Berkman, Alexander - ABC van het anarchisme

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan mogelijk weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de ingebouwde browser printfunctionaliteit.


Berkman, Alexander - ABC van het anarchisme-kaft.jpg

Kelderuitgeverij / Uitgeverij De Vooruitgang

Vertaling: Ruud Uittenhout

Eerder verschenen bij Uitgeverij Spreeuw, Utrecht in 1980

Kelderuitgeverij, Utrecht

Uitgeverij De Vooruitgang, Amsterdam, 2003

ISBN 90 807734 1 7



Over de schrijver

Alexander Berkman (1870-1936) werd geboren in Vilnius in Litouwen en emigreerde op jonge leeftijd naar de Verenigde Staten. Onder invloed van de propagandist Johann Most werd hij actief in de anarchistische beweging. Hij ontmoette Emma Goldman, met wie hij zijn leven lang nauw bevriend bleef. In 1892 pleegde hij een aanslag op fabrieksdirecteur Henry C. Frick, die een arbeidersopstand bloedig had laten neerslaan. De aanslag mislukte. Berkman werd veroordeeld en bracht veertien jaar in de gevangenis door. Na zijn vrijlating schreef hij het aangrijpende Prison memoirs of an anarchist, vertaald als Gevangenisherinneringen van een anarchist.

Met Emma Goldman publiceerde hij jarenlang het tijdschrift Mother Earth. Voor de Amerikaanse regering waren Goldman en hij de verpersoonlijking van het ‘rode kwaad’.

In 1919, op het hoogtepunt van de ‘Red Scare’, de heksenjacht in de Verenigde Staten op alles wat rood was, werden Goldman en Berkman gedeporteerd naar de Sovjet Unie. Berkman was aanvankelijk optimistisch gestemd over de Russische Revolutie, maar raakte steeds meer gedesillusioneerd. In 1921 wisten beiden naar Berlijn te ontkomen.

Tot aan zijn zelfgekozen dood in 1936 verbleef Berkman in Frankrijk.


Verantwoording

The ABC OF ANARCHISM, door George Woodcock “een klassiek werk uit de libertaire literatuur” genoemd, verscheen voor het eerst in 1929 te New York bij de Vanguard Press onder de titel What is communist anarchism?

De uitgave bestond uit drie gedeelten 1. Now, 2. Anarchism, 3. The Social revolution.

In 1936 volgde een herdruk bij de Freie Arbeiter Stimme te New York onder de titel NOW AN AFTER: THE ABC OF COMMUNIST ANARCHISM. In 1942 gaf Freedom Press in London het werk opnieuw uit met de titel The abc of anarchism. In deze uitgave ontbrak echter het eerste gedeelte Now.

Uitgeverij Dover in New York bracht in 1972 het volledige werk opnieuw uit, met een inleiding van Paul Avrich en een voorwoord van Emma Goldman uit juli 1937. Dit voorwoord is bij de hiernavolgende vertaling opgenomen.

In 1935 verscheen van What is communist anarchism? een Nederlandse vertaling bij de Vereniging Anarchistische Uitgeverij te Amsterdam onder de titel Sociaal-anarchisme.

Met de toenemende belangstelling voor het anarchisme in de jaren zeventig, leek een heruitgave van de tekst van Berkman op zijn plaats. Ruud Uittenhout maakte in 1980 een nieuwe vertaling, die door Uitgeverij Spreeuw als ABC VAN HET ANARCHISME werd uitgegeven.

Deze vertaling is ook de basis van deze heruitgave.


Voorwoord Emma Goldmann

bij de uitgave van 1937 door de Freie Arbeiter Stimme

De superieure kwaliteit van de anarchistische literatuur vergeleken met de geschriften van andere sociale scholen ligt in de eenvoud van stijl. Michael Bakoenin, Elisée Reclus, Peter Kropotkin, Errico Malatesta en anderen schreven op een manier die hun ideeën gemakkelijk toegankelijk moesten maken voor de arbeiders. Dat geldt met name voor Kropotkin en Malatesta. Toch moet gezegd dat zelfs zij nauwelijks de gemiddelde mens voor ogen hadden - de doorsnee Angelsaksische mens. Je ontkomt niet aan het feit dat er een groot verschil is tussen de Latijnse arbeider en zijn broeder in de Verenigde Staten en Engeland: eerstgenoemde is doortrokken van de revolutionaire tradities en de strijd voor vrijheid en andere zaken, terwijl laatstgenoemde opgevoed is met de “zegeningen” van het parlementarisme.

Om deze redenen besloot Alexander Berkman zijn boek Het abc van het communistisch anarchisme te schrijven, in eenvoudige spreektaal, in een stijl die de man-in-de-straat, wiens kennis en gebruik van de Engelse taal het elementaire stadium niet ver te boven gaat, zou aanspreken. Dat was vooral noodzakelijk omdat juist de man-in-de-straat de meest fantastische denkbeelden over het anarchisme heeft. Daar had de dag-bladpers voor gezorgd: dag in dag uit stoppen ze hun lezers vol met ijzingwekkende verhalen over bomaanslagen, steekpartijen, complotten om presidenten te vermoorden en andere lugubere beschrijvingen van die verschrikkelijke misdadigers, de anarchisten, die uit zijn op moord en vernietiging!

Het zou echter onjuist zijn te veronderstellen dat alleen de onwetende massa’s dergelijke dwaze denkbeelden over het communistisch anarchisme zouden hebben. Onder de zogenaamde ontwikkelde klassen bevinden zich grote aantallen .die niet zijn ontkomen aan de verderfelijke invloed van de kapitalistische pers en die niet meer weten over het communistische anarchisme. Hoewel ze niet langer bommen en dolken zien, houden ze vast aan de gedachte dat anarchisten getikte individuen zijn en dat anarchisme een volslagen belachelijke gedachte is, die alleen in de praktijk te brengen zou zijn als mensen engelen zouden worden.

Al dergelijke mensen hebben behoefte aan een inleiding over het anarchisme - als het ware een abc, die hen de elementaire beginselen van het communistisch anarchisme bijbrengt en hun begeerte voor iets diepgaanders opwekt. Het abc van het communistisch anarchisme werd met dit doel voor ogen geschreven. Dat het aan zijn doel beantwoord heeft, zal niemand die het boekje gelezen heeft, ontkennen.

Er was echter nog een andere reden die Alexander Berkman ertoe aanzette het werk op zich te nemen. Dat was de dringende noodzaak aan een heroriëntatie op revolutionaire tactieken, waaraan door de ervaringen van de Russische Revolutie behoefte was. Zowel de anarchisten als de sociaal-revolutionairen waren nog in de ban van de romantische betovering van de Franse Revolutie. Wij allen (ik sluit mijzelf niet uit) geloofden dat de sociale revolutie de magische kracht bezat om niet alleen de oude, vervallen orde te vernietigen, maar ook door haar eigen verschrikkelijke kracht een nieuw sociaal bouwwerk zou kunnen optrekken. De Russische Revolutie vernietigde die romantische droom. Zij bewees dat zij de massa’s tot het toppunt van revolutionaire geestdrift kon voeren, maar ze er niet kon houden. Het feit dat Lenin en zijn kameraden er in korte tijd in slaagden de Russische massa’s van de revolutie te vervreemden en Stalin het geheel kon laten wegebben, bewees dat revolutionair enthousiasme alleen niet genoeg is. Het bleek dat er meer nodig was om de revolutie te vrijwaren van de politieke, staatkundige plannen van de nieuwe Russische heersers. Opbouwend werk, economische en sociale voorbereidingen moesten worden getroffen om de revolutie in bedoelde banen te leiden.

Geen van de post-revolutionaire geschriften had getracht deze nieuwe oriëntatie op te nemen. Deze moeilijke, maar uiterst belangrijke taak werd overgelaten aan Alexander Berkman. En wie was bekwaam, kundig en scherpzinnig genoeg om een dergelijk onderwerp recht te doen?

Zelfs niet in zijn stoutste dromen had Alexander Berkman kunnen vermoeden dat de lessen van de Russische Revolutie, die zo kundig door hem worden beschreven in dit boek (in Now), al een kleine zes jaar later een factor van betekenis zouden worden. De Spaanse Revolutie van 19 juli 1936 en de rol die de anarcho-syndicalisten en anarchisten erin speelden, was veel meer bezield van de ideeën die Alexander Berkman in deze ABC van het Communistisch Anarchisme voorlegt, dan de auteur ooit heeft kunnen hopen. Vanaf 29 juli waren de Arbeidersconfederatie (C.N.T.) en de Iberische Anarchistische Federatie (F.A.I.) - de meest overheersende, vurigste en moedigste organisaties - de krachten die de fascistische horden uit Catalonië verdreven.

Hun wonderbaarlijke prestatie is de eerste in zijn soort in welke revolutie dan ook. Dit bevestigt alleen maar Alexander Berkman’s ondubbelzinnige waarheid betreffende de gebiedende noodzaak tot constructieve opbouw, als de sociale revolutie de fouten van het verleden wil vermijden.

Wat zou mijn makker en kameraad de Spaanse Revolutie hebben bejubeld en de heroïsche vastberadenheid van het volk om tot de laatste man tegen het fascisme te strijden, hebben bewonderd! Wat zou het bovendien bevredigend voor hem geweest zijn te zien hoe het Spaanse volk zo’n diep begrip en gevoel aan de dag legde voor het Communismo Libertario - wat zou dat onze kameraad verjongd hebben en hem nieuwe kracht en hoop hebben gegeven! Had hij maar wat langer geleefd! Maar de vele jaren in ballingschap, de onvoorstelbare vernederingen waaraan hij blootstond, onderkruiperige ambtenaren te moeten smeken om adem te mogen halen, de verzwakkende en uitputtende strijd om het bestaan, gevoegd bij zijn ernstige ziekte, maakten zijn leven ondraaglijk. Alexander Berkman haatte afhankelijkheid; hij haatte het een last te worden voor diegenen die hij liefhad en daarom deed hij wat hij altijd gezegd had te zullen doen: hij bespoedigde zelf zijn dood.

Alexander Berkman was zijn ideaal toegewijd en diende het welbewust, zonder aan zichzelf te denken. Had hij de Spaanse Revolutie zien aankomen, dan zou hij een poging gedaan hebben zijn leven voort te zetten, ondanks zijn verbrijzelde gestel en zijn vele andere handicaps. De mogelijkheid onze Spaanse vrienden van dienst te hebben kunnen zijn in hun nobele strijd zou zijn greep op het leven versterkt hebben, maar de politieke hemel van Europa in juni 1936 was zo bewolkt, dat er geen straaltje revolutionaire hoop doorheen scheen en daarom had het leven geen zin voor hem.

Alexander Berkman ligt eenvoudig begraven in Nice, maar zijn ideaal onderging een hergeboorte in Spanje op 19 juli 1936.

Londen, juli 1937


Voorwoord Alexander Berkman

Ik beschouw anarchisme als de meest rationele en praktische opvatting van een sociaal leven in vrijheid en harmonie. Ik ben ervan overtuigd dat de verwezenlijking ervan een zekerheid is in de ontwikkeling van de mensheid.

De tijd waarbinnen het verwezenlijkt zal worden, hangt af van twee factoren: allereerst van hoe snel de bestaande toestand fysiek en geestelijk ondraaglijk zal worden voor een groot deel van de mensheid en vooral voor de arbeidende klasse; en ten tweede van de mate waarin anarchistische denkbeelden begrepen en aanvaard zullen worden.

Onze sociale instellingen zijn gefundeerd op bepaalde ideeën en zolang deze ideeën algemeen aanvaard blijven, zijn de instellingen die erop berusten veilig. Regeringen blijven sterk, omdat de mensen denken dat politiek gezag en wettelijk dwang nodig zijn. Kapitalisme zal blijven voortbestaan zolang een dergelijk economisch stelsel doelmatig en juist geacht wordt. Het ondermijnen van de gedachten waarop de onheilspellende en onderdrukkende toestanden van vandaag de dag gegrondvest zijn, betekent de uiteindelijke ineenstorting van regering en kapitalisme. Vooruitgang bestaat uit het afschaffen van wat verouderd is en het vervangen ervan door iets beters.

Het moet zelfs de niet al te opmerkzame waarnemer duidelijk zijn dat de meest fundamentele maatschappijopvattingen een radikale verandering ondergaan, waarvan de Wereldoorlog en de Russische Revolutie de voornaamste oorzaken zijn. De oorlog heeft het kwalijke karakter van de kapitalistische competitiegeest en de moorddadige onmacht van de regeringen om ruzies tussen naties op te lossen, ontmaskerd. Omdat de mensen niet meer geloven in de oude handelwijzen, worden de grote mogendheden nu gedwongen te praten over wapenverminderingen en zelfs over het uitbannen van oorlog. Het is nog niet zo lang geleden dat het opperen van een dergelijke mogelijkheid uiterst belachelijk en verachtelijk genoemd werd.

Het geloof in andere gevestigde instellingen is evenzeer aan het afnemen. Het kapitalisme “werkt” nog, maar in steeds groter wordende sociale kringen neemt de twijfel over doelmatigheid en juistheid ervan toe.De Russische Revolutie heeft de ideeën en gevoelens verspreid die de kapitalistische maatschappij ondermijnen, vooral de economisch bases en de heiligheid van het persoonlijk eigendom van de sociale bestaansmiddelen. Want de Oktober Revolutie vond niet alleen plaats in Rusland; de massa’s in de gehele wereld werden erdoor beïnvloed. Het gezegende bijgeloof, dat wat bestaat, permanent is, is onherstelbaar verwoest.

De oorlog, de Russische Revolutie en de naoorlogse ontwikkelingen hebben een groot aantal mensen teleurgesteld in het socialisme. Het is letterlijk zo dat het socialisme net als het christendom de wereld veroverd heeft door zichzelf te vernietigen. De socialistische partijen steunen of nemen deel aan Europese regeringen en de mensen geloven niet meer dat ze verschillen van andere burgerlijke regiems. Zij voelen dat het socialisme gefaald heeft en bankroet is.

Op dezelfde wijze hebben de Bolsjewieken bewezen dat marxistische dogma’s en leninistische beginselen slechts tot diktatuur en reaktie kunnen leiden. Voor de anarchisten komt dit alles niet als een verrassing. Zij hebben altijd verkondigd dat de staat individuele vrijheid en sociale harmonie vernietigt en dat alleen het afschaffen van dwangmatig gezag en materiële ongelijkheid onze politieke, economische en nationale problemen kan oplossen. Maar hoewel hun argumenten gebaseerd waren op eeuwenlange menselijke ervaringen, werden ze door de huidige generatie als louter theorie beschouwd, totdat de gebeurtenissen van de laatste twintig jaar lieten zien dat de anarchistische stellingname juist was.

De mislukkingen van socialisme en Bolsjewisme hebben de weg voor het anarchisme vrij gemaakt.

Er is een aanzienlijke hoeveelheid literatuur over het anarchisme voorradig, maar de meeste belangrijke werken werden voor de wereldoorlog geschreven. De ervaringen van het meest recente verleden zijn van groot belang geweest en hebben een herziening van de anarchistische houding en argumentatie noodzakelijk gemaakt. Hoewel de grondbeginselen gelijk blijven, hebben de historische feiten enige veranderingen in de praktische toepassing ervan gedicteerd. Vooral de lessen van de Russische Revolutie vragen om een nieuwe benadering van verschillende belangrijke problemen, waaronder de aard en het verloop van de sociale revolutie een vooraanstaande plaats innemen.

Verder zijn anarchistische boeken, enkele uitzonderingen daargelaten, niet toegankelijk voor de gemiddelde lezer. De meeste werken die zich bezighouden met sociale vraagstukken, maken de fout te veronderstellen dat de lezer al enigszins op de hoogte is van het onderwerp, wat over het algemeen niet het geval is. Als gevolg hiervan zijn er weinig boeken, waarin sociale problemen eenvoudig en begrijpelijk behandeld worden.

Om bovenstaande redenen acht ik het herformuleren van de anarchistische stellingname in deze tijd noodzakelijk - een herformulering in de meest eenvoudige en duidelijke bewoording, die door iedereen begrepen kan worden, dat wil zeggen een ABC van het anarchisme.

De volgende pagina’s zijn dan ook met dat doel voor ogen geschreven.

Parijs, 1928


Inleiding

Ik wil u iets over het anarchisme vertellen.

Ik wil u vertellen wat anarchisme is, omdat ik vind dat u dat moet weten. En ook omdat er zo weinig over bekend is en wat bekend is, is over het algemeen van horen zeggen en onjuist.

Ik wil u er iets over vertellen, omdat ik vind dat anarchisme het mooiste en grootste is waarin de mens ooit heeft geloofd; het enige dat vrijheid en voorspoed brengt en de wereld vrede en geluk schenkt.

Ik zal u er over vertellen in duidelijke en eenvoudige bewoordingen, opdat er geen misverstanden over kunnen bestaan. Mooie woorden en hoogdravende leuzen leiden alleen maar tot verwarring. Juist denken betekent duidelijk spreken. Maar voordat ik u vertel wat anarchisme is, wil ik u zeggen wat het niet is.

Dat is nodig omdat er zoveel onjuistheden over het anarchisme verspreid worden. Zelfs intelligente mensen hebben er vaak volledig onjuiste denkbeelden over. Sommige mensen spreken over anarchisme zonder er ook maar iets van te weten. Anderen liegen omdat ze niet willen dat u de waarheid leert kennen.

Het anarchisme heeft vele vijanden die u de waarheid niet willen vertellen. Waarom het anarchisme vijanden heeft en wie dat zijn, zullen we later, in de loop van het verhaal, zien. Nu kan ik u al vertellen dat noch uw politieke baas, noch uw werkgever, noch de kapitalist, noch de politieagent oprecht over het anarchisme zullen praten. De meesten weten er niets van en ze zijn er allemaal tegen. Hun dagbladen en publicaties - de kapitalistische pers - zijn er eveneens tegen.

Zelfs de meeste socialisten en Bolsjewieken geven een verkeerde voorstelling van zaken. Toegegeven moet worden dat de meesten niet beter weten. Maar zij die wel beter weten, liegen ook vaak over het anarchisme, waarover ze spreken als “wanorde” en “chaos”. U kunt zelf zien hoe oneerlijk ze in dit opzicht zijn: de grootste leermeesters van het socialisme - Karl Marx en Friedrich Engels - leerden dat anarchisme volgde op socialisme. Zij stelden dat we eerst socialisme zouden krijgen, maar dat daarna anarchisme zou komen, dat een vrije en betere maatschappij-toestand zou creëren dan het socialisme. Toch blijven de socialisten die zweren bij Marx en Engels, anarchisme “chaos” en wanorde” noemen, wat aantoont hoe onwetend en oneerlijk ze zijn.

De Bolsjewieken doen hetzelfde, hoewel hun grote leider Lenin gezegd heeft dat het anarchisme, waarin het leven beter en vrijer zal zijn, zou volgen op het Bolsjewisme.

Daarom moet ik u eerst vertellen wat anarchisme niet is.

Het betekent geen bommen, wanorde of chaos.

Het betekent geen roof en moord.

Het betekent geen oorlog van allen tegen allen.

Het is geen terugkeer naar het barbarisme of de primitieve staat van de mens.

Het anarchisme is hiervan juist het tegendeel.

Anarchisme betekent dat u vrij zult zijn de dingen te doen die u wilt; en niet gedwongen wordt te doen wat u niet wilt.

Het betekent dat u de kans krijgt het leven te leiden dat u wilt, zonder dat iemand anders dat verhindert.

Het betekent dat een ander dezelfde vrijheden heeft als u, dat iedereen dezelfde rechten en vrijheden heeft.

Het betekent dat alle mensen broeders zijn en als broeders zullen leven, in vrede en harmonie.

Dat wil zeggen dat er geen oorlog is, geen geweld van de ene groep mensen tegen de andere, geen monopolie, geen armoede, geen onderdrukking en geen uitbuiting van de medemens.

Kortom, anarchisme is een maatschappijtoestand, waarin alle mannen en vrouwen vrij zijn en waarin we allemaal in dezelfde mate zullen genieten van een geordend en zinvol leven.

“Kan dat?”, vraagt u; “maar hoe dan?”

“Niet voordat we allemaal engelen zijn”, merkt uw vriend op.

Wel, laten we daar eens over praten. Misschien kan ik u laten zien dat we beschaafd zijn en als fatsoenlijke mensen kunnen leven, zelfs zonder gezag.


Betekent anarchisme geweld?

U hebt gehoord dat anarchisten bommen gooien, dat ze in geweld geloven en dat anarchie wanorde en chaos betekent.

Het is niet verwonderlijk dat u zo denkt. De pers, de kansel en alle andere gezagdragers hameren daar voortdurend op. Maar de meesten weten beter en hebben een reden om u de waarheid niet te vertellen. Het wordt tijd dat u die hoort.

Ik wil eerlijk en openhartig met u spreken en u kunt mij geloven, omdat ik één van die anarchisten ben die als gewelddadig en destructief wordt aangeduid. Ik zou het dus moeten weten en ik heb niets te verbergen.

“Betekent anarchisme nu werkelijk wanorde en geweld?”, vraagt u zich af.

Nee, mijn vriend, kapitalisme en regering staan voor wanorde en geweld. Anarchisme is juist het tegendeel; het betekent orde zonder regering en vrede zonder geweld.

“Maar is dat wel mogelijk?”, vraagt u zich af.

Daar gaan we het nu juist over hebben. Maar eerst wil uw vriend graag weten of anarchisten nooit bommen gegooid of geweld hebben gebruikt.

Ja, anarchisten hebben bommen gegooid en soms hun toevlucht genomen tot geweld.

“Daar heb je het al!”, roept uw vriend uit. “Dat dacht ik al!”

Maar laten we niet overhaast te werk gaan. Als anarchisten soms geweld hebben gebruikt, betekent dat dan gelijk dat anarchisme geweld betekent?

Stel uzelf deze vraag en tracht er een eerlijk antwoord op te vinden.

Als een burger een soldatenpakje aantrekt, moet hij misschien bommen gooien en geweld gebruiken. Zegt u dan dat burgerdom staat voor bommen en geweld?

U zou de beschuldiging verontwaardigd van de hand wijzen. Het betekent simpelweg, zou u antwoorden, dat iemand misschien onder bepaalde omstandigheden zijn toevlucht tot geweld moet nemen. Dat kan een democraat, een monarchist, een socialist, een Bolsjewiek of een anarchist zijn.

U zult zien dat dit voor alle mensen uit alle tijdperken geldt.

