Anarchistisch Kollektief Gent - Nestor Machno, de Dielo Trudo Groep en het organisatorisch platform van revolutionaire anarchisten: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
= NESTOR MACHNO EN DE MACHNOVACHINA = | = NESTOR MACHNO EN DE MACHNOVACHINA = | ||
Regel 300: | Regel 302: | ||
-Alexandre Skirda (2004). Nestor Makhno: Anarchy's Cossack. AK Press. pp. 17. ISBN 1902593685 | -Alexandre Skirda (2004). Nestor Makhno: Anarchy's Cossack. AK Press. pp. 17. ISBN 1902593685 | ||
-Makhno, Nestor, 1889-1934 Libcom | - Makhno, Nestor, 1889-1934 Libcom | ||
-Peter Arshinov, History of the Makhnovist Movement (1918-1921 ), 1923. Black & Red, 1974 | - Peter Arshinov, History of the Makhnovist Movement (1918-1921 ), 1923. Black & Red, 1974 | ||
-Footman, David. Civil War In Russia Frederick A.Praeger 1961, p287 | - Footman, David. Civil War In Russia Frederick A.Praeger 1961, p287 | ||
-Guerin, Daniel. Anarchism: Theory and Practice | - Guerin, Daniel. Anarchism: Theory and Practice | ||
-Paul Robert Magocsi (1996). A History of Ukraine. University of Toronto Press. pp. 508-10. ISBN 0802078206 | - Paul Robert Magocsi (1996). A History of Ukraine. University of Toronto Press. pp. 508-10. ISBN 0802078206 | ||
-Eikhenbaum, V. E. ("Volin"). The Unknown Revolution | - Eikhenbaum, V. E. ("Volin"). The Unknown Revolution | ||
-Paul Avrich (1988). Anarchist portraits. Princeton University Press. pp. 122 ISBN 0691006091 | - Paul Avrich (1988). Anarchist portraits. Princeton University Press. pp. 122 ISBN 0691006091 | ||
-Voline, The Unknown Revolution, 1917-1921, (1947) | - Voline, The Unknown Revolution, 1917-1921, (1947) | ||
- Arshinov, Peter, History of the Makhnovist Movement (1918-1921 ), (1923) | - Arshinov, Peter, History of the Makhnovist Movement (1918-1921 ), (1923) | ||
- Frank E. Sysyn, "Nestor Makhno and the Ukrainian Revolution," in Taras Hunczak, ed. The Ukraine 1917-1921: A Study in Revolution (Cambridge, Ma., 1977),pp.271-304 | - Frank E. Sysyn, "Nestor Makhno and the Ukrainian Revolution," in Taras Hunczak, ed. The Ukraine 1917-1921: A Study in Revolution | ||
(Cambridge, Ma., 1977),pp.271-304 | |||
--[[Gebruiker:Ratja303|Ratja303]] ([[Overleg gebruiker:Ratja303|overleg]]) 9 dec 2015 16:54 (UTC) | --[[Gebruiker:Ratja303|Ratja303]] ([[Overleg gebruiker:Ratja303|overleg]]) 9 dec 2015 16:54 (UTC) |
Versie van 12 dec 2015 10:52
NESTOR MACHNO EN DE MACHNOVACHINA
Nestor Machno werd geboren in een arme familie van boeren in Guljaj Polje (Oekraine) in het door Tsarisch Rusland bezet gebied Novorossiya. Hij was de jongste van de 5 kinderen van Ivan Machno en Evdoki Perederi. Zij waren kleine, arme boeren die zich om financieel rond te komen verhuurden aan grootgrondbezitters.
Kerkgegevens vermelden dat Machno gedoopt werd op 8 november 1888. In een poging om de verplichte inlijving in het tsarische leger uit te stellen lieten zijn ouders zijn geboortedatum valselijk registreren alszijnde in 1889. Zijn vader stierf toen hij slechts 10 maanden oud was. Gedreven door de extreme armoede moest Nestor al vanaf zijn zevende aan de slag als herder. Toen hij 8 jaar oud was studeerde hij tijdens de winter aan de tweede Guljaj Polje basis school en werkte hij tijdens de zomer voor lokale grootgrondbezitters. Toen hij twaalf werd stopte hij z'n studies en ging gaan werken als boerderijknecht op de landgoeden van notabelen en op de boerderijen van rijke boeren die Kulaks werden genoemd. Bij deze laatste realiseerde hij zich het bestaan van sociale ongelijkheid: "Terwijl ik gekleed ging in vodden en naar paardenmest stonk, paradeerden zij mooi gekleed en lekker geparfumeerd rond". Hij keerde terug naar Guljaj Polje toen hij 17 was en ging er eerst aan de slag als schildersknecht, daarna werkte hij in een lokale ijzergieterij. Tijdens deze periode geraakte hij geïnteresseerd in revolutionaire ideeën.
Zijn betrokkenheid in de revolutionaire politieke praktijk was gebaseerd op zijn eigen ervaringen van onrecht die heerste tegenover de onderdrukte werkende klasse en het aanschouwen als kind van de terreur die het Tsaristische regime uitoefende tijdens de revolutie van 1905. In 1906 vervoegde Nestor Machno de lokale anarchistische organisatie in Guljaj Polje . Hij werd datzelfde jaar gearresteerd, snel erop weer vrijgelaten om daarna een jaar later opnieuw gearresteerd te worden. Een tijd later kwam hij echter weer op vrije voeten. Hij werd voor de derde keer gearresteerd in 1909 toen een infiltrant een getuigenis aflegde tegen Machno. De moord op de politieagent Lepetsjenko werd hem en zijn kameraden fataal. Zij werden gearresteerd, voorgeleid en in 1910 tot de strop veroordeeld. Machno bracht enkele maanden door in de dodencel "waar men zich al gedeeltelijk in het graf voelt" en zag de ene kameraad na de andere opgehangen worden. Het restje hoop op leven dat hij nog had werd ingegeven door de voorspelling van Bondarenko, een geëxecuteerde kameraad. Deze voorspelde Machno een toekomst waarin hij de zwarte banier van het anachisme over de Oekraïne zou doen wapperen. Machno beloofde Bondarenko die voorspelling waar te maken. Het lot was hem in ieder geval gunstig: in 1911 werd zijn doodvonnis, om niet bekende redenen, omgezet in levenslange dwangarbeid, en werd hij overgebracht naar de beruchte centrale gevangenis van Moskou: de Boetirki.
Daar kwam hij in contact met de Pjotr Arshinov die Machno sterk beïnvloede met z'n anarchistische ideeën. Tengevolge van de februari revolutie van 1917 werd hij opnieuw vrijgelaten. Na nog enige dagen in Moskou doorgebracht te hebben keerde hij terug naar Goeljaj Polje waar hij meewerkte aan de oprichting van een boerenbond, enkele sovjets en een vrij vakverbond. Hij stimuleerde de boeren om landgoeden van de grootgrondbezitters te onteigenen en deze te verdelen onder de lokale boeren. In november van dat jaar riepen de Oekraïense nationalisten in Kiev de Democratische Oekraïense Republiek uit, met de Rada als regering. Een maand later vestigden de bolsjewieken hun regering in Kharkov.
In maart 1918 tekent de nieuwe bolsjewistische overheid het verdrag van Brest-litovsk waarmee de vrede met de centrale mogendheden bezegeld word. hierbij worden groter territoriale toegevingen (waaronder Oekraïne) gedaan. Na een coup (tegen de toegevingen van de Bolsjewieken aan de centrale mogendheden) door de voormalige Tsarische generaal Pavlo Skoropadsky weigerden vele boeren om deze conservatieve extsaristische regering te steunen. De Duitse en Oostenrijkse bezettingsmacht verleende ondertussen alle steun aan generaal Pavlo in de hoop de burgeroorlog in Rusland aan te wakkeren. Verschillende bendes van allerlei politieke strekkingen begonnen in deze periode de bezettingsmacht aan te vallen, later verenigden sommigen zich onder de vleugels van de zwakke conservatieve provinciale regering die streed tegen de coup van generaal Pavlov of onder de vleugels van de bolsjewieken. In vele gevallen veranderden ze om de haverklap van loyaliteit naargelang de opportuniteit. De grootste groep boeren die in opstand kwam volgde echter Machno en zijn anarchistische ideeën.
In de Yekyerinoslav provincie nam de rebellie algauw een anarchistische toon aan. Machno sloot zich aan bij één van de vele anarchistische groepen en werd uiteindelijk hun aanvoerder. Zijn indrukwekkende persoonlijkheid en charisma maakte zo'n indruk op de andere groepen dat ze zich algauw aangetrokken voelden tot de groep van Machno. Als gevolg hiervan werden alle anarchistische groepen in Oekraïne bekend als machnovschina (machnovisten). Ze vochten niet alleen tegen de witte reactionaire troepen maar ook tegen de Oekraïense nationalisten en verschillende onafhankelijke paramilitaire formaties die zich schuldig maakten aan antisemitische pogroms. In gebieden waar ze vijandelijke eenheden hadden verdreven organiseerden boeren en arbeiders zich in dorpsassemblees, communes en vrije raden Het kapitalisme en de aanwezige staatstructuren werden afgeschaft en vervangen door zelfbeheer en collectiviteit. Het land en de fabrieken werden onteigend uit de handen van de fabrieksbazen en grootgrondbezitters en onder controle geplaatst van de boeren en arbeiders die ze in onder elkaar verdeelden.
DE MACHNOVCHINA EN DE FORMATIE VAN HET REVOLUTIONAIR OPSTANDIG LEGER VAN OEKRAÏNE
Generaal Pavlo Skoropadsky werd (toen hij de steun verloor van de centrale mogendheden) verdreven uit Kiev door de conservatieve provinciale regering. De anarchistische groepen onder militaire leiding van Machno en verschillende geallieerde anarchistische groepen behaalden overwinning na overwinning tegen de Duitsers, Oostenrijkers,Oekraïense nationalisten en eenheden van het witte leger waarbij ze vele wapens en uitrusting buitmaakten. Deze overwinningen over veel omvangrijkere vijandelijke formaties bevestigden Machno's reputaties als militair tacticus en leverde hem de bijnaam "batko"(vader) op bij de machnovschina. Op dit punt werd de nadruk van de militaire campagnes, die Machno het jaar ervoor had gestart, verlegd naar politieke bezorgdheden. Het eerste congres van de confederatie van anarchistische groepen, Nabat genaamd, vaardigde 5 basis principes uit.
Afwijzing van alle politieke partijen, afwijzing van alle vormen van dictatuur, in het bijzonder het Marxistisch dogma "dictatuur van het proletariaat" dat door de machnovschina en vele andere anarchisten gezien werd als een term die synoniem is voor de dictatuur van de Bolsjewistische partij. De verwerping van ieder concept van een staat, afwijzing van een zogenaamde "overgangsperiode", en zelfbeheer voor allen door middel van vrije raden (sovjets). Het machnovistische platform stond recht tegenover de "tijdelijke" dictatuur van de partij voorgesteld door de bolsjewieken.
De Nabat (zoals voorgesteld door de bolsjewieken) was in geen geval een marionet van Machno en de militaire bevelhebbers. In 1918, nadat grote groepen Oekraïense boeren, anarchisten en vrijwilligers uit andere landen waren gearriveerd, werd het Revolutionaire Opstandig leger van Oekraïne (ROLO) door Machno opgericht. Toen het opgericht werd telde het 15000 gewapende strijders. Hieronder waren cavalerie, infanterie en zelfs artillerie eenheden bestaande uit boeren, arbeiders en gedeserteerde soldaten. Van november 1918 tot juni 1919 probeerden de machnovs-china een anarchistische samenleving op te bouwen in Oekraïne. Bestuurt en beheerd op een lokaal niveau door middel van autonome arbeiders en boerenraden. Nieuwe relaties en waarden werden gecreëerd door dit sociaal experiment die de machnovschina ertoe leidde om deze politiek van vrije gemeenschappen te formaliseren als de hoogste vorm van sociale rechtvaardigheid. Het onderwijs werd georganiseerd gebaseerd op de principes van Francisco Ferrer terwijl de economie werd gebaseerd op vrije ruilhandel tussen de gemeenschappen (dit gebaseerd op de ideeën voorgesteld door Peter Kropotkin).
Machno noemde de bolsjewieken dictators en verzette zich tegen de "Cheka" (de geheime communistische politie) ... en gelijkaardige autoritaire en disciplinerende instituten. Hij sprak zich uit voor vrijheid van meningsuiting, persvrijheid,er het recht op arbeidersorganisaties.
De Bolsjewieken beweerden dat het onmogelijk zou zijn om deze kleine agriculturele samenleving snel om te bouwen tot een anarchistische samenleving, ondanks het feit dat Oost-Oekraïne een regio is waar veel koolmijnen waren en bovendien één van de meest geïndustrialiseerde delen is van het Russische rijk.
