better free your mind instead…’

Belangrijk is het te beseffen dat elk verzet zich in eerste instantie op individueel niveau afspeelt, bij het individu in zijn voelen en denken. Hij ondervindt, ervaart dat er iets niet in de haak zit en hij wil er iets aan gaan doen. Op individueel niveau moeten we aldus komen tot een ‘levensstijl’ die steeds zijn verontwaardiging laat blijken, als men iets verkeerds ziet…
De grondhouding moet er zijn: het beleven en uiten van een verontwaardiging die ernaar streeft de scheve toestand recht te trekken…

Diverse akties kunnen immers al worden uitgevoerd door één man. Bv. In fabrieken zijn er de arbeiders die machines saboteren door er stukken ijzer in te smijten. Er zijn de mensen die in hongerstaking gaan, het schrijven van de lezersbrief, iemand in een vriendengroep die het initiatief neemt om een konflikt uit te praten, de vrouw die uit het gezin wegvlucht voor de onderdrukking enz… Belangrijk hier is te beseffen dat de autoritaire manier dat we werden opgevoed, ons drijft in het irrationeel uiten van onze agressiegevoelens. Dit doordat die autoriteit in onze opvoeding steeds belet heeft dat we onze agressie konden uiten tegen hem, tegen ‘de werkelijke vijand’. Die agressie hebben we veelal verdrongen, en dit vervult ons van onzekerheid, … Daarom zullen we als we volwassen zijn geworden veelal onze agressie lozen op personen waartegen we niks te vrezen hebben. Vergelijkingen zijn te trekken met de in betogingen geuite agressie en de vechtpartijen tegen politie en rijkswacht: het irrationeel ingaan op provocaties, terwijl de werkelijke vijanden achter het vensterraam glimlachend staan toe te zien, hoe de onderdrukten op mekaar in slaan… Wie aktievoert moet daarom ook bij zichzelf nagaan of sommige handelingen niet een gevolg zijn van onderdrukte agressie die elders niet te uiten valt. Het is natuurlijk altijd beter agressie te uiten, dan ze te verdringen, maar men moet zien tegen wie… Dit is nog een argument om het aktievoeren te integreren in je levensstijl en er niet een irrationeel buitenbeentje van te maken.

Het grondprincipe van het aktievoeren is: reeds in de middelen die men gebruikt moet een glimp te zien zijn van het uiteindelijke doel dat men wil bereiken. Dat betekent dat een groep wiens groepsleven beperkt blijft tot formele bijeenkomsten, zoals vergaderingen, meetings enz… zich niet lang zal kunnen blijven motiveren voor een gezamelijk streven naar het socialisme. Iedereen moet voelen dat de theorie ook nu al praktijk is, in de mate van het mogelijke, natuurlijk. Dit spitst zich o.a. toe bij het nemen van beslissingen. In de mate dat iemand hierbij voortdurend domineert, gaat de rest er zich ongemakkelijk bij voelen en minder geneigd zijn om zich te uiten. Dit gebeurt bv, wanneer enkele individuen zich gaan verschuilen achter een moeilijk ‘woorden jargon’.
Besluitvorming in kleine groepen moet gebeuren op een zulkdanige wijze dat iedereen er rationeel en emotioneel volledig mee instemt. Natuurlijk is dit wat te mooi voorgesteld. Je hebt nu eenmaal mensen die in een bepaalde levensfase enkel dingen zullen willen leren van de anderen, en daarom liever louter passief een tijd zullen willen meedoen. In elke groep heb je immers mensen met meer ervaring, waarvan de anderen veel te leren hebben.
Nochtans moeten we er ons goed van bewust zijn, dat we een opvoeding genoten hebben, waar men ons zei dat wij moesten luisteren en gehoorzamen…

Met volle aandacht moeten de mogelijkheden bekeken worden waardoor de volle potentie, inzake verbeelding, creativiteit en spontantiteit van de leden in de groep kunnen tot explosie komen. Deze dingen mogen alsjeblief niet vermoord worden in urenlange vergaderingen in muffe lokalen. Daarom is het feestelement zo belangrijk. Dit ook al om een voorafspiegeling te geven van wat gaat komen. Het feestelement zal ook de groep veel hechter maken… In verband met die voorafspiegeling van wat gaat komen, is het bv. zeer duidelijk naar welk een soort samenleving de VMO-troepen willen met hun militaire parades.

Komen we nu bij het element ‘pressie’, of de druk die de aktievoerders uitoefenen op de vijand… Er is hier aldus een noodzaak aanwezig om de ‘echte vijand’ zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Pressie is uit te oefenen via de volgende manieren: ten eerste via het aantal mensen dat uw opinie deelt, ten tweede via de kracht der argumenten, of ten derde via het direkte ‘fysieke’ gevecht. In de volgende tekst zullen we een reeks middelen bespreken die nogal frekwent in akties worden gebruikt te weten pamfletten, radiozender, betogingen, pers, eigen dossiers of tijdschriften, affiches, spuitbussen, meetings, speakerscorner, bezettingen, radiowagen megafoon, persoonlijke gesprekken en sabotage.

Laten we als uitgangspunt nemen dat een aktie moet gevoerd worden tegen de werkelijke vijand, en dat men moet vermijden akties te voeren tegen de schermen die deze vijand voor zich heeft opgetrokken. Hierdoor hoopt deze uit de belangstelling en kritiek te blijven; Een voorbeeld betreffende de akties tegen de kernenergie. De laatste jaren heeft men in Vlaanderen betoogd in de buurt van de kerncentrales, met als voornaanmste eis, deze gericht naar de regering, waarin gevraagd wordt, niet langer de energievoorziening in dit land te zoeken in de kernenergie. De werkelijke vijand in het ‘kernenergie-debat’ zit niet in de regerig. De ‘werkelijke vijand’ zit elders.
Natuurlijk hebben personen uit de politieke wereld, meer dan nauwe banden met personen uit de kernenergiesektor, maar het is niet in die politieke wereld dat die beslissingen genomen werden. Sinds 1957 is in kernenergie geïnvesteerd door de Société General. Als de Minister van Economische Zaken van België dhr. Willy Claes morgen beslist van niet langer beroep te doen op kernenergie, dan verdwijnt hij overmorgen op zijn post, – de regering ‘valt’, de ‘Société’ dreigt de werkloosheid nog te vergroten, door een paar van haar bedrijven te sluiten, een motie van wantrouwen en de liberalen stemmen samen met de katholieken de socialisten weg…, – en doet iemands anders de klus voor hen. De strijd moet direkter gevoerd worden tegen de ‘echte vijanden’.
En betreffende de kernenergie zijn dit de volgende ondernemingen: betreffende de financiering is dit ‘Société General’ en de ‘Bank Brussel-Lambert’, betreffende de technologie en aldus de levering van de onderdeling voor de kerncentrales is dit vooral ‘Westinghouse Nucléair’, betreffende de distributie van de door de kernenergie opgewekte elektriciteit, en dezen hebben ook de kerncentrales onder beheer, zijn er Ebes en Intercom. Identiek zoals in een fabriek waar de twee belangengroepen de arbeiders en de patroons het tegen mekaar pogen uit te vechten, en ook niet betogen tegen de regering, of aan de regering vragen om voor hen de klus op te knappen (soms doen ze het wel natuurlijk), is er op de eerste plaats strijd onder mekaar.

Dat trachten beroep te doen op de regering om alles op te lossen, heeft te maken met een naïeve idee over de werking van onze parlementaire demokratie. Velen geloven nog dat de meerderheid van de bevolking in dit land het voor het zeggen heeft. Vertrekkend van dat idee is het dus enkel nodig die meerderheid in het land te overtuigen van een bepaald standpunt, om dit te kunnen verwezenlijken. Dus, denken velen, de aa1gewezen strategie is de aandacht op te eisen voor uw standpunt, van pers, van de hele bevolking, en vervolgens te wachten op het moment dat die brede lagen van de bevolking zich achter dat standpunt scharen. Heel die theorie, vertrekkend van dat uitzenden van noodsignalen naar de kust, en te denken dat eenmaal het de kust bereikt, men massaal u zal komen helpen, klopt niet omdat ons parlementair stelsel niet demokratisch werkt…

Het werkt ondemokratisch bv. alleen al omdat de media die de noodsignalen zullen uitzenden, in handen zijn van personen en instellingen, waartegen de signalen gericht zijn. Dat betekent dat die media op zijn minst die signalen een draai gaan geven, zodanig dat het probleem-formuleringen worden die ter oplossing worden aangeboden aan de politici, het zijn probleem-formuleringen die passen in dit maatschappelijk stelsel. Bij de kraakaktie in Leuven in augustus 1980 heeft de pers het bericht gebracht, met de melding erbij, dat het ging om een aktie tegen de woningnood. De argumenten van de krakers hadden echter betrekking op een ‘weigering om nog langer huur te moeten betalen’… Hoe meer uitgaven iemand heeft, hoe meer hij moet gaan werken, hoe meer hij zich dus moet verkopen, om aan die som te geraken. Het kraken van een leegstaand huis was voor de krakers dus een middel, om minder afhankelijk (noot editor: hier mist een halve regel) ken… Dit hoofdargument, het streven om onafhankelijk te worden van het kapitalistisch ekonomisch systeem, dat mensen ‘dwingt’ om in hun systeem te gaan werken, werd in geen enkele krant of tijdschrift vermeld, alhoewel het allemaal zeer duidelijk gesteld werd in pamfletten, muuraffiches, interviews enz…
Een probleemformulering dus, die niet op te lossen is binnen het huidig systeem, bv. kraken als weigering om met het systeem mee te doen, krijgt geen aandacht…

Het parlementair stelsel werkt ook ondemokratisch omdat politici verkozen worden voor een periode van vier jaar. De kontrole zou dan moeten gebeuren ten tijde van de verkiezingen. Deze laatste zijn onherroepelijk een farce, omdat ten tijde van de verkiezingen (in samenspraak tussen de partijen?) alle diskussies worden toegespitst op één of twee belangrijke topics. Dit terwijl de eigenlijk belangrijke dingen (willen de mensen wel zo’n poppenkast-verkiezingen?) nauwelijks onder de aandacht worden gebracht. Eenmaal verkozen moeten de politici tijdens hun legislatuur nauwelijks iets vrezen en kunnen ongemoeid hun gang gaan.

Als de regering ingaat op de eis van betogers dan is dît enkel omdat het in hun politiek past. En als dit niet het geval is, dan helpen nog geen honderdduizend betogers. Het is handig gespeeld van die multinationals meer en meer beslissingen te brengen op niveau van de ‘Europese Kommissie’. Met die ‘Europese gedachte’ hebben zij weer een nieuwe buffer, nog minder grijpbaar voor de bevolking opgericht. Men verknoeit dus zijn tijd als men zijn akties blijft richten op de politici, op de bevolking, in de hoop politici te overtuigen door beroep te doen op een meerderheid van de bevolking… Kernenergie zal in dit land enkel ‘gestopt’ worden als de ‘werkelijke vijanden’ zullen gestopt zijn… Aktie moet dus tot doel hebben rechtstreekse druk uit te oefenen op de werkelijke vijand. In voorbije bladzijden hebben we al gewezen op de ‘kanalisering’, ‘ontkrachting’ van de eisen, door allerlei soorten adviesraden, medebeheer-organen enz… Het medebeheer aan de universiteit heeft heel de studentenbeweging vermoord!, in de kiem gesmoord! Men kan niet tegelijk én het spel meespelen, én het spel bestrijden.

Heeft het dan geen enkele zin om met je standpunten naar buiten te komen, en de anderen goede argumenten toe te spelen, in de hoop ze te overtuigen? Jazeker. Omdat het onder andere alle voordeel heeft in je direkte strijd met je vijand, dat je op solidariteit kunt rekenen, Vooral op het moment dat je iets op je ‘vijand’ veroverd hebt, dat je dit kunt verdedigen. Een klassiek voorbeeld is het kraken van huizen, en de verdediging van het huis na de kraak. Zo is het ook belangrijk dat wanneer er mensen rond dezelfde aktie bezig zijn, bv. tegen kernenergie, dat er bindingen en diskussies blijven tussen de diverse stromingen. Ook tussen de voor- en tegenstanders van geweld… Standpunten moeten immer naar buiten worden gebracht, wegens het luiden van het ‘andere geluid’. Het doet veel mensen goed aan het hart, als ze op de muur nog eens een goede slogan gespoten zien, of ze zien een affiche met een goede tekst op enz… Het is het weerklinken van het ‘andere geluid’, tegen de diktatuur in van de hele konsumptietempel… Wanneer komt Jezus eens terug om al die farizeeërs en kooplieden uit die tempel te halen? Ze zullen zondags ook wel in zijn tempel te vinden zijn… Wanneer men aktie doet, zonder er uitleg bij te verschaffen, in de vorm van een pamflet, een affiche enz… dan sta je helemaal geïsoleerd, en ben je veel gemakkelijker uit te schakelen door de overheid. Want steeds zal je dienen af te wegen, welke tegenzetten de overheid, of je ‘vijand’ zal overwegen…
Voorbeeld hier is de aktie rond de ‘Andrea Schmidts’ het schip dat in het voorjaar van 1980 de kernafval vervoerde uit de kerncentrales van Mol, Doel en Tihange… Er was een aktie aan de gang in Zeebrugge met een betoging enz…, en die avond gebeurde er een gewelddadige aktie op het schip door de ‘5’. Nu zijn er een aantal kritieken geweest achteraf dat die gewelddadige aktie, met vernieling van de stuurhut enz…, de andere aktievormen als een brok pudding in mekaar heeft doen vallen. De afkeer van het gebruikte geweld was dus blijkbaar van die aard, dat men zich afkeert, van de aktie in het algemeen. We komen straks in een apart artikel nog terug op die aktie van de ‘5’ op de Andrea Schmidts, en voorlopig gaan we verder doorbomen op de diskussie rond ‘geweld’.

We hadden al gesteld dat er in de aktievormen die men gebruikt, een glimp moet merkbaar zijn van de nieuwe maatschappij, het uiteindelijke doel waarvoor men strijdt… (Noem het ‘nieuwe maatschappij’, noem het ‘verbetering van deze maatschappij’, noem het ‘doel’ waarvoor men strijdt!) Hoe zit dat nu met het gebruik van geweld? Simpel. Van die toekomstige maatschappij verwacht ik dat ze zich heel grimmig en beslist opstelt, tegen dwaashoofden die eventueel opnieuw het risico willen nemen van de vernietiging van de maatschappij, door te spelen met kernsplitsingen, plutonium, aarts-gevaarlijke radio-activiteit en diens meer, zonder dat er voldoende waarborgen zijn voor de veiligheid.
Kunnen die waarborgen wel ooit gegeven worden, gegeven de menselijke faktor in heel het proces? Zeker als die dwaashoofden enkel de waanzinnige energie willen verder produceren, die de industrie nodig heeft, om de konsumptiebehoeften die zij gecreeërd heeft, levendig te houden… En die ‘grimmig’ en die ‘beslist’ staan daar niet toevallig…

Ik zou mijn standpunt rond geweld willen weergeven in volgende zes stellingen:

  1. Het gebruik van geweld mag niet prin (noot editor: slecht gedrukte onderkant pagina, halve zin valt weg.) onze tegenstander meent ten onrechte beroep te kunnen doen op de monopolisering van dit geweld.
  2. Geweld moet steeds rechtsstreeks gericht zijn tegen de ‘werkelijke vijand’, en mag onder geen enkel beding andere burgers bereiken of zelfs bedreigen. Het geweld als ‘demonstratief’ element, om het woord te kunnen nemen in de pers, is slechts ten dele nuttig, omdat dit woord ook op andere manieren te nemen is.
  3. Voortdurend wordt ons gesuggereerd dat we in een beschaafde wereld zijn aangeland. Ons bruut geweld zal zeer moeilijk worden getolereerd. Onze tegenstander gebruikt vooral het ‘subtiel geweld’, en eerst moeten ook wij uitzien of er geen mogelijkheden te vinden zijn in dit gebruik van ‘subtiel’ geweld.
  4. Geweldgebruik is enkel mogelijk als er in de daad een onmiddellijk te vatten logika aanwezig is, tussen de ernst van de middelen die men aanwendt, en de ernst van de onrechtvaardigheid die men poogt te beletten.
  5. Gebruik van geweld is voor mij enkel acceptabel als het gevoed is door een fundamentele liefde, een hunker als het ware naar een betere wereld. Een liefde niet alleen voor de anderen, maar ook voor zichzelf.
  6. Het gebruik van geweld onderstelt een gedegen studie van de mate dat dit geweldgebruik, eventueel de aktie van anderen rond dit onderwerp schade toebrengt.

Waarom is geweldgebruik door mij niet principieel af te wijzen? Het is onzinnig te denken dat het gebruik van geweld een monopolie mag zijn van de staat. De heersers in de liberale ekonomie, de industrielen, kunnen hier met hun vele geld, het geweld kopen dat ze willen hebben. Het geweld als monopolie voor de staat lijkt erop dat men dit legt in handen van onbevooroordeelde politici. Iedereen kent de manier dat de industriëlen de politici ‘kopen’. Een postje in de beheerraad hier, een steuntje voor de verkiezings-kampagne daar enz… Het strafrecht beschermt met geweld het privé-bezit, en nagenoeg elk gebruik van dit privé-bezit. Dat betekent konkreet dat het gebruik van geweld aan de zijde staat van dat privé-bezit, en van diegenen die met dit privé-bezit vele schadelijke dingen kunnen doen. De politici, de staat, heeft te veel bindingen met diegenen die met dat privé-bezit schadelijke dingen doen, om hun dat te beletten.