Brutus doodde Caesar, omdat hij bang was dat zijn vriend de Republiek wilde verraden om koning te kunnen worden. Niet dat Brutus “daarom minder van Cesar hield, maar hij hield meer van Rome”. Brutus was geen anarchist, maar een toegewijd republikein.

Wilhelm Tell, zo leert ons de legende, schoot de tiran dood om zijn land van de onderdrukking te bevrijden. Tell had nog nooit van anarchisme gehoord.

Ik noem deze voorbeelden om te illustreren dat in alle tijden despoten door de hand van enorm vrijheidlievende mensen aan hun einde kwamen. Dergelijke mensen kwamen in opstand tegen tirannieën. Over het algemeen waren zij patriotten, democraten of republikeinen, soms socialisten of anarchisten. Hun daden waren uitingen van individuele rebellie tegen onrecht en onrechtvaardigheid, waarmee het anarchisme niets van doen had.

Er was een tijd in het oude Griekenland dat het doden van een despoot gezien werd als de hoogste deugd. De moderne wetgeving veroordeelt dergelijke daden, maar de mensen lijken er nog steeds hetzelfde over te denken als vroeger. Het geweten van de wereld vindt tirannenmoord geen schande. Zelfs als dat niet in het openbaar wordt uitgesproken, dan vergeeft het hart van de mens dergelijke daden, die vaak heimelijk worden toegejuicht.

Waren niet duizenden Amerikaanse jongeren bereid de Duitse keizer te vermoorden, die ze verantwoordelijk achtten voor het uitbreken van de wereldoorlog? Sprak een Franse rechtbank niet onlangs de man vrij die Petloera doodde om de duizenden mannen, vrouwen en kinderen te wreken, die in door Petloera uitgevoerde pogroms op Zuidrussische Joden vermoord werden?

In alle landen en in alle tijden zijn er tirannenmoorden geweest; dat wil zeggen, dat er mannen en vrouwen waren die genoeg van hun land hielden om er zelfs hun leven voor te geven. Gewoonlijk waren deze mensen geen leden van een politieke partij, zij haatten eenvoudig tirannieën. Soms waren zij religieuze fanaten, zoals de felle katholiek Kulmann, die trachtte Bismarck te vermoorden (13 juli 1874), of de misleide Charlotte Corday die Marat tijdens de Franse Revolutie doodde.

In de Verenigde Staten werden drie presidenten als gevolg van individuele daden gedood. Lincoln werd in 1865 neergeschoten door John Wilkes Booth, een democraat uit het zuiden; Garfield in 1888 door Charles Jules Guiteau, een republikein; en McKinley in 1901 door Leon Czolgosz. Van deze drie was er slechts één anarchist.

Het land dat de ergste onderdrukkers heeft, heeft natuurlijk ook het grootste aantal tirannenmoorden. Neem bijvoorbeeld Rusland. Onder de tsaren werd elke vrijheid van meninguiting en drukpers rigoreus onderdrukt en daarom was er geen andere manier om het tirannieke bewind te verzachten dan “de angst voor God” in het hart van de tiran te griffen.

Dergelijke wrekers waren meestal zonen en dochters van de hoogste adel, idealistische jongeren die van hun vrijheid en hun volk hielden. Daar alle andere wegen voor hen gesloten waren, voelden ze zich gedwongen hun toevlucht te nemen tot pistool en dynamiet, in de hoop de ellendige toestand van hun land te verlichten. Zij stonden bekend als nihilisten en terroristen, niet als anarchisten.

In onze tegenwoordige tijd zien we zelfs nog meer daden van individueel politiek geweld dan in het verleden. De vrouwelijke suffragettes in Engeland bijvoorbeeld maken er regelmatig gebruik van om hun ideeën kracht bij te zetten en om hun eisen voor gelijke rechten te propageren. Sinds de oorlog hebben mensen met de meest conservatieve opvattingen dergelijke methoden gehanteerd in de hoop een nieuwe monarchie tot stand te brengen. Het was een monarchist die Karl Erzberger, de Pruisische minister van financiën, vermoordde; en ook Walter Rathenau, minister van buitenlandse zaken, werd neergeschoten door een man met dezelfde politieke denkbeelden.

Zelfs de oorspronkelijke reden of tenminste een excuus voor de grote oorlog was het vermoorden van de Oostenrijkse troonopvolger door een Servisch patriot die nog nooit van anarchisme had gehoord. In Duitsland, Hongarije, Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en andere Europese landen hebben mensen van verschillende politieke richtingen daden van geweld gebruikt, om nog maar niet te spreken van de massale politieke terreur, die wordt uitgeoefend door georganiseerde groeperingen, zoals de fascisten in Italië, de Ku Klux Klan in Amerika of de katholieke kerk in Mexico.

U ziet dus dat anarchisten geen monopolie op politiek geweld hebben. Het aantal van dergelijke door anarchisten begane daden is oneindig veel kleiner vergeleken met die begaan door personen met andere politieke overtuigingen.

De waarheid is dat sinds mensenheugenis geweld in elk land en in elke sociale beweging deel van de strijd heeft uitgemaakt. Zelfs de Nazarener, die het evangelie der vrede kwam prediken, gebruikte geweld om de geldwisselaars uit de tempel te verdrijven.

Zoals ik al gezegd heb, hebben anarchisten geen monopolie op geweld. Integendeel, het anarchisme predikt vrede en harmonie, niet-inbreuk doen en de heiligheid van leven en vrijheid. Maar anarchisten zijn mensen, net als de rest van de mensheid en misschien meer dan dat. Zij zijn gevoeliger voor kwaad en onrecht, ze komen sneller in opstand tegen onderdrukkingen en daarom zetten ze bij tijd en wijle hun protest kracht bij door middel van een gewelddaad. Maar dergelijke daden zijn een uiting van individueel temperament en niet van een bepaalde theorie.

U zou zich af kunnen vragen of het huldigen van revolutionaire opvattingen een persoon niet beïnvloedt geweld te gebruiken. Ik geloof van niet, omdat we hebben gezien dat ook mensen met de meest conservatieve denkbeelden geweld gebruiken. Als mensen met direkt tegenover elkaar staande politieke opvattingen dezelfde daden begaan, is het nauwelijks redelijk om te stellen dat hun ideeën ervoor verantwoordelijk zijn.

Dezelfde oorzaken hebben dezelfde redenen, maar die redenen liggen niet in politieke overtuigingen, maar veeleer in individueel temperament en de algemene mening over geweld.

“U kunt gelijk hebben wat dat temperament betreft”, zegt u. “Ik begrijp dat revolutionaire ideeën niet de redenen vormen voor politieke gewelddaden, anders zou elk revolutionair dergelijke daden begaan. Maar rechtvaardigen dergelijke denkbeelden niet tot op zekere hoogte degenen die zulke daden begaan?”

Dat kan aanvankelijk zo lijken, maar als u de zaak verder overdenkt, zult u zien dat deze gedachte totaal onjuist is. Het beste bewijs hiervoor is dat anarchisten die dezelfde mening hebben over regeringen en het afschaffen ervan, vaak totaal van mening verschillen over geweld. Tolstoijanen en de meeste individualistische anarchisten veroordelen politiek geweld, terwijl andere anarchisten het goedkeuren of tenminste gerechtvaardigd achten.

Bovendien hebben vele anarchisten die eens in geweld geloofden als propagandamiddel hun mening gewijzigd en hangen dergelijke methoden niet meer aan. Er was bijvoorbeeld een tijd dat anarchisten hun toevlucht namen tot individuele gewelddaden, een tijd die bekend staat als “propaganda van de daad”. Zij verwachtten niet de regering en het kapitalisme door dergelijke daden in anarchistische richting te sturen en evenmin dachten ze dat het vertrek van een despoot een einde zou maken aan het despotisme. Nee, terrorisme werd beschouwd als een middel om publiekelijk onrecht te wreken, de vijand angst aan te jagen en ook om de aandacht te vestigen op het kwaad waartegen de daad van terreur gericht was. Maar de meeste huidige anarchisten geloven niet meer in “propaganda van de daad” en spreken zich niet meer uit ten gunste van dergelijke daden.

De ervaring heeft geleerd dat hoewel dergelijke methoden gerechtvaardigd en nuttig geweest kunnen zijn in het verleden, de moderne omstandigheden ze nutteloos en zelfs schadelijk maken voor het uitdragen van hun ideeën. Dit bewijst dat het geen bepaalde ideeën of “ismen” zijn die tot geweld leiden, maar dat er andere oorzaken zijn.

Daarom moeten we elders zoeken om een goede verklaring te vinden.

Zoals we gezien hebben zijn politieke gewelddaden niet alleen begaan door anarchisten, socialisten en andere revolutionairen, maar ook door patriotten en nationalisten, door democraten en republikeinen, door suffragettes, door conservatieven en reactionairen, door monarchisten en royalisten en zelfs door dwepers en christenen.

We weten nu dat niet bepaalde gedachten of “ismen” hun daden hebben beïnvloed, omdat de meest uiteenlopende ideeën en “ismen” dezelfde daden hebben voortgebracht. Ik heb als redenen individueel temperament en de algemene houding jegens geweld gegeven.

Dat is het cruciale punt. Wat is die algemene houding jegens geweld? Als we hier een juist antwoord op kunnen vinden, zal de gehele zaak duidelijk worden.

Als we eerlijk zijn, zullen we moeten toegeven dat iedereen in geweld gelooft en er gebruik van maakt, hoezeer hij het ook in anderen mag veroordelen. In feite zijn alle instellingen die we steunen en het gehele maatschappelijke leven op geweld gebaseerd.

Wat is die instelling die we regering noemen? Is het iets anders dan georganiseerd geweld? De wet beveelt u dit wel en dat niet te doen en als u niet gehoorzaamt, wordt u gedwongen. We hebben het er nu niet over of dat juist of onjuist is, of het zo hoort of niet. Momenteel zijn we slechts geïnteresseerd in het feit dat het zo is - dat alle regeringen, alle wetten en gezag uiteindelijk berusten op macht en geweld, op straf of angst om gestraft te worden.

Zelfs geestelijk gezag, het gezag van de kerk en God berust op geweld, omdat vrees voor de goddelijke gramschap en wraak macht over u uitoefent, u dwingt te gehoorzamen en u zelfs dwingt te geloven tegen uw eigen rede in.

Hoe u het ook wendt of keert, u zult bemerken dat ons gehele leven gegrondvest is op geweld of angst voor geweld. Vanaf uw prilste jeugd bent u onderworpen aan het geweld van uw ouders of ouderen. Thuis, op school, op kantoor, in de fabriek, op het land of in de winkel zorgt altijd het gezag van iemand ervoor dat u gehoorzaamt en zijn wil doet.

Het recht u te dwingen, wordt gezag genoemd. Angst om gestraft te worden, is een plicht geworden en wordt gehoorzaamheid genoemd.

In deze sfeer van macht en geweld, van gezag en gehoorzaamheid, van plichten en angst om gestraft te worden, groeien we allemaal op; ons hele leven ademen we het in. We zijn zo doortrokken van de geest van het geweld, dat we ons nooit afvragen of geweld al of niet juist is. We vragen ons alleen af of het legaal is en of de wet het toestaat.

We vragen ons nooit af of regeringen het recht hebben te doden, te confisceren en gevangen te nemen. Als een particulier schuldig is aan zaken die de regering voortdurend doet, brandmerken we hem als moordenaar, dief en schurk. Maar zolang geweld “legaal” is, keuren we het goed en onderwerpen we ons eraan. We hebben in feite geen bezwaar tegen geweld, maar tegen de mensen die er “onwettig” gebruik van maken.

Dit wettige geweld en de angst ervoor domineren ons gehele bestaan, zowel individueel als collectief. Ons leven wordt van de wieg tot het graf gecontroleerd door gezag - ouderlijk, priesterlijk, politiek, economisch, sociaal en moreel gezag. Maar wat de aard van dat gezag ook moge zijn, het is altijd dezelfde scherprechter die macht over je uitoefent door gebruik te maken van je angst op de één of andere wijze gestraft te worden. Je bent bang voor God en de duivel, voor de priester en de buren, voor je werkgever en baas, voor de politicus en de politieagent, voor de rechter en de cipier, voor wet en regering. Je hele leven is één lange keten van angst - angst die je lichaam pijnigt en je geest verlamt. Eén van die angsten is gebaseerd op het gezag van God, kerk, ouders, kapitalist en regeerder.

Kijk diep in je hart en zie of wat ik zeg waar is. Zelfs onder kinderen speelt Jantje van tien de baas over zijn jongere broertje of zusje omdat hij sterker is, net zoals de vader van Jantje hem door zijn grotere kracht en de afhankelijkheid van zijn steun weer kan commanderen. Je krijgt te maken met het gezag van de priester en predikant, omdat je denkt dat zij “de gramschap van God op je kunnen neerlaten”. Je onderwerpt je aan je baas, rechter en regering, omdat ze de macht bezitten je werkloos te maken, je zaak te ruïneren, je gevangen te zetten - een macht die je hen overigens zelf gegeven hebt.

Gezag beheerst dus je hele leven, het gezag van heden en verleden, van de doden en levenden en je bestaan is een voortdurende schending en verkrachting van je eigen persoon, een voortdurende onderwerping aan de gedachte en wil van een ander.

En omdat je rechten voortdurend geschonden worden en je onteerd wordt, wreek je je onbewust door inbreuk te maken op de rechten van anderen en onteer je hen, omdat jij gezag over hen hebt, of morele of fysieke dwang op hen kan uitoefenen. Op die manier wordt het gehele leven een vreemd samenraapsel van gezag, overheersing en onderwerping, van bevelen en gehoorzamen, van dwang en onderdrukking, van regeerders en geregeerden, van geweld en macht in duizend en één gestalten.

Kunt u zich voorstellen dat zelfs idealisten in de netten van dit gezag en geweld verstrikt zitten en vaak door hun gevoelens en omgeving gedwongen worden tot aanvallende daden die volledig in tegenspraak zijn met hun ideeën?

Wij zijn nog allemaal barbaren, die hun toevlucht nemen tot macht en geweld om onze schulden, moeilijkheden en problemen af te handelen. Geweld is de methode der onwetendheid, het wapen der zwakken. De sterken van hart en geest hebben geen geweld nodig, omdat ze onweerstaanbaar zijn in hun bewustzijn gelijk te hebben. Hoe verder we ons verwijderen van de primitieve mens en het stenen tijdperk, hoe minder we onze toevlucht zullen nemen tot macht en geweld. Hoe verlichter de mens wordt, hoe minder hij gebruik zal maken van dwang en dwangmatige maatregelen. Hij zal uit het stof herrijzen en fier stelling nemen; hij zal voor geen heerser op aarde of in hemel buigen. Hij zal volledig mens worden als hij zich zal verzetten tegen regeren en weigeren geregeerd te worden. Hij zal pas werkelijk vrij zijn als er geen heersers meer zijn.

Het anarchisme beschouwt een dergelijke situatie als ideaal; het streeft naar een maatschappij zonder macht en dwang, waar alle mensen gelijk zijn en kunnen leven in vrijheid, vrede en harmonie.

Het woord anarchie komt van het Grieks en betekent zonder macht, zonder geweld of regering, omdat regeringen de bron zijn van geweld, dwang en gezag. Anarchie (anarchie verwijst naar de toestand; anarchisme is de theorie of leer ervan) betekent daarom geen wanorde en chaos, zoals u voorheen gedacht heeft. Het is er juist het tegendeel van; het betekent zonder regering, hetgeen vrijheid betekent. Wanorde is een kind van dwang en gezag. Vrijheid is de moeder der orde.

“Een mooi ideaal”, zult u zeggen, “maar alleen voor engelen”.

Laten we dan eens kijken of we over de kracht beschikken die nodig is om die ideale maatschappij tot stand te brengen.


Wat is anarchisme?

“Kun je ons in het kort vertellen”, vraagt uw vriend, “wat anarchisme werkelijk inhoudt?”

Ik zal het proberen. In enkele woorden kan gezegd worden dat anarchisme leert dat we in een maatschappij kunnen leven, waarin geen enkele vorm van dwang voorkomt.

Een leven zonder dwang betekent natuurlijk vrijheid; het betekent vrij zijn van dwang en overheersing, de kans het leven te leiden dat het beste bij je past.

Een dergelijk leven kun je niet leiden, tenzij je de instellingen die je vrijheid kortwieken en zich met je leven bemoeien, de toestand die je dwingt anders te handelen dan je eigenlijk wilt, afschaft.

Wat zijn dat voor instellingen en toestanden? Laten we eens kijken wat we moeten afschaffen om ons te verzekeren van een vrij en harmonieus leven. Zodra we weten wat moet worden afgeschaft en wat ervoor in de plaats moet komen, zullen we ook een manier vinden om dat te doen.

Wat moet nu afgeschaft worden om onze vrijheid zeker te stellen?

Allereerst natuurlijk hetgeen je rechten schendt, je vrije ontplooing beperkt of voorkomt; datgene dat tussen je vrijheid komt en je dwingt anders te leven dan je zelf wilt. Dat is de regering.

Kijk maar eens goed om u heen en u zult bemerken dat regeringen de grootste schenders zijn, waarbij de grootste misdadigers niet in de schaduw kunnen staan. Zij stoppen de wereld vol met geweld en bedrog, met onderdrukking en ellende. Een groot denker zei eens, “ze ademen vergif uit”. Alles wat ze aanraken, wordt bedorven.

“Ja, regeringen betekenen geweld en onheil”, geeft u toe, “maar kunnen we zonder?”

Daar willen we het nu juist over hebben. Als iemand u zou vragen of u behoefte had aan een regering, weet ik zeker dat u ontkennend zou antwoorden, maar dat volgens u anderen er behoefte aan hadden.

Maar als u één van die “anderen” zou vragen, zou hij hetzelfde antwoord geven als u: hij zou zeggen dat hij er geen nodig had, maar, dat “anderen” er behoefte aan hadden.

Waarom gelooft iedereen dat hij beschaafd genoeg is zonder politieagent, maar dat “anderen” de knuppel nodig hebben?

“Mensen zouden elkaar beroven en vermoorden als er geen regeringen en wetten waren”, zegt u.

Als dat werkelijk zo is, waarom dan? Zouden ze het alleen voor hun plezier doen, of zijn er andere redenen? Als we hun redenen onderzoeken, kunnen we misschien een remedie vinden.

Stel je voor dat u, ik en een twintigtal anderen schipbreuk hadden geleden en op een eiland waren aangespoeld, dat een overvloed aan diverse soorten fruit had. Natuurlijk zouden we het fruit bijeen gaan zoeken. Maar stel je voor dat één van ons zou zeggen dat alles van hem was en dat niemand ook maar een hapje kreeg, tenzij hij hem er een huldeblijk voor zou brengen. Dan zouden we verontwaardigd zijn, nietwaar? We zouden lachen om zijn aanspraken. Als hij er moeilijkheden over zou maken, zouden we hem in zee kunnen gooien en dat zou dan zijn verdiende loon zijn, nietwaar?

Maar stel je verder voor dat wij en onze voorvaders het eiland hadden bebouwd en er al het noodzakelijke comfort hadden aangebracht, waarna er iemand zou komen die beweerde dat alles van hem was. Wat zouden we dan zeggen? We zouden hem kunnen negeren, niet? Misschien zouden we hem vertellen dat hij met ons zou kunnen samenwerken en meedelen. Maar stel dat hij zou blijven volhouden dat het zijn eigendom was en dat hij een papiertje toonde, waaruit bleek dat alles van hem was? We zouden zeggen dat hij gek was en verder gaan met ons werk. Maar als hij een regering achter zich zou hebben, zou hij er een beroep op kunnen doen om zijn “rechten” te beschermen en de regering zou politie en soldaten sturen, die ons zouden verdrijven en de “wettelijke eigenaar zijn bezittingen” terug zouden geven.

Dat is de taak van een regering; daarvoor zijn regeringen in het leven geroepen en dat doen ze altijd.

Welnu, gelooft u nog steeds dat we elkaar zouden beroven en vermoorden zonder wat men een regering noemt?

Is het niet eerder zo dat we elkaar beroven en vermoorden met een regering? De reden ervoor is dat regeringen onze rechtmatige bezittingen niet verdedigen, maar ze juist afnemen ten gunste van degenen die er geen recht op hebben.

Als u morgen wakker zou worden en zou horen dat er geen regering meer was, zou het dan gelijk in u opkomen om de straat op te hollen en iemand te vermoorden? Nee, want u weet dat dat onzin is. We praten nu over gezonde, normale mensen. Een krankzinnige moet aan de zorgen van een dokter of psychiater worden toevertrouwd; hij moet naar het ziekenhuis gebracht worden om zich voor zijn ziekte te laten behandelen.

Als er geen regering meer zou zijn als u of Jansen morgen wakker worden, zou u de kans krijgen uw leven af te stemmen op de nieuwe situatie.

Het is heel aannemelijk dat als u dan mensen zou zien die zich met eten zouden volproppen, omdat ze honger hadden, u voedsel zou eisen, waar u volkomen gelijk in zou hebben. Net als alle anderen, wat betekent dat mensen zich niet meer zouden volproppen met de goede dingen des levens; zij zouden willen delen. Het betekent dat de armen zouden weigeren arm te blijven, terwijl anderen in luxe baden. Het betekent dat de arbeider zou weigeren zijn product aan zijn baas af te staan, die beweert dat de fabriek en alles wat er gemaakt wordt, “van hem is”. Het betekent dat de boer niet zou toestaan dat duizenden hectares onbebouwd blijven, terwijl hijzelf nauwelijks grond genoeg heeft om voor zijn gezin en zichzelf te zorgen.

Het betekent dat persoonlijk bezit van de levensbronnen niet meer getolereerd zou worden. Het zou als een ernstig misdrijf beschouwd worden meer te bezitten dan je in een paar levens op zou kunnen maken, terwijl je buren nauwelijks genoeg brood voor hun kinderen hebben. Het betekent dat alle mensen zouden meedelen in de sociale rijkdommen dat iedereen zou meehelpen aan het produceren van deze rijkdommen.

Het betekent kortom, dat recht, rechtvaardigheid en gelijkheid voor het eerst in de geschiedenis zouden zegevieren over wetten.

Daarom zien we dat het afschaffen van een regering eveneens het afschaffen van monopolies en het persoonlijk bezit van de productie- en distributiemiddelen betekent.

Hieruit volgt dat met de regering ook de loonslavernij en het kapitalisme moeten verdwijnen, omdat ze niet kunnen voortbestaan zonder de steun en bescherming van de regering. Net zo min als de man die beweerd zou hebben een monopolie op het eiland te hebben, waarover ik het zo even gehad heb, zonder regeringshulp zijn eis zou kunnen doorzetten.