De vijandelijkheid van de bolsjewieken tegenover Machno nam toe nadat 40,000 soldaten van het Rode leger, in juli 1918, waren overgelopen naar het ROLO. Het aangekondigde derde Na bat congres werd verboden door de bolsjewieken en verklaarde de machnovschina (Oekraïense anarchisten) vogelvrij, hen bestempelend als contrarevolutionair. Als reactie hierop stelde het anarchistisch congres publiekelijk de vraag: kunnen er wetten bestaan die uitgevonden worden door enkele zogenaamd revolutionairen, waarmee toegestaan wordt dat een gans volk vogelvrij wordt verklaard dat meer revolutionair is dan hen? "(Archinoff)" De bolsjewieken vertrouwden voor deze beschuldigingen op het rapport van V. lvanov, een Bolsjewistsche afgevaardigde die Makhno en de anarchistische beweging in Oekraïne in de gaten hield.
De vijandigheden tussen Moskou en machnovschina werden door de bolsjewieken gerechtvaardigd doormiddel van 5 beschuldigingen.
1. De machnovschina zouden geen vrije verkiezingen hebben uitgevaardigd in het revolutionair opstandig leger (lees verkiezingen onder controle van de bolsjewieken). De bolsjewieken beweerden dat alle politieke benoemingen gebeurden door Machno en de anarchistische revolutionaire oorlogsraad.
2. Machno had zogezegd geweigerd om voedsel te leveren aan sovjet spoorbedienden en telegrafische operatoren 3. De bolsjewieken beweerden dat de anarchistische revolutionaire militaire raad een speciale afdeling had die ,bijzonder brutaal en zonder genade, omging met ongehoorzaamheid en desertie (nochtans waren het de bolsjewieken zelf die sinds 1918 speciale bestraffingsbrigades van het rode leger inzetten om deserteurs en hun familieleden te vermoorden).
4. Machno's troepen zouden bevoorradingskonvooien van het Rode leger hebben overvallen om deze buit te maken en ze zouden niet betaald hebben voor een gepantserde wagen die ze zich in Briansk hadden toegeëigend.
5. De Nabat zou verantwoordelijk zijn voor daden van dodelijk terrorisme in Russische steden (hiermee werden de verschillende pogingen om bolsjewistische machthebbers uit te schakelen door anarchisten en andere linkse groeperingen bedoeld. Nochtans waren deze niet betrokken bij de machnovschina of de Nabat)
Al deze beschuldigingen waren propaganda leugens die door de Bolsjewieken werden gebruikt om de machnovschina in een slecht daglicht te plaatsen.
De bolsjewistische pers was niet alleen stil rondom het weigeren van Moskou om wapens en voorraden te sturen naar Machno (ten tijde van hun verbond), maar faalde er bovendien in de hulp en de constante bereidheid te erkennen van de machnovschina om schepen vol voorraden naar de hongerige stedelijke bevolking van de door de bolsjewieken bezette steden te brengen. Lenin stuurde hierop Lev Kamenev naar Oekraïne, waar hij een gemoedelijk gesprek aanknoopte met Machno. Machno beweert achteraf twee bolsjewistische boodschappen te hebben onderschept. De eerste een order aan het Rode leger om de machnovschina aan te vallen, het tweede een bevel tot moordpoging op Machno zelf. Na het vierde congres van de Nabat, stuurde Trotsky bovendien een order naar zijn politie en legereenheden om ieder Nabat congreslid te arresteren. De machnovschina reageerden hierop met een terugtrekking in het diepe binnenland van Oekraïne, om daarna in 1919 oostwaarts te draaien voor een grootschalig offensief. Denikin's witte troepen werden hierdoor verrast, waarop ze zich snel terugtrokken. Binnen twee weken na de start van het offensief had het ROLO het ganse zuiden van Oekraïne opnieuw veroverd.
Nadat Machno en de andere Oekraïense anarchisten hun basis hadden geconsolideerd richtten ze zich opnieuw op de politieke ontwikkeling van de gebieden die ze controleerden. Hierbij werden gevangenissen en kazernes vernield, gevangenen vrijgelaten en vrijheid van menig, associatie en pers gegarandeerd. Na een plotse tyfus epidemie, die meer dan de helft van Machno's troepen besmette, ging het rode leger onder leiding van Trotsky opnieuw in de aanval. De Cheka (communistische geheime dienst) stuurde 2 agenten om Machno te vermoorden, deze werden echter ontdekt en uitgeschakeld nadat ze hun opdracht hadden bekend. Doorheen de maand februari werd het gebeid van de machnovschina (dat ondertussen bekend stond als het"vrije territorium" van Oekraïne) overspoeld door Rode troepen. Hieronder bevonden zich de 42ste divisie en de Letse en Estonische divisie die samen met de andere rode eenheden minstens 20,000 soldaten telde.
Na de voorgaande zure en teleurstellende kennismaking van Machno's revolutionaire opstandige leger van Oekraïne met de Bolsjewieken, werden gevangengenomen rode commandanten en commissarissen zonder aarzelen geëxecuteerd. De gewone soldaten van het Rode leger werden echter door Machno en de troepen van het ROLO ontwapend (ze beschouwden de soldaten van het Rode leger namelijk als hun "proletarische broeders" en ze kregen de keuze om de machnovschina te vervoegen of terug te keren naar huis.). Dit gebeurde met een Estse eenheid van het Rode leger die zich in 1920 overgaf aan Machno. Viktor Belash schreef hierover "zelfs tijdens de zware periodes van 1920 (namelijk aan het begin van het jaar) bleef het revolutionaire leger de gevangengenomen gewone soldaten van het Rode leger in vrijheid stellen. Natuurlijk is het waarschijnlijk dat Belash, als strijdmaker van Machno, deze politiek tegen vijandelijke troepen idealiseerde. Wel is met zekerheid te zeggen dat Machno's leger inderdaad gevangengenomen rode soldaten vrijliet in "alle vier de windrichtingen". Dit is dan ook wat gebeurde aan het begin van februari 1920 toen het ROLO de , 10,000 man sterke, Estonische divisie in Guljaj Polje ontwapende. Het probleem van de deserties van de Estonische soldaten werd door de Bolsjewieken en hun onbuigbaar Russisch chauvinisme zelf in de hand gewerkt.
In oktober 1920 kwam het opnieuw tot een bestand tussen de machnovschina en het Rode leger. De oorzaak hiervan was de vernieuwde opmars van het witte leger van Wrangel. Hoewel Machno en de anarchisten bereid waren om, samen met het Rode leger, Wrangel en het witte leger te verdrijven uit Zuid-Oekraïne en het Krimgebied, bleven ze echter de overheid in Moskou en hun motieven wantrouwen en bekritiseren. Nadat de bolsjewistische overheid besliste om gratie te verlenen aan alle anarchistische gevangenen in Rusland werd uiteindelijk een formeel verdrag van allianties getekend tussen de bolsjewieken en de machnovschina. Tegen het eind van 1920 had Machno succesvol de opmars van het witte leger van generaal Wrangel gestuit, waarbij de machnovschina 4000 gevangenen en hopen munitie buitmaakten. Hiermee verhinderden ze bovendien dat het witte leger de controle zou verwerven over de zeer belangrijke Oekraïense graanoogst.
Nadat het Rode leger de mogelijkheid had om troepen vanuit de PoolseSovjet campagne, over te plaatsen naar Oekraïne namen zij ook deel aan de zuidelijke campagne van de machnovschina. Hierbij achtervolgden ze de verslagen troepen van generaal Wrangel doorheen het schiereiland van het Krimgebied.
Tot het einde onderhielden de anarchisten hun belangrijkste politieke structuren. Ze verwierpen de eisen tot inlijving in het Rode leger, ze weigerden verkiezingen te houden die onder controle van de Bolsjewieken vielen en weigerden om de rode politieke commissarissen te aanvaarden.
Het Rode leger aanvaarde deze condities tijdelijk maar besloot na enkele dagen de basis bevoorrading (zoals kool en granen) aan de makhnovschina stop te zetten. Nadat de troepen van Generaal Wrangel's witte leger beslissend werden verslagen in november 1920 keerden de communisten zich onmiddellijk opnieuw tegen Machno en de anarchisten. Nadat Machno een direct bevel van de Bolsjewistische overheid om zijn anarchistisch leger te ontbinden had geweigerd, onderschepte hij drie boodschappen van Lenin aan Christian Rakovsky (hoofd van de Bolsjewistische Oekraïense sovjet, met als uitvalsbasis Kharkiv). Hierin beval Lenin in het geheim om alle leden van Machno's organisatie te arresteren en hen te berechtten als gewone criminelen. Op 26 november 1920, slechts twee weken nadat het ROLO ,samen met het Rode leger, generaal Wrangel's troepen had verslagen, werden Machno's generale staf en vele ROLO commandanten gearresteerd tijdens een conferentie van het Rode leger in Moskou en geëxecuteerd .. Machno ontsnapte maar werd gedwongen zich steeds verder terug te trekken.
Het volle gewicht van het Rode leger en de speciale Cheka strafbrigades werden niet alleen genadeloos ingezet tegen de machnovschina maar tegen alle anarchisten, vermoedelijke sympathisanten, familieleden en de opstandige bevolking van het "vrije territorium" in z'n geheel. De militaire overmacht van de Bolsjewieken gaf de machnovschina de genadeklap: vanaf mei 1921 stond 1 opstandige boer tegenover 1000 Rode soldaten. De machnovschina zouden nog 3 maanden stand houden vooraleer ze overweldigd werden. Een uitgeputte Machno werd uiteindelijk in augustus 1921 door de rode Oekraïense troepen van Mikhail Frunze, samen met de restanten van het ROLO in ballingschap gedreven. Enkele detachementen van machnovschina-strijders zouden hierna echter tot in 1924 blijven doorvechten tegen de Bolsjewieken. Via tussenstops in Roemenië, Danzig en Berlijn kwam Machno uiteindelijk aan in Parijs waar hij uit de greep was van de Bolsjewieken en opgevangen werd door Franse anarchistische kameraden die circuleerden rond de groep die de krant Le Libertaire uitgaf.
IN BALLINGSCHAP
In 1926 sloot Machno zich aan bij een groep van Russische bannelingen in Parijs. Deze groep kreeg de naam Tpyrma Pyccxnx Anapxucron 3arpaHttu;eiî (letterlijk: groep van Russische anarchisten in het buitenland). Ze gaven maandelijks een krant uit onder de naam "Dielo Truda" (,[(eno Tpyrta) waarin ze diepgaande artikels schreven over de anarchistische beweging en de teloorgang van de revolutie in Rusland en Oekraïne. De groep bestond uit vijf personen: Nestor Machno, Ida Mett, Nicholas Lazarevitch, Grigori Petrovitch Maximoff en Piotr Andrejevitsj Arshinov. In 1926 gaf deze groep een tekst uit waarin ze voorstellen deden rondom het organiseren van de anarchistische beweging. De tekst kreeg de naam "organisatorisch platform van de revolutionaire anarchisten", en lokte heel wat turbulente discussies uit in de anarchistische beweging. De Dielo Truda groep bracht in deze tekst ideeën naar voren over hoe zij dachten dat anarchisten zich moesten organiseren. Ze baseerden zich hiervoor op hun eigen ervaring in revolutionair Oekraïne en de nederlaag ervan tegen de Bolsjewieken. Direct na de publicatie ervan bekritiseerden Volin en Malatesta het platform voorstel als zijnde te rigide en hiërarchisch. De tekst veroorzaakte een breuk binnen de anarchistische beweging die zich tot op de dag van vandaag doet voelen. Machno, die steeds meer last kreeg van oude oorlogswonden en bovendien leed aan tuberculosis en ondervoeding ten gevolge van extreme armoede, ging een tijdje aan de slag als vloerbekleder en arbeider in de Renaultfabriek totdat z'n gezondheid dit niet meer toeliet. Z'n laatste jaren van z'n leven werkte hij als podiumhulp bij de Parijse opera. Hij stierf in 1934 aan de gevolgen van tuberculosis en ondervoeding. Hij werd drie dagen na z'n dood gecremeerd. Een vijfhonderdtal mensen woonden de plechtigheid op het kerkhof van Père Lachaise in Parijs bij. Z'n as werd bij die van de honderden opstandelingen van de Parijse Commune gevoegd die daar begraven liggen. Tijdens de tweede wereldoorlog werden Machno's weduwe en dochter door de nazi's gedeporteerd naar Duitsland om er dwangarbeid uit te voeren. Na het einde van de oorlog werden ze door de Russische NKVD (voorloper van de KGB) gearresteerd. Ze werden naar Kiev gebracht waar ze veroordeeld werden tot acht jaar dwangarbeid. Na hun invrijheidstelling in 1953 leefden ze beide tot hun dood in Kazachstan.
DE DIELO TRUDA GROEP
Dielo Truda (arbeiders zaak) was een anarchistische publicatie die werd uitgegeven door de "groep van Russische bannelingen in het buitenland" tussen 1925 en 1928. Deze in parijs gevestigde groep was samengesteld uit verschillende in ballingschap verblijvende anarchisten. De meeste van hen waren op de vlucht voor de bolsjewistische dictatuur die na de revolutie van 1917 in Rusland was losgebroken.
