Goldman, Emma - Is mijn leven de moeite waard geweest

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Is mijn leven de moeite waard geweest?

Door Emma Goldman


Oorspronkelijke titel:

Verschenen: 1934

Vertaling: Janneke van der Meulen

Digitalisering: Tommy Ryan


Is mijn leven de moeite waard geweest?

I.

In hoeverre iemands persoonlijke filosofie een kwestie is van temperament en in hoeverre ze berust op ervaring, is een omstreden zaak. Het spreekt vanzelf dat we op grond van onze ervaringen tot bepaalde conclusies komen; deze conclusies bereiken we door op een ‘logische’ manier na te denken over de feiten die we hebben waargenomen in de loop van ons leven. Kinderen zijn geneigd tot fantaseren. Toch hebben zij, naarmate zij zich bewust beginnen te worden van hun omgeving, in bepaalde opzichten een juistere kijk op het leven dan hun ouders. Hun blik wordt nog niet vertroebeld door de gewoonten en vooroordelen die het grootste deel uitmaken van wat voor denken doorgaat. Ieder kind reageert weer anders op zijn omgeving. Sommige kinderen worden opstandig en weigeren zich te laten verblinden door de maatschappelijke mythen. Ze raken verontwaardigd over ieder onrecht dat hunzelf of anderen wordt aangedaan. Zij worden steeds gevoeliger voor het leed dat ze om zich heen zien en voor de beperkingen die hun van hogerhand worden opgelegd. Andere kinderen worden gummisponzen, die iedere traditie en elk taboe dat hun wordt bijgebracht, gedwee in zich opnemen.

Zelf behoor ik duidelijk tot de eerste categorie. Zolang mijn herinnering teruggaat, tot in mijn vroegste jeugd in Rusland, heb ik mij tegen iedere vorm van orthodoxie verzet. Nooit heb ik het kunnen aanzien als onze ouders zich onbillijk gedroegen jegens ons of de bedienden. Ik was diep verontwaardigd over de wrede wijze waarop de boeren in onze omgeving van overheidswege werden behandeld. Ik weende bittere tranen toen de jongemannen voor krijgsdienst werden opgeroepen en huis en haard moesten verlaten. Ik verafschuwde de manier waarop onze bedienden werden behandeld: ze deden het zwaarste werk en moesten toch genoegen nemen met de slechtste slaapplaatsen en onze etensresten. Ik vond het verschrikkelijk toen ik merkte dat een liefdesrelatie tussen jonge mensen van joodse en niet-joodse afkomst het zwaarste vergrijp was en de geboorte van een buitenechtelijk kind het toppunt van misdadigheid.

Toen ik naar Amerika ging, had ik dezelfde verwachtingen als de meeste andere Europese immigranten en ik ervoer dezelfde ontgoocheling, al raakte deze mij scherper en dieper. Men kon zich als immigrant zonder geld of relaties niet koesteren in de troostrijke illusie dat Amerika een goedertieren oom is die zich liefdevol en onpartijdig over al zijn neefjes en nichtjes ontfermt. Ik kwam er al gauw achter dat er in een republiek voor sterke, handige en rijke lieden duizenden wegen zijn om macht te veroveren en die te behouden. Ik zag hoe de grote massa tegen een karig loon arbeidde en zich voortdurend op de rand van de armoede bevond, terwijl de grote winsten werden opgestreken door een kleine minderheid. Ik zag hoe de gerechtshoven, het parlement, de pers, de scholen - goedbeschouwd iedere instelling met een educatieve of beschermende taak - met succes werden gebruikt om de positie van deze minderheid te beschermen, terwijl de grote massa van elk recht verstoken bleef. Ik merkte hoe gewiekst de politici - door iedere wezenlijke kwestie te verhullen, de publieke opinie te bespelen en met verkiezingsuitslagen te knoeien - zichzelf en hun bondgenoten in het zaken - en bedrijfsleven wisten te bevoordelen. Dit is het beeld van de democratie dat ik mij al spoedig na mijn aankomst in de Verenigde Staten gevormd had. Daarin is sindsdien op wezenlijke punten weinig veranderd.