Een dergelijke situatie, waarin vrijheid heerst in plaats van regering, heet anarchie. En waar gelijkheid wat betreft gebruik de plaats inneemt van persoonlijk eigendom, is sprake van communisme. Dat heet communistisch anarchisme.

“Communisme”, roept uw vriend uit, “maar u zei dat u geen Bolsjewiek was.’”

Nee, ik ben geen Bolsjewiek, omdat Bolsjewieken een sterke regering of staat willen, terwijl anarchisten juist de staat of regering willen afschaffen.

“Maar zijn Bolsjewieken dan geen communisten?”, vraagt u zich af.

Ja, Bolsjewieken zijn communisten, maar zij willen de mensen door hun dictatuur, hun regering, onder het communisme laten leven. Anarchistisch communisme betekent juist vrijwillig communisme, communisme uit vrije keus.

“Ik zie het verschil. Dat zou natuurlijk mooi zijn”, geeft uw vriend toe, “maar gelooft u werkelijk dat dat mogelijk is?”


Is anarchisme mogelijk?

“Het zou kunnen”, zegt u, “als we het zonder regering zouden kunnen stellen. Maar kunnen we dat?”

Misschien kunnen we die vraag het beste beantwoorden door uw eigen leven als voorbeeld te nemen.

Welke rol speelt de regering in uw bestaan? Helpt het u in leven te blijven? Voedt het u, kleedt het u en geeft het u onderdak? Heeft u het nodig om te kunnen werken of spelen? Kan de regering u meer capaciteiten geven dan waarmee de natuur u begiftigd heeft? Kan het u vrijwaren van ziekte, de oude dag of de dood?

Kijk naar uw dagelijks leven en u zult zien dat de regering er in werkelijkheid geen rol in speelt, behalve om zich in uw zaken te mengen, als u gedwongen wordt bepaalde dingen te doen en andere dingen te laten. U wordt bijvoorbeeld gedwongen belasting te betalen en steun te verlenen, of u dat nu wilt of niet. Er wordt voor gezorgd dat u een uniform aantrekt en in dienst gaat. Er wordt inbreuk gemaakt op uw privéleven, u krijgt bevelen, u wordt gedwongen, men schrijft u voor hoe u zich te gedragen hebt en men behandelt u over het algemeen naar willekeur. Men vertelt u zelfs wat u moet geloven en u wordt gestraft als u anders denkt of handelt. Men schrijft u voor wat u drinken en eten moet en u wordt in de gevangenis gezet of neergeschoten als u niet gehoorzaamt. Elke stap in uw leven wordt voorgeschreven en gedikteerd. U wordt als een kwajongen behandeld, als een onverantwoordelijk kind, dat de strenge hand van een bewaker nodig heeft, maar als u niet gehoorzaamt, wordt u wel persoonlijk verantwoordelijk gesteld.

Later zullen we het gedetailleerd hebben over het leven onder een anarchie en zien welke toestanden en instellingen er onder die maatschappijvorm zullen bestaan, hoe ze functioneren en welke gevolgen ze waarschijnlijk voor de mens zullen hebben.

Op dit ogenblik willen we vaststellen dat een dergelijke situatie mogelijk is, dat anarchie in de praktijk te verwezenlijken valt.

Hoe ziet het bestaan van de gemiddelde mens er tegenwoordig uit? Je moet bijna al je tijd besteden aan je kostwinning. Je hebt het er zo druk mee, dat je nauwelijks tijd hebt om te leven, om van het leven te genieten. Noch de tijd, noch het geld. Je mag blij zijn als je een bron van inkomsten hebt, werk. Zo nu en dan is er een slappe tijd, is er werkloosheid en verliezen duizenden hun baan, elk jaar en in elk land.

In die tijd heb je geen inkomen, geen loon. Dat leidt tot ongerustheid en gebrek, ziekte, wanhoop en zelfmoord. Het betekent armoe en misdaad. Om die armoede te verlichten, bouwen we armenhuizen, liefdadigheidsinstellingen, ziekenhuizen, die allemaal van ons belastinggeld worden gebouwd. Om misdaad te voorkomen en om misdadigers te straffen, zijn ook wij het weer die de politie en detectives steunen. Staatsmacht, rechters, advocaten, gevangenissen en bewakers. Kunt u zich iets zinlozers en onpraktischers voorstellen? De wetgevende macht keurt wetten goed, de rechters interpreteren die en de diverse ambtenaren zorgen voor de uitvoering, de politie spoort misdadigers op, arresteert ze en tenslotte neemt de cipier ze in hechtenis. Talloze personen en instellingen zijn bezig werklozen van stelen te weerhouden en hen te straffen als ze het proberen. Dan krijgen ze de bestaansmiddelen, waarvoor ze de wetten nu juist overtraden. Na korte of lange tijd worden ze weer vrijgelaten. Als ze geen werk kunnen vinden, begint dezelfde cirkel opnieuw; diefstal, arrestatie, proces en gevangenneming.

Dit is een ruwe, maar typerende illustratie van het stupide karakter van ons systeem; dom en inefficiënt. Wetgeving en regering steunen dat systeem.

Is het niet vreemd dat de meeste mensen denken dat we niet zonder regering kunnen, als ons dagelijks leven er in feite geen enkele band mee heeft, er geen behoefte aan heeft en alleen verstoord wordt als wetgeving en regering tussenbeide komen?

“Maar veiligheid en openbare orde dan”, werpt u tegen, “zijn die er nog zonder wetgeving en regering? Wie verdedigt ons tegen misdadigers?”

De waarheid is dat wat “orde en gezag” wordt genoemd, in werkelijkheid de grootste wanorde is, zoals we in voorgaande hoofdstukken hebben gezien.

De weinige orde en vrede die we hebben, is te danken aan het gezonde verstand van de mens, ondanks de regering. Hebben we een regering nodig om ons te vertellen dat we niet voor een rijdende auto moeten oversteken? Hebben we er een nodig om ons te bevelen niet van de Brooklynbrug of de Eiffeltoren af te springen?

De mens is een sociaal wezen: hij kan niet alleen leven; hij leeft in communiteiten of gemeenschappen. Wederzijdse behoefte en gemeenschappelijke belangen leiden tot zekere overeenkomsten om ons veiligheid en gemakken te verschaffen. Een dergelijke samenwerking is vrij, vrijwillig, zonder dat er regeringsdwang bij nodig is. Je wordt lid van een sportclub of een zangvereniging omdat je daar zin in hebt en zonder enige dwang werk je met anderen samen. De wetenschapsman, de schrijver, de artiest en de uitvinder vinden allen hun eigen inspiratie en wederzijdse werkzaamheden. Hun impulsen en behoeften vormen hun beste aandrang: de tussenkomst van regering of gezag kan alleen hun pogingen belemmeren.

In uw gehele leven zult u zien dat de behoeften en aandrangen van de mens tot associaties leiden voor wederzijdse bescherming en hulp. Dat is het verschil tussen vrijheid en dwang, tussen anarchisme en regering, omdat anarchisme vrije samenwerking betekent in plaats van gedwongen deelname. Het betekent harmonie en orde in plaats van inmenging en wanorde.

“Maar wie beschermt ons tegen misdaad en misdadigers?”, vraagt u.

Vraag uzelf eens af of de regering ons er werkelijk tegen beschermt. Schept de regering niet zelf de voorwaarden voor misdaden en worden ze niet in stand gehouden? Kweken de inbreuk en het geweld, waar de regering op berust, niet die geest van onverdraagzaamheid en vervolging, van haat en nog meer geweld? Neemt de misdaad niet toe met de armoede en de door de regering bevorderde onrechtvaardigheid? Is regeren zelf niet de allergrootste onrechtvaardigheid en misdaad?

Misdaad is het gevolg van economische toestanden, van sociale ongelijkheid, van het kwaad waarvan regering en monopolie de ouders zijn. Regering en wetgeving kunnen de misdadiger alleen maar straffen. De enige remedie tegen misdaad is het wegnemen van de oorzaken en dat kan een regering nooit, omdat ze er juist is om die oorzaken in stand te houden. Misdaad kan alleen ongedaan worden gemaakt door het wegnemen van de oorzaken die ertoe geleid hebben. Hiertoe is de regering niet in staat.

Anarchisme betekent dat deze situaties zullen verdwijnen. Misdaden die het gevolg zijn van regeringen, onderdrukkingen en onrecht, ongelijkheid en armoede, zullen onder het anarchisme verdwijnen. En deze misdaden zijn percentagegewijs verreweg het hoogst.

Bepaalde andere misdaden zullen nog enige tijd blijven bestaan, zoals die misdaden die het gevolg zijn van jaloezie, hartstocht, geweld en dwang, die de huidige wereld beheersen. Maar ook die, de vrucht van gezag en bezit, zullen, onder gezonde omstandigheden, samen met de sfeer die het kweekte, langzamerhand verdwijnen.

Anarchie zal daarom noch misdaad creëren, noch enige grond bieden voor de bloei ervan. Af en toe voorkomende antisociale daden zullen gezien worden als overblijfselen van vroegere verziekte toestanden en opvattingen en zullen veeleer afgehandeld worden als een ongezonde geestesgesteldheid dan als misdaad.

De anarchie zal beginnen met de “misdadiger” te eten te geven en hem werk te verschaffen in plaats van hem eerst te bespieden, te arresteren, te berechten en gevangen te nemen om tenslotte hem en de vele anderen die moeten toekijken en hem voeden, te eten te geven. Zelfs dit voorbeeld toont aan hoeveel zinvoller en eenvoudiger het leven onder het anarchisme zal zijn dan tegenwoordig.

De werkelijkheid is dat het huidige leven onpraktisch, gecompliceerd, verward en in geen enkel opzicht bevredigend is. Daarom is er zoveel ellende en ontevredenheid. De arbeider is ontevreden en zijn baas is evenmin gelukkig, omdat hij voortdurend bang is voor “slechte tijden”, hetgeen betekent dat hij zijn bezit en macht verliest. Het angstspook van morgen achtervolgt zowel de stappen van de arme als de rijke.

Het is zeker dat de arbeider niets te verliezen heeft bij een verandering van regering en kapitalisme in regeringsloosheid, anarchie.

De middenklasse is bijna net zo onzeker van haar bestaan als de arbeider. Zij is overgeleverd aan de goede wil van de fabrikant en de groothandelaar, van de grote combinaties van industrie en kapitaal en zij wordt voortdurend bedreigd door bankroet en ondergang.

Zelfs de grootste kapitalist heeft weinig te verliezen bij een verandering van het huidige stelsel door een anarchie, want onder een anarchie is iedereen verzekerd van zijn levensonderhoud en comfort; competitieangst zou door het afschaffen van persoonlijk eigendom verdwijnen. Iedereen krijgt de volledige en onbelemmerde mogelijkheid te leven en ten volle van zijn leven te genieten.

Voeg hieraan het bewustzijn van vrede en harmonie toe; vrij te zijn van financiële of materiële zorgen; weten in een vriendelijke wereld te leven zonder naijver of zakelijke beslommeringen, die de geest verwarren; in een broederlijke wereld; in een sfeer van vrijheid en algemeen welzijn.

Het is bijna onmogelijk je de prachtige mogelijkheden voor te stellen, die de mens in een communistisch anarchistische maatschappij krijgt. De wetenschapsman zou zich volledig kunnen wijden aan zijn geliefd streven, zonder gekweld te worden door de zorgen om het bestaan. De uitvinder zou alle faciliteiten hebben om de mensheid zijn uitvindingen en vindingen ten goede te laten komen. De schrijver, de dichter, de artiest - zij allen zouden op de vleugels der vrijheid en sociale harmonie naar hogere doelen stijgen.

Alleen dan kunnen rechtvaardigheid en recht vorm krijgen. Onderschat de rol van dergelijke gevoelens in het leven van een mens of land niet. We leven niet bij brood alleen. Het is waar dat ons bestaan niet mogelijk is zonder de mogelijkheid onze lichamelijke behoeften te bevredigen. Maar het bevredigen van dergelijke behoeften bepaalt geenszins het gehele leven. Ons huidige beschavingsstelsel heeft als het ware de maag het centrum van het universum gemaakt door miljoenen te misleiden. Maar in een zinvolle maatschappij, waar genoeg is voor iedereen, zal het bestaan, het in je levensonderhoud kunnen voorzien, beschouwd worden als vanzelfsprekend en vrij, precies zoals de lucht van iedereen is. Gevoelens van sympathie voor de medemens, van rechtvaardigheid en recht kunnen zich ontwikkelen, verbreden en groeien. Zelfs tegenwoordig leven gevoel voor rechtvaardigheid en eerlijk spel nog in het hart van de mens, ondanks eeuwenlange onderdrukking en bederf. Het is niet uitgeroeid, het kan niet worden uitgeroeid, omdat het aangeboren is, een aandrift die net zo sterk is als het beschermen van jezelf en van net zo veel belang voor ons geluk. Want niet alle ellende die we in de huidige wereld zien, is te wijten aan het gebrek aan materiële welvaart. De mens kan honger beter verdragen dan onrecht. Het gevoel onrechtvaardig behandeld te worden, prikkelt tot protest en opstand, net zo snel als honger en misschien nog sneller. Honger mag dan de direkte aanleiding zijn voor elke rebellie of opstand, maar daaronder sluimert de vijandschap en de haat van de massa’s tegen degenen die hen onrechtvaardig behandelen. De waarheid is dat recht en rechtvaardigheid een veel grotere rol spelen in ons leven dan de meeste mensen denken. Zij die dat ontkennen, weten even weinig van de menselijke aard als van de geschiedenis. In het dagelijks leven zie je voortdurend mensen verontwaardigd worden bij het zien van wat ze als onrecht beschouwen. “Dat is niet juist”, is het instinctieve protest van de mens als hij voelt dat er onrecht geschiedt. Natuurlijk wordt ieders opvatting over goed en kwaad bepaald door traditie, milieu en opvoeding. Maar wat zijn opvattingen ook mogen zijn, zijn natuurlijke reaktie is kwaad te worden over wat hij als verkeerd en onrechtvaardig ziet.

Historisch gezien geldt hetzelfde. Er zijn meer opstanden en oorlogen geweest over de gedachten wat betreft goed of kwaad dan over materiële zaken. Marxisten mogen dan opmerken dat ons standpunt over goed en kwaad zelf gevormd wordt door economische omstandigheden, maar dat doet geen afbreuk aan het feit dat zin voor rechtvaardigheid en recht de mensen in alle tijden hebben geïnspireerd tot heldhaftigheid en zelfopoffering omwille van hun ideeën.

Door alle eeuwen heen werden christenen en boeddhisten niet aangezet door materiële overwegingen, maar door hun toegewijdheid aan rechtvaardigheid en recht. De pioniers van elk menselijk streven hebben laster en vervolgingen moeten doorstaan en zijn zelfs gestorven, niet uit zelfverheffing, maar voor hun geloof in de rechtvaardigheid van hun zaak. De Johannus Hussen, de Luthers, Brunos, Savonarolas, Galileos en vele andere godsdienstige en sociale idealisten vochten en stierven al strijdend voor de rechtvaardige zaak, zoals zij die zagen. Hetzelfde geldt voor de wetenschap, de filosofie, de kunst, de dichtkunst en de opvoeding, waarin mensen vanaf de tijd van Socrates tot nu hun leven in dienst gesteld hebben van waarheid en rechtvaardigheid. Op het gebied van politieke en sociale vooruitgang, te beginnen bij Mozes en Spartacus, hebben de edelsten der mensheid zich gewijd aan vrijheids- en gelijkheidsidealen. En deze dwingende idealistische macht is niet beperkt gebleven tot uitzonderlijke individuen. De massa’s zijn er altijd door geïnspireerd. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsstrijd begon bijvoorbeeld door het verzet van het volk in de koloniën tegen het onrechtvaardige betalen van belastingen zonder vertegenwoordiging. De kruistochten duurden tweehonderd jaar in een poging het heilige land voor de christenen te behouden. Dit godsdienstige ideaal inspireerde zes miljoen mensen, zelfs kinderlegers, om in naam van recht en rechtvaardigheid ongelooflijk veel tegenspoed, pest en dood te trotseren. Zelfs de afgelopen wereldoorlog, hoe kapitalistisch de oorzaken en gevolgen ook geweest mogen zijn, werd door miljoenen uitgevochten, in de dwaze overtuiging dat ze gevoerd werd voor een rechtvaardige zaak, voor democratie en het beëindigen van alle oorlogen.

Door de gehele geschiedenis heen, in heden en verleden, is de mens geinspireerd geweest door het besef van recht en rechtvaardigheid, zowel individueel als collectief. Het heeft hem geïnspireerd tot daden van zelfopoffering en toewijding en hem gevoerd tot boven de kleurloosheid van zijn dagelijks bestaan. Het is natuurlijk tragisch dat zijn idealisme tot uitdrukking kwam in vervolgingen, geweld en bloedbaden. Deze vormen werden bepaald door de slechtheid en het egoïsme van koningen, priesters en legeraanvoerders en door de onwetendheid en het fanatisme. Maar de geest die hen vervulde, was er één van recht en rechtvaardigheid. Alle ervaringen uit het verleden bewijzen dat deze geest nog springlevend is en dat het een krachtige en dominerende factor is in het leven van de mens.

Ons huidige bestaan verzwakt en ontkracht dit edele menselijke trekje, misbruikt de uiting ervan en leidt het in kanalen van onverdraagzaamheid, vervolging, haat en strijd. Maar zodra de mens eenmaal bevrijd is van de verderfelijke invloeden van materiële belangen, van onwetendheid en klassenhaat, zullen zijn ingeboren geest voor recht en rechtvaardigheid nieuwe uitdrukkingsvormen vinden, vormen die zich zullen begeven in Ie richting van grotere broederschap en welwillendheid, van individuele vrede en sociale harmonie.

Alleen onder een anarchie zal deze geest zich ten volle kunnen ontplooien. Eenmaal bevrijd van de vernederende en wrede strijd om het dagelijks bestaan zullen, als alle werk en welzijn samen wordt gedeeld, de beste eigenschappen van hart en geest kunnen toenemen en zinvol worden toegepast. Dan zou de mens inderdaad de edelste schepping der natuur worden, waarvan hij tot nu toe alleen visioenen in zijn dromen heeft.

Daarom is anarchie niet het ideaal van een bepaald element of van een bepaalde klasse, naar van de gehele mensheid, omdat het in ruime zin ons allen ten goede zal komen. Want anarchisme is de formulering van een universeel en onvergankelijk menselijk verlangen.

Daarom zou iedere man en iedere vrouw geïnteresseerd moeten zijn in het tot stand komen van de anarchie. Dat zouden ze zeker doen als ze de schoonheid en rechtvaardigheid van een dergelijke nieuw leven zouden begrijpen. Iedereen die niet verstoken is van gevoel en gezond verstand, is tot anarchisme geneigd. Iedereen die lijdt onder onrecht, onheil, corruptie en smerigheid van ons dagelijks bestaan, staat instinctief sympathiek tegenover de anarchie. Een ieder wiens hart niet verstoken is van goedheid, mededogen en sympathie voor de medemens, moet geïnteresseerd zijn in het verbreiden ervan. Een ieder die armoede en ellende moet doorstaan, zou de komst van een anarchie moeten verwelkomen. Elke vrijheid en recht lievende man en vrouw zou eraan mee moeten werken.

En vooral en het meest geïnteresseerd zouden de onderdrukten en verworpenen der aarde moeten zijn. Zij die paleizen bouwen, maar in krotten wonen; zij die de tafel dekken, maar niet aan tafel mogen zitten; zij die de rijkdommen van de wereld produceren, maar misdeeld worden; zij die het leven vreugdevol en zonnig maken en zelf in de diepten der duisternis veracht blijven; de Samsons, wier krachten worden afgeknipt door angst en onwetendheid; de hulpeloze arbeidersreuzen, het hand- en hoofdproletariaat, de industriële en agrarische massa’s - zij zouden de anarchie moeten omhelzen.

Op hen doet het anarchisme het dringendst een beroep; in de eerste plaats zijn zij het die voor de nieuwe dag moeten werken, die hen hun erfenis moet teruggeven en de gehele mensheid vrijheid, welzijn, vreugde en zonneschijn zal brengen.

“Een schitterende zaak”, merkt u op; “maar zal dat werken? En hoe moeten we dat bereiken?”


Zal communistisch anarchisme werken?

Zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben, kan geen enkel leven vrij, veilig, harmonieus en bevredigend zijn, tenzij het gefundeerd is op rechtvaardige en eerlijke beginselen.

Zolang regeringen bestaan en uitbuiting plaatsvindt, kan er geen sprake zijn van gelijke vrijheid en gelijke kansen - en daaraan zijn alle kwaad en moeilijkheden van onze huidige maatschappij te wijten.

Het communistische anarchisme gaat uit van het begrip van deze onaantastbare waarheid. Het baseert zich op het principe geen inbreuk te doen en geen dwang te gebruiken, met andere woorden van vrijheid en gelijke kansen.

Leven op een dergelijke basis bevredigt het rechtvaardigheidsgevoel volkomen. Je moet volledig vrij zijn en alle anderen moeten dezelfde mate van vrijheid hebben, hetgeen betekent dat niemand het recht heeft een ander te dwingen, want dwang, in welke vorm dat ook, is een belemmering van je vrijheid.

Ook gelijke mogelijkheden zijn een erfenis van ons allemaal. Monopolies en het particuliere bezit van de bestaansmiddelen moeten verdwijnen, omdat ze gelijke kansen voor ons allen in de weg staan.

Als we dit simpele beginsel van gelijke vrijheid en gelijke mogelijkheden in gedachten houden, zullen we de problemen die gepaard gaan met het opbouwen van een communistisch anarchistische maatschappij, op kunnen lossen.

Politiek zal de mens geen dwingend gezag erkennen. Regeringen zullen worden afgeschaft.

Op economisch gebied zal hij geen eenzijdig bezit van de bestaansbronnen toestaan om zijn mogelijkheden op vrij gebruik te beschermen.

Landmonopolies, particulier bezit van de productie-, distributie- en communicatiemiddelen kunnen daarom onder een anarchie niet getolereerd worden. De mogelijkheid om te gebruiken wat je nodig hebt om te kunnen leven, moet aan iedereen vrij staan.

In het kort betekent communistisch anarchisme het volgende: het afschaffen van regeringen, van dwangmatig gezag en haar werkzaamheden en gezamenlijk eigendom - hetgeen vrije en gelijke deelname in werk en welzijn betekent.