De staat op dit ogenblik legt zich helemaal aan de voeten van diegenen die dat teveel aan privé-bezit hebben opdat ze het toch maar zouden willen investeren. Het is dus onjuist dat de strafwet en politici het monopolie mogen hebben op het gebruik van geweld, als ze die ‘schadelijke dingen die met dat privé-bezit gebeuren’, bv. de rotzooi met de kernenergie, onze milieuvernietiging, de kernraketten enz…, niet onbevooroordeeld, onafhankelijk kunnen beoordelen… Met heel hun monopolie op geweld dat zou moeten dienen, om die schadelijke dingen tegen te houden, stellen ze zich ten dienste op van diegenen die die schadelijke dingen willen uitvoeren…

Het ‘geweld’ dat de staat nu gebruikt bv. om de bevolking de kernenergie op te dringen is subtiel, en men voert het debat zo sereen en rationeel mogelijk. We zijn nu eenmaal aangeland in een ‘beschaafde’ kultuur, voorbij het barbarendom, zodat alle barbarenmethodes moeilijk getolereerd worden, en aldus gekriminaliseerd worden… Dit subtiel geweld hebben we al de voorbije bladzijden van dit boek geschetst: men gebruikt de opvoeding om de psyche van de individuen aan zich te verknechten, men gebruikt de ekonomische afhankelijkheid van individuen om hen als marionetten produkten te laten maken, men gebruikt de emotionele afhankelijkheid van de individuen om hen te kunnen kontroleren in het huwelijk. Ons subtiel tegengeweld moet dus, zoals reeds een paar keer werd beargumenteerd in dit boek, erin bestaan alternatieven te zoeken voor deze leefsituaties, zodat het individu kan ontsnappen aan zijn existentie van slaaf-zijn.

Ons subtiel geweld komt vooral voort uit de kracht van het argument. Het is ook ‘subtiel’ in de zin van vernuftig, doordat het door slimme taktieken, de repressie, waarop het samenleven gesteund is, laat zien aan de mensen. Die kracht van het argument houdt in dat men dit argument in een duidelijke taal giet, zonder te moeilijke woorden, en zonder het gebruik van clichés, waarvan de inhoud wel voor de militanten onmiddellijk duidelijk is, evenwel niet voor buitenstaanders… Het zal vooral de link zijn tussen de ernst van de middelen die men gebruikt, en de ernst van de onrechtvaardigheid die men ermee wil te niet doen, die logisch zal dienen beargumenteerd te worden…

Daarvoor dienen we ons voortdurend te testen; bijvoorbeeld in gesprekken met gewone mensen uit de straat, om in hun manier van denken in te komen. Als wij willen geweld gebruiken, zouden we als het ware, eerst naar hen moeten gaan, om onze motivatie uiteen te zetten. We zouden de daad pas moeten uitvoeren, op het ogenblik dat zij ons begrijpen… Kan het gebruik van gewelddadige middelen verrechtvaardigd worden door de ernst van de wantoestand die men wil aanklagen? Dat is de centrale vraag, en als men hier een logisch antwoord op kan formuleren, of als die link direkt voor iedereen begrijpbaar is, dan maakt de rechtse, burgerlijke pers zich belachelijk, (en zullen ze het ook niet wagen van dit te ‘kriminaliseren’) als men deze aktie ‘terroristisch’ wil bestempelen…

Het bieden van ‘subtiel tegengeweld’ heeft dus in de eerste plaats te maken met het laten horen van duidelijke argumenten, duidelijke akties… Wij moeten onze woorden met zoveel logika omringen, dat het door de media niet kan worden geprostitueerd. Dit betekent dat zij het niet kunnen omzetten in kommercieel voer voor de lezers, waarbij het tegelijk tot sensatie, tot uiting van waanzin, tet een kriminele daad wordt omgedoopt.
Hiervoor zijn nodig goede kontakten met journalisten die te vertrouwen zijn, en vooral de uitbouw van een eigen pers… Dit formuleren van onze logika kan ook geschieden in de vorm van pamfletten, gericht naar de werknemers (als die er zijn) van onze vijand, om hen eventueel tot een solidaire aktie op te roepen. Zo zouden er m.i. al lang akties moeten hebben plaatsgehad gericht naar de arbeiders en het kaderpersoneel (alhoewel bij deze laatsten wellicht weinig sukses te halen is) in verband met het kernenergie-‘debat’.

Want het ‘subtiel-tegengeweld’ van de staat is verraderlijk. De media lijken gewoon te wachten op een onvoorzichtige daad, om heel de kernenergiebeweging af te schilderen als een bende terroristen. Prometheus werd door de goden gemarteld, toen hij het vuur bij de goden stal en het aan de mensen gaf… Later werd hij door de mensen vereerd als een held. Zo zullen ook de strijders tegen kernenergie na de revolutie van morgen ook helden zijn…

Wat er volgens mij moet gebeuren, en dit kan gelden voor elk soort aktie, is de duidelijke afbakening van wie zijn de ‘werkelijke vijanden’ in het ‘debat’? Vervolgens moet men bekijken welke zijn de ‘achillespezen’ van de onderneming. Is het bijvoorbeeld een bank, dan kan men een kampagne op touw zetten, met een oproep dat iedereen zijn geld er vandaan haalt…
Het duiden van de instelling achter de schermen, als de werkelijke vijand, is psychologisch al van groot belang. Het feit dat iedereen weet dat de ‘Société General’ en de ‘Bank Brussel-Lambert’ de grootste aandeelhouders zijn in de kernenergie-sektor, zouden toch velen, na zo’n oproep, kunnen doen besluiten van hun geld weg te trekken uit die bank. Men kan vervolgens de werking van zo’n instelling gaan hinderen… Een oproep organiseren naar het personeel dat er werkt, Een ‘fiktieve’ massale betoging organiseren. Bv. Men plakt overal in de stad posters op waar men een ‘grootse betoging’ aankondigt tegen de instelling. Deze instelling zal heel het politie-apparaat alarmeren, misschien wel het leger… Als de ernst van de wantoestand zo groot is, dat het het gebruik van geweld verrechtvaardigt dan…

Dit soort dingen vinden dus plaats met op de achtergrond het idee, dat het hier een haast fysiek (men gebruike dit woord in zijn ruimst mogelijke betekenis) gevecht betreft tussen aktievoerders en de ‘werkelijke vijand’. Daarnaast hebben we nog de demonstratieve akties, die enkel het woord in de pers vragen. Men wil publiekelijk duiden: ‘kijk eens…’ Dit soort akties hebben zeker zijn nut, om het publiek te informeren rond bepaalde toestanden. De beperkingen zijn, dat het nagenoeg niks verandert aan het ‘fysiek gevecht’ tussen de aktievoerders en de vijand. Men verzwaart in het beste geval de publieke opinie op uw tegenstander. Maar de rapportering van deze boodschap in de pers zal ook waarschijnlijk wel te wensen overlaten… Want zoals gezegd heeft het geen zin in een land zoals het onze, waar de demokratie niet werkt, beroep te doen op een ‘imaginaire meerderheid’ onder de bevolking. Zoals reeds gesteld heeft de voorlichting, de informatiedoorstroming wel degelijk zin, maar zal dit niet doorwegen in de ‘eindafrekening’… Het woord ‘imaginair’ staat hier voor het volgende: zelfs moest de meerderheid van de bevolking het met een voorstel eens zijn, dan zou dit nog niet met zekerheid betekenen, dat deze meerderheid een politieke relevantie zou hebben… Het zou enkel die politieke vertaling kennen, als de heersers in dit land er mee zouden akkoord gaan. Daarom is het een ‘imaginaire meerderheid’, omdat de opinie die zij eventueel zou hebben, in politieke machtstermen vertaald, (na stemming in het parlement, of in de regering, als u het zo wil horen) slechts ‘imaginair’ zou zijn, van geen enkel nut, behorend tot het ‘ideeëngoed’ van de inbeelding, niet realistisch….

Aktiemiddelen.

In deze tekst zullen we een aantal frekwent gebruikte aktiemiddelen overlopen en bespreken.

Pamfletten.

Deze zijn natuurlijk de handigste, meest mobiele, vlugst in mekaar geknutselde wapens die men zich indenken. Een occasie-stelcilmachine kan iedereen zich aanschaffen, en de kosten van papier zijn ook draaglijk. 2000 pamfletten kosten je ongeveer 350 BF. De manier dat het pamflet is opgesteld, de lay-out, bepaalt mede de inhoud, en dit vereist een handigheid, die men slechts na een tijdje aanleert. Hulp van mensen die kunnen tekenen is aan te raden. Mobiel en vlug, betekenen in dit geval dat men een feit dat gebeurd is, binnen het uur kan bekommentarieren aan honderden lezers. Offset en fotokopiën zijn al duurder, en de kosten kunnen bij beperkte oplage oplopen tot 1,5 Bf het stuk. Het papier is mooier, en men heeft meer mogelijkheden om de lay-out te verzorgen. Met offset en fotokopie kan men zelfs foto’s op papier afdrukken. Aangepaster bij de inhoud, vind ik persoonlijk, het ruwe gestencilde pamflet beter. Een probleem is wel dat er in het verleden al zovele, rommelige, sloganeske pamfletten zijn rondgedeeld dat de mensen, vooral in studentenkringen, met enige meelijwekkende blikken dit soort dingen in ontvangst nemen. In het algemeen zijn dan ook kortere teksten aangewezen, voorzien van een goede lay-out.

Radiozender.

Dit zou een goed aktiewapen zijn, ware het niet dat de voorbereiding enorm veel tijd vergt. Voor men een uur tijd heeft gevuld én met goede muziek én met goede ideeën, is men inderdaad heel wat langer bezig dan dat uur. De investering bedraagt circa 30.OOO Bf, en bij inbeslagname is natuurlijk het hele zootje verbeurd verklaard. Men heeft de beschikking over een eigen golflengte, en deze kan men vullen met een eigen sfeer, eigen woorden, eigen muziek en dus mits enige professionaliteit kan men hier een idee op een ‘natuurlijke, menselijke’ manier overbrengen. M.i. is de verbale (het spreken) manier om boodschappen over te brengen vaak veel beter dan de meer formele manier via de letters, zonder emotie, statisch en onbuigzaam.
Een geschreven tekst is veel afstandelijker, dan de warme menselijke stem. Men kan slechts een beperkt publiek bereiken, door de beperkte zendkracht, maar dit is meestal ruim voldoende om ten tijde van direkte aktie mensen op te trommelen. De enige zwakte aan dit medium is dat men het ‘gezicht’ niet ziet, met al het gemis aan echte kommunikatie vandien. De persoonlijke diskussie in het kaffé is dus nog veel beter, daartegenover staat dat men via de vrije radio tot velen tegelijk kan spreken…

Betogingen.

In een stad als Leuven zijn de betogingen folklore geworden, iets waar toeristen op verlekkerd zijn. Betogingen van rond de 1000 meelopers krijgen een paar lijnen in de krant, en bij 2000 ‘manifestanten’ verdubbelen de vorige gegevens. Betogingen zijn nuttig als uitingsvorm voor de zovelen die in deze aktie-vorm geloven, en die met hun protest niet verder willen gaan. Betogingen zijn bijzonder onhandelbaar, door de logge massa die het met zich meesleept. Betogingen dienen dan ook grimmiger gemaakt te worden, en als dusdanig dienen ze te worden aangekondigd.
Ook is het wel nuttig van ze te laten uitlopen in een prikaktie, en die ook op voorhand aan te kondigen, zodat diegenen die er niet aan willen meedoen op tijd de stoet kunnen verlaten. Tegelijk moeten betogingen veel ludieker gemaakt worden, met muziek, fanfares, met clowns, een echte carnaval moet het worden: l’imagination au pouvoir, en tegelijkertijd grimmiger en meer provocerend… Alles moet anders dan die vermoeide serieuse troep die hier om de zoveel tijd rond de kerk trekt! Daarom dus dat betogingen van bv. twintig mensen, en deze degelijk ludiek en ‘intelligent’ aangepakt, soms meer effekt kunnen ressorteren dan het geblaat van 1000 schapen… Waartoe betogingen enorm kunnen bijdragen is de mobilisatie van eenieder die meedoet, en het samen aktie voeren.
Betogingen dienen misschien in de eerste plaats om de kontakten tussen de aktievoerders te verstevigen. Zo’n betoging dient dan ook te worden beschouwd als een feest, en na de wandeltocht waar men zijn grimmige tanden heeft laten, en na de prik-aktie dient men verder te feesten. In de onderlinge kontakten dienen zich dan spontaan de groepjes te vormen, die ‘autonoom’ akties kunnen gaan uitvoeren, tegen de ‘werkelijke vijand’. Men mag niks anders verwachten van betogingen, dan dat mensen mekaar vinden en ontmoeten op zulk een massa-manifestatie…, mekaar een hart onder de riem steken. Toespraken op zo’n betogingen moeten dan ook handelen over de ‘achilles-pees van de vijand’. Men kan in zo’n toespraak voorbeelden geven, van aktie die kleinere groepen kunnen uitvoeren… De eigenlijke dynamiek van zo’n aktie moet geschieden door kleiner groepen. Wil men dat niet begrijpen, dan zal zoals altijd en overal –met de nodige uitzonderingen natuurlijk– elke aktie te maken hebben met het gekende doodbloedings-fenomeen, en dit binnen de twee weken…

Pers.

Men dient niet te rekenen op het grootste gedeelte van de pers, om in akties een hulp van betekenis te zijn. Meestal wordt het bericht over de aktie opgenomen in de reeks fait divers, en ook door de manier dat de feiten worden voorgesteld verliezen ze alras van hun revolutionaire kracht. Men dient zijn best te doen, om de pers degelijk te informeren, maar men zal merken dat het toch niet veel uithaalt. Wel is het nuttig van zich te bevrienden met een aantal journalisten die men betrouwt, om bijtijds hun telefonisch te vertellen wat er gaat gebeuren, of wat er geschied is, en waarom. Waar de pers wel nuttig voor is, zijn de lezersbrieven die men er in kan laten plaatsen.
Men moet echter de krant of het tijdschrift kennen, naar waar men iets opstuurt, en weten waar wat verloren moeite is. In zo’n brief, kan men rustig een eigen sfeer bouwen, en de dingen proberen keihard en logisch erin neer te zetten. Het helpt je weinig vooruit in de aktie, maar het licht mensen voor, en vandaaruit kan je mensen verwachten die uit solidariteit je komen verdedigen als je in de penarie zit. Ten tijde van de aktie, kan je altijd hulp gebruiken, en via zo’n lezersbrief, kan dat wel een steuntje in de goede richting krijgen. Verder dient een bezetting van de perslokalen te gebeuren als een krant bewust foutieve informatie heeft gepubliceerd, of als ze weigert een visie die ze op de gebeurtenissen gegeven heeft te korrigeren… Veel beter is het eigenlijk een eigen persorgaan te creeëren, of alleszins een goede lijst aan te leggen van bereikbare journalisten en deze bijtijds goed voor te lichten…

Eigen dossiers of tijdschriften.

Deze kunnen zeer nuttig zijn, als men de techniek te pakken heeft, om logisch opgebouwde argumenten, gestaafd met keiharde feiten te vermengen met tekeningen en humor. Bij drukkers kan men meestal wel wat beginkrediet krijgen om de hoge begin-investering niet direkt te hoeven betalen. Men moet steeds de verkoopprijs rekenen op het dubbele van de onkostenprijs. Onthoudt dat de verkooppunten als winkels e.d. meestal 30% vragen, en hoe meer brood zij erin zien, welke betere plaats jij zal krijgen in de winkel. Het samenstellen van zulk een dossier of tijdschrift is ook een zaak van het te kunnen verkopen, en hierbij spelen opsmuk, verluchting, een mooie voorpagina ook een rol. Ook een goede distributie is essentieel. Hiertoe dient men in de eerste plaats lijsten aan te leggen van progressieve boekenwinkels, en met hen een persoonlijk goed kontakt uit te bouwen. Ze dienen regelmatig geïnformeerd te worden over de jongste brochures, en dit op een goed gedokumentarieerde manier. De dossiers of tijdschriften zal men het best verkopen op informatie-avonden waar men het heeft over dit onderwerp… In funktie van de verkoop kan men dus gerust zo’n informatie-avond inrichten. Ook kan men op deze avond specifiek over de brochure spreken, en ze zo ter diskussie te stellen. Men heeft natuurlijk ook nog het klassieke ‘kolporteren’, de verkoop van de brochure, terwijl men ze in de hand houdt, en er informatie over ‘roept’ of simpelweg ‘doorgeeft’.
Het is mijn ervaring dat men beter een pamflet rond de publikatie uitdeelt om uit te leggen wat er juist in staat, en terzelfdertijd een standje inricht waar men het aangeprezene verkoopt. Opnieuw heeft men de kans om in een zelf opgebouwde sfeer, de eigen dingen te gaan vertellen. Moet een tijdschrift periodisch verschijnen? Op het ogenblik dat men beslist periodisch te werken, speelt er een tijdsdrang mee, waarbij men aldus om de zoveel tijd een aantal bladzijden moet bijeenschrijven. Het aantal bladzijden en de tijdsdrang kan als een sleur beginnen werken, en de kwaliteit danig doen zakken, omdat er kopij gebruikt wordt, waartoe inhoudelijk geen noodzaak voor was. Om die argumenten is het soms nuttiger van onperiodisch te werken, en slechts als de noodzaak zich opdringt, met een gevuld tijdschrift naar buiten te komen. De geschreven taal blijft echter vrij afstandelijk, en dwingt de schrijver niet tot een uiterste concentratie omdat er dat onmiddellijk kontakt niet is met de lezer. Eventueel kan er later reaktie komen, maar die zal slechts zelden direkt over de tekst gaan…
Dat betekent veel. Het geeft de schrijver onder meer veel meer vrijheid dan de spreker, omdat die steeds een onmiddellijke interventie moet vrezen, waarbij deze zich moet gaan verdedigen. Het gesproken woord is veel meer in staat tot emotionele bezieling, dan de geschreven tekst. Het geschreven woord kan met al deze beperkingen, toch minitieuzer het onderwerp benaderen, en voor een aparte sfeer zorgen. Bij het gesproken woord is er het interactiemoment, waarbij de spreker direkt iets kan toelichten dat niet duidelijk overkwam. Het dossier of het tijdschrift kan, in het beste geval, voor wat inkomsten zorgen, al zal dit begrijpelijk lang niet altijd het geval zijn. Er moge dan nog verkooppunten zijn, zoals kafés (populaire kaffés, waar het publiek komt dat gij wilt aanspreken), maar de onverkochte brochures, en al die exemplaren die dienen weggegeven te worden aan bv. de pers, aan vrienden enz… die laten het saldo toch meestal naar negatief overhellen. Een dossier heeft echter, meer een periodisch tijdschrift, een ‘onvergankelijke’ informatie- en verkoopwaarde. Het kan herdrukt worden, en met enige goeie wil kan het binnen tien jaar nog verkocht worden… Afhankelijk natuurlijk van onderwerp, en publikaties die ondertussen hierover zijn geschied.