Deze situatie, die dagelijkse ervaring voor mij werd, werd mij in één slag duidelijk door een schokkende gebeurtenis die plaatsvond kort na mijn aankomst in Amerika; hierdoor werd alle schijn ontmaskerd en kreeg ik een glashelder en scherp beeld van de maatschappelijke werkelijkheid. Het was het zogeheten Haymarket-oproer, dat leidde tot de vervolging en veroordeling van acht mannen, waaronder vijf anarchisten.[1] Hun misdaad bestond uit een alomvattende liefde voor hun medemensen en de onverzettelijke wil om de verdrukte en misdeelde massa’s uit hun onderdrukte positie te bevrijden. Op geen enkele wijze heeft de staat Illinois kunnen bewijzen dat zij betrokken waren geweest bij de bomaanslag tijdens een openluchtbijeenkomst op Haymarket Square in Chicago. De enige grond voor hun veroordeling en terechtstelling, op 11 november 1887, was het feit dat ze anarchist waren. Deze gerechtelijke moord liet emotioneel en verstandelijk een onuitwisbare indruk bij mij achter en zette mij ertoe aan mij te verdiepen in het ideaal waarvoor deze mannen zo moedig hun leven gegeven hadden. Ik besloot mij aan hun zaak te wijden.

Persoonlijke ervaring alleen is niet voldoende om uit een bepaalde gebeurtenis een filosofie of politieke stellingname te ontwikkelen. Onze eigen reactie op de gebeurtenis en ons inlevingsvermogen in andere mensen bepalen in hoeverre wij ons kunnen identificeren met hun leven en ervaringen. Mijn overtuigingen zijn zowel door gebeurtenissen in het leven van anderen als door mijn eigen ervaringen gevormd. Maar alles wat ik zelf heb moeten doorstaan, valt geheel in het niet bij het leed dat ik bij anderen heb aanschouwd, dat hun werd aangedaan door economische en politieke macht en onderdrukking.

Men heeft mij dikwijls gevraagd waarom ik zo’n onverzoenlijke vijandigheid koester tegen het staatsgezag en in hoeverre ik mij er zelf door onderdrukt heb gevoeld. Naar mijn mening wordt iedereen erdoor gehinderd. De staat dwingt belastingen op de productie af, heft invoerrechten die de vrije handel van goederen onmogelijk maken en is er altijd op uit de status-quo en de traditionele gedragspatronen en opvattingen in stand te houden. Hij bemoeit zich met het persoonlijke leven en de intiemste relaties, waardoor bijgelovige, puriteinse en bekrompen lieden de kans krijgen om hun onbenullige vooroordelen en slavenmoraal op te leggen aan gevoelige, fantasierijke en vrije geesten. De staat doet dat door middel van echtscheidingswetten en een moralistische censuur, en door mensen die te eerlijk zijn om het moralistische masker van fatsoen te dragen met duizend en één pietluttige verordeningen dwars te zitten. Bovendien beschermt hij de sterken ten koste van de zwakken en stelt hij gerechtshoven en wetten in die de rijken mogen veronachtzamen maar waaraan de armen moeten gehoorzamen. Hij stelt de roofzuchtige rijken in staat oorlogen te voeren waardoor ze voor de gunstelingen vreemde markten kunnen aanboren; zo worden de zakken van de machthebbers gespekt, terwijl de machtelozen massaal worden uitgemoord. Deze destructieve invloed wordt echter niet alleen door het gezag van de staat uitgeoefend. Het gehele complex van geïnstitutionaliseerde macht en gezag wurgt elke vorm van leven en wordt gesteund door bijgeloof, mythen, schijnheiligheid, drogredenen en onderdanigheid. Op school, in de kerk en in het gezin wordt de mensen een dusdanig ontzag voor al deze instellingen bijgebracht, dat ze kritiekloos gehoorzamen. Dit proces, dat niet alleen het individu maar hele gemeenschappen krachteloos gemaakt en misvormd heeft, mag dan zijn nut hebben gehad in de evolutionaire ontwikkeling; in deze tijd, die zo hoog opgeeft van zijn ‘beschaving’, zou het echter krachtig bestreden moeten worden door ieder eerlijk en onafhankelijk individu.