“U zei dat de anarchie economische gelijkheid tot stand zou brengen”, merkt uw vriend op. “Betekent dat gelijke betaling voor iedereen?” Inderdaad. Of, wat ongeveer hetzelfde is, gelijke deelname in het algemeen welzijn, omdat wat we al weten, arbeid sociaal is. Geen enkel mens kan alles alleen, door zijn eigen inspanningen, scheppen. Welnu, als arbeid sociaal is, spreekt het vanzelf dat de opbrengst, de geproduceerde rijkdommen, ook sociaal zijn en de gemeenschap toebehoren. Geen enkel mens kan zodoende het exclusieve eigendom van de sociale rijkdommen voor zich opeisen. Iedereen moet er in gelijke mate van genieten.

“Maar waarom wordt niet ieders deel afgemeten aan zijn arbeidswaarde?”, vraagt u. Omdat er geen methode is om die waarde te meten. Dat is het verschil tussen waarde en prijs. Waarde wordt bepaald door wat iets waard is, terwijl de prijs iets is waarvoor het verkocht kan worden. Wat iets waard is, kan niemand werkelijk zeggen. Politieke economen stellen gewoonlijk dat de waarde van een artikel bepaald wordt door de arbeid die nodig is om het te produceren, de “sociaal noodzakelijke arbeid”, zoals Marx het stelt. Maar dat is duidelijk geen goede standaard. Stel dat een timmerman drie uur doet over het maken van een stoel, terwijl een chirurg binnen een half uur een operatie uitvoert, waardoor je leven wordt gered. Als de gebruikte arbeid de waarde zou bepalen, zou de stoel meer waard zijn dan je leven, wat natuurlijk onzin is. Zelfs als je zou gaan rekenen in jaren van studie en praktijk die de chirurg nodig heeft gehad om de operatie uit te voeren, hoe bepaal je dan wat een uur opereren waard is? Een timmerman en een metselaar hebben ook een opleiding genoten voordat ze hun werk naar behoren konden volbrengen, maar je rekent niet in jaren van leertijd als je hen voor een karwei aanneemt. Bovendien moet je ook rekening houden met bijzondere bekwaamheden en aanleg, die iedere arbeider, schrijver, artiest of dokter voor zijn werk nodig heeft. Dat is een puur individuele en persoonlijke factor. Hoe moet je de waarde daarvan bepalen?

Hierdoor kan waarde niet worden vastgesteld. Hetzelfde kan de ene persoon een heleboel waard zijn, terwijl de ander er weinig of niets voor zou geven. Een diamant, een schilderij of een boek kunnen voor de ene mens heel veel betekenen, terwijl de ander er niets om geeft. Een brood zal je veel waard zijn als je honger hebt en veel minder als je geen honger hebt. Daarom kan de werkelijke waarde van iets niet worden vastgesteld als de grootheid onbekend is.

Maar de prijs wordt op eenvoudige wijze bepaald. Als er vijf broden zijn en tien mensen er één willen hebben, zal de prijs stijgen. Als er voor tien broden slechts vijf kopers zijn, zal de prijs dalen. Prijzen zijn gebonden aan vraag en aanbod.

Het uitwisselen van goederen door middel van prijzen leidt tot winstmaken, bevoordeling en uitbuiting, kortom, tot de één of andere vorm van kapitalisme. Als je winstmaken afschaft, heb je ook geen prijssysteem of loonstelsel meer nodig. Dat houdt in dat ruil moet geschieden naar de waarde van het product, maar omdat de waarde onzeker is of niet kan worden vastgesteld, moet als gevolg daarvan die ruil vrij zijn, zonder “gelijke” waarde, die zoals gezegd niet bestaat. Met andere woorden, arbeid en producten van die arbeid moeten zonder gebruikmaking van prijs, zonder winst en vrij naar behoefte worden uitgewisseld. Dit leidt logischerwijs tot gemeenschappelijk bezit en gebruik, hetgeen een zinvol, rechtvaardig en billijk stelsel is, dat bekend staat als communisme.

“Maar is het juist dat iedereen een gelijk deel krijgt?”, vraagt u.

“De hoofdarbeider en de sufferd, de bekwame en de onbekwame? Moet er geen onderscheid, geen speciale erkenning zijn voor de bekwaamsten?”

Laat ik u, mijn vriend, vragen, moeten we de man, die niet zo royaal door de natuur bedeeld is als zijn sterkere en talentvollere buurman, straffen? Moeten we onrecht toevoegen aan de handicap die hem door de natuur is meegegeven? Al wat we redelijkerwijs van een mens kunnen vragen, is dat hij zijn best doet - kan iemand meer doen dan dat? En als het beste van Jan niet zo goed is als dat van zijn broer Jaap, is dat ongelukkig voor hem, maar in geen geval een fout, waarvoor hij gestraft moet worden.

Niets is gevaarlijker dan discriminatie. Het ogenblik dat je begint minder capabele mensen te discrimineren, schep je toestanden die wrevel en wrok oproepen: je creëert jaloezie, tweedracht en strijd. Je zou het wreed vinden de minder capabele de lucht of het water te onthouden die hij nodig heeft. Moet hetzelfde beginsel niet worden toegepast op de andere behoeften van de mens? Is voeding, kleding en huisvesting niet het minste?

De zekerste manier om iemand zijn best te laten doen, is niet hem te discrimineren, maar hem op voet van gelijkheid met anderen te behandelen. Dat is de meest doelmatige aanmoediging en stimulans. Het is juist en menselijk.

“Maar wat wil je dan doen met een luiaard, iemand die niet werken wil?”, informeert uw vriend.

Dat is een interessante vraag en u zult waarschijnlijk erg verbaasd zijn, als ik u zeg dat luiheid in werkelijkheid niet bestaat. Wat we een lui mens noemen, is over het algemeen iemand die niet op zijn plaats is, dat wil zeggen de juiste man op de verkeerde plaats. En u zult altijd zien dat als iemand op de verkeerde plaats zit, hij inefficiënt of hulpeloos zal zijn. Want zogenaamde luiheid en een grote mate van ondoelmatigheid zijn louter ongeschiktheid en verkeerde plaatsing. Als je gedwongen wordt iets te doen waarvoor je door je aard of temperament ongeschikt bent, zul je het niet goed doen; als je gedwongen wordt werk te doen dat je niet interesseert, zul je er lui in zijn.

Een ieder die ooit de leiding van een bedrijf heeft gehad, waarin een groot aantal mensen werkzaam was, zal deze stelling kunnen onderschrijven. Het leven in de gevangenis is een bijzonder overtuigend bewijs van deze waarheid - en tenslotte is het alledaagse bestaan voor de meeste mensen niet anders dan een gevangenis in het groot. Elke cipier zal u kunnen vertellen dat gevangenen die werk moeten doen waarvoor ze niet geschikt zijn of waar ze geen zin in hebben, altijd lui zijn en voortdurend gestraft worden. Maar zodra deze “moeilijk hanteerbare veroordeelden” werk krijgen dat aansluit bij hun aard, worden ze “modelmensen”, om met de cipiers te spreken.

Rusland heeft de waarheid van deze stelling duidelijk aangetoond. Het heeft aangetoond hoe weinig we weten van de menselijke mogelijkheden en van de gevolgen van de omgeving, hoe we verkeerde toestanden aanzien voor verkeerd gedrag. Russische ballingen die een ellendig en onbetekenend bestaan in het buitenland leidden, vonden bij de terugkomst in de revolutie een passend terrein voor hun werkzaamheden, waarin ze zich in de juiste sfeer, ontwikkelden tot briljante organisatoren, bouwers van spoorwegen en scheppers van de industrie. Onder de bekendste Russische namen in het buitenland bevinden zich mensen die beschouwd werden als onhandig en inefficiënt onder omstandigheden, waarin hun talenten en werklust niet tot hun recht kwamen.

Dat is de menselijke aard: doelmatigheid in een bepaalde richting betekent interesse en aanleg; ijver en toepassing ervan betekent belangstelling. Daarom is er tegenwoordig zoveel ondoelmatigheid en luiheid in de wereld. Want wie zit tegenwoordig op de juiste plaats? Wie werkt aan wat hij echt leuk vindt en waar hij belangstelling voor heeft?

Onder de huidige omstandigheden heeft de gemiddelde mens weinig keus om zich te wijden aan taken die aansluiten bij zijn aard en voorkeur. Geboorte en sociale klasse bepalen over het algemeen je beroep of vak. De zoon van een bankier wordt gewoonlijk geen houthakker, hoewel hij misschien beter met blokken hout dan met bankrekeningen overweg kan. De middenklasse stuurt haar kinderen naar universiteiten, waar ze arts, advocaat of ingenieur worden, maar als je ouders arbeiders zijn, die je niet kunnen laten studeren, zul je waarschijnlijk elk baantje aannemen dat je aangeboden wordt of een beroep kiezen, waarin toevallig je leertijd betaald wordt. Je werk of beroep wordt bepaald door de situatie waarin je verkeert en niet door je natuurlijke voorkeur, aard of mogelijkheden. Is het daarom verwonderlijk dat de meeste mensen, de overgrote meerderheid in feite niet op zijn plaats is?

Vraag honderd mensen of ze het werk dat ze doen, gekozen zouden hebben en of ze ermee door zouden gaan als ze zelf mochten kiezen en negenennegentig zouden toegeven dat ze liever iets anders zouden doen. Noodzaak en materieel gewin of de hoop erop houden de meeste mensen op de verkeerde plaats.

Het spreekt vanzelf dat iemand alleen het beste kan geven als hij belangstelling heeft voor zijn werk, als hij zich er op natuurlijke wijze toe aangetrokken voelt, als hij er plezier in heeft. Dan zal hij hard en doelmatig werken. De dingen die de handwerksman maakte in de tijd vóór het kapitalisme waren voorwerp van vreugde en schoonheid, omdat hij van zijn werk hield. Kun je van de moderne werkezel in de hedendaagse fabriek verlangen dat hij mooie dingen maakt? Hij is onderdeel van de machine, een radertje in de zielloze industrie, waar zijn arbeid mechanisch en dwangmatig is. Voeg hieraan toe het gevoel dat hij niet voor zichzelf werkt, maar voor een ander en dat hij zijn werk haat of er in het gunstigste geval geen belangstelling voor heeft, behalve dat hij er wekelijks loon voor krijgt. Het gevolg is lijntrekken, inefficiëntie en luiheid.

De behoefte iets te ondernemen, is één van de fundamenteelste trekjes van de mens. Kijk maar eens naar een kind en zie hoe sterk zijn dadendrang is, hoe sterk zijn drang tot bewegen is en hoe graag hij iets ondernemen wil. Sterk en aanhoudend. Hetzelfde geldt voor een gezond mens. Zijn energie en vitaliteit moeten tot uitdrukking komen. Stel hem in staat het werk van zijn eigen keuze te doen, iets dat hij graag doet en hij zal zich noch vervelen, noch lijntrekken. Je kunt dat goed zien bij een fabrieksarbeider als hij zo gelukkig is een tuintje of een stukje grond te bezitten om wat bloemen of groente te verbouwen.

Hoezeer hij ook door het werk is afgemat, hij geniet zelfs van het zwaarste werk als het voor zichzelf is en hij het uit vrije wil doet.

Onder het anarchisme zal iedereen de kans krijgen het beroep te kiezen dat het best aansluit bij zijn aard en aanleg. Werken zal een plezier worden in plaats van dodelijk vervelend te zijn, zoals tegenwoordig. Luiheid zal onbekend zijn en wat door belangstelling en liefde tot stand komt, is mooi en vreugdevol. “Maar kun je ooit voor je plezier werken?”, vraagt u.

Werken is tegenwoordig sloven, onplezierig, uitputtend en vervelend. Maar gewoonlijk is het niet het werk dat zo zwaar is, maar zijn het de omstandigheden waaronder je moet werken. Vooral de lange werktijden, de bedompte werkplaatsen, de slechte behandeling en het onvoldoende loon etc.

Toch zou ook het vervelendste werk verlicht kunnen worden door de werksituatie te verbeteren. Neem bijvoorbeeld straatvegen. Dat is vies en slecht betaald werk. Maar stel dat je twintig dollar zou krijgen in plaats van vijf. Dan zou je je werk gelijk minder zwaar en leuker vinden. Het aantal sollicitanten voor dergelijk werk zou onmiddellijk toenemen. Dat betekent dat mensen niet lui en niet bang zijn om zwaar en vervelend werk te doen als het redelijk betaald wordt. Maar dergelijk werk wordt beschouwd als slavenarbeid, waar op neergekeken wordt. Waarom is dat het geval? Is het niet uiterst nuttig en absoluut noodzakelijk? Zou onze stad niet geteisterd worden door epidemieën als er geen straatvegers waren? De mensen die de stad schoon en hygiënisch houden, zijn echte weldoeners, die belangrijker zijn voor onze gezondheid dan doktoren. Als we van sociaal nut uitgaan, zijn de straatveger en de arts collegae; laatstgenoemde behandelt ons als we ziek zijn, terwijl eerstgenoemde ervoor zorgt dat we gezond blijven. Toch kijkt men tegen de arts op, die gerespecteerd wordt, terwijl de straatveger minachtend bejegend wordt. Waarom? Omdat het werk van de straatveger smerig is?

Maar een chirurg doet vaak veel “viezer” werk. Waarom wordt de straatveger dan geminacht? Omdat hij weinig verdient.

In onze verderfelijke maatschappij worden dingen beoordeeld naar hun geldwaarde. Mensen die het nuttigste werk doen, staan het laagst op de maatschappelijke ladder als hun werk slecht betaald wordt. Zou er echter iets gebeuren waardoor de straatveger honderd dollar per dag zou gaan verdienen, terwijl de arts niet verder kwam dan vijftig, dan zou de “smerige” straatveger onmiddellijk in achting stijgen en van “smerige” arbeider een gerespecteerd iemand met een goed inkomen worden.

U ziet dat betaling, beloning, loonschaal en niet waarde of verdienste tegenwoordig - onder ons systeem van winstmaken - de waarde van werk en mens bepaalt.

Een zinvolle maatschappij - een anarchistische situatie - legt totaal andere normen voor de beoordeling van dergelijke zaken aan. Mensen worden dan gewaardeerd naar hun bereidwilligheid om sociaal nuttig te zijn.

Kunt u zich voorstellen welke grote veranderingen een dergelijke nieuwe benadering teweeg zou brengen? Iedereen smacht naar de waardering en bewondering van zijn medemens: een opwekkend middel waarzonder we niet kunnen leven. Zelfs in de gevangenis heb ik gezien hoe een slimme zakkenroller of brandkastkraker verlangde naar het respect van zijn vrienden en hoe hard hij probeerde in hun achting te stijgen. Uw persoonlijke ervaringen zullen u duidelijk maken hoe waar dat is en daarom zult u niet verbaasd zijn als ik stel dat mensen in een anarchistische maatschappij liever nuttig en zwaar werk zouden doen dan lichte arbeid. Als u dit in gedachten houdt, zult u niet meer bang hoeven te zijn voor luiheid of lijntrekken.

Maar zelfs de zwaarste en lastigste werkjes zouden gemakkelijker en schoner gemaakt kunnen worden dan nu het geval is. De kapitalistische werkgever zal, als het aan hem ligt, geen geld uitgeven om het werk van zijn werknemers aangenamer en schoner te maken. Hij zal alleen veranderingen doorvoeren als hij daarmee hogere winsten hoopt te behalen, maar hij zal geen extra kosten maken uit louter menselijke overwegingen. Ofschoon ik er hier aan moet herinneren dat intelligentere werkgevers beginnen in te zien dat het de moeite loont hun fabrieken te verbeteren en hygiënischer te maken en de algemene arbeidssituatie te verbeteren. Ze beseffen dat het een goede investering is, dat het tot toenemende tevredenheid leidt en als gevolg daarvan tot grotere doelmatigheid van de arbeiders. Het principe is duidelijk. Vandaag de dag worden arbeiders uitgebuit ten koste van meer winst. Maar onder een anarchie staat arbeid niet meer in dienst van persoonlijk gewin, maar in het belang van de gezondheid van de arbeiders en om het werk te verlichten. Onze technische vooruitgang is zo groot en neemt nog steeds toe, zodat het meeste zware werk afgeschaft zou kunnen worden door gebruik te maken van moderne machines en arbeidsbesparende plannen. In vele industrieën, in de kolenmijnen bijvoorbeeld, worden nieuwe veiligheids- en sanitaire voorzieningen niet doorgevoerd vanwege de onverschilligheid van de eigenaren over het welzijn van hun werknemers en de daaraan verbonden kosten. Maar in een niet op winstmaken berustend stelsel zou de technische wetenschap alleen werken met het doel de arbeid veiliger, gezonder, lichter en aangenamer te maken.

“Maar hoe licht je het werk ook maakt, acht uur werken per dag is geen pretje”, werpt uw vriend tegen.

U heeft volkomen gelijk. Maar heeft u er ooit bij stilgestaan waarom we acht uur per dag moeten werken? Weet u dat nog niet zo lang geleden mensen zich twaalf tot veertien uur per dag plachten af te beulen en dat dat nog steeds het geval is in minder ontwikkelde landen als China en India?

Statistisch kan worden aangetoond dat ten hoogste drie uur per dag genoeg is om de wereld te voeden, te huisvesten en te kleden en het niet alleen te voorzien van het hoogst noodzakelijke, maar ook van alle moderne gemakken. Het punt is dat er van de vijf mensen nauwelijks één productief werk doet. De gehele wereld steunt op een kleine, zwoegende minderheid.

Laten we allereerst eens kijken naar het werk dat in de huidige maatschappij wordt verricht en dat onnodig zou zijn in een toestand van anarchie. Neem de legers en de vloten en bedenk eens hoeveel miljoenen mensen vrijgemaakt zouden kunnen worden voor nuttig en productief werk als er geen oorlogen meer zouden zijn, wat onder een anarchie natuurlijk het geval is.

In elk land onderhoudt de arbeider tegenwoordig miljoenen mensen die niets bijdragen aan het welzijn van het land, die niets productiefs doen en in geen enkel opzicht nuttig werk verrichten. Die miljoenen mensen consumeren alleen, zonder iets te produceren. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld zijn van de honderdtwintig miljoen mensen minder dan dertig miljoen arbeiders, inclusief de boeren. In veel landen is van een dergelijke situatie sprake.

Is het dan verwonderlijk dat de arbeiders lange, zware dagen moeten maken als van de honderdentwintig mensen er slechts dertig werken? De grote bedrijven met hun klerken, assistenten, agenten, handelsreizigers, de rechtbanken met hun rechters, griffiers, deurwaarders etc; het legioen advocaten met hun staf; het leger en armenhuizen; de gevangenissen met hun bewakers, ambtenaren en niet-productieve veroordeelden, het leger adverteerders en helpers, die je proberen over te halen te kopen wat je niet wilt hebben of niet nodig hebt, om nog maar niet te spreken van die ontelbare elementen die luxueus in complete ledigheid leven. In elk land loopt hun aantal in de miljoenen.

Welnu, als deze miljoenen mensen nuttig werk zouden gaan doen, zouden arbeiders zich dan nog acht uur per dag moeten afbeulen? Als dertig mensen acht uur aan een bepaald iets werken, hoeveel minder tijd zou het honderdentwintig mensen kosten om hetzelfde te verrichten? Ik zal u niet lastig vallen met statistieken, maar er zijn genoeg gegevens om aan te tonen dat minder dan drie uur werken per dag genoeg zou zijn.

Twijfelt u eraan dat zelfs het zwaarste werk prettig kan zijn in plaats van vervloekte slavenarbeid, wat momenteel het geval is, als er slechts drie uur per dag gewerkt zou hoeven te worden en dat onder hygiënische en gezonde omstandigheden, in een sfeer van broederschap en respect voor de arbeid?

Maar het is niet moeilijk om de dag te voorspellen waarop zelfs die korte werktijden nog verder worden teruggebracht. Want we zijn voortdurend bezig onze technische methoden te verbeteren en steeds weer worden er nieuwe arbeidsbesparende machines uitgevonden. Technische vooruitgang betekent minder werken en meer luxe, wat te zien is door het leven in de Verenigde Staten te vergelijken met dat in China of India. In laatstgenoemde landen moeten lange dagen gemaakt worden om zelfs maar verzekerd te zijn van de miniemste bestaansmiddelen, terwijl in Amerika zelfs de gemiddelde arbeider een hogere levensstandaard heeft met kortere arbeidstijden. De vooruitgang der wetenschap en meer uitvindingen betekenen dat we meer vrije tijd kunnen besteden aan onze hobby’s.

In grote lijnen heb ik de levensmogelijkheden geschetst onder een zinvol systeem, waar winstmaken is afgeschaft. Het is niet nodig een dergelijke sociale toestand tot in de kleinste details te bespreken: er is genoeg gezegd om aan te tonen dat communistisch anarchisme de grootste materiële welvaart en een vrij leven voor iedereen betekent.

We kunnen ons een tijd voorstellen waarin werken een prettige lichaamsbeweging, een vreugdevolle toepassing van lichamelijke inspanning voor de behoeften der aarde zal worden. Dan zal de mens terugkijken op de huidige tijd en zich afvragen waarom werken slavenarbeid moest zijn en hij zal het gezonde verstand van een generatie, die minder dan één vijfde deel van haar bevolking zich in het zweet liet werken om de kost voor de anderen te verdienen, die hun tijd in ledigheid doorbrachten, hun gezondheid en de rijkdommen van het volk verspilden, in twijfel trekken. Hij zal zich afvragen waarom de vrije behoeftebevrediging niet als iets vanzelfsprekends beschouwd werd, of waarom mensen die uit de aard der natuur hetzelfde nastreefden, het leven moeilijk en ellendig maakten door onderlinge strijd. Ze zullen weigeren te geloven dat het gehele menselijke bestaan één voortdurend strijd om voedsel was in een wereld vol luxe, een strijd die de meerderheid tijd noch kracht overliet zich aan hogere zaken te wijden.

“Maar zal leven onder een anarchie, onder economische en sociale gelijkheid geen algehele gelijkschakeling betekenen?”, vraagt u.

Nee, mijn vriend, integendeel. Omdat gelijkheid niet betekent gelijke hoeveelheid, maar gelijke kansen.

Het betekent bijvoorbeeld niet dat als Jansen vijf maaltijden per dag nodig heeft, Klaassen er ook zoveel moet hebben. Als Klaassen slechts drie maaltijden wil, terwijl Jansen er vijf verlangt, kan de hoeveelheid die ieder consumeert ongelijk zijn, maar beide mannen hebben precies dezelfde mogelijkheid te consumeren wat ze nodig hebben, wat hun gestel verlangt.