Affiches.

Affiches zijn een absolute noodzaak voor de aankondiging van een gebeurtenis. Veel meer dan een pamflet bereikt de affiche de ‘massa’ die voorbij de plek wandelt, waar de affiche is aangeplakt. De beperking van een affiche is natuurlijk dat ze slechts een beperkte, samengebalde informatie kan bevatten, wil ze enigszins in het oog springen.
Wil een affiche tussen de andere opvallen, dan zullen er duidelijk leesbare letters moeten worden aangebracht, die van op minimum 30 meter dienen leesbaar te zijn.
Het alternatief hiervoor is dat er een grote tekening, of figuur op wordt aangebracht, die de aandacht trekt. Meestal is echter de ‘tekst’ aangeraden. Naast de grote letters die de kern uitmaken, kan men nog wel kleinere teksten hieraan toevoegen. Affiches zijn ook vrij mobiel, en kunnen ook andere informatie bevatten dan louter aankondigingen van informatie- of debatavonden. Een affiche die aankondigt kan op zich ook een inhoudswaarde hebben, door het feit dat ze de aandacht trekt op het probleem, waarover de debatavond handelt. In de titel van het debat, kan men een vraagstelling plaatsen die om aandacht roept. Anderzijds heb je de affiches die louter informatieve waarde hebben. Bv. zijn er de tekstaffiches. ‘Wie zonder drug is, werpe de eerste steen.’, ‘Moest Jezus terug uit de hemel nederdalen, welke kooplieden en farizeeërs onder ons, zou hij uit de tempel jagen?’ etc… Deze dingen kunnen een ongekend effekt hebben. De tekst bestaat uit één zin, en prikkelt hierdoor enorm de fantasie. Men gaat erover nadenken, erover diskussiëren enz .. Enkel dienstig voor dit soort affiches zijn subtiele dingen, geen slogantaal, of al te duidelijke eisen. De mensen gaan eraan voorbij en bekijken het niet. Wel subtiele dingen zoals ‘Sorry prof, mijn moeder had de kaptagons genomen’. Subtiel, wordt hier een keiharde kritiek gegeven op de examens. Deze affiche is dan ook tijdens de examens in Leuven rondgehangen. Met een rake pijl wordt hier door één van de zwakke plekken van het systeem geschoten. Dit zijn onbeheersbare dingen, die het eigen ongeschonden menselijke innerlijk nog kunnen beroeren…
Ten tijde van aktie is het natuurlijk nuttig van de eisen nog eens op affichepapier te drukken… Men moet ook wel degelijk oppassen met het plakken van affiches, omdat de straffen niet van de [????] zijn.
Ongelooflijk maar waar, maar de belgische wetgeving heeft een maximum van vijf jaar gevangenisstraf gezet op deze vorm van vrije meningsuiting. Men kent aldus de regels van het spel. Men kan ze afwijzen, maar men kan er voorlopig niet onderuit.
Ook als men in een grootwarenhuis pikt, moet dit ‘professioneel’ gebeuren, Vadertje Staat, wil maar al te graag aktievoerders op dergelijke gemakkelijke manier uit de weg ruimen. De straffen die de rechter hierover uitspreekt zijn bij herhaling van het ‘misdrijf’ onwaarschijnlijk groot. Dit is trouwens het ergste wat men in dît systeem kan doen, namelijk in herhaling vallen. Die éne wandaad, daar valt men niet over. Voor een politieke misdaad is het criterium dat men schuld dient te bekennen in het publiek. Als men dit doet is men een vrij man. Bij herhaling wordt alles in één keer plots onvergeeflijk… Ook bij het plakken moet men aldus de regels van het spel wel degelijk onder ogen zien, en niet als een Don Quichotte tegen windmolens vechten. Men moet deze regels niet aanvaarden, en er zich naar gedragen, omdat de straffen op het plakken van affiches duidelijk van politieke aard zijn. Wie het geld heeft om de grote reklamepanelen langs de baan te huren, die mag affiches plakken, en de rest zou dit niet mogen…
Of zou dit wel mogen, op de ‘officiële aanplakborden’, waar er van 101 affiches één exemplaar naast mekaar hangt, en deze dienen dan te worden geplakt, door de stadsdiensten… Effe serieus blijven… Men moet echter de professionaliteit ontwikkelen om die reglementen te omzeilen. Als men gaat plakken, voldoende uitkijk-posten… Stuur ook altijd affiches op naar jeugd-klubs uit de omtrek, of naar kaffés die moeilijk te bereiken zijn. Dat is de enige pretentie die én pamflet, én affiche zich moeten aanmeten, namelijk dat de mensen erover beginnen te praten, en vandaaruit worden er misschien kleine ‘autonome’ groepen gevormd die zelf wat aktie gaan voeren, over de thematiek die in het pamflet en de affiche werden besproken. Daarnaast is er natuurlijk de mobiliteit waarmee iets kan aangekondigd worden. De informatieve waarde (niet betreffende een aankondiging van een bepaalde debatavond of iets dergelijks) van affiches in de zin van muurkranten, of tekstaffiches met korte tekstjes op is mijns insziens niet genoeg gewaardeerd door kollega-aktievoerders…

Spuitbussen.

Ook de spuitbussen hebben hun karakteristieke waarde. Heeft het aktiemiddel affiche nog iets conforms, iets propers, in zich, het middel van de spuitbus is al op zich, meer revolutionair, meer ondergronds. Het protest spreekt veel direkter. Men moet voor twee dingen oppassen. Als men spuit op mooie estetische gebouwen zal de inhoud van het gespotene verloren gaan in de negatieve reaktie van de mensen op het teloor gaan van het mooie estetische van het gebouw. Ten tweede dient ook hier weer op een subtiele manier gewerkt te worden… Het is het verschil tussen ‘Vlaanderen vlaams!’ en ‘Moskou vlaams!’ De tweede slogan zal in zijn absurditeit veel meer reaktie uitlokken. De mensen zijn er zelfs dankbaar voor, omwille van die plezante noot. Het leven is al zo grauw.
Spuitbus is uiterst mobiel, maar de straffen op het gebruik ervan zijn zoveel zwaarder … Ook figuurtjes kunnen worden aangebracht, en de informatie-waarde bij subtiel aangebrachte dingen kan ongemeen groot zijn. Het ‘onbeheersbare’, het ‘ongrijpbare’ van een gespoten slogan is fascinerend. Het is alsof iemand iets zeer revolutionairs roept, en toch niet kan gepakt worden. Als de auteur gepakt wordt, dan is er toch nog die slogan die blijft roepen…

Meetings.

Meetings als informatie-avond georganiseerd, hebben te snel soms een showelement in zich, om helemaal geloofwaardig over te komen. Het is al rap soms te triomfalistisch om werkelijk overtuigend te zijn. Debatavonden hebben daarentegen het nadeel in de praktijk dat er gediskussieerd wordt over dingen die ver af staan van het eigenlijke onderwerp, en al vlug worden soms oude vetes en andere soortgelijke smijtstof bovengehaald, die eenieder danig op de zenuwen begint te werken. (Het onderscheid dat hier gemaakt wordt tussen een informatie-avond en een debatavond, is dat in eerstgenoemde avond er sprekers uitgenodigd zijn die het met mekaar eens zijn, en over dat punt of onderwerp waar ze het eens zijn, het publiek komen voorlichten. Bij een debat is er meer tegensprekelijkheid. De pannelleden zijn het er fundamenteel oneens over.) Betreft het een onderwerp waar het publiek nauwelijks over geïnformeerd is, dan heeft een debat weinig zin, en blijven de tussenkomsten van het publiek enkel beperkt tot informatieve vragen, die het ‘debat’ op zichzelf bijna onmogelijk maken. Broodnoodzakelijk is het in die gevallen, en niet alleen in die gevallen, maar vrijwel altijd, dat het publiek op voorhand geïnformeerd wordt over de behandelde problematiek. Meetings bevatten én het persoonlijke element, de stem, het gezicht, de enotie, en dat maakt dat de dingen beter zullen worden overgebracht. Toch zijn de ontgoochelingen over dit soort avonden, meestal groter dan het aantal avonden waar men tevreden over is, omdat bv. de moderator de diskussie niet goed in handen heeft weten te houden, omdat bv. de problematiek te moeilijk werd aangebracht, enz… Het publiek voelt zeer vlug of er eerlijkheid is achter de stem van een spreker, of de spreker er zit om in de eerste plaats publiciteit te maken voor zijn vereniging. De organizatoren doen er dan ook goed, de keuze van de sprekers, goed af te wegen, Debatavonden met mensen, die alle diplomatie in pacht hebben, om elke kritiek met demagogie te omzeilen, doen de aktie meestal meer kwaad dan goed. In Leuven is Minister Ramaekers, destijds van onderwijs, een paar keer zijn beleid komen verdedigen op een zulkdanige professionele manier, dit wil zeggen met een platvloerse demagogie aan de ene kant, en een stortvloed aan technische informatie anderzijds, dat de strijd met het publiek te ongelijk was…

Speakerscorner.

Dit is iets wat in België nog niet in zwang is. Het dwingt de spreker zeer intens zijn tekst voor te bereiden, en de kwaliteit van het gebrachte zou over het algemeen aldus beter moeten zijn. In tegenstelling tot de meetings, waar de sprekers zeer ver weg, achter de tafel verscholen zitten, is er bij de speakerscorner wel degelijk een direkt kontakt met het publiek mogelijk. Het gebeuren is zeer levendig, en de deelname van het publiek heeft veel kans om ook zeer levendig te zijn, omdat als de spreker de demagogie wat afzweert, het publiek zich in hem kan identificieren. Het is precies één van uw vrienden die daar staat te praten. Het geschiedt meestal ook in kleinere groepen.

Bezettingen.

Dit is een middel dat in uw direkte strijd met uw vijand veel effekt kan ressorteren. Het zet uw vijand rechtstreeks onder druk, en het kan gesprekken met zich meebrengen met mensen die in zijn bedrijf of kantoor werken, om ‘uw vijand’ via deze mensen verder onder druk te zetten. Een bezetting geeft ook altijd een nieuwe dimensie aan de strijd, omdat het iets is, dat als het ware veroverd werd op de vijand. Er kan iets verdedigd worden. Een bezetting van een kantoor, of een direktiekamer enz… kan als ze goed voorbereid werd (dit wil zeggen als men de toegangswegen op een grondplan bestudeerd heeft, of anders als men het gebouw al eens bezocht heeft) met een groep van 15 mensen uitgevoerd worden. Mensen die er werken zullen er zich niet tegen verzetten, omdat het hun wat vrije tijd geeft, en het monotome leven wat doorbreekt. Men belet de vijand voort te werken, men heeft een vertrekpunt om solidariteit te vragen met diegenen die sympathiseren, men belt de bevriende journalisten op…
Het blijft natuurlijk allemaal ongevaarlijk, omdat een bezetting een sociaal aanvaard aktiemiddel is. En het blijft natuurlijk een demonstratieve aktie. Men weet ook dat men niet eeuwig de bezetting zal kunnen volhouden, en dat het eigenlijk slechts een symbolisch karakter heeft. Men duidt iets, men wijst naar iets: ‘kijk, hier zit de “vijand”, die dat en dat mispeuterd heeft, of aan ’t mispeuteren is, of nog mispeuteren zal…’
Toch is er iets dat al een breuk maakt met de vorige aktievormen, waarbij men weinig gevaar liep, (behalve het werken met de spuitbus dan). Hier legt men iets in de weegschaal, en dat geeft de aktie meer inhoud. Als aktievoeren op een afstandelijke manier geschiedt, op plaatsen waar men niks riskeert, maakt het soms weinig indruk op de mensen. Pas als men zelf een fysiek risico neemt, krijgen de eigen argumenten plots meer waarde… Bezettingen zijn aangewezen in bijna elke strijd. Van abortus, vrouwen-problematiek, kenernenergie, atoomraketten tot de arbeidersstrijd. Zet uw tegenstander onder druk belet hem te werken, laat zien dat het u menens is, vermijd de konfrontatie niet… Een bezetting van het ultieme soort is de fabrieksbezetting, waarbij de arbeiders de patroon uit zijn fabriek gooien, en de produktie starten in zelfbeheer… Andere vormen van bezettingen zijn bijvoorbeeld het zich vastketenen aan kettingen aan poorten van gevangenissen, van andere instituten… Ook hongerstakingen situeren zich in deze groep. Bij de laatste twee voorbeelden, de hongerstaking en het zich vastketenen, is de persoonlijke inzet nog groter. Men laat zien dat het menens is, op een manier dat men de mensen eigenlijk vertelt, dat men niet verder wenst te leven als de wantoestand verderduurt… Idem met de zelfverbrandingen. Heil Jan Palach. Het is duidelijk dat dit soort dingen veel meer indruk maken, en veel meer de aandacht opeisen dan het naamloos, risicoloos meelopen in een betoging… Maar het blijft demonstratief. Het duidt de wantoestanden aan, en eventueel zegt het iets over de oorzaken ervan. Op zich brengt het ons in de strijd met de vijand niet vooruit. Het kan mobiliserend werken, doordat het mensen aan het denken brengt, of bijeenbrengt naar een bepaalde plaats. Maar het is dan pas dat het moet beginnen…

Radiowagen. Megafoon.

Deze zijn zeer interessant voor het doorgeven van korte boodschappen, en zijn zeer mobiel en beide kunnen (de radiowagen, meer dan de megafoon) wel een straat ver klinken. Te midden van een aktie is de megafoon een niet te missen wapen, om afspraken door te geven, en aldus de kommunikatie levendig te houden. Megafoons zijn meestal echter van betrekkelijk slechte kwaliteit. Toch ligt hier misbruik voor de hand. Iemand die een megafoon ìn de hand heeft, kan eventueel heel de boel dirigeren en naar zijn hand zetten. Van het moment echter dat men akties aan ’t uitvoeren is, met meer dan 100 mensen, is een megafoon haast een must.

Persoonlijke gesprekken.

Om een mening te beargumenteren zijn de persoonlijke gesprekken natuurlijk het meest briljante wapen. In een persoonlijk gesprek zit immers elke ingredient die er nodig is: enerzijds is er de groei van een vrierdschapsrelatie mogelijk, anderzijds kan men zijn partner in het gesprek deelachtig maken van zijn twijfels, waardoor men samen naar een oplossing begint te zoeken. In het persoonlijk gesprek kan zo aldus het nodige vertrouwen groeien tussen mensen, die beiden doen besluiten samen iets te doen. In het persoonlijk gesprek kan de ene ook zijn argumenten schoeien naar de aard van persoon die hij voor zich heeft, en naar de specifieke vragen die deze heeft. Er is meer kans op een emotionele band, omdat men zijn eigen kwetsbaarheid beter kan blootgeven, dan tijdens een informatie-avond. Men kan zijn eigen inzet laten blijken, zijn eigen vragen, zijn eigen eerlijkheid, zijn eigen bewogenheid… In het persoonlijk gesprek zal het onderwerp intenser bediskussieerd worden dan elders. In informatie-avonden spelen de sprekers vlugger op ‘zeker’, en schakelen ze vlugger de automatische piloot in, door hun weergeven van clichés die ze al zoveel verteld hebben, en die het altijd blijken te doen. Mensen zullen vlugger de essentie snappen uit iets dat in een gesprek verteld wordt, dan uit een pamflet, en uit een brochure. Natuurlijk zijn er ook de beperkingen. Men kan niet met iedereen op deze wereld, laat staan met heel uw omgeving, intense persoonlijke gesprekken gaan voeren…

Sabotage.