Men heeft mij dikwijls gezegd dat de grondwet van de Verenigde Staten toch voldoende waarborgen biedt voor de vrijheid van haar burgers. Het is echter duidelijk dat zelfs de vrijheid die zij zegt te willen waarborgen, al zeer beperkt is. Ik ben er zeker van dat die waarborg ontoereikend is. Ook landen met een eeuwenoude volkenrechtelijke traditie zijn nimmer voor massamoorden teruggedeinsd, ook al hadden ze plechtig beloofd de vrede te zullen bewaren; en de Amerikaanse wetten hebben de Verenigde Staten er niet van weerhouden hetzelfde te doen. Machthebbers hebben hun macht altijd misbruikt en zullen dat steeds blijven doen. De keren dat zij dat niet hebben gedaan, zijn even zeldzaam als rozen op een ijsberg. De grondwet speelt hoegenaamd geen bevrijdende rol in het leven van het Amerikaanse volk; ze heeft hen integendeel beroofd van het vermogen om op hun eigen krachten te vertrouwen en zelf na te denken. Amerikanen laten zich maar wat gemakkelijk misleiden door de onschendbaarheid van wet en gezag. In feite verloopt hun leven volgens vaste patronen; het is net zo geautomatiseerd en gemechaniseerd als hun ingeblikte voedsel en zondagspreken. De rechtgeaarde Amerikaan slikt massa-informatie en voorgekauwde ideeën en meningen voor zoete koek. Hij gaat af op de wijsheden die gedebiteerd worden op de radio en in allerlei goedkope bladen die uitgegeven worden door ondernemingen wier menslievend oogmerk de uitverkoop van Amerika is. Hij laat zich zijn gedrag en zijn smaak even gemakkelijk voorschrijven als het merk van zijn kauwgom, tandpasta en schoensmeer. Zelfs liedjes worden als knopen of autobanden aan de lopende band geproduceerd - alles volgens één en hetzelfde model.


II.

En toch ben ik niet wanhopig gestemd over Amerika. Ik geloof juist dat de frisheid van de Amerikaanse aanpak en de nog niet aangeboorde bronnen van intellectuele en emotionele energie een grote belofte voor de toekomst inhouden. De Oorlog heeft een verwarde generatie achtergelaten. De waanzin en onmenselijkheid die zij hebben gezien, de zinloze wreedheid en verspilling die de wereld bijna te gronde hebben gericht, hebben bij hen twijfel gezaaid over de waarden die hun ouders hun hebben bijgebracht. Sommigen, die totaal geen benul hadden van de wereldgeschiedenis, probeerden uit het niets nieuwe levens- en kunstvormen te scheppen. Anderen gaven zich over aan decadentie en wanhoop. Velen van hen waren meelijwekkend, ook al gedroegen ze zich opstandig. Ze vervielen in onderworpenheid en doelloosheid doordat het hun aan idealen ontbrak, terwijl ze bovendien werden gehinderd door schuldgevoelens en de last van dode idealen, waarin ze niet meer konden geloven.

Bij de jeugd die opgroeit tijdens de Crisis is sinds enige tijd een andere mentaliteit merkbaar. Deze wordt gekenmerkt door een grotere vastberadenheid, al heerst er nog steeds verwarring. De jongeren willen een nieuwe wereld opbouwen, maar weten nog niet goed hoe ze dat moeten aanpakken. De jongere generatie is dan ook op zoek naar redders. Ze is geneigd om geloof te schenken aan dictators, en iedereen die zich voor die eervolle positie kandidaat stelt, als een Messias te verwelkomen. Ze heeft behoefte aan pasklare oplossingen waarmee een alwetende minderheid de maatschappij regelrecht naar de ideale staat kan leiden. De jongere generatie beseft nog niet dat zij zichzelf moet redden. Ze heeft nog niet geleerd dat ze de problemen waarvoor zij zich gesteld ziet alleen maar op eigen kracht kan oplossen, en dat dat moet geschieden op basis van politieke en economische vrijheid en in samenwerking met de grote massa die strijdt voor haar recht op welzijn en levensvreugde.