In 1926 publiceerde de Dielo Truda groep "het organisatorisch platform van de revolutionaire anarchisten". Gedreven door hun ervaringen opgedaan tijdens de Russiche revolutie en burgeroorlog, waren ze ervan overtuigd geraakt dat de anarchistische beweging nood had aan een stevigere politieke structuur en basis. Vele anarchisten van die tijd (waaronder Malatesta, Faure, Berkman en volin) bestempelden het platform als autoritair, hierarchisch en onrijmbaar met anarchisme. Toch kende het platform ook zijn aanhangers. Onder druk van de Franse en stalinistische autoriteiten verhuisde de Dielo Truda groep uiteindelijk naar Chicago waar ze hun gelijknamige krant bleven uitbrengen tot in 1939. Later smolt Dielo Truda samen met een anarchosyndicalistische krant die vanaf eind 1939 verscheen onder de naam Dielo Truda Probuzhdenie. Ida Mett (geboren Ida Gilman, 20 juli 1901 in Srnarhon), was een in Rusland geboren anarchiste en auteur. Ze was een actieve deelneemster in de Russische anarchistische beweging in Moskou, en werd gearresteerd door de Sovjet-autoriteiten voor subversieve activiteiten waarop ze kort daarna ontsnapte uit Rusland. Na een omzwerving door Polen en Duitsland kwam ze in 1926 aan in Parijs. Datzelfde jaar werd ze aternatieftief binnen de Dielo Trouda groep waar ze meewerkte aan de publicatie van de gelijknamige krant die door hen werd uitgegeven en aan de verschillende publicaties die tussendoor door hen werden gepubliseerd.
Ida Mett was de auteur van verschillende boeken waaronder "de Kronstadt commune" een geschiedenis van de opstand in Kronstadt , die uitgegeven werd in 1948 door uitgeverij Spartacus. Een publicatie die meteen de controverse over de gebeurtenissen in Kronstadt en de politiek van de bolsjewieken aanwakkerde. Ook was ze auteur van "de Russische boer in de revolutie en de postrevolutie" (1968) en droeg ze bij aan verschillende internationale tijdschriften. Ze stierf in Parijs op 27 juni 1973.
Nicholas Lazarevitch werd geboren in België op 17 augustus 1895 in de buurt van Luik als kind van Russische revolutionaire migranten. Na in een aantal fabrieken en mijnen in Franstalig België te hebben gewerkt werd hij kort voor de Eerste Wereldoorlog een anarcho-syndicalist. Hij werkte in de mijnen van het Duitse Ruhrgebied in 1916, maar vluchtte in 1917 naar Nederland. Daar sloot hij zich aan bij Russische krijgsgevangenen die ook ontsnapt waren uit Duitsland en droeg hij bij tot het opzetten van een sovjet die aandrong op hun repatriëring naar Rusland. In februari 1919 vertrok hij samen met deze geïnterneerden naar Rusland en voegde zich daar bij het Rode Leger. Hij werd door hen uitgezonden naar Zuid-Rusland om propaganda te maken in het Franse leger. Hij werd gearresteerd, en werd slechts op het nippertje gered van een zekere executie toen het Rode leger Odessa heroverde. Op dit punt in z'n leven leunde Lazarevitch heel dicht aan bij de bolsjewieken "van wie hij dacht dat ze qua politieke tendens zeer dicht bij de anarchisten aanleunden, maar beter georganiseerd waren". Hij vluchtte weg uit Odessa na de verovering van de stad door het Witte leger en belande zo in buurland Roemenie, waar hij werd geïnterneerd. Daarna trok hij verder doorheen Joegoeslavie in de richting van ltalie, waar hij in contact stond met enkele lokale anarchisten, hij nam er deel aan verschillende straatgevechten tegen de fascisten. Hij keerde in maart 1921 terug naar Rusland, waar hij werkte als part-time vertaler voor de Komintern (hij weigerde echter om een officiele functie in te nemen). Na verschilllende meningsverschillen met verschillende Komintern leden vroeg hij om werk in de fabriek en bracht de jaren 1921-24 door in diverse Russische fabrieken. Hij onderhield in deze periode nauwe contacten met Boris Souvarine en Pierre Pascal met wie hij samen kritiek begon te uitten op de bolsjewistische dictatuur.
"In zijn ogen lag de oplossing voor het conflict met de partij en de tamme vakbonden in de creatie van vrije arbeiders groepen, de kernen van de toekomstige onafhankelijke vakbondsorganisaties. Een vrije onafhankelijke vakbond die sterk genoeg zouden zijn om op te komen tegen de Bolsjewistische partij en tegen enige vorm van restauratie van het kapitalisme". Ondergrondse gedreven door z'n dissidente activiteiten, werd Lazarevitch in de herfst van 1924 gearresteerd door de geheime politie. Hij weigerde de rechtbank te erkennen en werd zonder proces vastgehouden tot 1926, hij bracht z'n tijd door met het studeren van verschillende talen. Hij werd vrijgelaten na een campagne opgezet door anarcho-syndicalisten en La Revolution Proletarienne. In 1926 werd hij verbannen uit de Sovjet-Unie, waarna hij zich in Parijs vestigde en er een job als bouwvakker aannam. Hij sloot er zich aan bij de Dielo Truda groep en werd er medeauteur van het platform van de revolutionaire anarchisten. In 1926 begon hij een campagne te voeren om de franse arbeiders de werkelijke situatie waarin de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie zich bevond te tonen. Hij organiseerde een vijftigtal bijeenkomsten in Frankrijk, België, Zwitserland en Duitsland, die vaak conflicten opleverden met de plaatselijke communisten. In 1928 zetten de Franse autoriteiten hem het land uit. Hij trekt terug naar z'n geboorteland Belgie en gaat er aan de slag in het mijnbekken van Luik, totdat hij illegaal terugkeerd naar Frankrijk waar hij in de bouw werkte.
In 1931 reisden Lazarevitch en Ida Mett (ondertussen zijn vrouw) doorheen Spanje. Lazarevitch was een goede vriend van Ascaso en Durruti, die hij had gekend als ballingen in België en leerde er enkele lokale anarchistische groepen kennen. Hij trok in 1932 terug Parijs en vervolgens naar Belgie vanwaar hij de gebeurtenissen in Spanje op de voet volgde en erover berichtgaf in "La Revolution Proletarienne" In België, was hij actief in een reeks van anarcho-syndicalistische geleide stakingen en werd er bovendien een felle voorstander het anti-militarisme. Hij voerde campagne voor Victor Serge en Francesco Ghezzi in de USSR en voor rekening van buitenlandse anarchisten die door de Belgische staat uitgewezen waren. In 1935 werd hij een jaar gevangen gezet voor zijn anti-militaristische en syndicale activiteit. In 1936 trok hij opnieuw de Franse grens over om er werk te vinden met hulp van de proeflezersvakbond. Hij was actief betrokken bij het verzamelen van de documentatie die werd gepubliceerd in de vorm van Ida Mett's "The Kronstadt Commune", die in 1938 gepubliceerd werd.
Hij werd gearresteerd in 1940 en geïnterneerd in het kamp van Vernet (de beschuldiging luide "illegale vreemdeling") Hij gaf de indruk alsof hij hij vrijwillig ging meewerken aan zijn repatriëring naar België maar ontsnapte onderweg . Hij duikte onder en werkte een tijdje als landarbeider in Les Landes, waarna hij in 1942 opnieuw zijn vrouw en kinderen vervoegde in het departement Var. Hij keerde datzelfde jaar terug naar Parijs om er te werken als proeflezer bij verschillende kranten. In de jaren 50 gaf Lazarevich enkele kritische publicaties uit over de sovjetunie. Hij begon Russische les te geven en gebruikte z'n contacten met verschillende studenten om meer accurate informatie te krijgen over de situatie in de Sovjet Unie.
Mei 1968 zag hem deel nemen aan de open vergaderingen aan de Sorbonne. Hij stierf in Parijs op de 24ste december 1975. Grigori Petrovitch Maximoff (1893-1950) was een in Rusland geboren anarcho-syndicalist die betrokken was in de Oekraiense Nabat (de vrije sovjet van de machnovschina). Samen met vele andere anarchisten, werd hij gevangen gezet op 8 maart 1921 naar aanleiding van een chetka raid in het vrije Oekraiense terretorium. Na een hongerstaking trokken ze de aandacht van bezoekende syndicalisten. Door het toenemende protest tegen de politiek van • -:-i de bolsjewieken werd Maximoff samen met 10 anarchisten uit de gevangenis vrijgelaten en gedeporteerd. Maximoff werk werd voor het eerst gepubliceerd in de Verenigde Staten door de Unie van Russische arbeiders, een anarchistische organisatie met bijna 10.000 leden en een aanzienlijke aanwezigheid in New York City. Maximoff is vooral bekend voor zijn boek "De Guillotine aan het werk: twintig jaar van terreur in Rusland" over de bolsjewistische onderdrukking van de anarchisten en syndicalisten na de Russische Revolutie van 1917 en was medeauteur van het platform van de revolutionaire anarchisten. Piotr Andrejevitsj Arshinov (geboren 1887 - overleden 1937) was een metaalarbeider uit Oekraïne die in 1904 lid was geworden van de bolsjewistische partij. Hij vluchtte In 1906 naar Jekaterinoslav om de tsaristische politie te slim af te zijn. Daar werd hij een anarchist. Op 7 maart 1907 schoot hij de baas van het spoorwegen-atelier ,· atelier van Alexandrovska dood. Na gearresteerd te zijn op 9 maart 1907 werd hij veroordeeld tot dood door opknoping door een militair tribunaal. In de nacht van 22 april 1907 ontsnapte hij met andere gevangenen tijdens en paasrmis, hun toevlucht zoekende in Frankrijk.
In 1909, keerde Arshinov terug naar Rusland waar hij werd betrapt tijdens het smokkelen van wapens vanuit Oostenrijk. Hij werd veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf in Moskou , waar hij Nestor Makhno ontmoette. Bath men were liberated by the Revolution in 1917, and in 1919, Arshinov joined Makhno and became involved in cultural and educational work in the area controlled by the Revolutionary lnsurrectionary Army of Ukraine . Beide mannen werden bevrijd door de Revolutie in 1917. Arshinovis vervoegde Mach no opnieuw in 1919 en raakte betrokken bij cultureel en educatiev werk in het gebied gecontroleerd door het Revolutionair Opstandig leger van Oekraïne. Hij was ook de voorzitter van de" Nabat "( Confederatie van de anarchistische organisaties van Oekraïne). In 1921, Arshinov emigrated from the country, in which time he would participate in the group Dielo Truda with Nestor Makhno. In 1921 emigreerde Arshinov naar Parijs waarhij samen met Nestor Makhno zou deelnemen aan de Dielo Truda groep. Hij trok in 1935 opnieuw naar de Sovjet-Unie waar hij in 1937, door de sovjetautoriteiten, geexecuteerd werd.
Anarchistisch kollektief Gent maart 2010, Gent
ORGANISATORISCH PLATFORM VAN DE REVOLUTIONAIRE ANARCHISTEN
Inleiding
Het is veelbetekenend dat de anarchistische beweging zwak blijft en zich in de geschiedenis van de arbeidersstrijd meestal als een factor van gering belang heeft gemanifesteerd, ondanks de kracht en het onbetwistbaar positieve karakter van libertaire ideeën, ondanks de juistheid en integriteit van anarchistische standpuntenten ten aanzien van de sociale revolutie, ondanks ook het heldendom en de ontelbare offers die anarchisten in de strijd voor het revolutionaire anarchisme hebben gebracht. Deze tegenstelling tussen de positieve en onbetwistbare deugdelijkheid van libertaire ideeën enerzijds en de miserabele staat van vegetatie waarin de anarchistische beweging verkeert anderzijds, is te verklaren vanuit een aantal oorzaken waarvan de voornaamste het ontbreken van organisatorische richtlijnen betreft.
In vrijwel alle landen ontpopt de anarchistische beweging zich in lokale organisaties die doorgaans tegenstrijdige opvattingen in theorie en praktijk vertolken, zonder tastbare perspectieven voor de toekomst of ook maar enige continuïteit in de strijdbare actie. Gewoonlijk gaan zulke groepen dan ook spoedig de mist in. Een dergelijk deplorabele toestand van het revolutionaire anarchisme kan niet anders dan als 'chronische desorganisatie' worden aangemerkt. Deze desorganisatieziekte heeft zich als gele koorts in het organisme van de anarchistische beweging genesteld en er decennia lang huisgehouden. Dat dit mogelijk is geweest valt ongetwijfeld te verklaren uit bepaalde theoretische mankementen, waarvan met name de onjuiste interpretatie van het individualismebeginsel binnen het anarchisme genoemd kan worden, waar dit beginsel immers al te vaak verward werd met het ontbreken van verantwoordelijkheid. De aanhangers van deze interpretatie exploiteren dit beginsel van individualisme in feite voor zichzelf als excuus voor de chaotische toestand van de anarchistische beweging, daarbij krampachtig verwijzend naar de zogenaamd onveranderlijke uitgangspunten van het anarchisme en zijn voormannen. Maar de 'onveranderlijke' uitgangspunten en de voormannen laten juist het tegengestelde zien: versnippering van krachten werkt ruïneus, terwijl hechte vereniging dynamisch is. Dit vereiste voor sociale strijd geldt evenzeer voor klassen als voor organisaties.