Dit is de aktie waarbij men de vijand in zijn werking op een cruciaal punt probeert te treffen, zodanig dat voor een hele tijd werken voor hem onmogelijk is. Het betreft hier het veroorzaken van een technisch defekt, waarbij de hele werking voor een tijd stilligt. De aktie van de ‘5’ op de Andrea Schmidts was zo’n sabotagedaad. Men poogde aldaar de stuurhut onklaar te maken, zodat het schip niet zou kunnen uitvaren. De ‘5’ brachten miljoenen-schade aan deze stuurhut (volgens diverse bronnen varieren de kosten van 1 tot 20 miljoen Bf) en het schip kon na één dag uitstel dan toch uitvaren. We zullen in een apart artikel onze kritiek geven op deze aktie van de Andrea Schmidts. Sabotage in het algemeen, is de weg om het de vijand zeer lastig te maken. Zulke akties kunnen met zeer beperkte groepen worden uitgevoerd, maar vergen een zeer intense voorbereiding. Want wie gepakt wordt wacht een serieuze rekening… Tenzij men de logika voor iedereen onmiddellijk begrijpbaar kan maken, waarom de ernst van de middelen, gerechtvaardigd was in het licht van de ernst van de omstandigheden. Sabotage onderstelt echter evenzeer veel overleg, studie, voorbereiding…

De Aktiegroep.

We hebben onze voorkeur al uitgesproken voor kleine, ‘autonome’ groepjes die akties uitvoeren, gericht tegen de werkelijke vijand. Belangrijk is dat er voldoende kommunikatie onderling blijft, én kommunikatie met de anderen die op soortgelijke onderwerpen aktie aan het voeren zijn…
We zouden nog twee aspekten willen behandelen. Ten eerste moet de groep een naam hebben, wat ogenschijnlijk een vrij banale vraag is? Ten tweede het onbeheersbaar aspekt van de aktiegroep.

Moet de groep zorgen dat ze zelf in het zonnetje komt te staan bij een aktie die gevoerd wordt, of moet alle aandacht gericht worden op de idee waarvoor men vecht. Door aan akties een naam te verbinden, wordt binnen de kortste keren deze naam een symbool, een idee, en geeft de groepsnaam op die manier verder een uitstraling aan die idee. Door een idee duidelijk te kombineren met een groeps-naam als men aktie voert, zal deze groep eventueel bij een volgende aktie (als de vorige met succes gelukt is, of de groep heeft sympathie weten te verwerven bij de vorige aktie) via haar naam gemakkelijker solidariteit kunnen krijgen. Het is gelijk met politici… Die politicus kennen de mensen, ze vertrouwen hem, en alles wat hij doet is OK. Daartegenover staat nu echter de diskussie rond de onbeheersbaarheid,

Onbeheersbaar is men o.a. als de politie niet weet welke groepering de aktie heeft uitgevoerd, omdat de aktie geen ‘signatuur’ draagt, en dus ook deze vereniging niet kan beginnen te intimideren. Iets wat duidelijk wel mogelijk is als men weet wie achter de aktie zit. Dit fenomeen van ‘onbeheersbaar’ zijn, heeft iets veel meer bedreigend, dan als men weet van wie de aktie komt. Het is dan precies of er iets in het volk aan het bewegen is. Eenderd wie kan het immers gedaan hebben. Als er zowat verschillende akties gebeuren, en niemand ‘eist ze op’, dan is het precies of diverse groepen of mensen zijn bezig, met tegen het systeem in opstand te komen. Beheersbaar word je als er zich een uitvoerend komité gevestigd heef. Dit kan door de overheid gemakkelijk onder druk gezet worden, en dat kan dan gaan wegen op heel de beweging. Een schitterend voorbeeld is de manier dat de Nederlandse kraakbeweging ‘georganiseerd’ is. Men heeft overleg op buurtniveau, op stedelijk niveau en er is ook landelijk overleg. De kraakakties op zichzelf gebeuren honderd procent autonoom. Het is fout van zich te gaan meten met de vijand op het punt, waar deze het sterkst staat. Als je je meet organisatie tegen organisatie, dan verlies je sowieso. De argumenten uit de vorige paragraaf dat de populariteit de mensen meer vertrouwen geeft voor volgende akties, is verkeerd in het licht van de opvatting dat mensen vertrouwen moeten krijgen of aankweken in eigen kunen, om zelf akties te plannen. Het is fout te hopen dat alles zal gebeuren door en vanuit één centraal orgaan. Die mensen uit dat centrale orgaan lopen binnen de kortste keren met de daver op hun lijf, vanwege de subtiele intimidatie van de overheid. Mensen moeten zelf hun lot in handen nemen, en overleg is noodzakelijk, maar mag zich niet meer toeëigenen dan dat. Er moet aldus vermeden worden dat decoördinatie een leven op zich gaat leiden, en uiteindelijk een bestuur wordt dat de lakens uitdeelt. Alles moet beweging worden, niet een orgaan…
Een beweging is onbeheersbaar, is niet te intimideren…

De aktie van de ‘5’ tegen de Andrea Schmidts.

De Andrea Schmidts is de naam van het schip dat de belgische kernafval naar de Golf van Biskaje moest brengen, om deze daar in zee te storten. In de dagen voor de aktie van de ‘5’ was er reeds heelwat heibel rond het schip geweest. Het schip kwam van Rotterdam, waar het de Nederlandse kernafval had ingeladen, en daar was het tot verscheidene incidenten gekomen. In Herentals en Mol waar de kernafval (de belgische) op de trein was gezet, hadden o.a. mensen zich vastgetekend aan deze trein. De dag voor de afvaart was er in Zeebrugge een betoging geweest, waarin een 300 manifestanten opstapten. Rond middernacht maakten de ‘5’ gebruik van een wissel van de bewakingsdiensten van het schip, om de stuurhut binnen te dringen, en deze onklaar te maken. De bedoeling was aldus een sabotagedaad te verrichten, om te beletten dat het schip zou uitvaren. We geven hier vooraf een samenvatting van wat de ‘5’ verteld hebben omtrent deze aktie op een informatie-avond hieromtrent in Leuven. (december 1980)

De groep heeft een spontaan karakter is voor eenderd welk sociaal probleem te motiveren dat binnen hun ervaring treedt. Als ze vanavond in de krant lezen dat er ernstige vuilnisproblemen zijn in Brussel, door de slechte werking van de diensten, kan het zijn, dat ze binnen de vijf minuten opstappen om in een klein groepje van 3 tot 5 mensen hiertegen een aktie te voeren, door bv. een heleboel vuilniszakken in Brussel te gaan omkappen… Hun révolte heeft weinig informatie nodig om zich te manifesteren. Het probleem moet zich wel in hun nabijheid, en aan hun ervaring voordoen. Zo zijn ze bv. minder gemotiveerd om iets te gaan doen tegen de honger in de wereld. Ze noemen zich ‘artists du présence’, omdat ze in het ‘nu’ leven, en en zich voor geen toekomstig levensperspektief interesseren. De krachtsverhoudingen met de vijand, is naar hun zeggen, in hun voordeel, omdat ze de ruimte en de tijd van de akties zelf kunnen kiezen: Ze kunnen als het ware bij verrassing toeslagen.

In Zeebrugge was er de bewuste dag een betoging gepland. Die betoging was blijkbaar enkel opgezet voor de filmcamera’s van de BRT-RTB. Alleen de eerste 300 meter dat de betoging wandelde –er waren zo’n 300 mensen aanwezig– werd er gefilmd, en vooral waren de kamera’s gericht op een parlementariër die meestapte. Hij werd dan ook geinterviewd en met enkelen sprongen we voor de mikro, om de hypokrisie te hekelen van heel die bedoening. Een parlementariër die komt stemmenwinst zoeken, terwijl er aan het probleem van de kernenergie en de kernafval niks verandert. We kregen de steun van andere mensen, maar de organisatoren kwamen ons weghalen, zodat het interview kon doorgaan. Terwijl de betoging verder liep, werd er nog ergens een sit-in georganiseerd op een autoweg, om ‘te tonen dat er toch iets gebeurt…’ Maar in plaats van heel de kustweg van Knokke tot de Panne te blokkeren, sprongen de ‘manifestanten’ al recht toen de eerste auto’s begonnen te toeteren. Diep ontgoocheld over heel dit cirkus, spraken we hierover met een paar mensen die met dezelfde ontgoochelingen op het lijf liepen, en we gingen naar de bistro…

We aten goed, we dronken goed en we waren in het beste humeur. ‘s Avonds wandelden we nog eens met dat groepje naar het schip, helemaal niet van plan van iets te ondernemen. Ik was bv. op blote voeten, had geen helm, geen ijzeren breekmateriaal. We zagen tot onze grote verrassing dat het schip onbewaakt was. Dit door het feit dat er op dat ogenblik een wisseling van rijkswachters plaats aan het grijpen was. We stegen aan boord, maar ieder van ons had, naar achteraf bleek, een verschillend idee over wat we konden en gingen doen. We konden de boot laten zinken, hem onklaar maken enz…
Eenmaal op de boot aangekomen zijn we naar de stuurhut getrokken en er spontaan dingen beginnen te vernielen. Wat belangrijk was voor de aktie, was dat we in een fantastisch humeur waren. Eén van ons begon zelf op het dek het lied ’Port of Amsterdam’ te zingen naar een schip dat passeerde.

Moesten we het beter voorbereid hebben, hadden we veel meer kunnen doen. We hadden onderweg vijf molotovs mee, waarvan er niet één gebruikt geweest is.

We zijn door het systeem keihard aangepakt geworden, en dit niet alleen op de boot door de zeelui en de rijkswachters. We hadden immers een cruciaal politiek en ekonomisch punt aangeraakt en bedreigd. Ten eerste is er deze vorm van aktie als politiek element. Deze vorm van aktie, met kleine groepjes, is een onbeheersbare aktievorm. Het is duidelijk dat men van dit soort aktievormen veel meer schrik heeft dan van massabetogingen, die meer te intimideren zijn. Bv. door de organisatoren trachten aansprakelijk te stellen voor alles wat er gebeurt. Wij hebben de keuze van ruimte en tijd, wij hebben het verrassings-element. Het economisch aspekt dat wij hebben aangeraakt is de verwerking van kernafval. Het is een probleem voor de kernenergiesektor dat nog niet opgelost is, en van deze oplossing hangt het hele voortbestaan van het kernenergieprogramma van af. Daarom hebben wij vijf maanden in voorarrest gezeten, om anderen ervan te doen afzien ook zo te handelen.

Een aktie moet volgens ons zo worden uitgevoerd dat ieder tijdens de aktie nog steeds de volledige vrijheid heeft, om te doen en laten wat hij wil. Zodat tijdens een aktie een grote verscheidenheid van aktievormen kan tot uiting komen gaande van de bloem tot de mitraillette. Op het proces, dat zal plaatsvinden in mei (1981) zal moeten blijken of wij inderdaad geslaagd zijn in ons opzet. We zullen er immers duizenden getuigen laten aanrukken om tegen deze kernenergie te getuigen. Het moet het proces van de kernenergie worden, in plaats van ons proces…

Tot zover de ‘5’ op een informatie-avond in Leuven in december 1980.

Mijn bedenkingen omtrent deze aktie zijn de volgende:

  1. Mits een betere voorbereiding hadden de aktievoerders het schip kunnen verlaten, zonder opgepakt te worden. Dit had het systeem ook niet de kans kunnen geven, hen zo te straffen, en zo anderen af te schrikken van soortgelijke dingen te gaan doen.
  2. Het kontakt met andere delen uit de kernenergie-beweging was onbestaande, en dit is m.i. verkeerd.
  3. Het objekt van de aktie was eens te meer een symptoom, –alhoewel een belangrijk symptoom in dit geval,– en niet gericht tegen de ‘echte vijand’ als dusdanig.
  4. Rond de aktie hebben de aktievoerders zeer weinig verdedigingsargumenten, verklaringen aan de buitenwereld gezonden, met als gevolg dat ze tot op de dag van vandaag helemaal ‘geïsoleerd’ staan, en als vogels voor de kat dreigen verslonden te worden door het gerechterlijk apparaat.

In het kernenergie-‘debat’ zijn onze vijanden, zoals reeds gesteld, de Société General en de Bank Brussel-Lambert wat de financiering betreft, Westinghouse Nucléaire betreffende de technologie en de levering van de onderdelen, Ebes en Intercom wat betreft het beheer van de kerncentrales en de distributie van de elektriciteit die er op opgewekt wordt. Het saboteren nu van het schip dat de kernafval vervoerde, is een aktie die desondanks blijft hangen in de demonstratieve sfeer: het wijzen naar de vijand die een beslissing uitvoert. Het saboteren gaat natuurlijk verder, doordat het de vijand poogt te beletten de beslissing uit te voeren. Maar om echt efficiënt te zijn, dient het veel beter te worden voorbereid dan de aktie van de ‘5’.
Maar op het ogenblik van de transport van de kernafval is het onheil al geschied. Er is al kernafval, uit de werkende kerncentrale afkomstig. Dat transport saboteren is onvoldoende, als we de vijand willen treffen. Wij moeten daarentegen beletten dat er nog kernafval komt. Wij moeten beletten dat er nog kerncentrales blijven werken die kernafval produceren. Daarvoor moeten we onze akties richten tegen de ‘echte vijand’. Deze bevindt zich niet in dat kernafvalschip.

Het demonstratieve in deze sabotage-aktie is zeer goed om de problematiek in de aktualiteit te brengen, en alzo mensen d’r over te doen praten. Mensen die misschien ook zulke groepjes zullen vormen, en zulke akties zullen uitvoeren. In die ‘social suivi’, zoals ze het zelf uitdrukken, (vertaald betekent dit, wat er komt na de aktie, de ‘follow-up’, in het beste geval een kettingreaktie van akties rond dit onderwerp, de eventuele start van een ‘beweging’… de sociale dynamieken die voortspruiten uit zo’n evenement.) hebben volgens mij twee dingen gefaald. Enerzijds hebben ze zelf bijna geen verklaring rondgestuurd waarin ze hun aktie toelichtten, om een ‘tegengeluid’ te laten horen, tegen de storm van protesten die tegen hun aktie hebben gewaaid o.a. van de burgerlijke pers, die hen ‘terroristisch’ noemden, en o.a. vanwege de komités zoals het VAKS, Aktiekomité Zeebrugge tegen kernenergie, die zich distancieerden van heel de aktie van de ‘5’. Anderzijds hebben zij zo zware straffen gekregen, (enkel nog maar het voorarrest van vijf maanden), dat dit velen kan hebben afgeschrikt om voor deze ‘suivi social’ te zorgen. Tot op heden is er trouwens nauwelijks een ‘suivi social’ geweest. Behalve op de betoging van Mol in oktober 1980 toen een 500 manifestanten de route, aangeduid door de organisatoren niet volgden, en het Eurochemic-kompleks van Dessel naderden met een 100 meter… Op de betoging in Mol werd ook door verscheidene pamfletten opgeroepen tot solidariteit met de ‘5’…
Die zware straffen in voorarrest hadden zij kunnen voorkomen, door te zorgen dat ze op tijd van dat schip weg waren. Volgens hun eigen zeggen heeft het een hele tijd geduurd voordat ze ontdekt waren…

In de organisatie van zo aktie moet m.i. veel meer overleg en professionele voorbereiding komen. Als men de daders van zo’n aktie kan te pakken krijgen, kan men én daad én daders veel makkelijk ‘kriminaliseren’. Men zal zien dat de burgerlijke pers zal springen op persoonlijke kenmerken van de daders, hun verleden enz… om de daad logisch te te benoemen als een misdaad. Zonder dat men iemand te pakken heeft, heeft de aktie iets dreigender, iets onbeheersbaarder. Het lijkt een gevaar dat zomaar opduikt vanuit de massa… Het geeft ook vertrouwen aan andere potentiële aktievoerders te merken dat een aktie kan lukken, zonder zelf opgepakt te worden. Die organisatie en overleg moet ook betrekking hebben op de logika tussen de ernst van de middelen en de ernst van de wantoestand. Door die logika nog eens in een ‘kommuniqué’ of zoiets duidelijk in de verf te zetten, zal men diegenen die uw daad aanhoudend terroristisch noemen, verder in hun hemd zetten. Een prachtig voorbeeld is de logika die de ‘3 van Vielsalm’ in hun gijzelingsaktie van de kinderen, in het RTB-gebouw in november 1980 naar voren brachten. ‘Ministers verdienen meer dan 100.000 per maand, zei Michel Strée, terwijl vele gepensioneerden het moeten stellen met minder dan 10.000 per maand…’ Een onthutsende logika, die overal ten lande begrip heeft gevonden. De ‘5’ van de Andrea Schmidts hebben dus enigszins verwaarloosd deze logika te expliciteren, alhoewel er voor mij persoonlijk natuurlijk al genoeg logika was in hun daad op zichzelf zonder dat ze dit tegen mij moesten komen uitleggen, geloof ik toch dat ze meer sympathie en ‘social suivi’ zouden gehaald hebben, moesten ze dit ten overstaan van de publieke opinie wel gedaan hebben…

Blijft nog het kontakt met de anderen die rond de kernenergieproblematiek aktief zijn. Waarom zetten deze organisaties zich steeds af tegen akties die op een illegale manier deze illegale praktijken van de kernindustrie aanpakken. Is een hele bevolking bedreigen met een alles vernietigende explosie, of overspoelen met radio-aktief kernafval soms een ‘legale’ aangelegenheid? Voor mij is het duidelijk dat die aktievoerders deels onder druk staan van de overheid, of alleszins de hete adem van het gerechtsapparaat in hun nek voelen… Dat is waarschijnlijk het laatste wat velen onder hen zouden willen zien gebeuren, namelijk verschwunden worden door het gerechtsapparaat… Nog liever in één keer verschwunden worden door een kernexplosie, dan zo langzaam te vergaan in zo’n gevangeniscel. Verder is het duidelijk dat men vreest voor een hardere overheidsaanpak tegen de akties rond kernenergie, o.a. doordat de aktievoerders in de pers worden gekriminaliseerd, waardoor delen van de bevolking zich van hen zouden afkeren. Zulke organisaties, met een ‘clean imago’, en met de nette wandeltochten die dan als betoging worden bestempeld zijn er natuurlijk nodig, en onmisbaar voor al diegenen die in hun protest op dit moment niet verder willen gaan dan het verbaal protest. Daarom moet iedereen die voor het gebruik van geweld gekozen heeft deze uitingsvorm respekteren, en betogingen niet, tegen de zin in van die duizenden wandelaars, gaan proberen te provoceren in de richting van relletjes e.d. Diegenen die relletjes willen, scheiden zich daarom best af van de rest…

Andersom moet er ook meer respekt groeien vanwege deze ‘organisaties’ naar de mensen die het met geweld, en met inzet van hun ‘eigen leven’ proberen te veranderen, Er moet meer dialoog komen, en voor mij is het duidelijk dat het initiatief hiertoe moet komen van de ‘groep pro geweld’. Begrip voor mekaars strategie, eventueel summiere uitwisseling over mekaars plannen en onderliggende argumentatie, en alsjeblief ons niet laten uit mekaar drijven door de burgerlijke pers, die niet liever zou hebben dat er twee groepen aktievoerders komen rond kernenergie: de ene, de brave, die zij rustig onder kontrole kan houden, de andere, de ‘misdadige troep’, die in ’t gevang thuishoort…

PART 11. De buurt.