Zoals ik al zei, vloeit mijn bezwaar tegen gezag als zodanig niet zozeer voort uit het onrecht dat mij persoonlijk is aangedaan als wel uit een veel bredere maatschappijvisie. Vanzelfsprekend heeft het staatsgezag mij, evenals anderen, in mijn vrijheid beknot. De machthebbers hebben mij geenszins gespaard. Gedurende de drieëndertig jaar dat ik actief was in de Verenigde Staten, werden mijn lezingen veelvuldig door de politie verstoord; talloze arrestaties en drie gevangenisstraffen waren het gevolg. Uiteindelijk verloor ik mijn burgerrechten en werd ik gedeporteerd. De lange arm van het gezag heeft mij voortdurend dwars gezeten. Voor zover ik mijn ideeën niettemin heb kunnen verkondigen, gebeurde dat niet dank zij maar ondanks alle belemmeringen en moeilijkheden die mij in de weg werden gelegd. En daarin stond ik geenszins alleen. De wereld heeft altijd moedige figuren gekend, die ondanks vervolging en smaad hebben gevochten voor het recht op onbeperkte vrijheid van meningsuiting. Amerika kan erop bogen dat een groot aantal van haar kinderen zich bij deze strijd allerminst in de achterhoede heeft bevonden. Walt Whitman, Henry David Thoreau, Voltairine de Cleyre (een van Amerika’s grootste anarchisten), Moses Harman (voorvechter van de sexuele bevrijding van de vrouw), Horace Traubel (zoete zanger van vrijheidsliederen) en talloze andere dappere lieden zijn trouw gebleven aan hun ideaal van een nieuwe samenleving zonder enige vorm van dwang, en hebben zich als zodanig uitgesproken. De prijs die zij daarvoor hebben moeten betalen, was inderdaad hoog. De meeste gerieven die de maatschappij in petto heeft voor bekwame en getalenteerde mensen, als zij zich althans naar haar willen voegen, werden hun ontzegd. Maar hoe hoog de prijs ook was, hun levens waren heel wat rijker dan die van de grote meute. Ook ik voel me mateloos verrijkt. Maar dat is te danken aan het feit dat ik het anarchisme heb ontdekt, dat mij meer dan wat ook heeft gesterkt in mijn overtuiging dat iedere vorm van gezag de mens in zijn groei belemmert, omdat hij zich alleen in volle vrijheid ontplooien kan.

Van alle bestaande filosofieën beschouw ik het anarchisme als de mooiste en meest praktische; het laat de mens niet alleen in zijn individuele ontplooiing aan bod komen, maar ook als maatschappelijk wezen. Bovendien ben ik er zeker van dat het anarchisme veel te levenskrachtig is en te zeer verankerd ligt in de menselijke natuur om ooit uit de wereld te verdwijnen. Het is mijn stellige overtuiging dat dictatuur, hetzij van rechts, hetzij van links, nooit kan functioneren - dat ze nooit gefunctioneerd heeft, en dat de tijd dit opnieuw (zoals dat al eerder is gebeurd) zal uitwijzen. Als het falen der moderne dictatuur en autoritaire filosofieën zich duidelijker heeft geopenbaard en als zodanig door grote groepen mensen is onderkend, zal het anarchisme zijn kracht bewijzen. Zo bekeken is een opleving van de anarchistische ideeën in de nabije toekomst zeer waarschijnlijk. Als dit inderdaad gebeurt en de juiste uitwerking heeft, geloof ik dat de mensheid eindelijk de doolhof waarin zij nu is verdwaald, zal verlaten en zich op het pad van de vrijheid zal begeven naar een gezonde en nieuwe toekomst.