Maak niet de fout gelijkheid in vrijheid te verwarren met de gedwongen gelijkheid van het concentratiekamp. Werkelijk anarchisme impliceert vrijheid, niet hoeveelheid. Het betekent niet dat iedereen hetzelfde moet eten en drinken, dezelfde kleding moet dragen, hetzelfde werk moet doen of op dezelfde manier moet leven. Verre van dat; integendeel.

Individuele behoeften en smaken verschillen, zoals eetlust verschillend is. Gelijke kansen om de behoeften te bevredigen, bepaalt de werkelijke gelijkheid.

Verre van te nivelleren, opent een dergelijke gelijkheid de deur voor de grootst mogelijke verscheidenheid in werk en ontwikkeling. Want de menselijke aard is verschillend en alleen het onderdrukken van deze diversiteit leidt tot nivelleren, uniformiteit en eenvormigheid. De vrije mogelijkheden je individualiteit uit te drukken en ernaar te handelen, betekent het ontwikkelen van natuurlijke ongelijkheden en verschillen.

Gezegd wordt dat geen twee grassprietjes gelijk zijn. Met mensen is dat eveneens het geval. In de hele wereld zijn geen twee mensen gelijk, zelfs niet in uiterlijke verschijning; ze verschillen nog sterker wat fysiologische, geestelijke en lichamelijke gesteldheid betreft. Ondanks deze verscheidenheid en duizend en één verschillen in karakter dwingen we vandaag de dag mensen gelijk te zijn. Onze leefgewoonten, ons gedrag en onze manieren en zelfs onze gedachten en gevoelens worden tot uniformiteit samengeperst en tot eenvormigheid gemodelleerd. Autoriteiten, geschreven en ongeschreven wetten, tradities en gewoonten dwingen ons in een sleur en maken de mens tot een willoze automaat zonder onafhankelijkheid of individualiteit. Deze morele en intellectuele gebondenheid is dwingender dan elke lichamelijke onderworpenheid en verwoestender voor ons menszijn en onze ontwikkeling. Wij allen zijn er het slachtoffer van en alleen de buitengewoon sterken onder ons slagen erin de ketenen te verbreken en dan nog maar gedeeltelijk.

Het gezag van heden en verleden dicteert niet alleen ons gedrag, maar domineert tevens onze geest en ziel en is voortdurend bezig elke uiting van non-conformisme, onafhankelijkheid en orthodoxie te onderdrukken. Het hele gewicht van sociale veroordelingen komt neer op het hoofd van de man of de vrouw die het aandurft de conventionele gedragsregels te trotseren. De wraak op de protestant die weigert de gebaande paden te betreden of de ketter die niet gelooft in algemeen aanvaarde regels, is zoet. In kunsten en wetenschappen, in literatuur, dichtkunst en schilderkunst dwingt deze geest aanpassing af, wat leidt tot het imiteren van het gevestigde en goedgekeurde, tot uniformiteit en eenvormigheid, tot stereotype uitingen. Maar wat nog erger is, is dat non-conformisme in het alledaagse leven, in onze dagelijkse verhoudingen en in ons gedrag wordt gestraft. De schilder en de schrijver mogen dan van tijd tot tijd verzet tegen gewoonten en precedenten worden vergeven, omdat hun verzet tenslotte beperkt blijft tot papier of doek; het gaat slechts om een relatief kleine groep. Zij worden gezien of bestempeld als zonderlingen, die weinig schade kunnen aanrichten, maar dat is niet het geval met iemand die de aanvaarde sociale waarden in de praktijk uitdaagt. Hij is niet onschadelijk. Hij is gevaarlijk door de kracht van zijn voorbeeld, zijn aanwezigheid. Zijn inbreuk op sociale leerstellingen kan noch genegeerd, noch vergeven worden. Hij zal als vijand van de maatschappij worden veroordeeld.

Daarom kunnen die revolutionaire gevoelens of gedachten in exotische dichtkunst of geleerde filosofische verhandelingen door de vingers worden gezien, de officiële en niet-officiële censuur passeren, omdat ze noch toegankelijk zijn voor, noch begrepen worden door het grote publiek. Maar geef van dezelfde afwijkende houding uiting op een populairdere manier en je zult onmiddellijk geconfronteerd worden met de dreigende aanklachten van alle krachten die staan voor behoud van het gevestigde.

Gedwongen inschikkelijkheid is venijniger en dodelijker dan het kwaadaardigste vergif. Door de eeuwen heen is het inperken van de menselijke vrijheid door middel van duizenden geboden en taboes, overleefde leerstellingen en gedragslijnen, door zijn wil te dwarsbomen met de geestelijk en gevoelsmatige geboden, met “gij zult” en “gij zult niet”, de grootste belemmering voor de vooruitgang van de mens geweest. Leven, levenskunst is saai, vlak en log geworden.

Toch is het ingeboren anders zijn van de mens zo sterk dat eeuwenlange verlammingen er niet in geslaagd zijn zijn oorspronkelijkheid en uniekheid volledig uit te roeien. Het is waar dat de grote meerderheid tot sleur vervallen is, die zo diep is dat zij er niet meer uit kunnen komen. Maar sommigen weten van de betreden paden af te wijken en vinden nieuwe wegen, waar nieuwe perspectieven op schoonheid en inspiratie hun ziel en geest verleiden. De wereld veroordeelt hen, maar geleidelijk wordt hun voorbeeld gevolgd en nemen anderen de leiding over en komen tenslotte naast hen te staan. In de tussentijd zijn die wegbereiders al weer verder gegaan of gestorven en dan richten we monumenten voor hen op en verheerlijken de mensen die we belasterd en gekruisigd hebben, terwijl we doorgaan met het kruisigen van hun geestverwanten, de pioniers van onze eigen tijd.

Het gewend zijn aan gezag is de onderliggende gedachte van deze intolerantie en vervolging: de dwang je te conformeren aan heersende normen, morele en wettelijke dwang om als anderen te zijn en je net zo te gedragen.

Maar de heersende opvatting dat conformisme een natuurlijk gegeven is, is volledig onjuist. Integendeel, de mens geeft blijk van uniekheid en oorspronkelijkheid als hij daar maar de geringste kans toe krijgt, zonder gehinderd te worden door met de paplepel ingegoten geestelijke gewoonten. Observeer bijvoorbeeld kinderen en je zult de meest uiteenlopende verschillen in houding en gedrag, in geestelijke en psychische uitingen zien. Je zult een instinctieve drang zien naar individualiteit, onafhankelijkheid en non-conformisme, wat zich manifesteert in openlijk en heimelijk verzet tegen dwang van buitenaf, tegen het gezag van ouders en leraren. De gehele opleiding en “opvoeding” van het kind is één voortdurend onderdrukkingsproces en het vernietigen van deze drang, het uitroeien van zijn specifieke karaktertrekken, van zijn verschillen, zijn persoonlijkheid en oorspronkelijkheid. Toch blijft er zelfs ondanks deze jarenlange verdrukking, onderdrukking en misvorming enige oorspronkelijkheid in het kind bestaan als het volwassen wordt, hetgeen aantoont hoe diep zijn individualiteit geworteld is. Neem bijvoorbeeld twee men-sen die hetzelfde voorval, laten we zeggen een grote brand, tegelijkertijd en op hetzelfde tijdstip hebben gezien. Door zijn van nature andere geestesgesteldheid zal ieder zijn eigen verhaal op een andere manier vertellen, zal ieder op zijn eigen manier oorspronkelijk zijn in het leggen van verbanden en in zijn indrukken. Maar praat met dezelfde twee personen over een sociaal vraagstuk, over het leven of regeringen bijvoorbeeld en onmiddellijk zul je te maken krijgen met precies dezelfde houding, de algemeen aanvaarde zienswijze, de heersende mentaliteit.

Waarom? Omdat de mens, als hij vrij is zelf te denken en te voelen, niet belemmerd door voorschriften en regels en de angst “anders” en onorthodox te zijn, met alle onprettige gevolgen vandien, onafhankelijk en vrij is. Maar zodra het gesprek over zaken gaat die betrekking hebben op onze sociale voorschriften, raakt men verstrikt in taboes en wordt men een kopie, een papegaai.

Leven in vrijheid, in anarchie, doet meer dan de mens alleen maar bevrijden van zijn huidige politieke en economische slavernij. Dat is slechts een eerste stap op weg naar een werkelijk menselijk bestaan. Veel groter en van veel meer betekenis zullen de gevolgen van een dergelijke vrijheid zijn, het effect op de geest van de mens, op zijn persoonlijkheid. Het afschaffen van opgelegde, uiterlijke willekeur en angst voor gezag zal zowel de morele en economische als de fysieke dwang verlichten. De geest van de mens zal vrij kunnen ademen en die geestelijke bevrijding zal de geboorte van een nieuwe cultuur, van een nieuwe mensheid, betekenen.

Geboden en taboes zullen verdwijnen en de mens zal beginnen zichzelf te zijn, hij zal zich verder ontwikkelen en zijn hang naar individualiteit en uniekheid tot uitdrukking brengen. In plaats van “gij zult niet” zal het volksgeweten zeggen “gij moogt, neemt volledige verantwoordelijkheid”. Dat zal een opleiding in menselijke waardigheid en zelfvertrouwen zijn, die thuis en op school begint en een nieuwe ras en een nieuwe levenshouding teweeg brengen.

De nieuwe mens zal geheel anders leven en denken. Voor hem zal leven een kunst en een vreugde zijn. Hij zal het niet meer als een wedloop beschouwen, waarin iedereen net zo hard moet proberen te lopen als de snelste. Hij zal zijn vrije tijd van meer belang achten dan zijn werk en werken zal zijn eigenlijke, ondergeschikte plaats krijgen als middel tot vrije tijd, levensgenieting. Leven zal het streven naar hogere culturele waarden, het doordringen van de geheimen der natuur, het vinden van een hogere waarheid zijn. Vrij om zijn ongekende vindingrijkheid in de praktijk te brengen, te scheppen en zijn verbeelding een hoge vlucht te laten nemen, zal de mens zijn ware gedaante aannemen en inderdaad mens worden. Hij zal groeien en zich naar zijn aard ontwikkelen. Hij zal zich afzetten tegen uniformiteit en de verscheidenheid van de mens zal hem meer belangstelling geven voor de rijkdommen van het zijn, die hij als zinvoller zal gaan zien. Leven zal voor hem niet bestaan uit functioneren, maar uit leven en hij zal de grootste vrijheid bereiken waartoe de mens in staat is, vrijheid in vreugde.

“Die dag ligt nog in de verre toekomst”, zegt u; “hoe bereiken we dat?”

Misschien in de verre toekomst; maar misschien toch niet zo ver, dat valt moeilijk te zeggen.

In elk geval moeten we het uiteindelijke doel nooit uit het oog verliezen als we op de juiste weg willen blijven. De veranderingen die ik beschreven heb, zullen niet van de ene dag op de andere tot stand komen, dat is nooit het geval. Het zal zich net als alles in de natuur en het maatschappelijk leven geleidelijk ontwikkelen. Maar het is een logische, noodzakelijke en, ik durf te zeggen, een onvermijdelijke ontwikkeling. Onvermijdelijk, omdat de gehele groei van de mens in die richting is gegaan; zigzagsgewijs, vaak de weg kwijtrakend, maar altijd op het juiste pad terugkerend.

Hoe kan dat tot stand gebracht worden?


Niet-communistische anarchisten

Voordat we verder gaan, moet ik een korte uiteenzetting geven. Dat ben ik verplicht aan die anarchisten die niet communistisch zijn.

Omdat u moet weten dat niet alle anarchisten communisten zijn: niet allen geloven dat communisme - gemeenschappelijk bezit en delen naar behoefte - de beste en economisch meest juiste regeling is.

Ik ben begonnen met u uit te leggen wat communistisch anarchisme is, omdat het volgens mij de meest wenselijke en meest praktische maatschappijvorm is. Anarchistische communisten stellen dat alleen onder een toestand van communisme de anarchie tot bloei kan komen en gelijke vrijheid, rechtvaardigheid en welzijn voor iedereen, zonder discriminatie, tot stand kunnen komen.

Maar er zijn anarchisten die niet in communisme geloven. Over het algemeen kunnen ze geklasseerd worden als individualisten of mutualisten.[1]

Alle anarchisten gaan van het standpunt uit dat regeren onrecht en onderdrukking, schending, slavernij en de grootste belemmering voor de ontwikkeling en groei van de mens betekent. Zij allen geloven dat vrijheid alleen kan bestaan in een maatschappij zonder enige vorm van dwang. Alle anarchisten zijn het daarom eens over het grondprincipe dat regeringen moeten worden afgeschaft.

Zij zijn het meestal oneens over de volgende punten:

In de eerste plaats, de manier waarop de anarchie tot stand zal komen. De communistische anarchisten zeggen dat alleen een sociale revolutie de regering kan afschaffen en de anarchie instellen, terwijl individualistische anarchisten en mutualisten niet in een revolutie geloven. Zij geloven dat de huidige maatschappij zich langzaam zal ontwikkelen tot een toestand van regeringsloosheid.

Ten tweede geloven individualisten en mutualisten in individueel bezit, in tegenstelling tot communistische anarchisten die in persoonlijk eigendom één van de voornaamste oorzaken voor onrechtvaardigheid en ongelijkheid, armoede en ellende zien. De individualisten en mutualisten houden vol dat vrijheid “het recht van iedereen op zijn arbeidsprestatie” betekent, wat natuurlijk waar is. Dat betekent vrijheid. Maar het gaat er niet om of iemand recht op zijn product heeft, maar of er zoiets bestaat als een individueel product. In voorgaande hoofdstukken heb ik aangegeven dat er niet iets dergelijks bestaat in de moderne historie; alle arbeid en de producten van die arbeid zijn gemeenschappelijk bezit. Daarom heeft het argument over het recht van de individu op zijn product geen praktische waarde.

Ik heb eveneens aangetoond dat de ruil van producten of koopwaren niet individueel of particulier kan zijn, tenzij winstmaken wordt toegepast. Omdat de waarde van een artikel niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, is eerlijke ruil niet mogelijk. Dit feit leidt volgens mij tot gemeenschappelijk bezit, dat wil zeggen, tot communisme als het meest praktische en economisch meest juiste stelsel.

Maar zoals gezegd lopen de meningen van individualisten en mutualisten en communistische anarchisten op dit punt uiteen. Communistische anarchisten stellen dat monopolies de bron vormen voor economische ongelijkheid, die zullen verdwijnen met het afschaffen van regeringen, omdat het speciale voorrechten zijn - door de regering gegeven en beschermd - die monopolies maken. Vrije concurrentie, beweren ze, zou een einde maken aan monopolies en hun uitwassen.

Zowel individualistische anarchisten, volgelingen van Stirner en Tucker, als Tolstojaanse anarchisten, die in passief verzet geloven, hebben geen duidelijk omlijnde plannen wat betreft het economisch leven onder een anarchie. De mutualisten daarentegen staan een duidelijk nieuw economisch stelsel voor. Zij geloven met hun leermeester, de Franse filosoof Proudhon, dat volksbanken en renteloze kredieten de beste economische vormen zijn in een maatschappij zonder regering. Volgens hun theorie stellen vrije kredieten iedereen in staat geld te lenen zonder rente, hetgeen leidt tot het gelijktrekken van inkomens en het terugdringen van de winsten tot een minimum, waardoor dus weer zowel rijkdom als armoede ongedaan worden gemaakt. Vrije kredieten op de vrije markt, zo zeggen ze, leiden tot economische gelijkheid, terwijl het afschaffen van regeringen tot gelijke vrijheid leidt. Zowel het maatschappelijke leven van de mutualistische en de individualistische gemeenschap is gebaseerd op de onschendbaarheid van de vrije overeenkomst, het vrije contract.

Ik heb hier slechts een korte uiteenzetting gegeven van het standpunt van de individualistische anarchisten en mutualisten. Het doel van dit werk is niet die anarchistische ideeën tot in de details te behandelen, die de auteur onjuist en ontoepasbaar acht. Als communistisch anarchist wil ik de lezer die standpunten voorleggen die ik het best en oprechtst vind. Ik vond het echter eerlijk u niet in onwetendheid te laten over het bestaan van andere, niet-communistische anarchistische theorieën.


Waarom revolutie?

Laten we terugkeren tot uw vraag “Hoe zal de anarchie tot stand komen? Kunnen we eraan meehelpen?”

Dat is een heel belangrijk punt, omdat bij elk probleem twee zaken van essentieel belang meespelen; in de eerste plaats moet je precies weten wat je wilt en in de tweede plaats hoe je dat kunt bereiken.

We weten al wat we willen. We willen een situatie, waarin iedereen vrij is en een ieder de volledigste mogelijkheid heeft zijn behoeften en aspiraties te bevredigen, op basis van gelijkheid voor allen. Met andere woorden, we streven naar de vrije samenwerkende gemenebest van het communistische anarchisme.

Hoe moet die tot stand komen?

Wij zijn geen profeten en niemand kan precies zeggen hoe iets in zijn werk zal gaan. Maar de wereld bestaat niet pas sinds gisteren en de mens moet als redelijk wezen gebruik maken van de ervaringen van het verleden. Welnu, waaruit bestaan die ervaringen? Als je de geschiedenis overziet, zul je bemerken dat het gehele leven van de mens één voortdurende strijd om het bestaan is geweest. In zijn primitieve staat vocht de mens in zijn ééntje tegen de wilde beesten uit de bossen en hij stond machteloos tegenover honger, kou, duisternis en storm. Door zijn onwetendheid waren alle natuurkrachten zijn vijand; zij brachten hem ongeluk en ondergang en alleen was hij machteloos. Maar langzamerhand leerde de mens het gezelschap te zoeken van zijn medemens; gezamenlijk streefden ze naar veiligheid en zekerheid. Door hun krachten te bundelen, begonnen ze weldra de natuurkrachten ondergeschikt te maken. Wederzijdse hulp en samenwerking deden de kracht en mogelijkheden van de mens toenemen totdat hij de natuur had overwonnen, haar krachten voor eigen gebruik aanwendde, het licht vastlegde, oceanen overbrugde en zelfs de lucht de baas werd.

De onwetendheid en angst van de primitieve mens maakten het leven tot een voortdurende strijd van man tegen man, van familie tegen familie, van stam tegen stam, totdat de mensen beseften dat ze door samenwerking, gemeenschappelijke krachtsinspanningen en wederzijdse hulp meer konden bereiken dan met strijd en vijandschap. De moderne wetenschap toont aan dat zelfs dieren zoveel geleerd hebben van de strijd om het bestaan. Bepaalde jongen overleefden, omdat ze ophielden elkaar te bestrijden om in kuddes te gaan leven en op die manier waren ze beter in staat zich te verdedigen tegen andere dieren. Naar gelang de mens wederzijdse strijd verving door gebundelde krachtsinspanning en samenwerking, kwam hij vooruit, ontgroeide hij barbarisme en werd hij beschaafd. Families die elkaar vroeger op leven en dood hadden bestreden, sloten zich aaneen; groepen sloten zich aan en werden stammen en stammen federeerden zich tot landen. De landen zullen elkaar op domme wijze blijven bestrijden, maar langzamerhand zullen ze dezelfde les leren. Reeds nu maken ze al een begin met het zoeken naar wegen om een einde te maken aan het internationale bloedbad, dat oorlog heet.

Helaas wordt ons sociale leven nog beheerst door een toestand van barbarisme, vernietiging en broedermoord; groepen bestrijden nog steeds andere groepen, klassen vechten tegen andere klassen. Maar ook hier begint de mens in te zien dat het een zinloze en verderfelijke strijd is, dat de wereld groot en rijk genoeg is voor iedereen, net als het licht van de zon, en dat een verenigde mensheid meer kan bereiken dan een in zichzelf verdeelde mensheid.

Wat vooruitgang genoemd wordt, is niets anders dan de verwezenlijking van het genoemde, een stap in die richting.

De totale vooruitgang van de mens bestaat uit het streven naar grotere veiligheid en vrede, naar meer zekerheid en welzijn. De natuurlijke drang van de mens is in de richting van wederzijdse hulp en gemeenschappelijke arbeid; instinctief verlangt hij het meest naar vrijheid en geluk. Ondanks alle obstakels en moeilijkheden proberen deze tendensen tot uiting te komen en zich te doen gelden. De les van de gehele geschiedenis der mensheid is dat noch van nature vijandige krachten, noch menselijke tegenwerking dit verloop kunnen tegenhouden. Als ik beschaving in één zin zou moeten omschrijven, zou ik zeggen dat het de overwinning is van de mens over duistere machten, zowel natuurlijke als menselijke. De vijandige natuurkrachten zijn overwonnen, maar nog steeds moeten we strijden tegen de duistere machten van de mens.

De geschiedenis geeft geen enkel voorbeeld van een situatie waarin sociale verbeteringen tot stand kwamen zonder de tegenstand van de heersende machten - kerk, regering en kapitaal. Geen enkele stap voorwaarts werd geboekt zonder dat het verzet van de meesters gebroken hoefde te worden. Elke vooruitgang heeft tot bittere strijd geleid. Vele lange gevechten waren nodig om de slavernij afgeschaft te krijgen; opstanden en revoltes waren nodig om de mens te verzekeren van de meest fundamentele rechten; er waren opstanden en revoluties voor nodig om feodalisme en slavernij af te schaffen. Burgeroorlogen moesten een eind maken aan de absolute macht van koningen en democratieën werden ingesteld om de mens meer vrijheid en welzijn te verschaffen. Er is geen land ter wereld, geen tijdvak in de geschiedenis, waarin een groot sociaal onrecht zonder bittere strijd ongedaan gemaakt werd. Onlangs waren er revoluties voor nodig om een einde te maken aan het tsarisme in Rusland, het keizerrijk in Duitsland, het sultanaat in Turkije, de monarchie in China, etc.

Er zijn geen gegevens, waaruit blijkt dat een regering of een gezag, een groep of klasse, die aan de macht was, zijn heerschappij vrijwillig opgaf. In alle gevallen was er geweld of tenminste de dreiging van geweld voor nodig.

Is het dan redelijk om aan te nemen dat gezag en kapitaal plotseling van gedachte zullen veranderen en dat ze zich in de toekomst anders zullen gedragen dan in het verleden het geval was?

Uw gezonde verstand zal u vertellen dat het een ijdele en dwaze hoop is. Regering en kapitaal zullen vechten om aan de macht te blijven. Dat doen ze ook tegenwoordig al als hun voorrechten ook maar in het minst bedreigd worden. Ze zullen voor hun bestaan strijden tot de dood erop volgt.