Anarchisme is noch een utopie noch een abstract filosofisch idee. Anarchisme is een sociale beweging van de werkende massa. Daarom moet het zijn krachten bundelen in voortdurende agiterende organisatie op basis van de reële en strategische eisen van arbeidersstrijd. In zijn inleiding bij Bakoenin's brochure over de Commune van Pards (editie van 1892) stelt Kropotkin al: ,,Wij zijn ervan overtuigd dat de formatie van een anarchistische organisatie in Rusland wenselijk, zelfs uitermate noodzakelijk is en allerminst afbreuk doet aan de algemene revolutionaire taak". Ook Bakoenin zelf keerde zich nooit tegen het concept van een algemene anarchistische organisatie. Zowel zijn aspiraties ten aanzien van organisaties als zijn activiteiten in de Eerste Internationale geeft ons integendeel het volste recht hem te beschouwen als een actief voorstander van juist een dergelijke organisatie. In het algemeen hebben trouwens vrijwel alle actieve anarchisten gevochten tegen versnippering en hun hoop gesteld op een anarchistische beweging die door eenheid van doel en middelen aaneengesmeed zou zijn. Tijdens de Russische revolutie van 1917 werd de behoefte aan een algemene organisatie het sterkste gevoeld. Op dat moment vertoonde de libertaire beweging enorme verdeeldheid en verwarring. Het ontbreken van een algemene organisatie dreef heel wat anarchisten in de bolsjewistische rijen. Dit ontbreken, is ook nu de oorzaak van de passiviteit van vele strijdbare anarchisten die een optimale inzet van hun krachten - die vaak aanzienlijk zijn - belemmerd zien. We hebben enorme behoefte aan een organisatie die de meerderheid van de betrokkenen in de anarchistische beweging omvat en een algemene, tactische en politieke lijn in het anarchisme brengt die zou moeten dienen als leidraad voor de hele beweging. Het wordt tijd dat het anarchisme het moeras van de desorganisatie verlaat, een eind maakt aan de eindeloze aarzelingen over de belangrijkste tactische en theoretische problemen, resoluut gaat werken aan een duidelijk herkenbaar doel en een georganiseerde collectieve praktijk tot stand gaat brengen. Maar het is niet genoeg om de absolute noodzaak van een dergelijke organisatie vast te stellen: we moeten ook de methode voor haar vorming uitwerken.
Het, syntheseconcept", de hereniging van representanten van diverse stromingen binnen het anarchisme, verwerpen we als theoretisch en praktisch ongerijmd. Een dergelijke organisatie, die in theoretisch en tactisch opzicht uitgesproken heterogene elementen zou incorporeren, zou maar een mechanische verzameling van individuen zijn die stuk voor stuk een andere conceptie hebben van de anarchistische problemen. Op het kritieke moment zou zo'n club onvermijdelijk uit elkaar spatten. Ook de anarchosyndicalistische methode lost het probleem van anarchistische organisatie niet afdoende op, door er namelijk geen prioriteit aan te verlenen en zich alleen te interesseren in infiltratie en de verovering van een krachtige positie in het industriële proletariaat. Op dit terrein kan evenwel geen werkelijk resultaat worden geboekt zonder een algemene anarchistische organisatie. Volgens ons is de enige methode die naar de oplossing van het probleem van algemene organisatie leidt het verenigen van actieve anarchistische strijders op basis van exacte posities; theoretisch, tactisch en organisatorisch op basis van een homogeen programma. Het uitwerken van zo'n programma is een van de belangrijkste taken die de sociale strijd van de afgelopen jaren aan anarchisten heeft opgelegd. Het is ook deze taak, waaraan de groep Russische anarchisten in ballingschap een groot deel van haar krachten wijdt.
Het organisatorische platform dat wij hier aanbieden geeft de grote lijnen van zo'n programma aan. Het zou moeten dienen als de eerste stap naar de vereniging van libertaire krachten in een actief en strijdbaar revolutionair collectief: de Algemene Anarchistische Bond. Zonder twijfel zullen er lacunes in dit platform blijken te zitten,zoals nu eenmaal alle nieuwe concepten kinderziektes vertonen. Mogelijk ontbreken bepaalde stellingen, zijn andere ontoereikend uitgewerkt en zijn weer andere te gedetailleerd of zichzelf herhalend. Mogelijk, maar niet van vitaal belang. Belangrijk is het aangeven van de grondslagen van algemene organisatie; daarin althans bedoelt dit platform te voorzien. Het is aan het uiteindelijke collectief,de Algemene Anarchistische Bond, dit alles uit te breiden, de verder noodzakelijke diepgang te verschaffen en er een definitief platform voor de gehele anarchistische beweging van te maken.
Ook op een ander punt maken wij ons geen illusies: we voorzien dat representanten van het zogenaamde individualisme en van het chaotische anarchisme ons schuimbekkend zullen attaqueren en zullen beschuldigen van aanranding van anarchistische beginselen. We weten evenwel dat deze individualististische en chaotische elementen onder anarchistische beginselen" politieke onverschilligheid, verwaarlozingen, gebrek aan verantwoordelijkheid verstaan en dat deze factoren bijna ongeneeslijke scheuringen in onze beweging hebben veroorzaakt. Daartegen vechten wij juist met alle energie en hartstocht die in ons is. Vandaar dat we aanvallen uit dit kamp bijvoorbaat gelaten over ons heen zullen laten gaan. We vestigen onze hoop op andere strijders, die trouw blijven aan de essentie van het anarchisme, maar de tragedie van de anarchistische beweging hebben meegemaakt en daaronder gebukt gaan; op die strijders die moeizaam naar een uitweg zoeken. En daarnaast vestigen we onze hoop op de jonge anarchisten die, geboren in de adem van de Russische revolutie en dadelijk middenin constructieve problemen verzeild, vast en zeker de realisatie van positieve en organisatorische uitgangspunten in het anarchisme zullen eisen.
Alle over de gehele wereld verspreide anarchistische organisaties, alsook alle geïsoleerde anarcho-strijders nodigen wij uit zich te verenigen op basis van dit algemene organisatorisch platform. Moge dit platform dienen als revolutionaire ruggengraat, als trefpunt van de anarchistische beweging. Moge het de basis vormen van de Algemene Anarchistische Bond. Leve de sociale revolutie van alle arbeiders ter wereld!
De Dielo Trouda groep. Parijs, 20 juni 1926
Algemeen gedeelte
1. De Klassenstrijd, zijn rol en zijn betekenis
Een enkelvoudig mensdom is er niet. Er is een mensdom in klassen: slaven en meesters. Evenals alle maatschappijen die er aan vooraf zijn gegaan, vormt ook de kapitalistische bourgeoismaatschappij in onze tijd geen geheel. Zij is verdeeld in twee aparte kampen, die zich in sociaal opzicht van elkaar onderscheiden door hun situatie en hun functies: het proletariaat (in de volle betekenis van het woord) en de bourgeoisie. Sinds eeuwen is het lot van het proletariaat gelegen in het dragen van de last van zware fysieke arbeid. De vruchten van deze arbeid worden evenwel niet door het proletariaat geplukt maar door een andere, geprivilegieerde, klasse. Een klasse die eigen bezit heeft, machtig is en de voortbrengselen van de cultuur (wetenschap, onderwijs, etc.) in handen heeft: de bourgeoisie. De basis waarop de moderne maatschappij is gegrondvest en zonder welke zij niet zou kunnen bestaan wordt gevormd door sociale onderwerping en uitbuiting van de werkende massa. Deze situatie levert een klassenstrijd op die nu eens een openlijk gewelddadige vorm aanneemt, dan weer onmerkbaar en kalm verloopt, maar die inhoudelijk steeds gericht is op de omvorming van de bestaande maatschappij in een samenleving die gehoor geeft aan de zorgen en noden van de arbeiders en beantwoordt aan hun opvatting van rechtvaardigheid.
De gehele geschiedenis van de mensheid vertoont in sociaal opzicht een ononderbroken aaneenschakeling van strijd van de werkende massa voor haar rechten, vrijheid en een beter leven. De klassenstrijd is in de geschiedenis van de menselijke samenleving steeds de voornaamste factor geweest, die de vormen en de structuur van deze samenlevingen bepaalde. Het sociale en politieke regime van elk land is allereerst resultaat van klassenstrijd. De gegeven structuur van welke samenleving dan ook laat ons de toestand zien waarin de klassenstrijd is blijven steken of waarin hij zich bevindt. Ook de geringste verandering in het verloop van de klassenstrijd en in de wederzijdse situatie van de strijdende klassen veroorzaakt dadelijk wijzigingen in het netwerk en de structuur van de samenleving. Dit is de algemene, universele strekking en de betekenis van de klassenstrijd in een klassenmaatschappij.
2. De noodzaak van een gewapende sociale revolutie
Het beginsel van de gedwongen onderwerping en uitbuiting van de massa vormt nog altijd de basis van de moderne maatschappij. Alle uitingen van haar bestaan - economie, politiek, sociale verhoudingen - berusten op het geweld van de klasse die als dienstorganen de overheid, de politie, het leger en de rechterlijke macht heeft. In deze orde is alles, van elke afzonderlijke onderneming tot zelfs het hele staatssysteem, onderdeel van het kapitalistische bolwerk van waaruit men steeds de arbeiders bespiedt, waar men steeds krachten paraat houdt om elke beweging van de arbeiders die de grondvesten of ook maar de rust van de huidige samenleving bedreigt in de kiem te kunnen smoren. Tegelijkertijd houdt het systeem van deze orde de werkende massa met opzet in een toestand van onwetendheid en geestelijke stilstand, houdt het met alle geweld de morele en intellectuele ontwikkeling van de massa tegen, om het gelijk wat gemakkelijker aan zijn kant te krijgen. De vorderingen van de moderne maatschappij - de technische ontwikkeling binnen het kapitaal en de perfectionering van het politieke systeem - versterken de macht van de heersende klassen en maken de strijd tegen hen almaar moeilijker, waardoor het beslissende moment van de emancipatie van de arbeid wordt uitgesteld. Door analyse van de moderne maatschappij komen wij tot de conclusie dat er slechts één weg is om de kapitalistische maatschappij te veranderen in een samenleving van vrije arbeiders: de weg van de gewapende sociale revolutie.
3. Anarchisme en revolutionair anarchisme
De klassenstrijd, ontstaan door de slavernij van de werkers en hun verlangen naar vrijheid, deed in kringen van de onderdrukten de idee van het anarchisme opkomen: de idee van totale ontkenning van het maatschappelijk systeem van klassen en de staat, de idee dit systeem te vervangen door een vrije en staatloze samenleving van vrije arbeiders die zichzelf besturen. Het anarchisme ontstaat dus niet uit abstracte beschouwingen van een geleerde of filosoof maar uit de directe strijd van de werkers tegen het kapitaal, uit hun zorgen en verlangens, uit hun streven naar vrijheid en gelijkheid, - verlangens die vooral diep gevoeld worden tijdens de beste heroïsche perioden van het leven en de strijd van de werkende massa.
De anarchistische denkers bij uitstek - Bakoenin, Kropotkin en anderen - hebben de idee van het anarchisme niet, bedacht" maar het bij de massa ontdekt en eenvoudig door de kracht van hun denken en hun kennis bijgedragen het nader te omschrijven en te verbreiden. Anarchisme is noch resultaat van persoonlijke inspanningen noch voorwerp van individueel denken. Het is evenmin een product van menslievende verlangens. Een enkelvoudig mensdom bestaat niet. Elke poging om van het anarchisme een attribuut van het huidige mensdom te maken, het een algemeen menselijk karakter toe te schrijven, zou een historische en sociale leugen zijn die onvermijdelijk zou uitlopen op een rechtvaardiging van de status quo en van een nieuwe vorm van uitbuiting.