Veel mensen geloven niet dat zo’n nieuw begin mogelijk is; ze beweren dat de menselijke natuur onveranderbaar is. Deze lieden hebben echter hoegenaamd niets geleerd. Ze hebben in elk geval geen flauw benul van de vorderingen die gemaakt zijn op het gebied van de sociologie en de psychologie, die onomstotelijk vaststellen dat de menselijke natuur kneedbaar is en veranderd kan worden. De menselijke natuur is allerminst een vast gegeven. Ze is veeleer veranderlijk en reageert op nieuwe omstandigheden. Als bijvoorbeeld het zogenaamde instinct tot zelfbehoud net zo fundamenteel zou zijn als verondersteld wordt, dan zouden oorlogen, alsmede alle andere gevaarlijke en riskante bezigheden, al lang zijn afgeschaft.

Ik wil er hier meteen op wijzen dat er voor deze nieuwe samenleving die de anarchisten voor ogen staat, niet eens zulke ingrijpende veranderingen hoeven plaats te vinden als over het algemeen wordt verondersteld. Ik geloof dat de bestaande situatie voldoende mogelijkheden biedt, zodra maar eenmaal alle onnatuurlijke onderdrukking en ongelijkheid en het georganiseerde gezag en geweld waarmee deze in stand worden gehouden, uit de weg zijn geruimd.

Als de menselijke natuur veranderbaar is, zo beweren sommige mensen ook, dan zou de vrijheidsliefde wellicht uit het mensenhart verdreven kunnen worden. Vrijheidsliefde is echter een universele menselijke eigenschap en geen enkele tiran is er tot dusverre in geslaagd haar uit te roeien. Sommige moderne dictators zullen het zeker proberen, en zijn daar ook al daadwerkelijk mee bezig met alle tot hun beschikking staande wrede middelen. Maar zelfs als ze lang genoeg aan de macht zouden blijven om hun plannen uit te voeren - wat nauwelijks aannemelijk is - dan restten er nog andere problemen. Zo zou bijvoorbeeld het volk dat de dictator op deze wijze probeert af te richten, afgesneden moeten worden van alle tradities in zijn geschiedenis die het aan de voordelen van de vrijheid zouden kunnen herinneren. Ieder contact met andere volken die het op libertaire ideeën zouden kunnen brengen, zou onmogelijk gemaakt moeten worden. Het feit alleen al dat de mens een zelfbewustzijn heeft en weet dat hij zich onderscheidt van andere mensen, doet in hem de drang ontstaan om in vrijheid te kunnen handelen. Het verlangen naar vrijheid en zelfontplooiing is een zeer fundamentele en belangrijke eigenschap van de mens. Zoals gebruikelijk wanneer mensen lastige feiten niet onder ogen willen zien, wordt dikwijls beweerd dat de doorsnee mens niet vrij wil zijn; dat vrijheidsliefde slechts door zeer weinigen wordt gevoeld; dat het Amerikaanse volk er bijvoorbeeld niet naar taalt. Dat het Amerikaanse volk echter niet geheel verstoken is van vrijheidsliefde, is gebleken uit zijn verzet tegen de laatste wet op het drankverbod; dat verzet was zo doeltreffend dat zelfs de politici uiteindelijk gehoor moesten geven aan de volkswil en het amendement introkken. Als het Amerikaanse volk even vastberaden zou zijn in zaken van meer gewicht, zou er al heel wat meer bereikt zijn. Het Amerikaanse volk begint echter pas sinds kort open te staan voor progressieve ideeën. Dit vloeit voort uit de historische ontwikkeling van het land. De opkomst van het kapitalisme en een zeer grote staatsmacht zijn in Amerika per slot van rekening nog van recente datum. Veel mensen wanen zich dom genoeg nog in de pionierstijd, toen succes nog makkelijk te bereiken was en de mogelijkheden veel talrijker waren dan nu; toen het er nog niet naar uitzag dat de economische positie van het individu zo hopeloos en weinig flexibel zou worden.