Wat is er nu speciaal aan de buurt? Niemand kan er buiten om, dat er buiten zijn eigen huis in zijn direkte omgeving nog andere huizen staan. Men is in de eerste plaats voor zijn sociale kontakten geografisch aangewezen op de buurtbewoners die rondom zijn huis wonen. Als die kontakten er niet zijn, of uitgedoofd zijn ‘out of sight, out of mind’, dan zal men dit steeds als een leemte ervaren. Want de buurt is de broedplaats van iemands leven, het is de omkadering van het gezin, maar tegelijk de eerste mogelijkheid om deze omknelling van het gezin te doorbreken. De TV en al veel vroeger het gezin, waar vader en moeder, de hele kinderschaar onder controle wilden hebben onder hun eigen gewenste ritme, hebben de mensen uit het buurtleven weggetrokken in de huiskamer. De straat, de plaats bij uitstek waar de kontakten tussen de buurtbewoners plaatsvinden, is trouwens al een hele tijd gemonopoliseerd door de sluipschutter van de buurt, de auto. Het is het lawaai dat spreken soms onmogelijk maakt, het is de stank die het leven er ongezellig maakt, het is de snelheid die de mensen meer aandacht doet hebben voor deze ‘magere hein’ dan voor elkaar, die de auto in de bevolkte zones tot de volksvijand n°1 zou moeten uitroepen. Wie geeft hiertoe het startschot? In de buurt ‘leven’ de mensen naast mekaar. Dit ‘leven’ betekent dat ze mekaar potentieel de hele dag kunnen zien, dat ze met mekaar eventueel regelmatig kunnen praten … Je zit hier met mensen die geografisch binnen een bepaald territorium leven, en dit territorium die de ‘buurt’ vormt is veelal goed, geografisch afgebakend. Je hebt dus veelal ook een ‘identifikatie’ met de buurt. Bv. Ik woon in die buurt. Die mensen hebben gemeenschappelijke belangen wat dit territorium betreft, en mensen die gemeenschappelijke belangen hebben voelen zich veelal tot mekaar aangetrokken. Want die belangen zijn niet louter fysisch, vb. milieuproblemen in de buurt, maar ook psychisch, vb. het sociaal kontakt, de steun in moeilijkheden…

Het is een fundamenteel instinct van de mens dat hij zijn direkte omgeving wat onder kontrole wil hebben. De ene organizeert dit via afspraken, de andere vestigt een machtspositie enz .. Die direkte omgeving heeft ook betrekking op de onmiddellijke ruimtelijke omgeving. Als dit een omgeving betreft waar ook anderen wonen, zal hij instinctief pogen met die anderen in kontakt te komen. En dit zeker in deze maatschappij. Want teveel wordt ingegrepen in ieders privacy. Je kan wel de politie roepen voor een lawaaierige dancing wat te doen verstillen, maar wat ga je doen als die overheid voor je huis een snelle drievaksweg aanlegt, en in je achtertuin een autostrade wil laten passeren. Wat doe je als een of andere militaire legereenheid in de buurt besluit te oefenen of als er een vlieglijn juist boven je huis komt te liggen? Ongetwijfeld kunnen wij deze lijst nog met massa’s voorbeelden uitbreiden. Via gewestplannen, het zgn. Bijzonder Plan van Aanleg enz .. heeft de overheid de bestemming van de gronden vastgelegd. De inspraak van de betrokken mensen is slechts uiterst miniem geweest, via het ‘klachtenrecht’ dat men had bij het gemeentebestuur. Het technisch jargon, en al de andere manieren dat de hele procedure werd afgeschermd, maakte de inspraak opnieuw tot een lachertje. De buurt is nu de omgeving waarin men leeft, en deze bevat vele fysieke, sociale, psychische faktoren. Slechts wanneer hij die elementen onder kontrole heeft –een kontrole samen met de anderen,– zal de mens zich helemaal OK kunnen voelen. Dit OK voelen zou men kunnen omschrijven als een zich ‘bevinden in een basisveiligheid, in een veilige omgeving.’

Vaak wordt in romantische termen gedacht over het leven van vroeger, toen ieder nog buiten zijn deur zat. Heeft de stank en het lawaai van de auto de mensen terug in de huizen binnengedreven? Was er de fatale lokroep van de TV? Was er het voortbordurende egoisme in ons, aangewakkerd door de konsumptieberg van de golden sixties. Moesten wij hierdoor zo nodig de kommunikatie tussen ons laten verlopen via de uitgestalde statussymbolen? De heimwee naar de buurt is er nog. De heimwee naar de kontakten met diegenen die direkt naast ons leven is er nog evenzeer. Wat houdt ons tegen?

Het is natuurlijk o.a. de arbeid die ons zo krachtig heeft weggetrokken uit ons ‘natuurlijk milieu’. Inderdaad zijn velen meer dan 10 uren weg, en de kinderen zijn door de scholen, slechts in de avonduren speelklaar.

Wat de kinderen zo spontaan naar mekaar toedrijft, zouden de ouders ook wel willen. Er is blijkbaar de status, de waardigheid, het imago dat tegenover mekaar moet waargemaakt blijven. Veel vroeger, werkten de mensen binnen hun eigen milieu, en was er waarschijnlijk veel meer samenwerking te noteren dan nu. Iemand die ’s morgens heel vroeg dient te vertrekken, en ’s avonds vermoeid thuiskomt, kan het allemaal zo vrolijk niet meer uitleggen… Wat hij wenst is dat zijn vrouw en kinderen hem wat oplappen…

Wat iemand verlangt is controle over, in de eerste plaats, het fysieke milieu van de buurt, omdat dit zijn leven direkt beïnvloed. Hij wil zelf bepalingen uitvaardigen in verband met de snelheid, de aanwezigheid van auto’s: het zijn veelal de eigen auto’s die de buurt rijden. Er is de eventuele aanwezigheid van fabrieken; het passeren van treinen en signalen aan de overwegen; het behoud van bepaalde, aangrenzende bossen, groenplaatsen; organisatie van vuilnisbelten; enz .. Allemaal zovele simpele dingen betreffende het elementaire van het leven… De mensen in de buurt hebben geen advizerende kommissies nodig, noch de grote woorden zoals Bijzonder Plan van Aanleg, om te weten wat er moet gebeuren met de gronden van de buurt. Niemand houdt van drukte, niemand houdt van stank, van ruzie enz… Iedereen wenst oplossingen. Daarom zijn er regelmatige samenkomsten in een wijk nodig, die deze zaken bespreken. Aldus kunnen de mensen ook hun eigen konflikten zelf terug bespreken en trachten op te lossen, in plaats van het in handen te geven van een openbaar ministerie, met de kille gerechtszalen… Een te luidruchtig kaffé, een stinkende nerts-kwekerij, een troep brommers, een gevaarlijk kruispunt, enz… In plaats van de veldwachter of een andere ‘rijks’wachter erbij te halen, die erop staan te ’wachten’ om de mensen wat meer discipline bij te brengen, zou men al even eenvoudig het probleem zelf pogen op te lossen. Trouwens de ‘wachters’ bij de Grieken, waren de filosofen, die begiftigd waren met de ‘rijkdom Gods in hun ziel’, en aldus daarom niet naar enige andere macht moesten streven… Van de Griekse ‘wachters’ werden filosofische oordelen verwacht, waaraan een moreel gezag werd toegekend. Onze rijks’wachters’ hebben dit blijkbaar verkeerd begrepen…

Dit pleidooi voor het herstel van het buurtleven, heeft in eerste instantie te maken met mijn voorkeur voor kleinschaligheid, in dewelke de mensen, die er behoefte toe hebben, het ‘socialisme’, het ‘sociaal bij mekaar zijn’ kunnen beleven in hun direkte milieu. Dit waarmaken van het socialisme in de eigen leefwereld, in dit geval de buurt, lijkt dan ook veel direkter haalbaar te zijn dan te hopen op het Paradijs na de grote maatschappelijke revolutie, wat mij doet denken aan de katoliek die in de hemel gelooft… Eenmaal men dit socialisme in eigen buurt kan beleven, zal dit op zich, ook een zeer duurzame kracht worden voor een nieuwe maatschappij. Dit te samen dan met de andere, revolutionaire krachten in deze samenleving. Men begint met als het ware, het socialistisch model, toe te passen op zijn eigen kleine buurt, en er is in dit kleinschalig model, dan ook veel minder gevaar voor diktatuur, zoals deze zich gemanifesteerd heeft in landen als Rusland, China enz…

In zo’n buurtraad kan men ook de psychische en sociale noden van eenieder bespreekbaar maken. Eenzamen zouden terug opnieuw kunnen geintegreerd worden, en men zou het buurtleven door gezamenlijke aktiviteiten terug kunnen reactiveren. Al die mensen die uit de boot vallen in deze samenleving bv. de gehandikapten, de psychisch gestoorden, de gepensioneerden enz… konden allemaal terug via dit buurtleven ‘herleven’…
Men kon de speelruimtes voor de kinderen veel beter uitkiezen, dan dat nu gebeurt veelal door de gemeenteraad die daar haast willekeurig terreinen gaat neerplanten, en andere natuurlijke speel-terreinen, zoals bossen en diens meer doet verdwijnen. Want dit is de centrale idee misschien wel achter dit alles: wie weet beter dan de buurt-bewoners zelf, die er elke dag leven en elke dag gekonfronteerd worden met de moeilijkheden, die dit leven biedt, welke problemen er zijn, en hoe ze het best kunen worden opgelost?

Dit lijkt mij alleszins een beter perspektief voor het buurtwerk om na te streven, dan de theorieën rond ‘kansarmoede’ met dewelke men de mensen in de buurten nu benadert! Laat de mensen de buurt zelf in handen nemen, zelf eventueel terug het onderwijs organiseren, zelf beslissen of een weg door een buurt dient te lopen of niet, zelf… kortom alle soorten dingen die zijzelf hieromtrent kunnen bedenken.

Het is immers niet mijn bedoeling hier te vertellen hoe een ‘ideale buurt’ er moet uitzien. Mijn standpunt is dat de buurt een plaats is waar de buurtbewoners recht hebben om erover te beslissen. Dit betekent dat zij in onderling overleg tot een beleid zullen moeten komen. Dit betekent evenzeer dat elke buurt, die zulks wil, een eigen, uniek model kan realiseren… Het zal steeds een wordingsproces blijken te zijn, omdat men zich eerst zal moeten loswerken uit het burgerlijke bestaan van vroeger, een ‘permanente revolutie’…

In een volgend artikel zullen we nu schetsen hoe mogelijk, zo’n buurt kan evolueren naar een ‘coöperatief samenwerkingsmodel’, met een eigen, heuse, ekonomie!

De buurt op weg naar een coöperatieve samenwerking…

In de aanvangsfase zal moeten gewerkt worden aan het verbeteren van het kontakt tussen de mensen, en dit via een minimum aan organisatie, zoals vergaderingen e.d. Mensen houden nu eenmaal niet van kustmatige bijeenkomsten: mensen houden van het leven. Organisatie en vergaderingen zullen dus dienen geintegreerd te worden in dit leven, en er zowel qua verloop als inhoud er deel van moeten uitmaken. Dit betekent dat het ‘formele’ aspekt er bijna volledig achterwege gelaten wordt, en verdeling van taken, waar zich veelal een bureaukratie rond ontspind, dient te worden verdeeld over iedereen die wil meedoen. Eerste fase is dus het organiseren van het kontakt, waarbij als gegeven centraal staat hoe kan de buurt aangenamer gemaakt worden, zodanig dat wat juist dit aangename is, meebepaald wordt door eenieder. Daar het samenleven op privé-bezit gestoeid is, zal ieder pas voluit meewerken als hij er ‘persoonlijk voordeel’ in ziet. Maar dit ‘voordeel’ kan betrekking hebben op het hele menselijke gamma: zowel de geestelijke als de materiële voldoening, en alles wat daar tussen of rond hangt. Wijkfeesten, uitstappen, eventueel huisbezoeken enz…

Ontegensprekelijk zal het ‘echte voordeel’ pas groeien met de groei van de greep die de buurtbewoners op hun territorium krijgen. Waarbij ook weer dit territorium, zowel in fysieke, psychische als sociale inhouden moet bekeken worden. Deze ‘greep op zijn teriritorium’ kan er groeien door ofwel zelf aktiviteiten in te richten, ofwel door bedreigende invloeden van buiten te weren. Voorbeelden van het eerste kunnen zijn bv. aktiviteiten in te richten om de ‘eenzamen’ terug in het buurtleven te integreren, een start te maken met een heuse buurtekonomie, dewelke we seffens uitgebreid zullen bespreken,… Voorbeelden van het tweede zijn bv. een gezamenlijke beslissing om de buurt verkeersvrij te maken, sluikstorting tegen te gaan enz…
Het zullen én het een, én het ander zijn dat de buurtbewoners een prima gevoel zullen geven. Wij zijn hier de baas… Andere voorbeelden zijn bv. de kollektief georganiseerde zorg voor de kinderen als de ouders gaan werken, bepaalde braakliggende gronden als ‘speelterreinen’ uitroepen…

Wat dus in eerste instantie kan gebeuren is het ‘aangenamer’ maken van de buurt, en de kontakten, door de mogelijkheden hiertoe te creeëren. Men kan de buurt mooier maken door overal mooie tekeningen aan te brengen, of door bij bedreiging bv. een bos moet weg door een verkaveling, men wil op deze plek huizen bouwen, op een aangename manier aktie te voeren. Het zijn allemaal middelen om via creatieve middelen terug geloof in eigen krachten te krijgen. Het zijn meestal mensen die nog helemaal moeten ondervinden dat het ‘demokratische protest’ nauwelijks helpt, wanneer men zich beperkt tot de ‘legale’, ‘voorgeschreven’, ‘procedurale’ manieren van protest aantekenen. Door dit kreeëren van nieuwe kontakten, kreeërt men bij de mensen een herleefde identifikatie: ‘ik ben bij de buurt…’

Aangenaam staat voor ‘afwezigheid van vervelende dingen’ en dit kan zeer ruinm gezien worden. In tijden van krisis is er bijvoorbeeld de sleur van de verhoogde prijzen in de konsumptie, de werkloosheid enz .. Zo’n buurt kan al die dingen probleemtoestanden eens onderling bespreken, mekaar een hart onder de riem steken, maar men kan er ook iets aan gaan doen. Het ‘aangename’ heeft ook te maken met gevoelens, geluk. Op dit ogenblik is er een tendens in de maatschappij dat mensen bv. met relatie-moeilijkheden naar een gespecialiseerd deskundige, de heer psychiater gaan om zich daar te laten ‘behandelen’, of veelal om er hun hart eens te kunnen luchten. Dit zit helemaal fout, omdat er meer dan genoeg, en meer fundamentelere, en menselijker gesprekken te voeren zijn met de eigen mensen uit de buurt die men al lang kent. De moeilijkheden in relaties, de zogenaamde psycho-somatische problemen, waarbij lichamelijk veruitwendigd wordt dat men innerlijk met spanningen te verduren heeft, die hebben veelal te maken met een diepe eenzaamheid, een gebrek aan kontakten met mensen… En zoals reeds meerdere keren aangegeven in dit boek zit ons ‘privé-bezit’ (in economische termen), dat ons tot hyper-individuele mensen heeft omgedoopt, daar voor iets tussen…
Het kan nog altijd zijn dat iemand in de buurt wordt aangesteld, om zo’n intieme gesprekken met iedereen te gaan voeren die wil, maar zoveel mogelijk moeten de gesprekken onder mekaar kunnen geschieden. Op samenkomsten kan dan eventueel ook de ‘koele killer’, namelijk de roddel worden bespreekbaar gemaakt… Dit soort bijeenkomsten kunnen worden geinspireerd door af en toe eens een spreker uit te nodigen, die de verbeelding terzake etwat prikkelt…

Wat verder ‘aangenaam’ is is de verdeling der financiële lasten waarin onze ‘individuele konsunptie’ ons telkens in duwt. Het klassieke voorbeeld is het wasmachine, dat door meerderen zou kunnen gebruikt worden, dan enkel door die leden van dat ene gezin…

Via dit proces waarbij ieder bij het buurtleven betrokken wordt, en waarbij iedereen het nut van de herleving van zulk buurtleven inziet, kunnen we overstappen, volgens de eigen unieke methodes en ideeën van elke buurt, naar het moment waarop de buurt radikaal het heft in handen neemt over zijn eigen buurt. Dit is enkel mogelijk als het identificatieproces al heel wat opgeschoten is. Men laat het gemeentebestuur weten dat men diens leiding niet meer nodig heeft. Men bakent de buurt geografisch af, en maakt bepalingen dat men vanaf heden over het eigen territorium eigen beslissingsmacht heeft! Dit betekent bv. dat elke milieuhinder van auto’s, tot fabrieken, tot de bouw van huizen, die door de buurt als hinderlijk zullen geduid worden, niet meer zullen worden geduld. Zowel in de twee besproken richtingen zal men nu rasse schreden zetten: enerzijds negatief tegenover alle bedreigingen, positief ten aanzien van de eigen inrichting, en beheer. Wat er nu komt hangt, net als in de vorige processen, volledig af van de eigen verbeelding en creativiteit van de buurt. Zo bestaat de mogelijkheid dat de buurt evolueert tot een eigen ekonomie…

De meest primaire dingen kunnen door elke buurt worden geproduceerd. Bv. granen, koeien, en dus brood, melk en vlees. Een buurt in een stad of dorp kan zich immers velden huren buiten de wereld van steen en beton. Dit is ook al belangrijk omdat de mensen alzo op hun eigen ‘voedselproduktie’ kunnen toezien. We hebben er al vroeger op gewezen dat voedselproduktie niet te verenigen is met massaproduktie… Dus moeten we terug de weg op van de kleinschalige tuinbouw, onder toezicht van hen die het eten. Over naar ons voorbeeld van de ‘bakker’.