Het anarchisme is in algemeen menselijk opzicht in die zin uniek, dat de idealen van de werkende massa het leven van alle mensen beogen te verbeteren en dat het lot van de mensheid van morgen hecht verbonden zal zijn met dat van de onderworpen arbeiders nu. Als de werkende massa overwint zal de gehele mensheid herboren worden. Overwint ze niet, dan zullen als tevoren geweld, uitbuiting, slavernij en onderdrukking de wereld beheersen. Ontstaan, ontplooiing en realisering van de anarchistische idealen zijn geworteld in leven en strijd van de werkende massa en onlosmakelijk met haar lot verbonden. Het anarchisme beoogt de huidige kapitalistische bourgeoismaatschappij te veranderen in een samenleving die de arbeiders de producten van hun werk, vrijheid, onafhankelijkheid, sociale- en politieke gelijkheid waarborgt. Deze andere maatschappij zal verankerd liggen in het revolutionaire anarchisme. Sociale solidariteit en persoonlijke vrijheid komen in het revolutionaire anarchisme tot volledige ontplooiing in harmonische ontwikkeling. Het revolutionaire anarchisme beschouwt arbeid, zowel lichamelijke als geestelijke, als enige "schepper" van sociale waarden. Het hele economische en sociale leven behoort dan ook uitsluitend door de arbeid beheerd te worden. Daarom kan het bestaan van niet-werkende klassen noch gewettigd noch geduld worden. Zolang zulke klassen tegelijkertijd met het revolutionaire anarchisme bestaan zullen jegens deze klassen geen plichten worden erkend. Dit zal pas mogelijk worden wanneer de niet-werkende klassen besluiten productief te worden en willen leven in de revolutionaire anarchistische maatschappij op dezelfde voorwaarden en dezelfde plaatsen als ieder ander, dus als vrij lid van de maatschappij met dezelfde rechten en plichten als alle andere werkers. Het revolutionaire anarchisme streeft naar afschaffing van alle uitbuiting en afschaffing van alle geweld, zowel ten aanzien van het individu als van de massa. Met dit streven legt het een economische en sociale basis voor de vereniging van het gehele economische en sociale leven, waarborgt het een ieder een situatie als die van elkander, brengt het iedereen maximaal welzijn. Deze basis omvat, in de vorm van socialisatie, de gemeenschappelijke verwerving van alle productiemiddelen en -instrumenten (industrie, transport, grond, primaire grondstoffen, etc.) en de oprichting van economische organen naar het beginsel van gelijkwaardigheid en zelfbestuur. Binnen het kader van deze door de arbeiders zelf bestuurde maatschappij benadrukt het revolutionaire anarchisme het beginsel van gelijke waarden en rechten van elk persoon (niet van de persoonlijkheid "in het algemeen" en evenmin van de "mystieke persoonlijkheid" of welke conceptie van de persoonlijkheid ook, maar van elk concreet individu). Uit dit gelijkheidsprincipe en uit het feit dat arbeidswaarde gemeten noch geschat kan worden, vloeit het fundamentele economische, sociale en juridische principe van het revolutionaire anarchisme voort: "ieder naar zijn kunnen en behoeven".
4. Verwerping van de democratie
De democratie is een van de burgerlijke, kapitalistische maatschappijvormen. Uitgangspunt van de democratie is de bestendiging van twee tegenover elkaar staande klassen - de arbeidersklasse versus_de kapitalistische klasse - en hun collaboratie op basis van het kapitalistische privé-eigendom. De uitdrukking van deze collaboratie is het parlement en de nationale vertegenwoordigende regering. Formeel verkondigt de democratie vrijheid van spreken, persvrijheid, vrijheid van vereniging en gelijkheid van allen voor de wet. In werkelijkheid zijn deze vrijheden zeer beperkt: zij worden getolereerd zolang ze niet botsen met de belangen van de heersende klasse, dus van de bourgeoisie.
De democratie houdt het principe van kapitalistisch privé-eigendom in stand. Dat geeft de bourgeoisie de mogelijkheid de gehele economie van het land te beheersen, de pers, het onderwijs, de wetenschap en de kunst: het verschaft de bourgeoisie het absolute heer- & meesterschap over het land. Bezit de bourgeoisie op economisch gebied het monopolie, dan kan zij ook op politiek terrein ongehinderd haar macht doen gelden. En inderdaad, in de democratieën zijn de vertegenwoordigende regering en het parlement slechts uitvoerende organen van de bourgeoisie. De democratie is dan ook niet meer dan een van de aspecten van de bourgeoisdictatuur, die schuilgaat achter bedrieglijke leuzen over politieke vrijheden en uit de lucht gegrepen democratische waarborgen.
5. Verwerping van het gezag
De ideologieën van de bourgeoisie definiëren de staat als het orgaan dat de ingewikkelde politieke, burgerlijke en sociale betrekkingen tussen mensen in een moderne maatschappij regelt, de orde handhaaft en de wetten beschermt. Anarchisten kunnen het met deze definitie wel eens zijn, maar completeren hem door erop te wijzen dat aan die orde en aan die wetten de onderwerping ten grondslag ligt van een enorme meerderheid van het volk aan een onbeduidende minderheid en dat de staat juist daarvan instrument is. De staat is tegelijkertijd het georganiseerde geweld en het uitvoerend systeem van de bourgeoisie tegenover de arbeiders.
De linkse socialisten en vooral de bolsjewieken beschouwen het gezag en de burgerlijke staat eveneens als dienaren van het kapitaal. Maar zij zijn van mening dat het gezag en de staat in handen van socialistische partijen een machtig middel kunnen worden in de strijd om de emancipatie van het proletariaat. Om deze reden zijn deze partijen voor een socialistisch gezag en een proletarische staat. Sommigen willen de macht veroveren langs vreedzame weg (de sociaaldemocraten), anderen via een revolutie (de bolsjewieken, de links-revolutionaire socialisten). Het anarchisme beschouwt deze beide thesen fundamenteel onjuist en funest voor het werk ter emancipatie van de arbeid. Gezag is altijd gekoppeld aan uitbuiting en onderwerping van het volk. Gezag ontstaat uit deze uitbuiting of wordt in het belang ervan gecreëerd. Gezag zonder geweld en zonder uitbuiting verliest zijn bestaansgrond.
Staat en gezag doden bij het volk het initiatief, de creativiteit en de vrije activiteit en kweken daardoor een slaafse geest van onderworpenheid, afwachten, ambitie te stijgen op de maatschappelijke ladder, blind vertrouwen in de leiders, illusie te delen in het gezag. De emancipatie van de arbeiders is echter slechts mogelijk door directe revolutionaire strijd van de werkende klasse en haar organisaties tegen het kapitalistische systeem. De verovering van de macht door de sociaaldemocratische partijen, langs parlementaire weg, zal onder de huidige omstandigheden de emancipatie van de arbeiders geen stap dichter bij brengen, om de eenvoudige reden dat de feitelijke macht - en dientengevolge het feitelijk gezag - blijft berusten bij de bourgeoisie, die daarmee de gehele politiek en economie van het land in handen houdt. De rol van het socialistische gezag zal zich in dit geval bepalen tot verbeteringen in het voordeel van hetzelfde bourgeoisregime. Het naar de macht grijpen ten behoeve van een sociale omwenteling en de organisatie van een zogenoemde "proletarische staat" kan de goede zaak van de werkelijke bevrijding van de arbeiders niet dienen. Die staat, die er vooral zou zijn om zogezegd de revolutie te verdedigen, komt onvermijdelijk aan zijn eind door zijn inherente behoeften en eigenaardigheden zodanig op te blazen dat de staat doel op zichzelf wordt. Die staat brengt dan speciale bevoorrechte standen voort wier bestaan eenvoudig afhankelijk is van de mate waarin ze erin slagen de staat te behouden en uit te breiden. De massa wordt met geweld aan de staatsbehoeften en aan die van de bevoorrechte standen onderworpen: zo herstelt die staat dan ook het uitgangspunt van het gezag in de kapitalistische staat, de gebruikelijke gewelddadige onderwerping en uitbuiting van de massa (kijk maar naar de "arbeiders- en boerenstaat" van de bolsjewieken).
6. De massa en de anarchisten in de sociale strijd en in de sociale revolutie
De essentiële krachten in de sociale revolutie vormen de arbeiders, de boeren en een deel van de werkende intelligentie. Hoewel de werkende intelligentie evenals het stedelijk- en boerenproletariaat een onderdrukte en uitgebuite klasse is, vormt de intelligentie minder een eenheid door de economische voorrechten die de bourgeoisie een deel van die klasse toekent. Daarom zullen slechts de minst welgestelde onder de intelligentie een actief aandeel leveren wanneer het uur van de revolutie is aangebroken.
De anarchistische opvatting van de rol van de massa in de sociale revolutie en in de opbouw van het socialisme verschilt aanzienlijk van die van de staatspartijen. Terwijl de bolsjewieken en aanverwante stromingen van mening zijn dat de werkende massa niets dan destructieve revolutionaire instincten bezit en daardoor niet in staat is tot enige creatieve, opbouwende revolutionaire activiteit (voornaamste reden voor het bolsjewisme om te menen dat die activiteit in handen moet zijn van mensen die het bestuur van de staat of het centraal comité van de partij vormen), vinden de anarchisten daarentegen dat de werkende massa enorme creatieve en opbouwende capaciteiten in zich heeft: anarchisten streven er naar alle hindernissen, die uiting van die capaciteiten beletten, uit de weg te ruimen. De anarchisten beschouwen de staat nu als de belangrijkste hindernis, de staat die op alle rechten van de massa doorlopend inbreuk maakt en haar alle functies van het economische en sociale leven ontneemt. De staat moet vernietigd worden, niet "ooit" maar direct. Zij moet door de arbeiders in het eerste uur van hun overwinning omver worden gehaald en mag in geen enkele vorm worden hersteld. De staat zal worden vervangen door een federalistisch systeem van productie- en consumptieorganen in handen van arbeiders die federaal zijn verenigd en zichzelf besturen. Dit systeem sluit en de organisatie van het gezag uit en de dictatuur van welke partij dan ook.
De Russische revolutie laat een dergelijk verloop van dit proces van sociale bevrijding heel duidelijk zien in het ontstaan van het systeem van sovjets van arbeiders en boerenraden. De trieste fout was, dat de macht van de staat niet op het juiste moment was opgeheven. De bolsjewieken, profiterend van het vertrouwen van de arbeiders en de boeren, reorganiseerden de burgerlijke staat naar de omstandigheden van dat ogenblik en smoorden vervolgens door toedoen van deze staat de creatieve activiteit van de massa, onderdrukten de vrije bestuursvorm van de sovjets die het eerste stapje waren op weg naar een staatloze socialistische maatschappij. Het optreden van de anarchisten kan worden verdeeld in twee perioden: die van voor de revolutie en die van tijdens de revolutie. In beide perioden zullen de anarchisten hun aandeel slechts kunnen leveren in de vorm van een georganiseerde beweging, met een nauwkeurige opvatting over het doel van de strijd en de methoden waarmee dat doel bereikt kan worden. De fundamentele taak van de Algemene Anarchisten Bond moet in de periode voor de revolutie zijn: de arbeiders en boeren op die sociale revolutie voor te bereiden. Door de formele burgerlijke democratie, gezag en staat te verwerpen en in plaats daarvan de totale bevrijding van de werkers te proclameren, accentueert het anarchisme de rigoureuze opvattingen van klassestrijd; het anarchisme wekt in de massa het klassenbewustzijn en de revolutionaire onverzoenlijkheid op en ontwikkelt die. Dat is precies de sfeer die de libertaire opvoeding van de massa moet ademen: een antidemocratische en tegen de staat gekeerde sfeer, uitgaande van de revolutionair anarchistische ideeën en de onverzoenlijkheid der klassen. Maar opvoeding alleen is niet voldoende. Een zekere anarchistische organisatie van de massa is noodzakelijk. Om die te realiseren moet in twee richtingen worden gewerkt: enerzijds in de richting van selectie en bundeling van revolutionaire krachten van arbeiders en boeren op theoretische revolutionair anarchistische basis (eigen organisaties) en anderzijds in de richting van hergroepering van arbeiders en boeren op een economische basis van productie en consumptie (productieorganisaties, coöperatieven etc.). Een klasse van arbeiders en boeren die zijn georganiseerd op basis van productie en consumptie en die is doordrongen van de uitgangspunten van het revolutionaire anarchisme, zal de beste pijler van de sociale revolutie zijn. Hoe bewuster deze groepen worden en hoe meer ze zich van meet af anarchistisch organiseren, des te beter zullen zij in staat zich een onstuitbare creatieve libertaire wilskracht aan de dag te leggen, zodra het uur van de revolutie is aangebroken.