Niettemin heeft de doorsnee Amerikaan nog steeds niet afgerekend met deze achterhaalde ideeën, en hij blijft ervan overtuigd dat de situatie zich alsnog ten goede zal keren. Maar ik zie niet in waarom de maatschappij, omdat het een aantal mensen aan persoonlijkheid en het vermogen om zelfstandig na te denken ontbreekt, een speciale kuur zou moeten ondergaan om hen te hervormen. Ik blijf erbij dat vrijheid, werkelijke vrijheid, een vrijere en flexibeler samenleving, de beste basis is voor de ontplooiing van het individu.

Ik geef graag toe dat sommige mensen in verzet tegen de bestaande orde tot grote hoogte groeien. Ik weet maar al te goed dat mijn eigen ontwikkeling zich grotendeels in verzet heeft voltrokken. Maar ik vind het belachelijk daaruit te concluderen dat maatschappelijke misstanden in stand gehouden moeten worden om het verzet ertegen noodzakelijk te maken. Zo’n bewering komt op hetzelfde neer als de oude religieuze idee der reiniging. Het getuigt wel van zeer weinig fantasie wanneer men veronderstelt dat iemand met uitzonderlijke kwaliteiten zich slechts op één manier zou kunnen ontwikkelen. Het is heel aannemelijk dat iemand wiens ontwikkeling zich nu in verzet tegen het huidige systeem heeft voltrokken, zich onder andere maatschappelijke omstandigheden in de kunst, in de wetenschap of op andere creatieve en intellectuele terreinen had kunnen ontplooien.


III.

Nu wil ik niet beweren dat de triomf van mijn ideeën alle mogelijke problemen voor altijd uit de wereld zou bannen. Ik geloof echter dat het wegnemen van de huidige onnatuurlijke obstakels die de vooruitgang tegenhouden, de weg vrij zou maken voor nieuwe verworvenheden en levensvreugde. De natuur en onze complexen zullen ons vast en zeker nog genoeg ellende en moeilijkheden blijven bezorgen. Moet al het nodeloze leed dat ons huidige maatschappelijke bestel veroorzaakt dan soms voortduren vanwege de waanidee dat de mens erdoor gesterkt zou worden, terwijl de gebroken harten en vertrapte levens om ons heen die idee dagelijks logenstraffen?

Degenen die zich het meest bezorgd maken over de verwekelijking van de mens in een vrije samenleving, zijn veelal zelf welvarende lieden. Men zal een hongerlijder er niet gemakkelijk van kunnen overtuigen dat zijn karakter geruïneerd zou worden door een overvloed aan voedsel. Voor wat betreft de ontplooiing van het individu in de samenleving die mij voor ogen staat, geloof ik dat er in een toestand van vrijheid en overvloed ongekende bronnen van persoonlijke ondernemingslust zouden vrijkomen. Aangezien de mens van nature nieuwsgierig is en belangstelling heeft voor de wereld om hem heen, kan men er genist op zijn dat hij zich op alle mogelijke gebieden zou gaan ontplooien.