De buurt stelt iemand aan als bakker, en ieder betaalt die persoon bv. 100 BF/per maand per persoon die dient te worden gevoed, en die bakker dient aan ieder brood te leveren, aan de produktieprijs, dat betekent aan de prijs dat het hem of haar, kost om dit brood te maken. Iedereen weet dat deze produktieprijs, nauwelijks meer dan 5 Bf/per brood bedraagt. Als er in die buurt 300 mensen wonen, wat toch een vrij normaal aantal is, dat verdient die man 30.000 Bf in de maand, wat toch ook een realistisch cijfer is, en onze man zal er niet voor in de nacht dienen te werken, aangezien er geen konkurrentie met andere bakkers is. Ook kunnen een paar mensen in de wijk worden betaald, door een bijdrage van iedereen om bepaalde taken op zich te nemen. De ene past op een aantal kinderen, en geeft die eventueel wat onderwijs; de andere coördineert eventueel een wijkkrantje, een derde geeft bijtijds voorlichting over gezondheid, gezond eten enz… In de mate van het mogelijke kan men aldus een aantal mensen tewerkstellen die rol-verwisselend kunnen werken. Dit om te vermijden dat men zijn hele leven bakker moet zijn…

Eén van de eerste aktiviteiten die het ‘gemeenschappelijk denken’ al direkt voelbaar aan de wereld laat zien, is het omvergooien van alle hagen, prikkeldraden enz… tussen de diverse tuinen. O.a. in de tuinbouw is het genoegzaam bekend welke schadelijke effekten tussenliggende hagen tussen tuinen kunnen hebben bv. voor het doordringen van de zon. Men kan eindelijk eens tot wederzijdse uitwisseling van ideeën komen, in verband met het aanpakken van de grond. Door het feit dat de huizen zo dicht bij mekaar liggen, zal ook de samenstelling van de grond van de diverse eigenaren niet zo veel van mekaar verschillen. De ene zal het jarenlang zo bewerkt hebben, de andere zo enz… Wederzijdse uitwisseling van de resultaten die men met de diverse ‘therapieën’ bereikt heeft, is zeker nuttig. Men kan dus alle scheids-middelen uit de grond halen, en men heeft één groot veld, waarvan men een nieuwe verdeling kan inbrengen, bv. speelpleinen, stukken grond voor de tuinbouw, veeteelt enz… De mogelijkheden zullen plots des te groter worden…

Men kan ook bv. een coöperatieve winkel zelf gaan uitbaten. Weer hetzelfde principe. Men stelt iemand aan en ieder betaalt die 100 Bf per persoon, en die persoon levert al de produkten aan inkoopprijs. Plots worden natuurlijk al die produkten stukker goedkoper dan deze van de warenhuizen… Het is nog om andere redenen absoluut noodzakelijk om op die manier de distributie van de konsumptieprodukten terug in handen te krijgen… Uiterst belangrijk op dit ogenblik in de distributie is wat er gebeurt met de warenhuisketen GB/INNO. Men heeft de zogenaamde ‘witte produkten’. Deze zijn gemiddeld 15% goedkoper, en de bedoeling is niet ver te zoeken. GB wil niet meer of niet minder dan alle konkurrenten uit te schakelen. Niet alleen in de distributie zelf: de zogenaamde middenstanders, die een voor een verdwijnen en als kassier bij GB kunnen gaan werken. Maar ook de producenten van produkten. Doordat die produkten zo goedkoop zijn, worden de andere produkten natuurlijk minder gekocht, en zullen er een aantal binnen de kortste keren failliet gaan.
Vanwaar komen de witte produkten? GB sluit akkoorden af, met een bepaalde firma om die produkten te komen leveren. Dat betekent een fantastische afzet voor die firma’s en die gaan er dan ook op in. Door die levering van die witte produkten, gaat de rest van de producenten, de konkurrenten op dit gebied langzaam failliet, en op het allerlaatste blijft GB alleen nog over als enige distribuant, en als enige producent van produkten. Dit omdat zij hoe langer, hoe meer zelf produkten maken, en via de witte produkten de andere konkurrenten de business uitjagen. Wat gaat er gebeuren als GB het monopolie heeft? Dan zullen al die produkten plots in prijs fel stijgen… Een kapitalistische firma heeft trouwens nog nooit anders gedaan, als ze zo’n monopolie verwierf…

Naast die coöperatieve winkel zijn er echter nog diverse aktiviteiten van gelijkaardig pluimage. Men kan zelf 16 mm/films gaan draaien in een grote kamer waar bv. 50 mensen binnenkunnen. Men kan dit organizeren op aanvraag van de bewomers, en u zal zien dat u er geen verlies op doet… De huur van een 16mm/film kost 2.000Bf en een projector + doek ook zoiets. Als er dus 80 mensen zijn op de twee of drie vertoningen, die 50 Bf betalen, bent u opnieuw uit de kosten. U kan er de nieuwste films aanvragen! Idem voor een kaffé. Men betaalt de barman, en men betaalt voor het pintje nauwelijks 10Bf! Een andere aktiviteit zou zijn, het uitproberen van zonnepannelen om de buurt van elektriciteit te voorzien. Men kan zijn eigen lichamelijke afval verzamelen op mesthopen, en er via de methaangisting warmte uit betrekken. Hiervoor dienen boeken gelezen te worden. Kleine initiatieven in Nederland zoals de Kleine Aarde experimenteren met dit soort dingen al jaren en zullen u graag alle uitleg bezorgen. Zonnepannelen e.d. kan men allemaal met de eigen hand maken, en dit is zeer interessant om weten, omdat op dit ogenblik de grote maatschappijen die de andere energie-voorziening al beheersen, ook van dit soort dingen op de markt aan ’t brengen zijn, onder afgrijselijke dure prijzen…

Als de buurt mee evolueert in de lijn van dit denken, dan zijn er ondertussen al diverse dingen gebeurd. O.a. is het leven veel goedkoper geworden, en dît betekent dat men dus minder geld nodig heeft om rond te komen. Dit niet alleen doordat beslag is gelegd op het distributienet, en dit haalbaar is omdat de buurt bestaat uit een 300-tal mensen! Ook omdat we eigen dingen zijn gaan beginnen te produceren, en dit vooral met betrekking tot de voedselsektor. Daarnaast hebben we al diverse mensen die betaald worden, en aldus tewerkgesteld worden aan een behoorlijk loon. Maar we gaan nog verder!

Het is nu aan de buurt om een planning op te stellen van de behoeften die ze nodig heeft, op alle denkbare vlakken. Wat hebben we nodig om te leven? Wat daarvan is op dit moment al in eigen produktie, onder ‘controle’? Wat daarvan is nog onder controle te brengen? Men kan ondertussen beginnen te denken aan met vereende kracht –en de doppers kunnen hier ongetwijfeld een handje in toesteken– één of meerdere eigen produkten zelf te maken. Het experiment met ‘Les Sans Emplois’, het jeans-bedrijf nabij Bergen, dat toch liefst 8 maanden draaide op de verkoop van zelfgemaakte jeansbroeken, nadat de patroon Pierre Salik, wegens ongehoorde afdankingen en diens meer, aan de deur was gezet, heeft voor mij duidelijk aangetoond dat ook de produktie van textielprodukten op kleine schaal zeker rendabel is. Alleen moet men goede kontakten hebben met de afzetmarkt. Men moet bijna kunnen werken op aanvraag, en waarom zou dat niet kunnen? Bv. In de buurt kan iedereen per jaar bekendmaken wat hij nodig heeft aan kledij, en gedurende dat jaar kunnen een aantal mensen die artikelen met vrij veel zorg, en opnieuw aan produktiekost maken, mits ze betaald worden. (opnieuw 100Bf per persoon) Dit soort buurten zouden dan naar de universiteit (zie deel 4 over de kennis) kunnen trekken om zich in kennis te stellen van de nieuwste technologieën…

Op kleinschalig niveau is duidelijk terug het ‘simpel’ leven mogelijk. De afschaffing tussen de door mij zo gehate scheiding tussen hoofd- en handenarbeid zou al vlug een realiteit kunnen zijn, en ook is al vlug een inschakeling mogelijk van al diegenen die op dit moment door de industrie als waardeloos worden bevonden. Bv. de bejaarden en andere eenzame mensen zouden wellicht niks liever wensen van een handje toe te steken in de diverse mogelijkheden die zich aanbieden. En de zovele mensen die geen tuintje hebben, en de zovelen die wellicht een hof hebben die veel te groot is, zodat die er deels te verdord bijstaat…

In het boek ‘Utopia’ van Thomas Morus beschrijft hij een utopische stad, waar iedereen in zijn leven gemiddeld twee jaar buiten de stad op een boerderij werkte en er mede voor zorgt dat er dagelijks genoeg voedsel is voor iedereen. Dit voedsel werd vervolgens in grote hallen neergeplaatst, waarna iedereen er naar behoefte kon van nemen. Privé-bezit en de angst om het noodzakelijke privé-bezit blijvend bij mekaar te hebben, zijn veelal complementair. De angst om het niet-bezitten maakt de mensen wat neurotisch er omtrent. ‘Wat ik opgeëten heb, kunnen ze mij al niet meer afpakken’ en ze zijn innerlijk gestuwd om meer te bezitten, liefst zoveel mogelijk, ten einde een goede spaarpot te hebben, tegen het niet-bezitten…
Als de angst om het niet-bezit wegvalt, door de afschaffing van dit privé-bezit, zal ook de drang om het wel-bezit evenzeer fel verminderen…

U zal opmerken, dat er toch nog altijd geld nodig is, voor al die konsumptie-artikelen die men zich toch graag wil aanschaffen. Als men de buurt-ekonomie radikaal wil doordenken zonder geld in omloop, kan men zich eens met het volgende voorbeeld te denken zetten. Bv. de bakstenen. Een buurt zal enkel met veel moeite zelf bakstenen kunnen maken, dus ze besluit de bakstenen te gaan ‘kopen’. Als er nu zo’n fabriek in bakstenen in België bestaat, kan de buurt er een aantal mensen naar toe sturen die er een tijd gaan arbeiden, tot ze de bakstenen verdiend hebben, die ze willen kopen. Er geschiedt geen geldtransaktie aldus! Bv. de wijn. Gesteld dat men rode wijn nodig heeft, dan gaan opnieuw een paar mensen in de franse wijnoogsten werken, tot ze genoeg geld verdiend hebben om er wijn mee te kopen… Geld is dus uit te schakelen…
Maar dit is natuurlijk niet in zijn uiterste konsekwentie door te trekken. Bv. als men op vakantie wil gaan, kan men niet in elke kamping vragen om te mogen afwassen in plaats van te betalen… De kosten om op vakantie te kunnen gaan, zullen sterk verminderd worden, als een deel van de buurt samen reizen. bv. in een bus, die nog voor vele andere dingen kan dienen. Daarom dient dus de buurt van de produkten die het maakt voor zichzelf, in de mate van het mogelijke een teveel maken. Dit wil zeggen dat men meer produceert dan men voor zichzelf nodig heeft en de overschot poogt te verkopen. Zo kan er geld in kas komen… In zijn uiterst denkbare vorm werkt dus iedereen gratis voor de buurt, krijgt ook iedereen gratis de zelfgemaakte produkten, en is er een centrale kas, waar de inkomsten in terechtkomen van de produkten die men zelf maakt, en die men verkoopt aan buitenstaanders.

Nu nog een kleine opsomming van de moeilijkheden die zo voor de hand liggen. Als men zelf zijn brood begint te bakken, is er het protest van de plaatelijke bakker. In de mate dat hij tot de buurt behoort, zoekt men misschien best een andere oplossing. Men kan natuurlijk eens vriendelijk met hem gaan praten. Als men zijn recht gaat laten gelden op bv. de openbare weg, is er direkte last te verwachten met de overheid. Hierin moet men volharden! Men mag nooit een adviesorgaan voor de overheid worden (de klassieke truuk waarmee men protest probeert in te kapselen!). Wat met de verschillende ‘klassen’ in de buurt. Ik kan me best voorstellen dat iemand die nu zijn miljoen per jaar binnenrijft in een of ander duistere onderneming, dat die wel efkens zal lachen, om zijn job uit handen te geven. Ook mensen die psychisch het gezin diep nodig hebben, ter kompensatie van frustraties uit diverse situaties, zullen moeilijk die identificatie met het gezin opgeven, ten voordele van de buurtidentificatie. Men moet echter door daden de valsheid ontmaskeren van de stereotype gezinsgedragingen, die zogezegd veiligheid en rust zouden schenken. Het tegendeel is duidelijk waar: deze veiligheid, deze stereotype ruzies, maken de mens nog meer onmondig! De evolutie in zo’n buurt zal zeker op eigen ritme, langzaam dienen te gebeuren, en met veel begrip voor mekaars problemen…

Stilaan, (is dit utopie?) zal het niet meer nodig blijken van in een of andere firma te gaan werken, en zal het weliswaar met minder inkomsten ook leefbaar zijn zich in te schakelen in dienst van de buurt. Stilaan wordt dan die socialistische maatschappij zonder diktatuur, zonder bureaukratie, en met een eigen ekonomie, op een kleinschalige manier waar. Men leeft op eigen ritme, en enkel op basis van zijn behoeftes. Geen reklame-buro’s meer, die over de hoofden van miljoenen behoeftes gaan creeëren. Men is immers baas over zijn eigen leefsituatie. Wie er alleszins niet om zullen treuren zijn diegenen die op dit ogenblik uit de boot vallen. Zij bv. die noch behoren tot een gezinsstruktuur, noch behoren tot diegenen met voldoende verbale kwaliteiten, of voldoende ik-sterkte om zich te begeven in het plaatselijke verenigingsleven, dat zich heeft ontwikkeld rond de grote partijen. (de verzuiling!) Om de buurt in je straat echt te zien, moet je wel even buiten je gezin kijken, even de introvertie van je gezin doorbreken!

PART 12. De grote revolutie.

Is de grote revolutie, als het breukmoment met het verleden, nog mogelijk? Zijn wij niet al, teveel vergiftigd met het konsumerende denken? Bezitten wij nog genoeg individuele sterkte om ooit te kunnen leven zonder iemand die ons samen-zijn disciplineert? Is er nog voldoende onbehagen in deze kapitalistische kultuur aanwezig, opdat één of andere vonk de finale revolutionaire explosie zal kunnen doen ontbranden? Op welke aspekten van ons samenleven, zal dit breukpunt dienen betrekking te hebben? Een extreem privé-bezit-denken zoals we het nu beleven, zal m.i. steeds een coöperatief samenleven in de weg staan. Een denken over de man-vrouw-relatie, waarbij de man voor de creatieve pool staat, en de vrouw voor de ontvankelijke pool, zal steeds tot onderdrukking van de vrouw leiden. Met welke wapens is een revolutie in de westerse kultuur mogelijk? Welke tegen-middelen gebruikt de overheid? Wie is de vijand die moet bestreden worden, willen we revolutie maken en welk is de ‘achillespees’ van deze vijand? Kunnen wij ‘leven’ zonder revolutie? Wat is revolutie eigenlijk?