De rol van de anarchisten tijdens de revolutie mag zich evenmin beperken tot louter propaganda voor anarchistische ideeën en leuzen. Het leven moet als een strijdtoneel zijn niet alleen door propaganda van die of die opvatting, maar ook, evenzeer, door de werkelijke strijd, door strategie en door werken aan plannen die betrekking hebben op het sociale en economische leven. Het anarchisme moet de vooraanstaande idee van de sociale revolutie zijn, want alleen door de theoretische basis van het anarchisme zal de revolutie kunnen uitmonden in de totale bevrijding van de werkers. Deze vooraanstaande positie van de anarchistische ideeën houdt een anarchistische koers in. Men moet deze theoretische macht echter niet verwarren met de politieke leiding van de staatspartijen, die immers altijd uitmondt in staatsmacht. Het anarchisme streeft noch naar verovering van politieke macht noch naar dictatuur. Het voornaamste streven is de massa te begeleiden op de weg naar de sociale revolutie en de opbouw van een socialistische maatschappij. Maar het inslaan van die weg is voor de massa niet voldoende; de koers moet worden volgehouden, het doel niet uit het oog verloren: afschaffing van de kapitalistische maatschappij in naam van de vrije arbeiders. Zoals de ervaring van de Russische revolutie van 1917 ons heeft geleerd is deze taak verre van eenvoudig door de talloze partijen die proberen de beweging een andere richting op te sturen dan die van de sociale revolutie.
Hoewel de massa zich in de sociale bewegingen diepgaand uitdrukt in anarchistische stromingen en leuzen, blijven deze toch versnipperd omdat ze niet worden gecoördineerd en dan ook niet leiden tot een bundeling van de stuwende kracht van libertaire ideeën. Deze theoretische, stuwende kracht kan zich slechts doen gelden in een speciaal op dit doel gericht en door de massa gevormd collectief. De georganiseerde anarchistische groeperingen vormen samen exact dit collectief. De theoretische en praktische taken van dit collectief zijn zeer omvangrijk op het moment van de revolutie: het moet het initiatief tonen en een volledig aandeel leveren in alle facetten van de sociale revolutie: de algemene koers en het karakter van de revolutie, de opbouwende factor op het vlak van het nieuwe productie- en consumptiesysteem, van de burgeroorlog, de verdediging van de revolutie, het agrarische vraagstuk, etc. In al deze en vele andere kwesties verlangt de massa een helder en afdoend antwoord van de anarchisten. En zodra de anarchisten een plan aanprijzen voor de revolutie en de structuur van de maatschappij zijn zij verplicht zorgvuldig te antwoorden, de oplossing van de problemen aan de algemene opvatting van het revolutionaire anarchisme te verbinden en al hun krachten te wijden aan de daadwerkelijke ten uitvoerlegging. Alleen als dit inderdaad het geval is, maken de Algemene Anarchistische Bond en de anarchistische beweging hun theoretische stuwende functie volledig waar.
7. De overgangsperiode
De socialistische politieke partijen verstaan onder de term "overgangsperiode" een bepaalde fase in het bestaan van een volk die wordt gekenmerkt door het breken met de oude gang van zaken en het instellen van een nieuw economisch en politiek systeem, dat echter nog niet de totale emancipatie van de arbeiders behelst. In deze zin zijn ook alle programma's van de socialistische politieke partijen, zoals het democratische programma van de opportunistensocialisten of het programma betreffende de "dictatuur van het proletariaat" van de communisten, programma's van de overgangsperiode. Het essentiële kenmerk van deze minimumprogramma's is dat alle partijen van mening zijn dat de totale verwezenlijking van de arbeidersidealen - hun onafhankelijkheid, hun gelijkheid, hun vrijheid - vooralsnog onmogelijk is. Dientengevolge behouden al deze programma's een aantal instellingen van het kapitalistische systeem: het beginsel van de staatsdwang, privé-eigendom van productiemiddelen en -instrumenten, het loonstelsel en allerlei andere zaken,naar gelang het doel waarop dit of dat programma van de partijen betrekking heeft.
De anarchisten zijn altijd tegenstanders geweest van dergelijke programma's, omdat zij menen dat het instellen van overgangssystemen die vasthouden aan de uitbuiting en onderdrukking van de massa onvermijdelijk leidt tot een nieuwe vorm van slavernij. In plaats van het instellen van politieke minimumprogramma's, zijn de anarchisten altijd voorstanders geweest van de idee van de directe sociale revolutie, die de kapitalistische klasse haar economische en sociale voorrechten ontneemt en de productiemiddelen en -instrumenten, evenals alle functies van het economische en sociale leven weer in handen doet komen van de arbeiders. En tot op de huidige dag zijn de anarchisten deze mening toegedaan. De idee van een overgangsperiode, waardoor de sociale revolutie niet tot een werkelijk communistische maatschappij leidt, maar tot een systeem X dat sporen en overblijfselen van het oude kapitalistische systeem bevat, is in wezen antisociaal. Het dreigt te leiden tot versterking en ontwikkeling van die overblijfselen tot hun vroegere afmetingen en draait aldus de geschiedenis terug. Een frappant voorbeeld hiervan is het regime van de "dictatuur van het proletariaat" zoals dat door de bolsjewieken in Rusland werd gevestigd. Volgens hen moest dit regime slechts een overgangsfase zijn op weg naar het totale communisme. In werkelijkheid heeft deze fase geleid tot herstel van de klassenmaatschappij, waarvan de onderste sporten net als voorheen worden ingenomen door de arme arbeiders en boeren.
De kern in de opbouw van de anarchistische maatschappij is niet gelegen in de mogelijkheid ieder mens vanaf de eerste dag van de revolutie onbeperkte vrijheid te verzekeren in het bevredigen van zijn verlangens, maar in de verovering van de sociale basis van die maatschappij en het vestigen van gelijke onderlinge verhoudingen tussen mensen. Het voornaamste uitgangspunt bij de oprichting van de nieuwe maatschappij, waarop de samenleving in feite zal berusten, is dat van gelijkheid van onderlinge verhoudingen, vrijheid en onafhankelijkheid; een uitgangspunt waaraan in geen geval getornd mag worden. Welnu, dit punt bevat precies de eerste fundamentele eis van de massa, in naam waarvan zij zich opmaakt om de strijd te strijden. Twee mogelijkheden doen zich dan voor: of wel, de sociale revolutie loopt uit op een nederlaag voor de arbeiders - en in dat geval moeten zij opnieuw beginnen met zich voor te bereiden op de strijd, op een nieuwe aanval op het kapitalistische bastion - of wel, de revolutie brengt de arbeiders de overwinning en in dat geval hebben de arbeiders alle middelen tot hun beschikking - grond, productiemiddelen en sociale functies - die hen de kans bieden zichzelf te besturen en een begin te maken met de opbouw van de vrije maatschappij. In deze ontwikkelingen ligt het karakter van de ontkieming van een waarlijk anarchistische maatschappij; wanneer de start er eenmaal is zal zij zich onafgebroken kunnen versterken en verbeteren. Aldus trekt de overname van de productieve en sociale functies door de arbeiders een exacte scheidingslijn tussen het staatstijdperk en het staatloze tijdperk.
Wil het anarchisme de spreekbuis van de strijdende massa worden, de vlag van een geheel sociaalrevolutionair tijdperk, dan moet het zijn programma niet aanpassen aan overblijfselen van een verouderde wereld, aan opportunistische tendensen van overgangssystemen en -perioden - daarmee immers zijn fundamentele uitgangspunten verloochenend, maar integendeel werken aan die uitgangspunten en wel met alle kracht!
8. Anarchisme en syndicalisme
Wij vinden dat de tendens om het revolutionaire anarchisme en het syndicalisme tegen elkaar op te zetten erg kunstmatig aandoet en in feite kant noch wal raakt. De beginselen van het anarchisme staan eenvoudig op een ander plan dan die van het syndicalisme. Terwijl het doel van de anarchistische strijd het werkelijke communisme - dat wil zeggen de vrije maatschappij van gelijke arbeiders is, vormt het syndicalisme - dat wil zeggen de beroepsgewijs georganiseerde revolutionaire arbeidersbeweging - slechts een van de expressies van revolutionaire klassenstrijd. Het revolutionaire syndicalisme verenigt de arbeiders op basis van productie en heeft, zoals overigens niet een andere soortgelijke groepering, geen wereldbeschouwing die een antwoord geeft op alle gecompliceerde sociale en politieke vraagstukken die de hedendaagse werkelijkheid oproept. Het weerspiegelt steeds de ideologie van verschillende politieke groeperingen, vooral van die groepen die het meest intensief in de gelederen van het syndicalisme werken. Onze houding ten aanzien van het revolutionaire syndicalisme vloeit voort uit wat hierboven werd gesteld. Zonder ons hier bezig te houden met het vraagstuk welke rol de revolutionaire vakbewegingen als gevolg van de revolutie zullen gaan spelen, dat wil zeggen te weten te komen of zij de organisatoren zullen zijn van het gehele nieuwe productieproces of dat ze deze rol zullen overlaten aan de arbeidersraden dan wel de fabrieksraden, zijn wij van mening dat de anarchisten moeten participeren in het revolutionaire syndicalisme, als revolutionaire arbeidersbeweging. De vraag die zich momenteel voordoet is echter niet de vraag of maar hoe de anarchisten moeten participeren in het revolutionaire syndicalisme, en met welk doel. Wij beschouwen de periode die voorafgaat aan het ogenblik waarop de anarchisten als strijders en individuele propagandisten in de revolutionaire syndicalistische beweging treden als een periode van "betrekkingen tussen de arbeiders" tegenover de beroepsgewijs georganiseerde arbeidersbeweging.
Het anarchosyndicalisme, dat met kracht de libertaire ideeën in de linkervleugel van het revolutionaire syndicalisme probeert in te voeren door het oprichten van op anarchistische leest geschoeide vakverenigingen, betekent in dit verband een stap in de goede richting; maar deze haalt het niet bij de empirische methode. Want het anarchosyndicalisme legt geen enkel verband tussen de "anarchisering" van de syndicalistische beweging en de bundeling van de anarchistische krachten buiten deze beweging. Alleen een dergelijk verband maakt het immers mogelijk het revolutionaire syndicalisme te "anarchiseren" en het te beletten zich tot opportunisme of reformisme te ontwikkelen. Omdat wij het revolutionaire syndicalisme uitsluitend beschouwen als een beroepsgewijze arbeidersbeweging zonder bepaalde sociale of politieke theorie - en die dus niet in staat is het sociale vraagstuk zelfstandig op te lossen - zijn wij van mening dat de taak van de anarchisten in deze beweging in het uitwerken van libertaire ideeën en in de oriëntatie op het anarchisme, teneinde een actief wapen te kunnen vormen in de sociale strijd. Als het syndicalisme niet tijdig steun vindt in de anarchistische theorie, zal het zich verlaten op de ideologie van een willekeurige staatspartij. Het franse syndicalisme, dat vroeger uitblonk in anarchistische leuzen en tactieken maar later onder invloed is gekomen van de bolsjewieken en van rechtse opportunistensocialisten, is hier een frappant voorbeeld van.
De taak van de anarchisten in kringen van de revolutionaire arbeidersbeweging zal echter pas resultaat hebben wanneer voldaan wordt aan de voorwaarde dat hun werk nauw is verbonden en verenigd met de activiteit van de anarchistische organisatie die buiten de vakvereniging werkzaam is. Anders gezegd: wij moeten als een georganiseerde groep in de beroepsgewijze revolutionaire beweging treden en voor het werk dat in de vakvereniging tot stand wordt gebracht verantwoording afleggen aan de algemene anarchistische organisatie, die ook in dezen een oriënterende functie heeft. Zonder ons te beperken tot het oprichten van anarchistische vakverenigingen moeten we proberen onze theoretische invloed uit te oefenen op het gehele revolutionaire syndicalisme in al zijn vormen. Dit doel zullen we alleen kunnen bereiken door als een strak georganiseerd anarchistisch collectief aan de slag te gaan en niet in kleine toevallige groepjes waartussen immers geen enkel organisatorisch verband bestaat noch enige theoretische overeenkomst. Anarchistische groeperingen die zich in de ondernemingen en de fabrieken bezighouden met het oprichten van anarchosyndicaten, die in de revolutionaire vakverenigingen strijd voeren om in het syndicalisme libertaire ideeën in te voeren, - groeperingen die zich in hun strijd oriënteren op een algemene anarchistische organisatie: daarin ligt de taak en de betekenis van het optreden van anarchisten ten opzichte van het revolutionaire syndicalisme en de revolutionaire beroepsgewijze bewegingen die ermee in verband staan.