Natuurlijk is het voor mensen die zich niet kunnen losmaken van de huidige situatie, ondenkbaar dat het winstprincipe als stimulans vervangen zou kunnen worden door een andere prikkel die mensen ertoe zou aanzetten zich ten volle in te zetten. Het valt inderdaad niet te ontkennen dat profijt en winst in ons huidige systeem belangrijke factoren zijn. Dat moet ook wel. Zelfs de rijken voelen zich niet veilig. Dat wil zeggen, ze willen verdedigen wat ze hebben en hun positie versterken. Profijt en winst hangen echter samen met veel dieper liggende motieven. Het is een geldzuchtige figuur niet alleen te doen om kleren en behuizing; hij werkt door om zijn status te vestigen - om prestige te krijgen en bewondering af te dwingen bij zijn medemensen. Onder andere en rechtvaardiger omstandigheden zouden deze dieper liggende motieven voor betere doeleinden gebruikt kunnen worden; het winstmotief, dat slechts een afgeleide is van deze diepere motieven, zou dan wegvallen. Zelfs nu worden wetenschappers, uitvinders, dichters en kunstenaars niet primair gedreven door overwegingen van financiële aard. Hun scheppingsdrang is de belangrijkste drijfkracht in hun leven. Dat deze drang ontbreekt bij de arbeidersmassa is helemaal niet verbazingwekkend, want hun werk wordt gekenmerkt door een dodelijke sleur. Hun werk, dat op geen enkele manier verband houdt met hun privéleven of -behoeften, verrichten zij in de afgrijselijkste omgeving, op bevel van lieden die kunnen beslissen over leven en dood van de massa’s. Waarom zouden zij zich geroepen voelen om meer te doen dan strikt noodzakelijk is om hun ellendige bestaan voort te slepen?

Wanneer het gaat om kunst, wetenschap, literatuur en al die andere zaken die verondersteld worden tamelijk ver af te staan van ons dagelijks leven, staan we open voor onderzoek, experimenten en vernieuwing. Ons traditionele ontzag voor het gezag is echter zo groot, dat de meeste mensen bevangen worden door een irrationele angst wanneer het gaat om een experiment dat hun persoonlijk leven betreft. Het is echter wel zeker dat er op maatschappelijk gebied nog meer behoefte bestaat aan experimenten dan op wetenschappelijk gebied. Men moet dan ook hopen dat de mensheid, of een deel ervan, in de niet al te verre toekomst de kans zal krijgen zich te ontplooien in een situatie die qua vrijheid overeenkomt met het eerste stadium van een anarchistische samenleving. Wie in vrijheid gelooft, gaat ervan uit dat mensen in staat zijn samen te werken. Ook nu al doen ze dat in verbazingwekkende mate, want anders was een georganiseerde maatschappij als de onze niet mogelijk. Zodra al die instellingen waarmee de mensen elkaar schade kunnen berokkenen, zoals het privébezit, zijn afgeschaft en er een einde is gemaakt aan de verheerlijking van het gezag, zullen de mensen spontaan en onherroepelijk gaan samenwerken en niets liever willen dan een bijdrage leveren aan de verhoging van het maatschappelijk welzijn.

Alleen het anarchisme benadrukt het belang van het individu, van zijn mogelijkheden en behoeften in een vrije samenleving. In plaats van hem voor te houden dat hij vol verering op de knieën moet vallen voor de gevestigde instellingen, moet leven en sterven voor een paar abstracte ideeën, zijn hart moet breken en zijn leven moet laten bederven door taboes, zegt het anarchisme dat het individu het zwaartepunt van de maatschappij is - dat hij zelf moet nadenken, in vrijheid moet handelen en zich voluit ontplooien. Het is het streven van het anarchisme iedere mens op de hele wereld daartoe in staat te stellen. Wil de mens zich in volle vrijheid kunnen ontwikkelen, dan moet hij worden bevrijd van elke bemoeienis en onderdrukking door anderen. Vrijheid is dan ook de hoeksteen van de anarchistische filosofie. Deze vrijheid heeft natuurlijk niets te maken met dat ‘kloeke individualisme’ waarvan altijd zo hoog wordt opgegeven. Dat roofzuchtige individualisme is in feite krachteloos en helemaal niet kloek. Bij de geringste bedreiging zoekt het dekking bij de staat en jammert om de bescherming van het leger, de vloot of een andere moorddadige instelling waarover het de beschikking heeft. Haar ‘kloeke individualisme’ is niet meer dan het zoveelste voorwendsel van de heersende klasse voor haar ongebreidelde economische en politieke afpersingspraktijken.