Revolutie dient zich in deze westerse kultuur aan als een op zijn mindst kontroversieel gegeven. Voor vele linkse kameraden, is de revolutie iets gelijkaardigs, als het beloofde land waar de christenen naar toe trekken na hun dood. Het is de troost in het sombere leven, waar Marx over geschreven heeft, dat de tegenstellingen binnen het kapitalisme er onafwendbaar naartoe zouden leiden. Ondertussen hebben die tegenstellingen niet het kapitalisme doen ineenklappen, maar wel, zo lijkt het de mens. Deze werd hervormd naar de eisen van dit kapitalisme. De gewelddadige revoluties van de jongste jaren, bv. Nicaragua, Iran, werden met veel sympathie begroet, en steeds brandt weer even die hoop in de harten. Zou het ook hier niet mogelijk zijn? Voor diverse rechtse krachten, is het element revolutie, steeds een manier geweest om de eigen onderdrukking en repressie te verrechtvaardigen. Steeds wordt verwezen naar de diktaturen die de kommunistische revoluties in China en Rusland hebben opgeleverd. En voor de rechtse ideologen was het aldus een koud kunstje om de vrijheid in het kapitalisme, boven de ‘psychiatrische werkkampen’ te plaatsen waar de politieke dissidenten naar toe vliegen, als ze een dissidente noot plaatsen in het Russische politieke leven. Verzwegen wordt dan natuurlijk altijd, dat er ook in België circa 25.000 mensen in psychiatrische inrichtingen ‘onder controle’ blijven, waarvan liefst 2/3 onder hen, meer dan 3 jaar in de instelling blijven. Zij, die tot ‘eer en glorie’ van het vrije westen, tot chronisch patiënt zijn gepromoveerd, kunnen er heel hun leven blijven. Ook verzwegen wordt dat in Rusland, de winsten van de fabrieken, rechtstreeks besteed worden aan sociale voorzieningen, in plaats dat deze gelden zoals hier aangewend worden om Zwitserse bankrekeningen te spijzen van onze industriebaronnen.

Als we de hedendaagse revolutionaire tendenzen overlopen, dan merken we dat deze bijna allen betrekking hebben op een defensieve houding. Zo bv. de strijd tegen de kernenergie. In deze strijd legt men wel voortdurend de manier bloot, waarop deze samenleving met deze kernenergie opgescheept zit. En dit door de geheime intriges, beslissingen, die genomen werden zonder enige kontrole van de bevolking hierop, te analyseren, Daarbuiten wil men zich verdedigen tegen de gevaren, die er uit de hele cyclus, van ontginning in de mijnen van het uranium, tot bij de berging van de kernafval, zouden voortspruiten.
Ook de akties rond de werkloosheid, tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden aan de universiteiten, tegen de aantasting van de sociale sektor, tegen de verdere aantasting van de privacy door de invoering van de databanken bij de rijkswacht enz… hebben dit defensief element in zich. Men poogt het status-quo te behouden, en verzet zich tegen al die nieuwe impulsen van de kapitalisten, om verworven rechten in het huidig status-quo aan te tasten. Velen wijzen natuurlijk op de aard van het kapitalistisch systeem en zijn inherente onderdrukking, als deze de aantasting van het status-quo analyseren. Toch blijven dit soort analyses meestal wat aan de kant staan, en krijgen ze weinig aandacht, en dit is spijtig omdat het dit soort analyses zijn die ‘revolutionaire tendenzen’ in zich dragen. Ook het ander soorten akties, die rechten willen afdwingen, (Bv. legalisering van het hashgebruik, elementaire rechten in gevangenissen en in psychiatrische instellingen, gelijkschakeling van de wettelijke rechten voor man en vrouw enz…) zijn veelal te specifiek gericht op de ontvoogding, emancipatie van een bepaalde verdrukte groep. Het is slechts als de marginaliserings- en uitstotingstendenzen die dit kapitalisme er op nahoudt, wijd en zijd worden bekend gemaakt, dat ook dit soort akties ‘revolutionaire elementen’ bevatten.
Om bv. de link naar het feminisme te leggen: als de feministen in hun streven naar gelijkschakeling van de recht tussen man en vrouw, gelijk werk eisen voor man en vrouw, zonder kritisch aan te kijken tegen het soort werk dat de kapitalisten ons hebben aan te bieden in dit soort maatschappij, dan is het feminisme duidelijk geen revolutionaire kracht. We hebben heel deze diskussie echter al gevoerd, toen we in het eerste deel onderscheid maakten tussen totaalkritiek en deelkritiek.

Welke zijn aldus de kriteria die wij gebruiken, als we iets tot ‘revolutionaire tendens’ willen bestempelen. Het is duidelijk dat een ‘revolutionaire tendens’ ons dichter brengt bij het ‘breukmoment’. Daarenboven dient het ons ‘kollektief’ dichter bij het breukmoment te brengen. Dat betekent dat gewelddadige akties bijvoorbeeld ons niet kollektief dichter bij het breukmoment brengen, als de logika niet voor iedereen begrijpbaar is, dat de ernst van de wantoestanden die werden aangeklaagd in de aktie, de ernst van de middelen rechtvaardigde die werden gebruikt. Want op dat ogenblik heeft de burgerlijke pers vrij spel, om heel de aktie als ‘terroristisch’ af te schilderen, en verdwijnt het politieke karakter van de daad van het toneel, ten voordele van het ‘misdadige aspekt’ ervan.
‘Dichter bij het breukmoment’ komend betekent dat het kollektieve inzicht groeit dat onze politieke en ekonomische leiders repressieve onderdrukkers zijn, en dat ze zich hierbij bedienen én van fysiek geweld, én van subtiel geweld. Daarnaast betekent dit ‘naderen van het breukmoment’ dat er iets verandert in de machtsverhoudingen tussen onderdrukkers en onderdrukten… Daarom zijn demonstratieve akties ook nuttig om dit kollektieve inzicht in de repressiemechanismen te doen groeien, maar is het tweede enkel te begrijpen in termen van een ‘fysiek’ gevecht tussen de ‘werkelijke vijanden’ en ‘het volk’. Fysiek is in deze redenering te begrijpen alszijnde ‘de totaliteit van machts-elementen’ in een krachtsverhouding. Wij gaan op dit thema seffens door, eerst gaan we pogen dit ‘breukmoment’ wat te verduidelijken.

Het breukmoment heeft in onze betekenis betrekking op het ‘bevrijdingsmoment’ waarbij men zich ontdoet van de disciplineringsmechanismen die onderdrukkers op u richten. We hebben reeds in de voorbije bladzijden van dit boek gesteld dat zulk een breukmoment zich kleinschalig kan voordoen. Dat een socialistische maatschappij in het klein mogelijk was, als een klein aantal mensen hiervoor zouden willen kiezen. We hebben het voorbeeld gegeven van de coöperatief, te midden van een ‘netwerk van coöperatieven’, en van de buurt, ook eventueel gesitueerd in een ‘netwerk van dergelijke’ buurten. Bij een buurt is dit netwerk minder noodzakelijk omdat we het aantal participanten in de buurt geschat hadden op 300, terwijl de coöperatief normaliter zal bestaan uit een tien tot twintig participarten, en aldus dit netwerk nodig hebben. Het leven, zoals wij het geschetst hebben, zou aldus een ‘breukmoment’ betekenen, betreffende het ‘kapitalistische leven’ in fabriek en gezin. Nochtans hebben wij diverse keren gewezen op de gaten in dit ‘breukmoment’. Wat als een kernraket neerkomt op het terrein van de coöperatief? Wat met de psychologische restanten van het privé-bezit, die ons allen tot hyper-individuele wezens heeft omgevormd? Wat met de vele wanklanken die ons bereiken over de onderdrukking buiten de kommune? (kommune en koöperatief worden hier door mekaar gebruikt, wat grammatikaal niet helemaal in orde is: komune wordt gebruikt voor leefgemeenschap, en koöperatief voor werkgemeenschap, maar het leefverband dat wij bedoelen omvat beide).
Naast dit ‘kleinschalige’ breukmoment, is er het ‘totale’ breukmoment, waarbij een hele maatschappij zich bevrijdt van de onderdrukkers. Naast beide, vinden we ook nog een heleboel ‘partiële’ breukmomenten. Bv. vrouwen die strijden tegen de onderdrukking van de man, homofielen, pedofielen die strijden voor de ontvoogding enz…

Is een echt breukmoment wel mogelijk? Is het mogelijk van te breken met het verleden, op een manier, dat niks meer overblijft van het verleden, en men met verse bouwstenen een nieuwe maatschappij opbouwt? Dezelfde vraag kunnen wij stellen, én voor de kleinschalige initiatieven, én voor de totale revolutie. Hoe zullen bv. de mensen zich kunnen bevrijden van de onzekerheid, hun angsten, die ze zoals verkoudheden bij een te lage temperatuur, hebben opgedaan door die te warme, overbezorgde, autoritaire opvoeding. De kultivering van die angsten, door middel van bv. die katastrofefilms e.a. is een contra-revolutionaire kracht… Angstige mensen hebben leiding nodig, en hebben bang van de chaos, waar zij zelf de leiding over zichzelf moeten nemen. De angst voor vrijheid! Hoe zullen mensen zich kunnen bevrijden van hun onzekerheid, van hun nood aan leiding, hun nood aan strukturen? Het is het antwoord op die vragen die het ons zal mogelijk moeten maken, de vraag te beantwoorden, of een socialistische revolutie denkbaar is, die niet zal vervallen in een diktatuur. Want zolang we blijven zitten met de restanten van het verleden: onzekere mensen die zich aan privé-bezit vastklampen om een eigen identiteit aan te nemen, zal ook na ‘de revolutie’ hetzelfde gebeuren als in het kapitalisme gebeurt. Hoe kan de mens zich individueel bevrijden, zodat hij geen nood meer heeft, om zichzelf, of de produkten die iemand maakt te doen renderen en hiervoor eventueel anderen te gebruiken ten einde zichzelf te kunnen manifesteren. (Dit is de definitie die wij in het begin van het boek gaven betreffende de ‘kapitalistische logika’) Hoe kan iemand dus aan die ‘kapitalistische logika’ ontsnappen? Ons antwoord hierop zal weer tweeledig zijn. Ofwel dient men te experimenteren in kleinschalige leefgemeenschappen, ofwel dient men zijn ‘coöperatief’ bewustzijn te ontwikkelen in de afwijzing van de onderdrukking, niet alleen de onderdrukking met betrekking tot de eigen persoon, ook deze met betrekking tot de anderen. We zullen eens zien welke ‘revolutionaire tendenzen’ deze kleinschalige initiatieven in zich dragen.

Ten eerste is het bestaan van zo’n kleinschalig initiatief levendige publiciteit voor het ‘socialistisch samenlevingsideaal’. Dit in de mate natuurlijk dat de leden uit deze coöperatief naar buiten treden met diskussiemateriaal rond hun initiatief, en vooral participeren aan de strijd tegen de onderdrukking die buiten hun koöperatief gevoerd wordt. Het is begrijpelijk dat een troep navelstaarders die zich enkel interesseren voor wat er binnen hun muren gebeurt, en zich voortdurend geestelijk masturberen rond de bedenking dat zij zich OK voelen, op geen enkel moment publiciteit kan zijn voor het ‘socialistisch samenlevingsideaal’. Dit laatste heeft betrekking op het ‘samen leven met de anderen’, en dit kan op geen enkele wijze iets te maken hebben met een kleinschalig initiatief, dat enkel kwantitatief verschilt van het groepsegoïsme van het huwelijk. Ten tweede is er de mogelijkheid voor de participerende individuen om te groeien doorheen alle interne belemmeringen die het kapitalisme in iemands psyche heeft ingeprent. Ten derde is er de kracht van het alternatief, het utopisch denken, waarover we het vroeger in dit boek al gehad hebben. Je kan blijven klagen over de werkloosheid, over de politiek van de multinationals; de vrouw kan blijven klagen over de onderdrukking door haar man; men kan blijven klagen over de hormonen in het varkensvlees etc… Als er geen enkel perspektief is op een alternatief dat ekonomisch hard te maken is, dan blijf je in je kritiek altijd zitten met een zwaarmoedig element, dat je ‘ze’ ondanks alle onrechtvaardigheid toch nodig hebt, en aldus afhankelijk blijft… Ook hiervoor is het noodzakelijk dat de mensen in de coöperatieven hun initiatieven bekendmaken, en dat ze kontakten zoeken met de arbeidersbeweging, konsumptiebonden, feministengroepen (hoe de onderdrukking van de vrouw eventueel overwonnen wordt in zo’n kleinschalige leefgemeenschap). buurtwerken enz.

De ‘geleefde’theorie, –dit wil zeggen, de theorie die ondersteund wordt door een konkrete levenswijze, of door een leefgemeenschap,– deze heeft pas ’echte waarde’… Het zijn trouwens dit soort levendige getuigenissen van vrijheid, die aan anderen des te harder zullen doen voelen, hoe ‘onvrij’ ze zijn. Dit allemaal in de mate dat de mensen in de ‘coöperatieven’ zich willen inzetten voor ‘het kollektief naderen van het breukmoment’… Als ze zich enkel interesseren voor de oogst van de bloemkool die uit hun navel openbloeit, onder de liefkozingen van de anderen uit de ‘koöperatief’, dan dragen ze geen ‘revolutionaire tendens’ in zich…

Zoals reeds gezegd is er ook een tweede mogelijkheid om zich te ontdoen van hinderlijke restanten uit zijn psyche, om tot een ‘coöperatief’ bewustzijn te komen, namelijk door daadwerkelijk de onderdrukking af te wijzen die op deze samenleving neder daalt. In de mate dat men zich inzet én voor zichzelf, (men weert de onderdrukking uitgeoefend op zichzelf), én voor de anderen (men weert de onderdrukking op de anderen) – deze twee dingen gaan trouwens veelal samen, zal men in zich dit ‘coöperatief bewustzijn’ kultiveren…
Het is het aktie –in zijn breedst mogelijke betekenis– voeren, ten einde tot een betere samenleving te komen. Het is op dit gegeven dat we nu zullen doorgaan. Welk soort aktie kan ons ‘kollektief dichter brengen bij het breukpunt’? Vooreerst echter de vraag ‘Is dit breukpunt in de westerse samenleving nog mogelijk?’

Het denken over revolutie is sterk veranderd sinds de technologische vooruitgang in de Westerse wereld. Sinds rond 1860 Napoleon III in Parijs grote lanen liet aanleggen, om zijn troepen vlugger naar het Quartier Latin te zenden, is er veel gebeurd. Ook Hitler liet trouwens mooie Duitse autostrades aanleggen, met in zijn achterhoofd de mobiliteit van zijn Duitse troepen. Nu zitten we met kernenergie die geproduceerd wordt, de wapenwedloop die uit het samenspel van de Amerikaanse en Russische burgerij is gegroeid, en een burgerij die nog eerder de rode knop zal induwen, of de kerncentrale zal doen ontploffen, of de atoomraketten zal tot explosie brengen, dan de produktiemiddelen aan de arbeidersklasse te laten. Onder het mom van de wapenwedloop, en onder invloed van de vooruitgang in de technologie heeft men het wapenarsenaal uitgebreid met vele nieuwe snufjes.

Betreffende het aktievoeren dient een gulden regel heilig te worden gevolgd. Vecht nooit met je vijand op het terrein waar hij het sterkst is! In enkele kleinere staten, waar het plaatselijke leger niet zo sterk is uitgerust, en beïnvloedbaar wegens de te sterke uitbuiting door de plaatselijke diktator, zal het wellicht nog wel een paar keren lukken, mits gebruik te maken van bruut fysiek geweld het pleit te winnen, Als de VS-CIA natuurlijk er met zijn poten afblijft… In de westerse wereld is men trouwens al een heel stuk verder, omtrent het ‘hanteren van protest’, en dit protest de pas af te snijden. Men infiltreert verklikkers in linkse groeperingen, men stuurt burgerlijke rechercheurs naar betogingen, en men stuwt aldus het protest in de richting dat men het hebben wil. Die richting is veelal naar het illegale, om dan binnen de kortste tijd de aktievoerders op te pikken. De Nederlandse kraakbeweging weet er al alles van. De ‘stillen’ dat is de bijnaam voor de burgerlijke rechercheurs die zich infiltreren in betogingen en andere akties. Deze jutten betogers op, om stenen te gooien, en pakken ze na het gooien van de stenen op, en begeleiden ze naar de combi… Deze dingen wegen op de aktievoerders… Verder heeft de macht zich uitgebreid, verlegd naar Europese instanties. Nu de belangen van de Europese landen zijn bijeengevoegd in de EEG, en er in NATO-verband overeenkomsten gesloten zijn met de VS, acht ik het onwaarschijnlijk dat de ‘bondgenoten’ het zo maar zouden laten gebeuren dat in één der ‘lidstaten’ er een linkse revolutie zou plaatsvinden. Wie het protest ziet in verband met mogelijke kommunistische regeringsdeelname in Italië weet genoeg, Een kommunistische partij die dan nog haar uiterst best doet, om de koalitiepartners te doen geloven, dat zij te betrouwen zal zijn als regeringspartner, en hiervoor voortdurend getuigenis aflegt van haar verlangen naar ‘wet en orde’. De nieuwste technologie, het ‘hanteren’ van protest, het Atlantisch overleg… Welke hoop blijft over? We gaan nu eerst even een opvallende link leggen tussen de ‘algemene staking’, en onze ‘koöperatieven’.