Opbouwend gedeelte
De eerste dag van de sociale revolutie
Het fundamentele doel van de strijdende arbeiders is het door middel van de revolutie vestigen van een vrije, naar gelijkheid strevende, anarchistische maatschappij die berust op het principe: "ieder naar zijn kunnen en behoeven". Deze maatschappij zal er echter niet vanzelf komen, maar uitsluitend door de kracht van de geweldige sociale beroering. De vestiging zal zich voordoen als een min of meer langdurig sociaalrevolutionair proces, gebaand door georganiseerde zegevierende arbeidersgroepen. Onze taak is het, de weg van dit proces nu al te wijzen en de praktijken en concrete problemen die zich aan de arbeiders zullen voordoen vanaf de eerste dag van de sociale revolutie te formuleren. Het lot van de revolutie hangt af van een juiste oplossing van die problemen. Het spreekt vanzelf dat de vestiging van de nieuwe maatschappij slechts mogelijk zal zijn na de overwinning van de arbeiders op het huidige kapitalistische bourgeoissysteem en zijn handlangers. Het is onmogelijk aan de opbouw van een nieuwe economie en van nieuwe sociale verhoudingen te beginnen, zolang de macht van de staat die het regime van slavernij in stand houdt niet is gebroken en zolang de arbeiders en boeren niet de industriële en agrarische economie van het land in handen hebben. Het is dan ook de allereerste taak van de sociale revolutie het staatsbestel van de kapitalistische maatschappij te vernietigen, de bourgeoisie en in het algemeen alle maatschappelijk bevoorrechten de machtsmiddelen te ontnemen en alom de wil van het opstandige proletariaat op te leggen zoals uitgedrukt in de fundamentele beginselen van de sociale revolutie. Dit destructieve en strijdbare aspect van de revolutie is noodzakelijk om de weg vrij te maken voor de opbouwende taken die de zin en de betekenis van de sociale revolutie uitmaken. Deze taken zien er als volgt uit:
1. de oplossing in revolutionair anarchistische zin van het probleem van de industriële productie; 2. een overeenkomstige oplossing van het agrarische vraagstuk; 3. de oplossing van het consumptievraagstuk (de bevoorrading).
De productie
Rekening houdend met het feit dat de industrie van een land het resultaat is van de inspanningen van verscheidene generaties van arbeiders en dat de diverse takken van industrie nauw met elkaar zijn verbonden beschouwen wij de gehele huidige productie als een grote productiewerkplaats, die volledig toebehoort aan alle arbeiders gezamenlijk en aan niemand in het bijzonder. Het productiemechanisme behoort in zijn geheel beschouwd aan de gehele arbeidersklasse. Deze stelling bepaalt het karakter en de vorm van de nieuwe productie. In zijn geheel beschouwd: dat wil zeggen dat de producten die door de arbeiders gemaakt worden aan allen toebehoren. Deze producten, van welk aard ook, vormen de basis voor de bevoorrading van de arbeiders, waarvan ieder die deelneemt aan de nieuwe productie datgene zal ontvangen wat hij nodig heeft, op basis van gelijkheid voor allen. Het nieuwe productiesysteem schaft het loonstelsel en de uitbuiting in al hun vormen af en voert daarvoor in de plaats het principe van broederlijke en solidaire samenwerking tussen arbeiders in. De middenklasse, die in de moderne kapitalistische maatschappij bemiddelende en niet-productieve functies bekleedt - handel e.d. - moet, evenals de bourgeoisie, deelnemen aan de nieuwe productie op dezelfde voorwaarde als andere arbeiders. Zoniet, dan plaatsen deze klassen zichzelf buiten de arbeidsmaatschappij.
Er zullen geen bazen zijn, noch ondernemers, noch eigenaars, noch staatseigenaars (zoals het geval in de bolsjewistische staat). De bestuursfuncties in de nieuwe productie zullen bekleed worden door administratieve lichamen die speciaal daartoe door de arbeiders worden opgericht: arbeidersraden, fabrieksraden en fabrieks- of ondernemingsbesturen. Deze lichamen zijn onderling verbonden op gemeentelijk, district- en landelijk niveau en zullen evenzo gemeentelijke, district- en uiteindelijk algemene en federale administratieve instellingen vormen. Ontworpen door de massa en voortdurend onder haar controle en invloed zullen zij ook voortdurend worden vernieuwd en aldus de idee van werkelijk zelfbestuur van de massa verwezenlijken. De verenigde productie waarvan de middelen en de producten aan allen toebehoren, die het loonstelsel heeft vervangen door het principe van kameraadschappelijke samenwerking en die rechtsgelijkheid heeft ingesteld voor alle producenten; de productie die geleid wordt door arbeidersbestuurslichamen, gekozen door de massa: dat is de eerste werkelijke stap op weg naar de verwezenlijking van het revolutionaire anarchisme.
De consumptie
Het consumptievraagstuk zal zich tijdens de revolutie in twee vormen aandienen: het onderzoek naar consumptiegoederen en de verdeling ervan. De oplossing van de problemen bij de verdeling is vooral afhankelijk van de hoeveelheid voorhanden zijnde producten en de aard ervan. De sociale revolutie, die de reconstructie van de gehele huidige sociale gang van zaken op zich neemt, verplicht zich zorg te dragen voor ieders levensbenodigdheden. De enige uitzondering vormt de groep van de opzettelijke niet-werkers, die om contrarevolutionaire redenen weigeren deel te nemen aan de nieuwe productie. Maar in het algemeen wordt de behoeftebevrediging van de bevolking gewaarborgd door de algemene consumptievoorraad. Mocht de hoeveelheid producten niet toereikend zijn, dan worden de producten verdeeld naar de grootste behoefte: kinderen, zieken en werkende gezinnen gaan voor. Een veel moeilijker probleem zal de organisatie van de consumptievoorraad op zich zijn. Ongetwijfeld zullen de steden tijdens de eerste dagen van de revolutie niet de beschikking hebben over alle onontbeerlijke levensproducten voor de gehele bevolking. Tezelfdertijd zullen de boeren een overschot aan producten hebben die de stedelingen missen. De revolutionaire anarchisten twijfelen geen ogenblik aan het wederzijdse karakter van de betrekkingen tussen stad en land. Zij zijn van mening dat de sociale revolutie niet anders kan worden gerealiseerd dan door de gezamenlijke inspanningen van arbeiders en boeren. De oplossing van het probleem van de consumptie tijdens de sociale revolutie zal dan ook slechts mogelijk zijn wanneer deze beide categorieën arbeiders hecht en in revolutionaire broederschap zullen samenwerken. Om deze samenwerking tot stand te brengen, moet de werkende klasse in de steden onmiddellijk nadat zij de productie in handen heeft genomen zorgen voor de leniging van de levensbehoeften van het platteland. Deze vormen van solidariteit van de arbeiders met de boeren zullen bij de boeren hetzelfde gebaar oproepen, zodat zij op hun beurt voorzien in de plattelandsproducten voor de steden, in de eerste plaats uiteraard de voedingsmiddelen. Deze coöperaties van arbeiders en boeren zullen de eerste organen zijn die de economische bevoorrading zullen veiligstellen. Deze coöperaties zullen zich op den duur ontwikkelen tot permanente bevoorradingsorganen. Een dergelijke oplossing van het bevoorradingsvraagstuk stelt het proletariaat in staat een permanente voorraad aan te leggen die op gunstige en beslissende wijze effect zal sorteren op het lot van de gehele nieuwe productie.
De grond
De werkende boeren - die niet profiteren van andermans zwoegen - en het bezoldigde plattelandsproletariaat zien wij als belangrijkste revolutionaire en creatieve krachten in de oplossing van de agrarische kwestie. Zij zullen een nieuwe bewerking van de grond tot stand moeten brengen teneinde deze in revolutionair anarchistische zin aan te wenden en te exploiteren. Evenals de industrie is de grond het resultaat van de gezamenlijke inspanningen, bewerking en cultivering door opeenvolgende generaties van arbeiders. De grond behoort dan ook aan het gehele werkzame volk en aan niemand afzonderlijk. Als gemeenschappelijk en onvervreemdbaar bezit kan de grond dus niet worden gekocht, verkocht of verpacht: grond kan niet dienen om andermans werk uit te buiten. De grond is ook een soort gezamenlijke volkswerkplaats waar de arbeiders levensmiddelen produceren. Maar het is een type werkplaats waar elke arbeider (boer) er, door bepaalde historische omstandigheden, aan gewend is geraakt zijn werk zelfstandig te doen, onafhankelijk van andere arbeiders. Terwijl voor de industrie de collectieve arbeidsmethode wezenlijk noodzakelijk is en feitelijk de enig mogelijke methode, gaat dat niet op voor de landbouw in onze dagen. De meeste boeren bewerken het land met hun eigen middelen.
Daarom zal, zodra de grond en de exploitatiemiddelen aan de boeren behoren, de kwestie van vruchtgebruik en exploitatiemogelijkheden (gezamenlijk of privé) niet dadelijk en niet definitief kunnen worden opgelost. Aanvankelijk zal men zowel tot de ene als de andere mogelijkheid zijn toevlucht nemen. De revolutionaire boeren zullen tenslotte zelf de definitieve vorm van exploitatie en vruchtgebruik van de grond vinden. In deze aangelegenheid is geen enkele pressie van buitenaf mogelijk.
Aangezien we van mening zijn dat uitsluitend de anarchistische samenleving - in naam waarvan immers de sociale revolutie plaatsvindt - de arbeiders uit hun slavernij kan bevrijden en hen de totale vrijheid en gelijkheid brengt; aangezien de boeren de overgrote meerderheid van de bevolking vormen (in Rusland ongeveer85o/o) en het door de boeren ingestelde landbouwbeheer dus de beslissende factor in het verloop van de revolutie zal zijn; aangezien tenslotte privébeheer in de landbouw, evenals privé-industrie onverbiddelijk leidt tot privé-eigendom en opbloei van het kapitaal, zal het niettemin onze plicht zijn vanaf dit moment al het mogelijke te doen om de landbouwkwestie zo goed mogelijk in collectieve zin op te lossen. Met dit doel voor ogen moeten wij vanaf heden de collectieve agrarische economie krachtig propageren onder de boeren. De oprichting van een specifiek anarchistische boerenbond zal deze taak wellicht vergemakkelijken. Ook de technische vooruitgang zal van enorm belang blijken te zijn, waar immers de ontwikkeling van de landbouw hand in hand met die van de industrie de collectivisering zal vergemakkelijken. Als de arbeiders in hun relatie met de boeren niet individueel of in aparte groepen, maar in een breed anarchistisch collectief optreden dat alle takken van industrie omvat, als zij daarnaast rekening houden met de levensbehoeften van het platteland en als zij elk dorp gelijktijdig de alledaagse gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en machines leveren die nodig zijn voor een collectieve exploitatie van de grond, dan zou dat de boeren zeker een goede impuls (geven) op weg naar het anarchisme in de landbouw.
De verdediging van de revolutie
Het vraagstuk van de verdediging van de revolutie heeft ook betrekking op het probleem van "de eerste dag". Het machtigste middel ter verdediging van de revolutie is uiteraard de gelukkige oplossing van de positieve aangelegenheden: productie, consumptie, grond. Wanneer deze kwesties eenmaal doeltreffend zijn geregeld, zal geen enkele contrarevolutionaire macht de vrije arbeidersmaatschappij kunnen veranderen of doen wankelen. Niettemin zullen de arbeiders ondanks alles een harde strijd moeten leveren tegen de vijanden van de revolutie. De sociale revolutie, die de voorrechten en zelfs het bestaan van de niet-werkende klassen in de huidige maatschappij bedreigt, lokt onvermijdelijk bij deze klassen een wanhopig verzet uit, dat de vorm zal aannemen van een hardnekkige burgeroorlog. De Russische ervaring heeft ons geleerd dat zo'n burgeroorlog geen kwestie van maanden maar veeleer van jaren zal zijn. Hoe geslaagd de eerste revolutionaire stappen van de arbeiders ook zullen zijn, de overheersende klassen zullen niettemin nog heel lang verzet plegen. Zij zullen jarenlang keer op keer de aanval inzetten tegen de revolutie om te trachten macht en voorrechten van weleer te heroveren. Een omvangrijk leger, techniek en strategie van de militairen, kapitaal, - alles zal tegen de zegevierende arbeiders in stelling worden gebracht.
Om de overtuigingen niet alleen te kunnen behalen maar ook te behouden, moeten de arbeiders revolutionaire verdedigingsorganen in het leven roepen die tegenover de reactionaire aanval een strijdbare en op deze taak berekende macht zullen kunnen stellen. De eerste dagen van de revolutie zal deze strijdmacht gevormd moeten worden door alle gewapende arbeiders en boeren. Maar deze spontaan gevormde macht zal alleen de eerste dagen van waarde zijn. In dit stadium heeft de burgeroorlog haar hoogtepunt nog niet bereikt en hebben de strijdende partijen nog geen gedisciplineerde militaire organisaties op de been kunnen brengen. In de sociale revolutie is het meest kritieke moment niet het moment waarop het gezag onderdrukt zal zijn, maar het moment direct daarop, wanneer de strijdkrachten van het verslagen regime een algemene aanval zullen inzetten tegen de arbeiders: dan komt het er op aan de behaalde overwinningen te waarborgen. Het eigen karakter van dit offensief, techniek en ontwikkeling van de burgeroorlog, verplichten de arbeiders bepaalde revolutionaire militaire machten te organiseren. De aard en uitgangspunten van deze formaties moeten tevoren worden bepaald.