In weerwil van de huidige roep om een sterke man, een totalitaire staat of dictatuur van links, zijn mijn ideeën onwankelbaar gebleven. In feite ben ik door mijn persoonlijke ervaringen en de gebeurtenissen in de wereld door de jaren heen in mijn ideeën gesterkt. Ik zie geen reden om ze te veranderen, aangezien ik niet geloof dat een dictatoriaal regime er ooit in kan slagen onze maatschappelijke problemen op te lossen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat vrijheid de ziel van de vooruitgang is en in elke fase van ons leven van wezenlijk belang. Ik beschouw dit als een van de hoofdwetten van de sociale evolutie. Ik geloof in het individu en in het vermogen van vrije individuen om zich gezamenlijk in te zetten.

Het feit dat de anarchistische beweging, waarvoor ik zo lang heb gevochten, tot op zekere hoogte aan kracht heeft ingeboet en is overschaduwd door autoritaire en tirannieke filosofieën, vervult mij met zorg maar niet met wanhoop. Het lijkt mij een veelzeggend teken dat veel landen weigeren anarchisten toe te laten. Alle regeringen stellen zich op het standpunt dat linkse en rechtse partijen dan wel sociale veranderingen propageren maar het staatsgezag als zodanig niet verwerpen. Alleen het anarchisme breekt daarmee en roept op tot compromisloos verzet. Het anarchisme wordt op de lange termijn dus schadelijker geacht voor de bestaande orde dan alle andere maatschappelijke theorieën die nu om de macht schreeuwen.

Vanuit dit standpunt bezien geloof ik dat mijn leven en mijn werk succesvol zijn geweest. Wat gewoonlijk voor succes wordt aangezien - rijkdom, macht of maatschappelijk aanzien - beschouw ik als jammerlijke mislukkingen. Wanneer van iemand wordt gezegd dat hij ‘het gemaakt heeft’, wordt daarmee volgens mij bedoeld dat hij heeft afgedaan - zijn ontwikkeling is op dat punt gestopt. Ik heb er steeds naar gestreefd in beweging te blijven, te blijven groeien en niet te verstenen tot een beeld van zelfgenoegzaamheid.

Als ik mijn leven nog eens over zou moeten doen, zou ik, net als ieder ander, enige kleinigheden willen veranderen. Maar de belangrijke daden en keuzen in mijn leven zou ik nu precies zo herhalen. Ik zou mij zeker met evenveel toewijding voor het anarchisme inzetten en evenzeer vertrouwen op zijn uiteindelijke triomf.


Voetnoten

[1] In 1886 waren er overal in de Verenigde Staten (VS) stakingen uitgebroken om de acht-urige werkdag af te dwingen. Vooral in Chicago, het centrum van de acties, liep de strijd zeer hoog op. Een bijeenkomst van stakende arbeiders werd door de politie uiteengeslagen, waarbij enkele doden vielen. Uit protest tegen het optreden van de politie werd op Haymarket Square een massameeting belegd (4 mei 1886). Tegen het eind van deze overigens rustig verlopende bijeenkomst ‘verscheen plotseling commissaris Ward op het plein, vergezeld van een grote politiemacht. Hij beval dat de bijeenkomst onmiddellijk beëindigd moest worden. “Dit is een ordelijke vergadering,” antwoordde de voorzitter, waarop de politie de mensen aanviel en er genadeloos op los sloeg. Toen vloog er een voorwerp door de lucht, dat vervolgens ontplofte; een aantal politieagenten werd gedood, en een twintigtal liep verwondingen op.' Hoewel nooit is komen vast te staan wie de schuldige was, werd er onmiddellijk een klopjacht georganiseerd op de sprekers van de Haymarket-meeting en andere vooraanstaande anarchisten. ‘Het grote publiek was zo opgezweept door de gruwelsprookjes in de pers over de stakingsleiders, dat een eerlijk proces onmogelijk werd. Het liep dan ook uit op de schandelijkste samenzwering uit de geschiedenis van de Verenigde Staten' (Emma Goldman, Mijn Leven, deel 1, p. 14-15).