Daarom profeteer ik niet als ik voorspel dat het op de één of andere dag wel moet komen tot een beslissende strijd tussen degenen die het leven beheersen en de onteigende klassen.

In wezen gaat de strijd voortdurend door. Er is sprake van een constante strijd tussen kapitaal en arbeid. Die oorlog speelt zich gewoonlijk af binnen zogenaamde wettelijke kaders. Maar zelfs die barsten zo nu en dan los in geweld, zoals tijdens stakingen of bij ontslagen, omdat de gewapende vuist van de regering altijd in dienst staat van de bazen, en die vuist komt in actie zodra het kapitaal haar winsten bedreigd acht: dan laat ze het masker van “wederzijds belangen” en “deelgenootschap” met de arbeid vallen en neemt ze haar toevlucht tot het laatste argument van elke baas, tot dwang en geweld.

Daarom is het vrijwel zeker dat regering en kapitaal niet zullen toestaan zomaar afgeschaft te worden als het aan hen ligt; evenmin zullen ze op wonderbaarlijke wijze uit zichzelf verdwijnen, wat sommige mensen schijnen te denken. Er is een revolutie voor nodig om hen kwijt te raken.

Er zijn mensen die ongelovig lachen bij het woord revolutie. “Onmogelijk!”, zeggen ze vol vertrouwen. Dat dachten Lodewijk XIV en Marie Antoinette van Frankrijk ook een paar weken voordat ze samen met de troon hun hoofd verloren. Dat geloofde ook de adel aan het hof van Nicolaas II aan de vooravond van de opstand die hen wegvaagde. “Het ziet er niet naar uit dat er een revolutie zal uitbreken”, zo redeneert de oppervlakkige waarnemer. Maar revoluties plegen uit te breken als “het er niet naar uit ziet”. De meer vooruitziender moderne kapitalisten zijn echter niet bereid risico’s te nemen. Ze weten dat opstanden en revoluties altijd mogelijk zijn. Daarom zijn vooral in Amerika de grote ondernemers en werkgevers begonnen met de invoering van nieuwe methoden die dienst moeten doen als bliksemafleider tegen onvrede en opstandigheid. Zij hebben een begin gemaakt met het uitkeren van dividenden aan hun werknemers en door hen mee te laten delen in de winst en soortgelijke methoden moeten de arbeiders tevredener en financieel geïnteresseerder worden in de bloei van het bedrijf. Dit kan de proletariër tijdelijk blind maken voor zijn ware belangen, maar geloof niet dat de arbeider altijd tevreden zal blijven met zijn loonslavernij, zelfs niet als zijn cel van tijd tot tijd wat gelucht wordt. Verbeterde materiële omstandigheden sluiten revolutie niet uit. Integendeel, het bevredigen van onze behoeften schept nieuwe behoeften en leidt tot nieuwe verlangens en aspiraties. Dat is de aard van de mens, waardoor verbetering en vooruitgang mogelijk worden. Onvrede met het werk wordt niet uitgebannen met een extra homp brood, ook al zit er dan boter op. Daarom is er bewuster en aktiever verzet in de industriële centra van het welvarende Europa dan in het achtergebleven Azië en Afrika. De geest van de mens verlangt naar meer luxe en meer vrijheid en de massa’s zijn de werkelijke dragers van deze prikkel tot verdere vooruitgang. De hoop van de moderne plutocraten om een revolutie te verhinderen door de arbeider af en toe een vetter bot toe te werpen, is een op niets gebaseerde illusie. Het kan de indruk wekken dat de nieuwe kapitalistische politiek de arbeiders een tijdlang sust, maar de vooruitgang kan niet gestuit worden door dergelijke laatste redmiddelen. De ondergang van het kapitalisme is onvermijdelijk, ondanks alle gekonkel en verzet; alleen een revolutie zal dit tot stand kunnen brengen.

Kan de individuele arbeider alleen iets bereiken tegen de grote corporaties? Kan een kleine vakbond de grote werkgever dwingen haar eisen in te willigen? De kapitalistische klasse heeft zich georganiseerd in haar strijd tegen de arbeiders. Het spreekt vanzelf dat een revolutie alleen succesvol kan verlopen als de arbeiders verenigd zijn, als zij zich landelijk organiseren; als de proletariërs van alle landen zich aaneen sluiten, want het kapitalisme is internationaal en de bazen sluiten zich voor grote geschilpunten altijd aaneen tegen de arbeiders. Daarom keerden de plutocraten uit de gehele wereld zich bijvoorbeeld tegen de Russische Revolutie. Zo lang het Russische volk alleen het tsarisme wilde afschaffen, kwam het internationale kapitalisme niet tussenbeide; het liet haar koud welke politieke vorm Rusland zou krijgen, zolang de regering maar burgerlijk en kapitalistisch was. Maar zodra de revolutie een eind wilde maken aan het kapitalistische stelsel, sloten de regeringen en burgerijen uit alle landen zich aaneen om de revolutie te vernietigen. Zij zagen er een bedreiging in voor de voortzetting van hun eigen heerschappij.

Bedenk dat goed, mijn vriend. Er zijn revoluties en revoluties. Sommige revoluties veranderen alleen de regeringsvorm door een nieuw stelletje heersers op de plaats van het oude te zetten. Dat zijn politieke revoluties, die als zodanig vaak weinig weerstand opwekken. Maar een revolutie die zich ten doel gesteld heeft het gehele stelsel van de loonslavernij af te schaffen, moet ook de macht van de ene klasse om de andere te onderdrukken, uitschakelen, dat wil zeggen niet meer zomaar een verandering van heerser, van regering, geen politieke revolutie, maar een revolutie die het totale karakter van de maatschappij verandert. Dat is dan een sociale revolutie. Als zodanig zal zij niet alleen de regering en het kapitalisme moeten bestrijden, maar zou zij ook te maken krijgen met de onwetendheid en de vooroordelen van diegenen die geloven in regering en kapitalisme.

Maar hoe moeten we zover komen?


Het gaat om de idee

Hebt u zich ooit afgevraagd hoe het mogelijk is dat regering en kapitalisme voortbestaan, ondanks alle kwaad en alle moeilijkheden die ze veroorzaken? Als dat het geval is, moet uw antwoord geweest zijn dat dat komt doordat de mensen die instellingen steunen en dat ze er steun aan verlenen, omdat ze erin geloven.

Dat is het cruciale punt: de huidige maatschappij rust op het geloof van de mens dat ze goed en nuttig is. Zij berust op het geloof in gezag en persoonlijk eigendom. Ideeën houden de situatie in stand. Regering en kapitalisme zijn de vormen waarin de gedachten van het volk tot uiting komen. Ideeën vormen de fundering; de instellingen zijn de huizen die erop gebouwd zijn.

Een nieuwe sociale structuur moet een nieuwe fundering hebben, nieuwe ideeën als basis. Hoezeer je de vorm van een instelling ook verandert, het karakter en de betekenis zullen hetzelfde blijven als de fundering waarop ze gebouwd zijn. Bekijk het leven aandachtig en u zult zien dat dit juist is. Er zijn allerlei regeringsvormen en soorten in de wereld, maar hun ware aard en gevolgen zijn overal gelijk; het komt altijd neer op gezag en gehoorzaamheid.

Welnu, waardoor bestaan regeringen? Door legers en vloten? Ja, maar alleen ogenschijnlijk. Waardoor worden leger en vloot gesteund? Door het geloof van de mensen, van de massa’s, dat regeringen nodig zijn; door de algemeen aanvaarde gedachte van de noodzaak van regeren. Dat is de werkelijke en solide fundering. Neem die gedachte of dat geloof weg en geen enkele regering kan zich langer in stand houden.

Hetzelfde geldt voor persoonlijk eigendom. De opvatting dat het juist en noodzakelijk is, is de zekerheid verschaffende pijler.

Er is geen bestaande instelling te noemen die niet rust op het geloof van het volk dat het goed en nuttig is.

Laten we de Verenigde Staten als voorbeeld nemen. Vraag uzelf eens af waarom revolutionaire propaganda zo weinig resultaat heeft gehad in dat land, niettegenstaande het feit dat socialisten en anarchisten er vijftig jaar intensief mee bezig zijn geweest. Wordt de Amerikaanse arbeider minder uitgebuit dan de arbeider in andere landen? Is de politieke corruptie er niet erger dan in welk land dan ook? Is de kapitalistische klasse in Amerika niet de meest willekeurige en tirannieke ter wereld? De arbeider in de Verenigde Staten staat er materieel wel beter voor dan de Europese, maar wordt hij niet terzelfder tijd uiterst wreed en terroristisch behandeld op het moment dat hij ook maar de minste blijk geeft van onvrede? Toch blijft de Amerikaanse arbeider de regering trouw en is hij de eerste die kritiek erop afwijst. Hij is nog steeds de kampioen van “de grootste en edelste instelling van het grootste land ter aarde”. Waarom? Omdat hij gelooft dat het zijn instituten zijn, dat hij, als soeverein en vrij burger, ze beheerst en ze kan veranderen als hij dat zou willen. Zijn geloof in de bestaande orde vormt de grootste zekerheid tegen een revolutie. Zijn geloof is dom en niet gerechtvaardigd en zal op een goede dag samen met het Amerikaanse kapitalisme en despotisme ten onder gaan. Maar zolang dat geloof bestaat, is de Amerikaanse plutocratie veilig tegen een revolutie.

Met het verrijken en ontwikkelen van de menselijke geest, met het krijgen van nieuwe ideeën en het verliezen van geloof in vroegere overtuigingen beginnen instellingen te veranderen om uiteindelijk te verdwijnen. De mensen beginnen in te zien dat vroegere denkbeelden onjuist waren, dat ze geen waarheid, maar vooroordelen en bijgeloof bevatten.

Op deze wijze zijn wij vele ideeën die eens als juist gezien werden, als onjuist en kwaadaardig gaan betitelen. Vandaar dat er eens het goddelijke gezag van koningen, slavernij en lijfeigenschap waren. Er was een tijd dat de hele wereld deze instellingen rechtvaardig, juist en onveranderlijk achtte. In de mate waarin dit bijgeloof en dit onjuiste inzicht aangevallen werden door vooruitstrevende denkers, kwamen ze in diskrediet en verloren hun greep op de mens en uiteindelijk werden de instituten die dergelijke gedachten belichaamden, afgeschaft. Geleerden zullen u vertellen dat zij “niet langer nuttig waren” en daarom “afstierven”. Maar hoe kwam het dat ze “niet langer nuttig waren”? Voor wie waren ze nuttig en hoe “stierven ze af”?

We weten al dat ze alleen nuttig waren voor de heersende klasse en dat ze afgeschaft werden door volksopstanden en revoluties.

Waarom verdwenen en stierven oude en afgeleefde instellingen niet op vreedzame wijze?

Om twee redenen: in de eerste plaats, omdat sommige mensen sneller denken dan anderen. Daarom is een minderheid op een bepaald gebied vooruitstrevender in haar opvattingen dan de rest. Hoe meer die minderheid bezield is van de nieuwe ideeën, hoe overtuigder ze van de waarheid ervan zal zijn en hoe sterker zij zich zal voelen, hoe spoediger zij haar ideeën zal willen verwezenlijken; en dat gebeurt meestal voordat de meerderheid het nieuwe licht ziet. Zodoende moet de minderheid de meerderheid bestrijden, die nog vasthoudt aan oude standpunten en toestanden.

In de tweede plaats is er het verzet van de machthebbers. Het doet er niet toe of dat de kerk, de koning, de keizer, een democratische regering, een dictatuur, een republiek of een autocratie is - zij die aan de macht zijn, zullen wanhopig strijden om aan de macht te blijven zolang ze ook maar de minste hoop op succes hebben. En hoe meer steun ze krijgen van de langzaam denkende meerderheid, hoe beter ze kunnen vechten. Vandaar de razende opstanden en revoluties.

De wanhoop der massa’s, hun haat jegens degenen die verantwoordelijk zijn voor hun ellende en de vasthoudendheid van de heersers om hun voorrechten vast te houden en te regeren, brengen gezamenlijk het geweld van de volksopstanden teweeg.

Maar blinde rebellie zonder bepaald doel maakt nog geen revolutie. Revolutie is een zich van haar doel bewuste rebellie. Een revolutie is sociaal als ze naar een fundamentele verandering streeft. Precies zoals de fundering van het leven economisch is, betekent de sociale revolutie de reorganisatie van het industriële, economische leven van het land als gevolg daarvan ook van de gehele maatschappelijke structuur.

Maar we hebben gezien dat de sociale structuur berust op ideeën, hetgeen impliceert dat de verandering van de structuur de verandering van ideeën vooronderstelt. Met andere woorden: sociale ideeën moeten eerst veranderen voordat een nieuwe sociale structuur kan worden opgebouwd.

Daarom is een sociale revolutie noch een ongeluk, noch een plotselinge gebeurtenis. Er zit niets plotselings in, want ideeën veranderen niet plotseling, ze groeien langzaam, als een plant of bloem. Daarom is een sociale revolutie een gevolg, een ontwikkeling, hetgeen betekent dat zij revolutionair is. Het is een ontwikkeling tot het punt waarop aanzienlijke aantallen mensen de nieuwe ideeën omhelzen en vastbesloten zijn ze in praktijk te brengen. Als ze dat proberen en te maken krijgen met tegenstand, wordt de trage, rustige en vreedzame sociale evolutie snel, militant en gewelddadig. Evolutie wordt revolutie.

Onthoud dus, dat evolutie en revolutie niet twee afzonderlijke en verschillende zaken zijn. Nog minder vormen ze tegenstellingen, zoals sommige mensen ten onrechte denken. Revolutie is niets anders dan het kookpunt van evolutie.

Omdat revolutie het kookpunt van evolutie is kun je net zomin een echte revolutie “maken” als het theewater sneller laten koken. Het vuur eronder laat het koken: hoe snel het kookt ligt aan de kracht van het vuur.

De economische en politieke situatie van een land zijn het vuur onder de evolutionaire pot. Hoe sterker de onderdrukking, hoe groter de onvrede van het volk, hoe sterker de vlam. Dit verklaart waarom het vuur der sociale revolutie Rusland teisterde, het meest tirannieke en achtergebleven land, in plaats van Amerika, waar de industriële ontwikkeling haar hoogtepunt bijna bereikt had - en dit ondanks de geleerde uiteenzettingen van Karl Marx, dat het tegendeel het geval zou zijn.

We zien dus dat hoewel revoluties niet gemaakt kunnen worden, zij door bepaalde factoren bespoedigd kunnen worden: namelijk door druk van bovenaf; door intensievere politieke en economische onderdrukking en door druk van onderaf; door meer voorlichting en agitatie. Hierdoor worden de ideeën verbreid; zij bevorderen de evolutie en zodoende de komst van de revolutie.

Maar hoewel druk van bovenaf de revolutie kan bespoedigen, kan het ook haar ondergang teweeg brengen, omdat een dergelijke revolutie geneigd is uit te breken voordat het evolutionaire proces ver genoeg gevorderd is. Als het ware te vroeg uitbrekend, zal ze uitlopen in louter rebellie; dat wil zeggen zonder duidelijk, bewust doel. Rebellie kan in het gunstigste geval voor een tijdelijke verlichting zorgen; de werkelijke oorzaken van de worsteling blijven echter bestaan, blijven dezelfde gevolgen hebben en leiden tot nog meer onvrede en rebellie.

Als we opsommen wat ik over revolutie gezegd heb, moeten we tot de conclusie komen dat:

1. een sociale revolutie het fundament van de maatschappij, haar politieke economische en sociale karakter volledig verandert.
2. een dergelijke verandering eerst in de gedachten en meningen van de mens, in de menselijke geest moet plaatsvinden.
3. onderdrukking en ellende kunnen de revolutie versnellen, maar daardoor ook tot mislukkingen kunnen leiden,omdat gebrek aan evolutionaire voorbereiding werkelijke resultaten onmogelijk maakt.
4. alleen die revoluties fundamenteel, sociaal en succesvol kunnen zijn, die de uitdrukking vormen van een fundamentele verandering van ideeën en meningen.

Hieruit volgt dat de sociale revolutie moet worden voorbereid. Voorbereid in de zin van het uitbreiden van het evolutionaire proces, het voorlichten van de mensen over het kwaad van de hedendaagse maatschappij en hen overtuigen van de wenselijkheid en mogelijkheid, de rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid van een gemeenschappelijk leven dat uitgaat van vrijheid; voorbereid bovendien door de massa’s heel duidelijk te maken wat ze precies nodig hebben en hoe dat tot stand gebracht moet worden.

Een dergelijke voorbereiding is niet alleen een absoluut noodzakelijke inleidende stap, maar ook een beveiliging van de revolutie, de enige garantie voor het bereiken van haar doel.

Het is het noodlot van de meeste revoluties geweest - als gevolg van een gebrek aan voorbereiding - dat ze afdwaalden van hun voornaamste doel, dat ze misbruikt en op een zijspoor gezet werden. Rusland is hiervan het beste voorbeeld. De Februari Revolutie die de autocratie wilde afschaffen, was volledig geslaagd. De mensen wisten precies wat ze wilden: een eind maken aan het tsarisme. Alle machinaties van politici, alle toespraken en plannen van de Lvofs en Miljoekofs - de “liberale” leiders van die dagen - konden het Romanof regiem tegenover de intelligente en bewuste wil van het volk niet redden. De Februari Revolutie werd een doorslaand succes door het duidelijke begrip van haar doel en dat bijna zonder bloedvergieten, onthou dat goed.

Verder baatten noch de dringende verzoeken, noch de dreigementen van de voorlopige regering tegen de vastberadenheid van het volk om een einde te maken aan de oorlog. De legers verlieten het front en regelden op die manier zelf de zaak. De wil van een volk dat zich van haar doel bewust is, overwint altijd.

Het was ook de wil van het volk, haar vastbeslotenheid de grond in bezit te nemen, die de boeren het benodigde land gaf. Op dezelfde wijze, zoals al herhaaldelijk vermeld is, namen de stedelijke arbeiders de fabrieken en produktiemiddelen in bezit.

Tot zover was de Russische Revolutie een volledig succes. Maar op het punt waar de massa’s zich niet bewust waren van het uiteindelijke doel, zette de nederlaag zich in. Dat is altijd het ogenblik waarop politici en politieke partijen hun intrede doen om de revolutie ten eigen bate te gebruiken of er hun theorieën op uit te proberen. Dat was het geval in Rusland, net als in zovele voorafgaande revoluties. Het volk had moedig gestreden - de politieke partijen vochten tot schade van de revolutie en verderf van het volk om de buit.

Dat vond namelijk in Rusland plaats. De boer had, nadat hij zijn land in bezit had, niet de benodigde gereedschappen en machines. De arbeider wist, nadat hij de produktiemiddelen en fabrieken in bezit had genomen, niet hoe hij er mee om moest gaan om zijn doel te bereiken. Met andere woorden: hij beschikte niet over de noodzakelijke ervaring om de produktie te regelen en evenmin kon hij de door hem geproduceerde goederen distribueren.

Zijn eigen inspanningen - van de arbeider, de boer en de soldaat - hadden gezorgd voor de afschaffing van het tsarisme, verlamden de regering, beeindigden de oorlog en maakten een eind aan het persoonlijk eigendom van grond en produktiemiddelen. Daarop was hij door jarenlange revolutionaire opvoeding en agitatie voorbereid, maar voor niet meer dan dat. En omdat hij op niets meer was voorbereid, daar waar zijn kennis ophield en hij een einddoel miste, verschenen de politieke partijen ten tonele om de zaken uit handen van de massa, die de revolutie gemaakt had, te nemen. Politiek nam de plaats in van economische heropbouw en luidde daarmee de doodsklokken voor de sociale revolutie, want mensen leven bij brood, bij economie en niet bij politiek.

Voedsel en proviandering worden niet voortgebracht door de decreten van een partij of regering. Wettelijke dwangmaatregelen kunnen geen grond bebouwen, wetten zetten de raderen der industrie niet in werking. Onvrede, strijd en honger verhoogden regeringsdwang en dictatuur. Net als altijd bleken politiek en gezag het moeras te zijn, waarin het revolutionaire vuur wegzonk.

Laten we daaruit de volgende les trekken: diepgaand begrip van de massa’s betreffende het werkelijke doel van de revolutie betekent succes. Zelf hun bewuste doel doorvoeren, verzekert de juiste ontwikkeling van het nieuwe leven. Aan de andere kant betekent gebrek aan dit begrip en gebrek aan voorbereiding een zekere nederlaag, of tegen de reactie, of tegen experimentele theorieën van zogenaamde politieke partijvrienden.

Laten we ons dus gaan voorbereiden.

Wat en hoe?


Voorbereiding

“Een revolutie voorbereiden!”, roept uw vriend uit, “is dat mogelijk?”

Ja, dat is niet alleen mogelijk, maar absoluut noodzakelijk.

“Doel je op geheime voorbereidingen, gewapende bendes en mensen die de strijd moeten leiden?”, vraagt u.

Nee mijn vriend, dat beslist niet.

Als de sociale revolutie alleen straatgevechten en barricades zou betekenen, zou het inderdaad gaan om de voorbereidingen die u in gedachten hebt. Maar dat is geen revolutie; het kleinste en minst belangrijke gedeelte bestaat uit de periode waarin gevochten wordt.

De waarheid is dat revolutie tegenwoordig niet meer barricades betekent. Die behoren tot het verleden. De sociale revolutie is een geheel andere en essentiëlere zaak: zij brengt de reorganisatie van het gehele maatschappelijke leven met zich mee. U zult het met mij eens zijn dat dit bepaald niet bereikt kan worden door alleen maar te vechten.

Natuurlijk moeten de obstakels op het pad der sociale heropbouw verwijderd worden. Dat wil zeggen dat de massa’s de middelen voor die wederopbouw in handen moeten zien te krijgen. Die middelen zijn momenteel in handen van regering en kapitaal, die alle pogingen om hen hun macht en bezittingen te ontnemen, zullen bestrijden. Dat verzet zal tot strijd leiden, maar onthoudt dat vechten niet het voornaamste doel is, het is noch een doel, noch een revolutie. Het is een inleidende fase, die aan de revolutie vooraf gaat. Het is noodzakelijk dat u dat goed begrijpt. De meeste mensen hebben heel verwarde opvattingen over revolutie. Voor hen betekent het alleen maar vechten, dingen stukmaken en vernietigen. Het is hetzelfde als wanneer je het opstropen van je mouwen om te gaan werken als werken zelf zou zien. De fase van de revolutie waarin gevochten wordt, is niets anders dan het opstropen van je mouwen. De werkelijke, feitelijke taak moet dan nog beginnen.