In de diskussie betreffende militaire verdedigingsstrategieën, is de Noorse polemoloog J. Galtung sinds het begin van de jaren zeventig in de bekendheid gekomen met een theorie die zich ‘sociale verdediging’ noemde. Deze theorie stelt, dat een bevolking zich tegen een buitenlandse agressor, die militair veel sterker staat, dan de eigen capaciteit op dat vlak, zich het best niet-militair dient te verdedigen. Militaire verdediging zou teveel levens kosten aan de bevolking, alles vernietigen, en een zekere nederlaag tot gevolg hebben. De burgerbevolking zou zich vanuit de basis ‘sociaal’ moeten verdedigen. Dit houdt in dat men zijn opinie verandert, ten aanzien van twee belangrijke vragen. Wat moet er verdedigd worden? Met welke middelen? Galtung stelde dat niet het territorium diende verdedigd te worden, maar wel de waarden en normen volgens dewelke men leefde, wel de instituties met dewelke men samenwerkte, de produktie van eigen goederen, grondstoffen enz… Als verdedigingsmiddel om deze doeleinden te vrijwaren van buitenlandse inmenging, stelde hij voor te weigeren om met de buitenlandse agressor mee te werken, te weigeren om voor hem te werken enz… Want wat kan een buitenlandse agressor uitrichten met een territorium als hij niet kan beschikken over de bevolking die dit territorium bewoont? In plaats van militair met hem te vechten zou men met de gevechtstroepen diskussiëren, en hun pogen te demoraliseren. Galtung geeft hieromtrent in zijn publikaties trouwens schitterende historische voorbeelden. In 1968 hebben de Tsjechoslovaken meer dan één jaar tegen de Russische invasie stand gehouden op die manier. Het is pas toen de leiders kapituleerden, dat ook de bevolking dit diende te aanvaarden…

Deze theorie kent echter al lang zijn toepassing in aktievormen, zoals burgerlijke ongehoorzaamheid, totaalweigeren enz…
Het is het weigeren mee te werken met de heersers. In termen van sociale verdediging, beschouwt men dan de binnenlandse heersers alszijnde buitenlandse bezetters… De opvallende parallel nu tussen de ‘algemene staking’ en de ‘koöperatieven’ is nu juist hun weigering om mee te doen met de binnenlandse heersers. De algemene staking is voor de arbeidersklasse het ultieme wapen, waarmee men de heersers uit het zadel kan lichten. Want de kapitalist heeft de arbeider in zijn fabriek nodig om zijn rijkdom te kunnen akkumuleren. Zonder arbeider in het fabriek is het fabriek morgen dicht, en zijn alle installaties nutteloos. Zonder arbeiders die eraan meewerken is er geen kerncentrale meer morgen (wel kernafval die verder moet onderhouden worden…), geen produktie meer van FN-wapens, die de revolutionaire strijders alle landen ter wereld neerknallen, geen rijkswacht meer, geen burgerlijke kranten… En dan was er niks meer. Geen toepassing van de technologische vooruitgang, geen ‘hantering’ meer van protest, geen Atlantisch overleg.

Na zo’n redenering moet het voor iedereen duidelijk zijn dat nog veel van wat in dit kapitalisme gebeurt, nog door onze handen gebeurt… Wat houdt ons tegen?

We gaan nu even overlopen welke de achillespezen zijn van de vijand, en welke aktievormen men er kan tegen ondernemen.

  1. DE ARBEID. Het idee van de ‘algemene staking’ moet gepropageerd worden. Tegen dat zo’n algemene staking plaatsvindt, moeten de mensen in de buurten zelf klaar staan om een deel van de ekonomische produktie zelf te kunnen voortbrengen. Voornamelijk de voedsel- en textielsektor. Alles moet er in de buurten op gericht zijn de arbeiders en hun gezinnen te steunen, en dit op zowel financiële als materiële manier, in het verzet. De ‘algemene staking’ moet geweldloos verlopen. Geen betogingen, waar men de rijkswacht en het leger de kans geeft, bloed te vergieten; geen piketten, om idem reden… Alleen maar wachten –eventueel hier en daar coöperatieven oprichtend, om in eigen onderhoud te voorzien–, tot de kapitalisten de benen nemen. En dit zal na verloop van tijd gebeuren, omdat de kapitalisten altijd naar de landen trekken waar ze winst kunnen maken. De ‘algemene staking’ moet gevoerd worden onder het motto, ‘wij hebben jullie niet nodig’… Het historisch gevecht om de meerwaarde, zal enkel op die manier kunnen gewonnen worden. Een ‘algemene staking’ met perspektieven! Daarom dienen de buurten georganiseerd te worden, en dienen de bestaande coöperatieven solidair te zijn, en aan de arbeiders te tonen, hoe ze door zo’n instellingen op te richten zelf baas zijn over hun eigen produktie. Van het moment dat de kapitalisten gaan lopen zijn, kunnen de arbeiders de fabrieken en de produktiemiddelen in beslag nemen. Drie dingen hebben in het verleden de ‘algemene staking’ of de dreiging ermee, doen verliezen voor de arbeiders. Ten eerste het uitzichtloos perspektief, met de vakbonden erbij die steeds het initiatief namen om te onderhandelen, en de politieke eisen vertaalden in looneisen, en struktuurhervormingen, zoals eis tot medebeheer enz…

Uitzichtloos omdat er ook weinig konkrete doelen waren vooropgesteld, om bv. de economie in eigen handen te nemen. Ten tweede de uitputting inzake financiële en materiële behoeftes. Dit moet nu verhinderd worden door bestaande coöperatieven en de buurten, en de coöperatieven die de arbeiders zelf oprichten. Ten derde het zoeken van de konfrontraties, in een soort van overmoedigheid. Pikketten aan de ingang, om de werkwilligen tegen te houden, zijn vaak niet nodig, omdat die werkwilligen zo miniem in aantal zijn, dat het fabriek er toch niet op kan draaien. Betogingen zijn ook al niet nodig, en konfrontaties met de rijkswacht helemaal niet.

Dit aktiemiddel kan nu ook per sektor worden toegepast. Aktiegroepen die strijden tegen kernenergie hadden m.i. al lang naar de arbeiders in de kerncentrales moeten stappen, om met hen te praten over de gevaren van kernenergie. Als er morgen er noch arbeiders, noch kaderleden in de kerncentrales zal er geen elektriciteit meer geproduceerd worden via de splitsing van de uraniumdeeltjes…

Waar ook arbeiders fabrieken in zelfbeheer overnemen, (Bv. Salik in Quaregnon 1979, Prestige in Tessenderlo 1977, e.a.) dienen zij onvoorwaardelijk gesteund te worden o.a. in de distributie van hun produkten. Iedereen die wat linksvoelend is zou onmiddellijk een resem van hun produkten moeten aankopen. Salik (‘Les Sans Emplois’) zijn om deze reden moeten stoppen met hun experiment, wegens het feit dat er geen distributienet was…

Zeker in sektoren die produkten maken die een potentieel gevaar betekenen voor de konsument, (Bv. in de voedselsektor) dienen onverwijld nieuwe, eigen produkties te worden opgezet, onder kontrole van hen die konsumeren!

Het eerste punt in de diskussie omtrent de arbeid dient te worden: ‘Is het produkt waaraan ik heden werk, maatschappelijk nuttig? Beantwoord het aan een behoefte, of moet het via de reklame tot een kunstmatige behoefte worden aangepraat’…

  1. DE KAPITALEN. Ieder dient onverwijld zijn geld terug te trekken uit de banken. Het is dit geld dat de kapitalisten toelaat eenderd welk produkt op de markt te brengen, en dit zonder enige kontrole van wie dan ook. De werking van de banken is eigenlijk heel cynisch als je het op deze manier bekijkt. Met ons geld investeren ze in kernenergie, atoomraketten enz… Het is met ons geld dat we de kapitalisten toelaten zich te verrijken. We kunnen veel beter dit geld per buurt bij mekaar leggen, en met deze ‘grote som’ bespreken wat we er zelf mee willen doen.
    Moest morgen iedereen zijn geld terugtrekken uit de Société General, en de Bank Brussel-Lambert, dan was het m.i. grotendeels afgelopen met de kernenergie, aangezien zij de voornaamste investeerders zijn. Die investeringen zouden dan waarschijnlijk wel doorverkocht worden aan andere banken of holdings. Dan was er een nieuwe vijand…

Afhankelijk zijn van geld, betekent dat je afhankelijk bent van het werk, dat de kapitalisten je aanbieden, om aan dit geld te komen. Daarom moet je pogen zoveel mogelijk dit geld uit te schakelen, zoveel mogelijk aldus onderling de produkten te ruilen… Je moet natuurlijk wel eerst zelf een produkt maken, vooraleer je kan ruilen.

  1. POLITICI. Ontmasker de politicus als-zijnde een marionet van de heersende klasse. Ontmasker de verkiezingen en probeer ze te boycotten. Vooraleer je stembusjes en dergelijke in brand steekt, leg goed aan de mensen uit, waarom je het doet. (bv. via een naamloze affiche). De politicus is enkel een bumper tussen aktievoerders en hun werkelijke vijanden. Juist zoals de rijkswacht en de politie niet meer zijn dan een bumper. Duidt het ‘bumper’-zijn van beiden, en probeer ze te omzeilen… Andere bumpers zijn het gerechtsapparaat, sommige sociale welzijnswerkers, de burgerlijke pers enz… De politicus is geen ‘werkelijke vijand’ van het volk. Hij heeft geen macht, en is dus vrijwel ongevaarlijk, in die zin, dat hij natuurlijk wel de rijkswacht en politie op je zal afsturen als je een bedreiging vormt voor de samenleving, maar daar hij individueel nauwelijks geld heeft, zal hij niet eigenhandig kunnen investeren… Natuurlijk zijn de meeste politici wel verweven in beheerraden van diverse multinationals of banken, en die positie zijn ze wel gevaarlijk. Maar dan is men aan het ageren tegen hun ekonomische positie, en niet tegen hun ‘politicus’-zijn, en is het ‘marionet-zijn’ van zijn ‘politicus-zijn’, ten overstaan van zijn ‘ekonomische’ positie helemaal duidelijk.

  2. KENNIS. Poog de universiteit af te schaffen de wetenschappers naar huis te sturen, en ‘demokratiseer’ de kennis, door deze voor iedereen begrijpelijk en de nieuwste technologieën voor iedereen bruikbaar te maken.

  3. PERS. Ontneem de kapitaalbezitters het monopolie om hun mening zomaar aan iedereen op te dringen. Richt een eigen persorgaan op, en onderhou ondertussen goede kontakten met de journalisten die je vertrouwt.

  4. OPVOEDING. Spuit op de schoolmuren leuzen die de opstand in de scholen doet uitbarsten, Deel er pamfletten uit waarin de scholieren hun eigen onderdrukkingen kunnen herkennen, en dit in een theoretisch kader plaatsen, Wijs de buurten en kommunes erop, dat mits er een ‘regentaatsdiploma’ aanwezig is, men de kinderen zelf kan opvoeden en onderwijzen…

  5. RIJKSWACHT, POLITIE, BOB. Vermijdt het konflikt met hen, want in principe is elk gevecht met hen zinloos. Het is nu eenmaal het terrein waarin de vijand het sterkst is. Het systeem moet verslagen worden op meer subtielere manieren. Bv. de weigering om mee te werken, het laten horen van het andere geluid, waardoor mensen meer in kennis komen met het ‘onderdrukkende’ van de overheerser.
    Probeer met hen te praten, deel ontnuchterende pamfletten uit waarin je hen vraagt na te denken over de inhoud van de dingen, die ze moeten uitvoeren als een marionet. Als je het konflikt niet uit de weg kunt of wilt gaan, bv. bij de ontruiming van een bezetting, draag dan een helm dat ze je hersenen niet hersenspoelen met hun lange matrakken, hun ploertendoders.

  6. LEGER. Maakt het totaalweigeren bekend, en tracht de legereenheden te overtuigen dat ‘sociale verdediging’ in alle opzichten beter is. België maakt geen enkele kans in een met de wapens beslechte oorlog. Het zal ongetwijfeld het leven kosten van heel de bevolking. Het leger heeft geen zin! Het slorpt miljarden op, en het heeft geen enkele zin. En iedereen die in het leger aktief is, weet het… Je hoeft alleen dit ‘onbehagen’ maar te versterken. Individuen die weigeren hun legerdienst te doen, of de vervangende burger dienst, moeten zien dat hun aktie ook wat weerslag heeft binnen het leger.

We komen tot een volgende definitie aldus van wat revolutie zou kunnen zijn: ‘Een breukpunt met het verleden waarbij de kollektiviteit van een bepaalde samenleving, die klaar is om op een meer ’coöperatieve’ wijze te gaan samenleven via de aktie, of het leven in een of ander kleinschalig experiment, erin slaagt de ekonomische heersers de vlucht te doen nemen. Dit omdat de produktie zinloos geworden is, omdat alle arbeiders totaal-weigeren nog verder mee te doen, en dit in de vorm van een algemene staking. Deze staking wordt financieel en materieel ondersteund door buurten en coöperatieven, die alreeds bestaan, en de coöperatìeven, die de arbeiders ten tijde van de algemene staking oprichten. Het wordt voor de kapitalisten helemaal zinloos om nog in deze samenleving te blijven, omdat hun een groot deel van hun investeringskapitaal is afgenomen doordat iedereen zijn geld terugtrekt uit de banken. De politici worden aan de kant gezet: ze waren in feite toch slechts marionetten, die als de ekonomische heersers van het politiek toneel verdwenen zijn, geen enkele invloed meer kunnen uitoefenen.
De universiteiten worden afgeschaft, en de ‘kennis wordt gedemokratiseerd’. De scholen worden gesloten en aan eenieder, die het wil wordt onderwijs verstrekt, in de materies die hem of haar interesseren. De pers-monopolies van de kapitalisten zijn ondertussen ook al afgeschaft, en kleinschalig per buurt worden eventueel kranten en redakties opgericht, die dan hun kopij kunnen binnensturen naar een federaal persorgaan dat niks anders doet dan de stukken die werden ingestuurd publiceren. Rijkswacht, politie, leger zijn allemaal afgeschaft, evenzo het gerechtsapparaat, omdat de konflikten tussen de mensen nu onderling worden beslecht, in het bijzijn van heel de buurt. De buurt wordt trouwens de centrale leefeenheid, Per dorp, per provincie enz… kunnen federaties groeien, in de mate dat de buurten zulke samenwerking nuttig achten…’
Utopie? Misschien…

Om tot zulk een situatie te komen en de akties rond de vorige opgesomde acht punten wat te stimuleren, zullen de kleine ‘autonome’ groepen een belangrijke rol spelen. Hier ligt nu trouwens de kern van de groei van een indivíidu naar het ‘coöperatieve denken’. Het samen-leven, in plaats van het hyper-individuele bezigzijn met zijn privé-bezit… Het komt erop neer dat eenieder waar hij zich individueel, of in groep onderdrukt, of gebruikt voelt, in de mate dat hij het wenselijk of nuttig acht hieromtrent aktie voert… We hebben gezien dat de aktiviteiten van zulke groepen kunnen varieren van demonstratieve akties, naar sabotage-daden met een demonstratief karakter, naar het uitschakelen of totaal-saboteren van de ‘echte vijand’. Ieder zal zich in zijn situatie moeten diets maken hoever hij wil gaan, hoe ernstig de onrechtvaardigheid is die hij wil bestrijden, welke middelen hij hiertoe wil gebruiken. Ik wil nog eens herinneren, aan mijn standpunt, dat ik het absoluut essentieel vind, dat als men een ‘illegale’ aktie uitvoert, men er een logika in legt, en deze logika verduidelijkt, zodat de aktie voor velen begrijpbaar wordt, en deze laatsten er zich niet van afkeren, onder invloed van de burgerlijke pers. De aktie zal slechts een revolutionaire tendens in zich hebben, als het bijdraagt tot een ‘kollektief naderen van het breukmoment…’ En dit met de nadruk op ‘kollektief’. Wat Michel Strée en zijn vrienden gedaan hebben, met de gijzeling van de kinderen, was wat verduidelijking van de logika betreft helemaal geslaagd. ‘De minister die 100.000 per maand verdient, en gepensioneerden die van minder dan 10.000 per maand de huur enz… dienen te betalen’. De methoden, die zij hiertoe gebruikten, waren minder geslaagd. Dat het kinderen waren, die gegijzeld werden, werd door de burgerlijke pers gretig in de verf gezet, om heel de aktie in een negatief licht te stellen. Feit is dat een gijzeling, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, goed te praten is. De burgerlijke pers heeft rond deze aktie, het verhaal geweven van de uitzichtloosheid van werklozen, de penibele situatie als de kapitalisten hen geen werk meer kunnen aanbieden. De moraal van het verhaal dus: de mensen kunnen niet zonder onze kapitalistische bourgeoisie!

De moraal van dit boek: voert aktie tegen uw onderdrukkers en dit via groepen die eventueel spontaan, eventueel georganiseerd kunnen ontstaan rond een konkreet ervaren onderdrukkingsmechanisme. De kleine, ‘autonome’ groep heeft alvast dit voor op de vijand: het verrassingselement wegens de eigen keuze van ruimte en tijd. Hop naar het breukmoment!

Slot

Het is aan u, beste lezer, om aan dit boek een waardig slot te geven. Het slot, dat op zijn beurt inleiding wordt, tot het verhaal over de ‘kollektieve nadering van het breukpunt’. Een verhaal, in de orde van …de daden!

Adios!
Luc Vanheerentals

Bestand:Fotos/tekening2.jpg

Bestand:Fotos/tekening3.jpg

–EINDE–

<references />