Omdat wij de autoritaire methoden van de staat afwijzen, verwerpen wij uiteraard eveneens de militaire organisatiewijze van de staat, dus het principe van een op militaire dienstplicht gebaseerde strijdkracht. De vrijwillige dienst is wel in overeenstemming met de anarchistische opvattingen en deze (moeten) het uitgangspunt zijn voor de militaire arbeidersformaties. De detachementen opstandige partizanen - arbeiders en boeren - die de strijd tijdens de Russische revolutie hebben aangevoerd, kunnen als voorbeeld worden genoemd. De vrijwillige dienst kan echter niet opgevat worden als een ongecoördineerde strijd van detachementen arbeiders en boeren tegen de plaatselijke vijand, waarbij niet volgens een vast actieplan zou worden gehandeld en iedereen naar eigen goeddunken en met risico's en gevaren voor eigen leven zou optreden. De actie en de tactiek van de partizanen moeten in de loop van hun volledige ontplooiing worden bepaald door een gezamenlijke revolutionaire strategie. Als elke oorlog kan de burgeroorlog alleen dan met succes door de arbeiders worden gevoerd als wordt uitgegaan van de twee aan elke militaire actie ten grondslagliggende principes: eenheid in het krijgsplan en eenheid in het gezamenlijk commando. Het meest kritieke moment in de revolutie zal het moment zijn waarop de bourgeoisie met een georganiseerde macht tegen de revolutie zal oprukken. Dit moment dwingt de arbeiders hun toevlucht te nemen tot de beginselen van de militaire strategie. Aldus moeten de gewapende formaties van de revolutie, gezien de noodzaak van een militaire strategie en gezien ook de strategie van de contrarevolutie, zonder talmen opgaan in een algemeen revolutionair leger, met een gezamenlijk commando en een gezamenlijk krijgsplan. Concreet zullen de volgende uitgangspunten aan dit revolutionaire leger ten grondslag liggen: 1. het klassenkarakter van het leger; 2. de vrijwillige dienst (elke vorm van dwang ten aanzien van het revolutionaire verdedigingswerk zal absoluut uitgesloten zijn); 3. de vrije revolutionaire (zelf-)discipline (de vrijwillige dienst en de revolutionaire zelfdiscipline gaan voortreffelijk samen en versterken het revolutionaire leger in moreel opzicht meer dan in welk staatsleger ook); 4. de volledige ondergeschiktheid van het revolutionaire leger aan de arbeiders en boeren (in de vorm van de verenigde organisaties van arbeiders en boeren, die door de massa op de essentiële posten van het sociale en economische leven zijn gezet). De organisatie ter verdediging van de revolutie die is belast met de taak de contrarevolutie te bestrijden - zowel op de open krijgsfronten als op de inwendige fronten van de burgeroorlog (complotten van de bourgeoisie, contrarevolutionaire samenzweringen, etc.) - zal volledig ten diepste zijn van de organisaties van arbeiders en boeren en de daar uitgestippelde politieke lijn.
Dat het leger volgens anarchistische beginselen op de been moet worden gebracht, wil niet zeggen dat het leger op zich een principiële kwestie vormt. Het leger is het gevolg van de militaire strategie tijdens de revolutie, een strategische maatregel die de arbeiders wel moeten nemen op grond van het karakter van de burgeroorlog. Een maatregel dan ook, die vanaf nu onze volle aandacht en terdege studie verdient om een onherstelbare achterstand in de bescherming en verdediging van de revolutie te voorkomen, want vertragingen in de eerste dagen van de burgeroorlog kunnen funest blijken te zijn voor het verloop van de hele sociale revolutie.
Organisatorisch gedeelte
De anarchistische organisatie
De algemene constructieve stellingen zoals die in het voorgaande gedeelte aan de orde zijn gekomen vormen het organisatorische platform van de revolutionaire krachten binnen het anarchisme. Dit platform bevat een theoretische en tactische oriëntatie en lijkt ons als zodanig de minimale basis waarop alle activisten van de anarchistische beweging zich noodzakelijkerwijze kunnen organiseren. Het bedoelt dan ook alle krachtige elementen van de anarchistische beweging in een algemene organisatie bijeen te brengen, actief en agiterend op permanente basis: de Algemene Anarchistische Bond. De energie van alle strijdbare anarchisten zou gericht moeten zijn op het tot stand komen van deze organisatie.
Fundamentele beginselen van een Algemene Anarchistische Bond zouden moeten zijn:
1. Theoretische eenheid
De theorie stelt de kracht voor die de activiteiten van personen en groepen langs een bepaalde weg naar een vastgesteld doel leidt. Uiteraard moet dit doel voor alle in de Algemene Bond georganiseerde groepen en personen gemeenschappelijk zijn. Iedere actie van de Algemene Bond zou zowel in totaliteit als in details in volledige overeenstemming moeten zijn met de theoretische uitgangspunten.
2. Tactische eenheid, collectieve actie
De tactische methodieken van de afzonderlijke groepen en personen van de Bond dienen evenzo van eenheid te getuigen, dat wil zeggen niet alleen onderling maar ook met de algemene theorie en tactiek van de Bond in absolute overeenstemming. Een gemeenschappelijke tactische lijn in de beweging is van doorslaggevend belang voor het bestaan van zowel de beweging als de organisatie: zij voorkomt het fatale effect dat tegenstrijdige tactieken kunnen sorteren, concentreert alle krachten van de beweging en levert een gemeenschappelijke richting op, afgestemd op een duidelijk doel.
3. Collectieve verantwoordelijkheid
De gewoonte om voor eigen persoonlijke verantwoordelijkheid op te treden moet scherp veroordeeld worden en uitgebannen uit de gelederen van de anarchistische beweging. In zowel sociaal als politiek opzicht zijn de sectoren van de revolutionaire samenleving bovenal uitgesproken collectief van aard. Sociale revolutionaire actie in deze sectoren kan dus ook niet gebaseerd worden op persoonlijke verantwoordelijkheid van ongebonden activisten. Het uitvoerend orgaan van de anarchistische beweging, de Anarchistische Bond, neemt een vastberaden houding aan tegenover onverantwoordelijk individualisme en introduceert in zijn rijen het beginsel van collectieve verantwoordelijkheid: de gehele Bond zal verantwoordelijk zijn voor de politieke en revolutionaire actie van elk lid, zoals ook elk lid verantwoordelijk zal zijn voor de politieke en revolutionaire actie van de Bond in zijn geheel.
4. Federalisme
Anarchisten hebben altijd afwijzend gestaan tegenover centralistische organisaties, zowel op het terrein van de sociale omstandigheden van de massa als in de sector van de politieke actie. Het centralisme rekent op de tendentiele vermindering van het kritische bewustzijn, van het initiatief en de onafhankelijkheid van het individu; het rekent op de blinde ondergeschiktheid van de massa aan het 'centrum'. De inherente en onvermijdelijke gevolgen van het sociale leven en het leven in de partij. Tegenover het centralisme heeft het anarchisme steeds het beginsel van federalisme gesteld en verdedigd. Het federalisme brengt de onafhankelijkheid en het initiatief van individuen en organisatie in overeenstemming met de dienst van de gemeenschappelijke zaak. Met behoud van volledige vrijheid van het individu en met respect voor zijn exclusieve rechten op een sociaal bestaan biedt het federalisme elk individu optimale ontplooiingskansen. Maar het federalisme is al te vaak gedeformeerd in de anarchistische rijen: het is te dikwijls uitgelegd als het recht bovenal het eigen 'ego' te manifesteren zonder acht te slaan op verplichtingen tegenover de gemeenschap. Deze verkeerde interpretatie heeft onze beweging in het verleden ontregeld. Het wordt tijd dat we daar een eind aan maken, krachtig en onverzettelijk. Federalisme houdt een vrijwillige overeenkomst in van individuen en organisaties om collectief aan een gemeenschappelijk doel te werken. Zo'n overeenkomst en de federale bond die daarop wordt gebaseerd heeft evenwel alleen levensvatbaarheid op grond van de sine qua non conditie dat alle participanten de op zich genomen taken volbrengen overeenkomstig de gemeenschappelijk genomen beslissingen. In het kader van sociale actie kunnen geen rechten zonder verplichtingen bestaan, zoals er geen beslissingen kunnen bestaan zonder dat ze ook uitgevoerd worden. Dit ongeacht de kracht van de federale basis. Voor een anarchistische organisatie die claimt slechts taken op zich te nemen die gerecht zijn op de sociale verheffing van de arbeiders, geldt dit alles nog temeer. De federale vorm van anarchistische organisatie waarborgt dus niet alleen de rechten van elk lid op onafhankelijkheid, vrije meningsuiting, individuele vrijheid en initiatief maar eist ook van ieder lid dat vastgestelde organisatorische plichten in acht worden genomen en overeengekomen beslissingen worden uitgevoerd. Alleen op deze voorwaarde zal het federalistisch beginsel levensvatbaar blijken te zijn, zal de anarchistische organisatie kunnen functioneren en op het vastgestelde doel kunnen afsteven.
Het ontwerp van de Algemene Anarchistische Bond roept het probleem op van de coördinatie van de uiteenlopende activiteiten van de verscheidene krachten binnen de anarchistische beweging. Iedere tot de Bond behorende organisatie vertegenwoordigt een vitaal onderdeel van het gemeenschappelijk organisme. Iedere cel zal zijn eigen secretariaat hebben om de uitvoering en theoretische begeleiding van het politieke en technische werk van de organisatie mogelijk te maken. Voor de coördinatie van activiteiten van alle tot de Bond behorende organisaties zou een speciaal orgaan kunnen dienen, het uitvoerend comité van de Bond. Dit comité zou de volgende functies hebben: uitvoering van door de Bond genomen en aan het Comité overgelaten beslissingen; theoretische en organisatorische toetsing van de activiteiten der aangesloten organisaties aan de theoretische posities en algemeen tactische lijn van de Bond; verduidelijking van de algemene situatie in de beweging; instandhouding van werkverbanden en organisatorische structuren tussen de verschillende organisaties binnen de Bond en met die erbuiten. Rechten, verantwoordelijkheden en praktische taken van het uitvoerend comité worden vastgesteld door het congres van de Bond.
De Algemene Anarchistische Bond heeft een concreet en afgebakend doel. In naam van het slagen van de sociale revolutie moet vooral gekozen worden voor de vereniging van de meest revolutionaire en meest kritische arbeiders en de boeren. Als propagandist van de sociale revolutie en bovendien als antiautoritaire organisatie die een klasseloze maatschappij voorstaat steunt de Algemene Anarchistische Bond op de beide fundamentele klassen van de huidige samenleving: de arbeiders en de boeren. Aan de emancipatie van deze twee klassen wijdt de Bond zijn krachten. Met betrekking tot de vakbonden en de revolutionaire basisorganisaties in de steden zal de Bond wegbereider en theoretische gids zien te worden. Dergelijke taken zullen eveneens opgenomen worden ten aanzien van de uitgebuite boerenbevolking. Analoog aan de rol van de revolutionaire basisgroepen in de vakbeweging zal gestreefd worden naar de opbouw van een netwerk van economische boerenorganisaties en de oprichting van een vakbond van boeren, gebaseerd op antiautoritaire grondbeginselen.
Omdat het anarchisme zuiver een zaak van de werkende klasse is, moet de Algemene Anarchistische Bond aan al hun uitingsvormen deelnemen en daarbij steeds solidariteit in actie voorop stellen. Alleen dan is een goede vervulling van zijn taken, zijn theoretische en historische missie in de sociale revolutie mogelijk, alleen dan kan hij georganiseerde initiator van het emancipatieproces worden.
De Dielo Trouda groep. Parijs, 20 juni 1926
Bronnen:
-Emma Goldman (2003). My Disillusionment in Russia. Courier Dover Publications. pp. 61. ISBN 048643270X.
-Michael Malet, Nestor Makhno in the Russian Civil War, Macmillan, 1982, p85
-Leon Trotsky, How the Revolution Armed: The Military Writings and Speeches of Leon Trotsky, New Park Publications, 1981, p 295
-Paul Avrich (1988). Anarchist portraits. Princeton University Press. pp. 111. ISBN 0691006091
-Alexandre Skirda (2004). Nestor Makhno: Anarchy's Cossack. AK Press. pp. 17. ISBN 1902593685
- Makhno, Nestor, 1889-1934 Libcom
- Peter Arshinov, History of the Makhnovist Movement (1918-1921 ), 1923. Black & Red, 1974
- Footman, David. Civil War In Russia Frederick A.Praeger 1961, p287
- Guerin, Daniel. Anarchism: Theory and Practice
- Paul Robert Magocsi (1996). A History of Ukraine. University of Toronto Press. pp. 508-10. ISBN 0802078206
- Eikhenbaum, V. E. ("Volin"). The Unknown Revolution
- Paul Avrich (1988). Anarchist portraits. Princeton University Press. pp. 122 ISBN 0691006091
- Voline, The Unknown Revolution, 1917-1921, (1947)
- Arshinov, Peter, History of the Makhnovist Movement (1918-1921 ), (1923)
- Frank E. Sysyn, "Nestor Makhno and the Ukrainian Revolution," in Taras Hunczak, ed. The Ukraine 1917-1921: A Study in Revolution
(Cambridge, Ma., 1977),pp.271-304