Waaruit bestaat die taak?

“Het elimineren van de bestaande situatie”, antwoordt u.

Dat is juist. Maar toestanden worden niet geëlimineerd door dingen af te breken en stuk te slaan. Je kunt loonslavernij niet vernietigen door de machines in de werkplaatsen en fabrieken te slopen, nietwaar? Je kunt een regering niet vernietigen door het Witte Huis in de fik te steken.

Denken aan een revolutie in termen van geweld en vernietiging, is een verkeerde interpretatie en een falsificatie van de gehele idee. Praktisch toegepast leidt een dergelijke opvatting tot rampzalige gevolgen.

Als een groot denker als de beroemde anarchist Bakoenin over revolutie spreekt als vernietiging, denkt hij aan gezag en gehoorzaamheid die moeten worden afgeschaft. Daarom stelde hij dat vernietiging opbouw betekent, want een verkeerde geloof vernietigen, is inderdaad uiterst opbouwend werk.

Maar de gemiddelde mens en te vaak ook de revolutionair spreekt gedachteloos over revolutie als alleen maar vernietiging in de fysieke zin van het woord. Dat is een onjuiste en gevaarlijke gedachte. Hoe eerder we er af komen, hoe beter.

Een revolutie en in het bijzonder een sociale revolutie is niet afbrekend, maar opbouwend. Dit kan niet genoeg worden benadrukt en als we ons dat niet goed realiseren, zal een revolutie alleen afbreken en daardoor altijd tot mislukken gedoemd zijn. Natuurlijk gaat een revolutie gepaard met geweld, maar je zou eveneens kunnen stellen dat het bouwen van een huis op de plaats van het oude afbrekend is, omdat je het oude eerst moet neerhalen. Een revolutie is het hoogtepunt van een bepaald revolutionair proces dat begint met een gewelddadige opstand. Het is het opstropen van je mouwen, voordat het eigenlijk werk een aanvang neemt.

Kijk naar wat de sociale revolutie moet bereiken en u zult zien dat het niet op vernietigen, maar op opbouwen aankomt.

Wat moet er nu werkelijk vernietigd worden?

De rijkdommen van de rijken? Nee, dat is iets waar we de gehele maatschappij van willen laten genieten.

Het land, de akkers, de kolenmijnen, de spoorwegen, de fabrieken en hun kantoren? Die willen we niet vernietigen, maar het gehele volk laten gebruiken.

Willen we de telegraaf en telefoon, de communicatie- en distributiemiddelen vernietigen? Nee, die willen we de behoeften van allen laten dienen.

Wat moet de sociale revolutie dan vernietigen? Zij moet de zaken overnemen voor het algemeen nut, niet vernietigen. Het komt neer op een reorganisatie van de situatie voor het algemeen welzijn.

Niet vernietigen, maar herconstrueren en wederopbouwen is het doel van de revolutie.

Hiervoor is voorbereiding noodzakelijk, omdat de sociale revolutie geen bijbelse Messiah is die zijn opdrachten uitvoert door een edict of bevel. Een revolutie werkt met de handen en hersenen van mensen. En die moeten, om een revolutie te beginnen, het doel begrijpen. Zij moeten weten wat ze willen en hoe ze dat kunnen bereiken. De manier om dat te doen, zal worden aangegeven door de doelen die bereikt moeten worden. Want het doel bepaalt de middelen, net zoals je een bepaald zaad moet zaaien om iets te laten groeien dat je nodig hebt.

Waaruit moet de voorbereiding voor de sociale revolutie bestaan?

Als het doel het verzekeren van vrijheid is, moet je leren leven zonder gezag en dwang. Als je van plan bent in vrede en harmonie te leven met je medemens, zul je broederschap en respect voor elkaar moeten aankweken. Als je met hen wilt samenwerken voor wederzijds nut, zul je moeten leren samen te werken. Sociale revolutie betekent meer dan alleen het reorganiseren van de toestand: het betekent het vestigen van nieuwe menselijke waarden en sociale verhoudingen, een andere houding van mens tot mens, een vrije en onafhankelijke houding jegens zijns gelijken; het betekent een andere geest van individueel en collectief leven en die geest wordt niet in één nacht geboren, die moet aangekweekt, gevoed en grootgebracht worden als de teerste bloem, want zij is inderdaad de bloem van een nieuw en mooi bestaan.

Bedrieg uzelf niet met de domme opvatting dat “de zaken vanzelf geregeld zullen worden”. Niets regelt ooit iets uit zichzelf en nog in het minst de menselijke verhoudingen. Mensen regelen de zaken naar opvatting en begrip van de zaak.

Nieuwe situaties en veranderde omstandigheden doen ons anders voelen, denken en handelen. Maar de nieuwe omstandigheden zijn zelf weer een gevolg van nieuwe gevoelens en gedachten. De sociale revolutie is zo’n nieuwe omstandigheid. We moeten leren anders te denken voordat de revolutie kan uitbreken. Alleen zo kan een revolutie tot stand komen.

We moeten anders leren denken over regering en gezag, want zolang we denken en handelen als tegenwoordig, zal er onverdraagzaamheid, vervolging en onderdrukking zijn, zelfs wanneer de georganiseerde regering is afgeschaft. We moeten de menselijkheid van onze medemens leren respecteren, er geen inbreuk op maken of hem dwingen en zijn vrijheid net zo heilig achten als die van onszelf; zijn vrijheid en persoonlijkheid respecteren, dwang in elke vorm afzweren: begrijpen dat het geneesmiddel voor het kwaad der vrijheid meer vrijheid is, dat vrijheid de moeder der orde is.

En verder moeten we leren dat gelijkheid gelijke kansen betekent, dat monopolies er de ontkenning van zijn en dat slechts broederschap voor gelijkheid zorgt. We kunnen dat alleen leren door onszelf te bevrijden van de onjuiste opvattingen van kapitalisme en bezit, van mijn en dijn, van de bekrompen opvatting over bezit.

Door dat te leren, zullen we opgroeien in een geest van werkelijke vrijheid en solidariteit en beseffen dat vrije samenwerking de ziel van elk succes is. Dan zullen we ons realiseren dat de sociale revolutie het werk is van samenwerking, gemeenschappelijk doel en wederzijds werk.

Misschien gelooft u dat het een langzaam proces is, een arbeid die te lang zal duren. Ja, ik geef toe dat het een moeilijke taak is. Maar vraag uzelf eens af of het beter is een nieuw huis snel en slecht te bouwen, zodat het onder je vingers afbrokkelt dan het efficiënt te doen, zelfs als dat langer en harder werken vereist.

Onthoudt dat de sociale revolutie de vrijheid en het welzijn van de gehele mensheid vertegenwoordigt, dat de volledige en uiteindelijke bevrijding van de arbeid ervan afhangt. Onthoudt ook dat als het werk slecht gedaan wordt, alle inspanningen en ontberingen voor niets en misschien nog erger dan voor niets zijn geweest, omdat het verknoeien van een revolutie het instellen van een nieuwe tirannie in plaats van de oude betekent en nieuwe tirannieën hebben, omdat ze nieuw zijn, een langere levensduur. Het betekent het smeden van nieuwe ketenen die sterker zijn dan de oude.

Vergeet ook niet dat de sociale revolutie die wij in gedachten hebben, het werk moet volbrengen waaraan vele generaties lang gewerkt is, want de hele geschiedenis van de mens is een strijd van vrijheid tegen onderdrukking, van sociaal welzijn tegen armoe en ellende, van rechtvaardigheid tegen onrechtvaardigheid geweest. Wat wij vooruitgang noemen, is een pijnlijke, maar voortdurende stap geweest in de richting van verminderd regeringsgezag en verminderde regeringsmacht, een toename van de rechten en vrijheden van de individu, de massa. Het is een strijd van duizenden jaren geweest. De reden waarom het zo lang duurde, en het nog altijd niet afgelopen is, is dat de bevolking niet wist wat het werkelijke probleem was: zij vocht ergens vóór of tegen, zij veranderde van heerser, vormde nieuwe regeringen, ze verwijderde alleen een heerser om een andere in zijn plaats te nemen, ze verdreef een “vreemde” tiran om te lijden onder het juk van een inheemse onderdrukker, ze schafte de ene vorm van despotisme af, zoals die van de tsaar en verving die door een partijdictatuur en overal vergoot zij haar bloed en offerde heldhaftig het leven in de hoop op vrijheid en welzijn.

Maar ze maakte alleen de weg vrij voor nieuwe heersers, omdat ze, hoe wanhopig en edel ze ook streed, nooit de werkelijke kern van de zaak raakte, het beginsel van gezag en regering. Ze besefte niet dat dat de oorsprong van knechting en onderdrukking was en daarom slaagde ze er nooit in zich te bevrijden.

Maar nu begrijpen we dat ware vrijheid geen zaak is van het veranderen van koningen of heersers. We weten dat het gehele stelsel van meester en slaaf moet verdwijnen, dat de totale sociale opzet verkeerd is, dat regering en dwang moeten verdwijnen, dat het fundament van gezag en monopolie moet worden gesloopt. Gelooft u nog steeds dat welke voorbereiding dan ook voor een dergelijke taak te moeilijk kan zijn?

Laten we ons dan volledig bewust zijn van het belang van voorbereiding op een sociale revolutie en ons er op de juiste wijze op voorbereiden.

“Maar wat is de juiste manier?”, vraagt u. “En wie moet er voorbereiden?”

Wie er moet voorbereiden? In de eerste plaats u en ik , degenen die belang hebben bij het slagen van de revolutie, degenen die mee willen helpen. En u en ik betekent elke man en vrouw; tenminste elke fatsoenlijke man en vrouw, iedereen die onderdrukking haat en de vrijheid liefheeft, iedereen die de ellende en het onrecht van de tegenwoordige wereld niet langer kan aanzien.

En bovenal degenen die het meest te lijden hebben onder de bestaande toestand, onder loonslavernij, onderworpenheid en onwaardige behandeling.

“De arbeiders natuurlijk,” zegt u.

Ja, de arbeiders. Als ergste slachtoffers van de huidige instellingen is het in hun eigen belang ze af te schaffen. Terecht is opgemerkt dat “de bevrijding van de arbeiders het werk van de arbeiders zelf moet zijn”, omdat er geen andere sociale klasse is die het voor hen zal doen. Toch betekent de bevrijding van de arbeid tegelijkertijd de verlossing van de gehele maatschappij en daarom spreken sommige mensen over de “historische missie” van de arbeider om betere tijden tot stand te brengen.

Maar missie is een verkeerd woord. Het suggereert een plicht of taak van buitenaf door de één of andere vreemde macht. Het is een verkeerde en misleidende opvatting, in essentie een religieus en metafysisch gevoel. Als de bevrijding van de arbeid inderdaad een “historische missie” is, dan zal de geschiedenis ervoor zorgen dat ze vervuld wordt, hoe we er ook over mogen denken en voelen of wat we er ook mee doen. Die houding maakt menselijke arbeid onnodig en overbodig, omdat “wat moet, zal zijn”. Een dergelijk fantastisch denkbeeld is vernietigend voor elk initiatief en een kwelling voor de geest en wil.

Het is een gevaarlijke en schadelijke gedachte. Er is buiten de mens geen macht die hem bevrijden kan, die hem een “missie” kan opdragen. Noch hemel, noch historie kunnen dat. Geschiedenis is het verhaal van wat er gebeurd is. Zij kan een les leren, maar geen taak opdragen. Het is geen “missie”, maar het belang van het proletariaat om zich te bevrijden van knechting. Als de arbeiders er niet bewust en actief aan werken, zal het nooit “gebeuren”. Het is noodzakelijk dat we ons bevrijden van de domme en valse denkbeelden over een “historische missie”. De massa’s kunnen alleen vrij worden door zich in toenemende mate bewust te worden van hun huidige positie, door hun mogelijkheden en macht te zien, door te leren wat eenheid en samenwerking is en die in de praktijk te brengen. Als ze dat bereikt hebben, hebben ze ook de rest van de mensheid bevrijd.

Hierdoor is de proletarische strijd een zaak van iedereen en alle eerlijke mannen en vrouwen moeten daarom de arbeid in deze grote taak steunen. Hoewel alleen de arbeiders de emancipatie-arbeid kunnen voltooien, hebben ze de steun van andere sociale groeperingen nodig. Want we moeten niet vergeten dat de revolutie te maken krijgt met de moeilijke problemen van de herorganisatie van de wereld en het opbouwen van een nieuwe beschaving , een arbeid die de grootste revolutionaire integriteit en intelligente samenwerking van alle welwillende en vrijheidlievende krachten vereist. We weten al dat de sociale revolutie niet alleen bestaat uit het afschaffen van het kapitalisme. We zouden het kapitalisme net als het feodalisme de laan uit kunnen sturen en toch net als voorheen slaven blijven. In plaats van zoals nu slaaf van persoonlijke monopolies te zijn, zouden we slaven van het staatskapitalisme kunnen worden, wat het Russische volk bijvoorbeeld is overkomen en zoals de situatie zich in Italië en andere landen zich ontwikkelt.

De sociale revolutie, en dat mag niet worden vergeten, moet niet de ene vorm van onderwerping vervangen door een andere, maar alles dat ons tot slavernij en onderworpenheid kan brengen, afschaffen.

Een politieke revolutie kan door een monopolie van samenzweerders tot een succesvol resultaat leiden door de ene heersende partij te vervangen door een andere, maar een sociale revolutie is niet louter een politieke verandering: het is een fundamentele economische, ethische en culturele ommezwaai. Een samenzwerende minderheid of een politieke partij die een dergelijke taak op zich neemt, moet wel te maken krijgen met het actieve en passieve verzet van de grote meerderheid en daarom ontaarden in een stelsel van dictatuur en terreur.

Tegenover een vijandige meerderheid is de sociale revolutie bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Dat betekent dat het eerste voorbereidende werk van de revolutie bestaat uit het overhalen van de grote massa’s ten gunste van de revolutie en haar doeleinden, tenminste tot de hoogte waarop ze geneutraliseerd kunnen worden en van actieve tegenstanders tot passieve sympathisanten gemaakt worden, zodat ze de revolutie niet zullen bestrijden ook al vechten ze er niet voor.

Het eigenlijke positieve werk van de sociale revolutie moet natuurlijk door de arbeiders zelf, door de arbeidersbevolking worden verricht. Daarbij moeten we niet uit het oog verliezen dat niet alleen fabrieksarbeiders, maar ook boeren tot het proletariaat behoren. Sommige radicalen zijn geneigd teveel de nadruk te leggen op het industriële proletariaat en ontkennen bijna het bestaan van de plattelandsbevolking. Wat zou de arbeider zonder de boer kunnen doen? Landbouw vormt de eerste levensbron en de stad zou zonder het platteland verhongeren. Het is zinloos de industriearbeider met de boerenknecht te vergelijken. De één kan niet zonder de ander; beiden zijn even belangrijk in het leven, in de revolutie en bij de opbouw van een nieuwe maatschappij.

Het is waar dat een revolutie eerder in geïndustrialiseerde gebieden uitbreekt dan op het platteland. Dat is logisch, omdat er grotere concentraties van arbeiders zijn en daarom is de onvrede er ook groter. Maar als het industriële proletariaat de voorhoede van de revolutie vormt, dan is de boerenknecht haar ruggengraat. Als de ruggengraat zwak is of breekt, is de voorhoede, de revolutie zelf, verloren.

Daarom ligt het werk van de sociale revolutie in handen van zowel de industriearbeider als de boerenknecht. Helaas moet worden toegegeven dat er weinig begrip en bijna geen vriendschap of directe samenwerking tussen die twee is. Erger nog - en dat is ongetwijfeld het gevolg ervan - er is sprake van een zekere afkeer en vijandigheid tussen het plattelands- en fabrieksproletariaat. De stedeling heeft te weinig waardering voor het harde en afmattende werk van de boer, die zich intuïtief beledigd voelt; bovendien is de boer, die niet op de hoogte is van het inspannende en vaak gevaarlijke werk in de fabriek, geneigd de stedelijke arbeider als lui te betitelen. Een verdere toenadering en een beter begrip is absoluut noodzakelijk. Kapitalisme streeft niet zozeer naar arbeidsverdeling als wel naar verdeling van de arbeiders. Zij tracht ras tegen ras op te hitsen, de fabrieksarbeider tegen de geschoolde arbeider, de arbeider van het ene land tegen die uit een ander land. De kracht van de uitbuitende klasse ligt in het verdeeld houden, het scheiden van de arbeiders. Maar de sociale revolutie vereist de eenheid van de werkende massa’s en allereerst de samenwerking van fabrieksproletariërs met hun plattelandsbroeders.

Een verdere toenadering tussen de twee is een belangrijke stap bij de voorbereiding van de sociale revolutie. Werkelijk contact tussen hen is een eerste vereiste. Gezamenlijke raden, uitwisseling van afgevaardigden, een stelsel van samenwerking en soortgelijke methoden zullen leiden tot nauwere banden en een beter begrip tussen de arbeider en de boer.

Maar niet alleen samenwerking van het fabrieksproletariaat met de boerenarbeider is noodzakelijk voor de revolutie, ook de geoefende geest van de vakman is absoluut noodzakelijk voor het opbouwende werk.

Maak niet de fout te denken dat de wereld alleen met de hand is opgebouwd. Er was ook hersenwerk voor nodig. De revolutie heeft zowel de hoofd- als de handarbeider nodig. Vele mensen denken dat de handarbeider alleen al het maatschappelijke werk kan verrichten. Dat is een onjuiste gedachte, een ernstige vergissing, waarvan de schade niet valt te overzien. Deze opvatting heeft bij voorgaande gelegenheden veel kwaad gesticht en er is reden om aan te nemen dat zij de grootste krachtsinspanningen van de revolutie kan verslaan.

De arbeidende klasse bestaat uit industriële loontrekkers en landbouwarbeiders. Maar de arbeiders hebben de diensten van geschoolde krachten nodig, van de industriële organisator, de elektrotechnisch- en werktuigkundig ingenieur, de technische specialist, de natuurkundige, de uitvinder, de chemicus, de onderwijzer, de dokter en de chirurg. Kortom, het proletariaat heeft absoluut de hulp nodig van bepaalde vaklieden, zonder wier samenwerking productieve arbeid onmogelijk is.

Veel van die vaklieden behoren in werkelijkheid ook tot het proletariaat, zij vormen het intellectuele proletariaat, het hersenproletariaat. Het is duidelijk dat het geen verschil maakt of je je brood verdient met je handen of met je hoofd. In feite wordt geen enkel werk alleen met de hand of het hoofd gedaan. Het gebruik van beide is voor elke arbeid nodig. De timmerman bijvoorbeeld moet schatten, meten en tekenen tijdens zijn werk; hij moet zowel zijn handen als zijn hoofd gebruiken. Ook de architect moet zijn ontwerp uitdenken voor hij het op papier kan zetten en uitvoeren.

“Maar alleen handarbeid is productief”, werpt uw vriend tegen; “hoofdarbeid is niet productief”.

Fout, mijn vriend. Hand- noch hoofdarbeid alleen kunnen iets tot stand brengen. Beide zijn nodig om iets te scheppen. De metselaar kan geen fabriek bouwen zonder de plannen van de architect en de architect kan geen brug bouwen zonder ijzer en staal. Geen van beiden kan iets alleen maken, maar samen kunnen ze wonderen verrichten.

Maak verder niet de fout te denken dat alleen productieve arbeid telt. Er is veel werk dat niet direct productief is, maar dat nuttig en zelfs absoluut noodzakelijk is voor ons bestaan en gemak en daarom net zo belangrijk is als productieve arbeid.

Neem bijvoorbeeld de spoorwegingenieur en de conducteur. Zij produceren niet, maar vormen wel essentiële factoren in het productieproces. Zonder spoorwegen en andere transport- en communicatiemiddelen zouden we noch de productie, noch de distributie kunnen regelen.

Productie en distributie zijn twee punten van dezelfde levenspool. De noodzakelijke arbeid voor de één is even belangrijk als die voor de ander.

Wat ik hierboven gezegd heb, geldt voor talloze arbeidsstadia, die, hoewel ze zelf niet direct productief zijn, een belangrijke rol spelen in de vele processen van ons economische en sociale leven. De wetenschapper, de onderwijzer, de dokter en de chirurg zijn niet productief in de industriële zin van het woord, maar hun werk is absoluut noodzakelijk voor ons leven en welzijn. Een beschaafde maatschappij kan niet zonder hen.

Daarom spreekt het vanzelf dat nuttig werk net zo belangrijk is, of dat nu hersen-, lichamelijke, handen- of geestelijke arbeid is. Evenmin doet het ter zake of je salaris of loon ontvangt, of veel of weinig betaald krijgt, of wat je politieke of andere overtuigingen zijn.

Iedereen die nuttig werk voor het algemeen welzijn verricht, is nodig in de revolutie voor het opbouwen van een nieuw leven. Geen enkele revolutie kan slagen zonder solidaire samenwerking en hoe eerder we dat inzien, hoe beter. De heropbouw van de maatschappij brengt de reorganisatie van de industrie, het functioneren van de productie, het beheer van de distributie en talloos ander sociaal, opvoedkundig en cultureel werk met zich mee om de huidige loonslavernij en knechting te veranderen in een leven in vrijheid en welzijn. Alleen door hand in hand te gaan met het proletariaat kunnen die problemen worden opgelost.

Het is hoogst betreurenswaardig dat er een onvriendelijkheid en zelfs vijandigheid heerst tussen de handarbeider en de intellectuele arbeider. Dat gevoel is geworteld in gebrek aan begrip, in vooroordelen en bekrompenheid van beide zijden. Het is triest toe te moeten geven dat er in bepaalde kringen, zelfs onder sommige socialisten en anarchisten een tendens is de arbeiders op te zetten tegen het intellectuele proletariaat. Een dergelijke houding is dom en misdadig, omdat zij alleen schade kan toebrengen aan de groei en ontwikkeling van de sociale revolutie. Een van de fatale vergissingen van de Bolsjewieken tijdens de eerste stadia van de Russische Revolutie was dat ze loontrekkers opzettelijk opzetten tegen de geschoolde klasse en dermate, dat vriendschappelijke samenwerking onmogelijk werd. Een direct gevolg van die politiek was het ineenstorten van de industrie, zowel door gebrek aan een intelligent bestuur als het bijna volledig verbroken zijn van treinverbindingen, omdat er geen vakbekwaam bestuur was. Toen Lenin inzag dat Rusland economisch schipbreuk leed, besloot hij dat de fabrieksarbeiders en de boeren het industriële leven en de landbouw van het land niet aankonden en dat de hulp van geschoolde krachten nodig was. Hij voerde een nieuw systeem in om technisch geschoolde mensen er toe te brengen te helpen met het opbouwende werk. Maar de verandering kwam bijna te laat, want de jaren van wederzijdse haat en ophitsing hadden een diepgaande kloof geschapen tussen de handarbeider en zijn intellectuele broeder, waardoor onderling begrip en samenwerking buitengewone moeilijk gemaakt werd. Het heeft Rusland vele jaren gekost om de gevolgen van die broederstrijd tot op zekere hoogte ongedaan te maken.

Laten we deze waardevolle les uit het Russische experiment trekken.

“Maar geschoolde mensen behoren tot de middenklasse”, werpt u tegen, “en ze zijn burgerlijk”.

Het is inderdaad zo dat geschoolde arbeiders zich vaak burgerlijk opstellen, maar zijn de meeste mensen niet tegenwoordig burgerlijk? Het betekent alleen dat beiden zijn opgevoed met autoritaire en kapitalistische vooroordelen. En juist die moeten door voorlichting en scholing van de bevolking, of het nu hand- of hoofdarbeiders zijn, worden uitgeroeid. Dat is de eerste stap bij de voorbereiding van de sociale revolutie.

Maar het is niet waar dat de geschoolde arbeider als zodanig altijd behoort tot de middenklasse.

De werkelijke belangen van de zogenaamde intellectueel liggen eerder bij de arbeider dan bij zijn baas. De meesten beseffen dat echter niet. Maar ook de relatief goed betaalde spoorwegconducteur of machinist voelt zich geen lid van de arbeidende klasse. Door inkomen en houding behoort hij ook tot de bourgeoisie. Maar inkomen of gevoel bepaalt niet tot welke sociale klasse iemand behoort. Als een bedelaar zich miljonair waant, is hij dat dan ook? Wat iemand zich waant, doet geen afbreuk aan zijn werkelijke situatie. En de werkelijke situatie is dat hij die zijn arbeid moet verkopen, werknemer is, afhankelijk van salaris, loontrekker en als zodanig zijn zijn ware belangen die van de werknemer. Hij behoort dus tot de arbeidende klasse.

In feite is het intellectuele proletariaat zelfs meer onderworpen aan zijn baas dan de man met houweel en schoffel, die gemakkelijk van werkkring kan veranderen. Als hij niet voor een bepaalde baas wil werken, kan hij een andere zoeken. De intellectuele proletariër daarentegen is veel meer op zijn baan aangewezen, zijn vrijheid is beperkter. Niet geoefend in een bepaald beroep en lichamelijk niet in staat als dagloner te werken, is hij (over het algemeen) beperkt tot het engere gebied der architectuur, techniek, journalistiek of soortgelijk werk. Dat levert hem meer over aan de genade van zijn werkgever en daardoor is hij ook dikwijls geneigd de kant van laatstgenoemde te kiezen tegen zijn onafhankelijkere medearbeiders.

Maar hoe de gesalarieerde en afhankelijke intellectueel zich ook opstelt, hij behoort tot de proletarische klasse. Toch is het volkomen onjuist om te stellen dat de intellectuelen altijd de zijde der werkgevers tegen de arbeiders kiezen. “Over het algemeen wel”, hoor ik de één of andere fanaat opmerken. En de arbeider? Steunt hij niet gewoonlijk zijn baas en het kapitalistische stelsel? Zou dat stelsel kunnen blijven bestaan zonder zijn steun? Het zou echter onjuist zijn daaruit af te leiden dat de arbeiders bewust samenwerken met hun uitbuiters. Dat geldt evenmin voor intellectuelen. Als de meesten van hen naast de heersende klasse staan, komt dat door hun sociale onwetendheid, omdat ze ondanks al hun “verstandelijkheid” niet beseffen waar hun belangen liggen. Evenzo zijn de grote arbeidersmassa’s, die de werkgevers helpen tegen hun medearbeiders, zelfs in hetzelfde beroep en in dezelfde fabriek, om nog maar niet te spreken van hun gebrek aan nationale en internationale solidariteit, zich niet bewust van hun werkelijke belangen, Het betekent alleen dat zowel de één als de ander, de handarbeider niet minder dan de hoofdarbeider, voorlichting nodig hebben.

Laten we de intellectuelen recht doen en niet vergeten dat hun beste vertegenwoordigers altijd de zijde van de onderdrukten hebben gekozen. Zij hebben vrijheid en bevrijding bepleit en vaak waren ze de eersten die de diepste gevoelens van de arbeidende massa’s vertolkten. In de strijd voor vrijheid hebben ze regelmatig zij aan zij met de arbeiders op de barricaden gestreden en hun leven geofferd.

We hoeven niet ver te zoeken voor bewijzen hiervan. Het is algemeen bekend dat elke progressieve, radicale en revolutionaire beweging van de laatste honderd jaar geïnspireerd is geweest door het werk van de zuiverste krachten uit de intellectuele klasse. De initiatiefnemers en organisatoren van de revolutionaire beweging in Rusland, een eeuw geleden nu, waren intellectuelen, mannen en vrouwen van niet-proletarische afkomst en klasse. Evenmin was hun vrijheidsliefde theoretisch. Letterlijk duizenden stelden hun kennis, ervaring en leven in dienst van de massa’s. Er is geen land te noemen waar dergelijke nobele mannen en vrouwen niet van hun solidariteit met de onterfden blijk gaven en daarmee zichzelf blootstelden aan de wraak en vervolging van hun eigen klasse door de handen ineen te slaan met de vertrapten. Zowel de meest recente geschiedenis als het verleden zitten vol voorbeelden. Waren de Garribaldis, de Kossuths, de Liebknechts, de Rosa Luxemburgs, de Landauers, de Lenins en Trotzkys geen intellectuelen uit de middenklasse, die zich aan het proletariaat wijdden? De geschiedenis van elk land en elke revolutie schittert van hun onbaatzuchtige toegewijdheid aan vrijheid en arbeid.

Laten we deze feiten onthouden en ons niet laten verblinden door fanatieke vooroordelen en ongefundeerde vijandigheid. In het verleden heeft de intellectueel de arbeider grote diensten verleend. Het ligt aan de houding van de arbeider jegens hem wat hij kan en wil bijdragen aan de voorbereiding en verwerkelijking van de sociale revolutie.


De organisatie van de arbeid voor de sociale revolutie

Een juiste voorbereiding zal, zoals op voorgaande pagina’s voorgesteld is, de sociale revolutie enorm verlichten en haar gezonde ontwikkeling en functionering verzekeren.

Welnu, wat zijn de belangrijkste taken van de revolutie?

Ieder land heeft zijn specifieke situatie, zijn eigen psychologie, gewoonten en tradities en het revolutionaire proces zal de bijzonderheden van elk land en volk moeten weerspiegelen. Maar in essentie hebben alle landen hetzelfde sociale (of liever anti-sociale) karakter; wat de politieke vorm van hun economische situatie ook moge zijn, allemaal zijn ze gebaseerd op zich opdringend gezag, op monopolies en uitbuiting van de arbeid. Daarom is de belangrijkste taak van een sociale revolutie eigenlijk overal gelijk: het afschaffen van regeringen en sociale ongelijkheid en het socialiseren van de productie- en distributiemiddelen.

Productie, distributie en communicatie zijn de belangrijkste bestaansbronnen, waarop de macht van het dwangmatig gezag en kapitaal berust. Beroofd van die macht, worden regeerders en heersers normale mensen als u en ik, gewone burgers temidden van miljoenen anderen. Dat bereiken is dus de eerste en noodzakelijkste taak van een sociale revolutie.

We weten dat een revolutie begint met straatgevechten en ongeregeldheden: dat is de beginfase die gepaard gaat met strijd en geweld. Maar dat is niets anders dan het spectaculaire voorspel van de werkelijke revolutie. Jaren van ellende en onwaardige behandeling van de massa’s barsten los in wanorde en oproer, de vernederingen en het onrecht die tientallen jaren gedwee gedragen zijn, komen tot uiting in daden van razernij en vernietiging. Dat is onvermijdelijk en alleen de bezittende klasse is voor deze fase verantwoordelijk. Want sociaal geldt zelfs nog meer dan individueel, dat “wie wind zaait storm zal oogsten”; hoe zwaarder de onderdrukking en ellende waaraan de massa’s onderworpen zijn, hoe meedogenlozer de sociale storm zal worden. De gehele geschiedenis bewijst het, maar degenen die het leven in hun greep houden, hebben nooit naar deze waarschuwende stem geluisterd.

Deze fase van de revolutie is van korte duur en wordt gewoonlijk gevolgd door bewustere en toch spontanere vernietiging van gezagsbolwerken, de zichtbare symbolen van georganiseerd geweld en georganiseerde wreedheid; gevangenissen, politiebureaus en andere regeringsgebouwen worden aangevallen, gevangenen bevrijd en wettelijke documenten vernietigd. Het is een manifestatie van instinctieve rechtvaardigheid van het volk. Zo was één van de eerste gebaren van de Franse Revolutie het bestormen van de Bastille. Ook in Rusland werden gevangenissen bestormd en gevangenen bij het begin van de revolutie vrijgelaten. De gezonde intuïtie van het volk ziet in gevangenen sociaal ongelukkigen, slachtoffers van de omstandigheden, voor wie als zodanig sympathie wordt opgevat. De massa ziet de rechtbanken en hun archieven als instrumenten van klassenonrecht en die worden aan het begin van de revolutie afdoende vernietigd.

Haar dit stadium gaat snel voorbij: de woede van de bevolking gaat snel voorbij. Op dat ogenblik begint het opbouwende werk van de revolutie.

“Geloof je werkelijk dat zo snel met de opbouw begonnen kan worden?”, vraagt u.

Mijn vriend, er moet onmiddellijk mee worden begonnen. Hoe beter de massa is voorgelicht, hoe duidelijker de arbeiders beseffen wat hun doel is en hoe beter ze voorbereid zijn om er mee te beginnen, hoe minder afbrekend de revolutie zal zijn en hoe sneller en effectiever de wederopbouw zal verlopen.

“Ben je niet te optimistisch?”

Nee, ik geloof het niet. Ik ben ervan overtuigd dat de sociale revolutie niet ‘’zomaar zal plaats vinden”. Zij zal voorbereid, georganiseerd moeten worden. In werkelijkheid zal het een staking zijn, een staking van eensgezinde arbeiders uit een geheel land - een algemene werkstaking.

Laten we even stoppen en er dieper op ingaan.

Hoe stelt u zich voor dat in de tegenwoordige tijd van gepantserde tanks, gifgas en militaire vliegtuigen een revolutie kan worden uitgevochten? Gelooft u dat de ongewapende massa en haar barricaden stand kunnen houden tegen zware artillerie en bommenwerpers? Kunnen de arbeiders vechten tegen de militaire macht van regering en kapitaal?

Dat is belachelijk, nietwaar? En niet minder belachelijk is het voorstel de arbeiders zelf regimenten te laten vormen, “stoottroepen” of een “rood front”, wat de communistische partijen aanraden. Kunnen dergelijke proletarische lichamen ooit stand houden tegen de goed getrainde legers van regering en kapitaal? Hebben ze ook maar de geringste kans?

Een dergelijke voorstel hoeft slechts geopperd te worden om het onmogelijke en dwaze ervan in te zien. Het betekent simpelweg duizenden arbeiders een wisse dood in te sturen.

Het is de hoogste tijd om met deze verouderde revolutionaire opvatting te breken. De huidige regeringen en het huidige kapitaal zijn militair zo goed georganiseerd dat de arbeiders er nooit tegenop kunnen. Het zou misdadig zijn het te proberen, idioot om er zelfs maar aan te denken. De kracht van de arbeiders ligt niet op het slagveld, maar in de werkplaats, de mijn en de fabriek. Daar ligt hun kracht, die geen leger ter wereld kan verslaan, geen menselijke macht kan overwinnen.

Met andere woorden, de sociale revolutie kan alleen plaats vinden door een algemene werkstaking. De algemene werkstaking, mits juist opgevat en consequent doorgevoerd, is de sociale revolutie. Hiervan werd de Engelse regering zich veel eerder bewust dan de arbeiders, toen de algemene staking in Engeland in mei 1926 werd uitgeroepen. “Dat betekent revolutie”, zei de regering letterlijk tegen de stakingsleiders. Ondanks al hun legers en vloten stonden de autoriteiten machteloos tegenover de situatie. Je kunt mensen dood schieten, maar je kunt ze niet aan het werk schieten. De arbeidersleiders schrokken van de gedachte dat een algemene werkstaking revolutie betekende.

De Engelse kapitalisten en de regering wonnen de staking. Niet door de kracht van hun wapens, maar door gebrek aan intelligentie en moed van de arbeidersleiders en doordat de Engelse arbeiders niet voorbereid waren op de gevolgen van een algemene werkstaking. In feite was de gedachte volledig nieuw voor hen. Zij hadden er nooit eerder belangstelling voor getoond, er nooit de betekenis en mogelijkheden van bestudeerd. Je kunt gerust stellen dat een dergelijke situatie in Frankrijk geheel anders zou zijn verlopen, omdat in dat land de arbeiders al jaren de algemene werkstaking als revolutionair proletarisch wapen kennen.

Het is belangrijk dat we ons realiseren dat de algemene werkstaking de enig mogelijke vorm van sociale revolutie is. In het verleden is de algemene werkstaking in diverse landen gepropageerd zonder er voldoende nadruk op te leggen dat de werkelijke betekenis revolutie is, wat de enige praktische manier is. Het wordt tijd dat we dat leren en als dat gebeurt, zal sociale revolutie niet langer vaag en onbekend zijn. Het zal een feitelijkheid, een duidelijke methode en doel, een programma zijn, waarvan het overnemen van de industrie door de georganiseerde arbeid de eerste stap zal zijn.

“Ik begrijp nu waarom je zei dat de sociale revolutie eerder opbouw dan vernietiging betekent”, merkt uw vriend op.

Daar ben ik blij om. En als u me tot zover gevolgd hebt, zult u het met me eens zijn dat het overnemen der industrieën niet een zaak is die aan het toeval kan worden overgelaten en evenmin lukraak kan worden uitgevoerd. Alleen een juiste, systematische en georganiseerde planning kan voor de uitvoering zorgdragen. Dat kunnen u en ik, of iemand anders, of hij nu arbeider, Ford of de paus van Rome is, niet alleen. Er is geen mens of geen orgaan van mensen die dat kan of kunnen, behalve de arbeiders zelf, want er zijn arbeiders voor nodig om industrieën te laten draaien. Maar zelfs de arbeiders kunnen dat niet, tenzij ze georganiseerd zijn en alleen georganiseerd voor een dergelijke onderneming.

“Maar ik dacht dat je anarchist was”, onderbreekt uw vriend. “Ik heb gehoord dat anarchisten niet in organisatie geloven”.

Dat geloof ik graag, maar dat is een oud argument. Een ieder die u vertelt dat anarchisten niet in organisatie geloven, praat onzin. Organisatie is alles en alles is organisatie. Het gehele leven is bewust of onbewust organisatie. Elk land, elk gezin, ja zelfs elk individu is een organisatie of organisme. Elk deel van elk levend wezen is georganiseerd, opdat het geheel harmonieus kan zijn. Anders zouden de verschillende organen niet goed kunnen functioneren en zou er geen leven mogelijk zijn.

Maar er is organisatie en organisatie. De kapitalistische maatschappij is zo slecht geordend dat haar diverse leden eronder lijden: net als wanneer je ziek bent, ergens pijn hebt, waardoor je je hele lichaam voelt.

Er is organisatie die pijn doet, omdat ze ziek is en er is organisatie die prettig is, omdat ze gezondheid en kracht betekent. Een organisatie is ziek of slecht als zij één van haar organen of leden verwaarloost of onderdrukt. In een gezond orgaan zijn alle delen even waardevol en wordt geen enkele gediscrimineerd. Een organisatie die op dwang berust, die dwingt en geweld gebruikt, is slecht en ongezond. De libertaire organisatie, die vrijwillig tot stand komt en waarvan elk lid vrij en gelijk is, is een gezond orgaan, dat goed kan functioneren. Een dergelijke organisatie is een vrije eenheid van gelijke delen. Het is de soort organisatie waarin anarchisten geloven.

Zo moet een arbeidersorganisatie samengesteld zijn als de arbeiders een gezond lichaam willen hebben, dat effectief kan optreden.

Het betekent in de eerste plaats dat geen enkel lid van de organisatie of bond straffeloos een ander kan discrimineren, onderdrukken of negeren. Dat doen staat gelijk aan het negeren van kiespijn: de rest van het lichaam wordt aangetast.

Met andere woorden, de arbeidersvereniging moet gefundeerd zijn op het beginsel van gelijke vrijheid voor alle leden.

Alleen als iedereen een vrije en onafhankelijke eenheid is en uit wederzijds belang samenwerkt met de door hem gekozen anderen, kan het totale werk succesvol en machtig worden.

Deze gelijkheid betekent dat het geen verschil maakt wie of wat de arbeider is, of hij geschoold of ongeschoold, metselaar, timmerman, ingenieur of dagloner is, of hij veel of weinig verdient. Ieders belangen zijn gelijk; iedereen hoort bij elkaar en alleen door samenwerking kunnen zij hun doel bereiken.

Het betekent dat de arbeiders in de fabriek, spinnerij of mijn één orgaan moeten vormen; het doet er immers niet toe wat voor werk ze doen, welk vak of beroep ze uitoefenen, maar wat hun belangen zijn. En hun belangen zijn gelijk tegenover de werkgevers en het op uitbuiting berustende stelsel.

Bedenk zelf eens hoe dwaas en inefficiënt de huidige arbeidersorganisaties zijn, waarin één tak kan staken, terwijl de andere takken uit dezelfde industrie door blijven werken. Is het niet belachelijk dat als bijvoorbeeld de trambestuurders uit New York staken, de mensen van de ondergrondse, de taxi- en buschauffeurs door blijven werken? Het hoofddoel van een staking is het scheppen van een toestand, die de werkgever dwingt de eisen van de arbeiders in te willigen. Een dergelijke situatie kan alleen worden gecreëerd door een volledige samenwerking van de industrie in kwestie, omdat een gedeeltelijke staking louter verspilling van tijd en energie is, om nog maar niet te spreken van het schadelijke morele effect van de nederlaag.

Denk maar eens aan de stakingen waaraan u zelf hebt deelgenomen en wat u van anderen weet. Heeft uw vakbond ooit een gevecht gewonnen zonder dat de werkgever gedwongen werd toe te geven? Maar wanneer was dat mogelijk? Alleen als de baas wist dat het de arbeiders ernst was, als er geen verdeeldheid, aarzeling of uitstel mogelijk was, als ze vastbesloten waren ten koste van alles te winnen. Maar vooral als de werkgever zich aan de genade van de bond overgeleverd wist, als zijn fabriek of mijn door de resolute houding van de arbeiders niet kon blijven draaien, als hij geen onderkruipers of stakingbrekers kon vinden en als hij zag dat zijn belangen door het tarten van zijn arbeiders meer geschaad werden dan door het inwilligen van hun eisen.

Het is dus duidelijk dat je je eisen alleen ingewilligd krijgt als je vastberaden bent, als je bond sterk is, als je goed georganiseerd bent en als je zo’n eenheid vormt dat de baas zijn fabriek niet tegen je wil kan laten draaien. Maar een werkgever is meestal de een of andere grote fabrikant of maatschappij, die werkplaatsen of mijnen op verschillende plaatsen heeft. Stel je voor dat het een kolensyndicaat is. Als de mijnen door een staking in Pennsylvania niet kunnen draaien, zal geprobeerd worden de verliezen goed te maken door de mijnen in Virginia of Colorado meer te laten produceren. Welnu, als de mijnwerkers in die staten doorwerken, terwijl jullie in Pennsylvania staken, verliest de maatschappij niets. Zij kan de staking juist toejuichen om de prijs van kolen te laten stijgen op grond van door de staking gedaalde voorraden. Op die manier breekt de maatschappij niet alleen de staking, maar zet ze ook de publieke opinie tegen jullie op, omdat mensen op domme wijze denken dat de gestegen kolenprijzen het gevolg zijn van jullie staking, terwijl ze in feite te wijten zijn aan de hebzucht van de mijneigenaren. Jullie zullen de staking verliezen en enige tijd zullen overal de arbeiders meer moeten betalen voor hun kolen en niet alleen voor hun kolen, maar voor alle andere levensbehoeften, omdat met de kolenprijzen de kosten van het levensonderhoud stijgen.

Zie hier, hoe dom de huidige vakbondspolitiek is, die toestaat dat andere mijnen blijven draaien, terwijl je eigen mijn in staking is. De anderen blijven werken en steunen jullie financieel, maar begrijp je niet dat hun hulp alleen maar jullie staking helpt breken? Omdat ze, door te blijven werken een bijdrage kunnen leveren aan jullie stakingsfonds, zijn ze in werkelijkheid onderkruipers. Kun je je iets zinlozers en misdadigers voorstellen?

Dat geldt voor elke industrie en voor elke staking. Kun je je nu voorstellen, waarom de stakingen verloren worden? Dat is zowel in Amerika als in andere landen het geval. Hier voor me heb ik het zojuist onder de titel Arbeidsstatistieken in Engeland gepubliceerde blauwboek. De gegevens tonen aan dat stakingen niet leiden tot overwinningen van de arbeiders. De cijfers van de laatste acht jaar luiden als volgt:

Resultaten ten gunste
van de arbeidende bevolking
Resultaten ten gunste
van de werkgevers
1920 390 507
1921 152 315
1922 111 222
1923 187 183
1924 163 235
1925 154 189
1926 67 126
1927 61 118

Bijna 60 % van de stakingen werd dus verloren. Denk ook maar eens aan de bijkomstige gevolgen van stakingen: verlies van arbeidsdagen, hetgeen betekent dat er geen loon wordt uitbetaald. Het aantal verloren werkdagen bedroeg in 1912 in Engeland 40.890. 000, wat bijna gelijk is aan het leven van 2.000 mensen, als ze zestig jaar oud zouden worden. In 1919 bedroeg het aantal verloren arbeidsdagen 34.969.000; in 1920: 26.568.000 in 1921: 85.872.000; in 1926, als gevolg van de algemene werkstaking: 162.233.000 dagen. Tijd en loon verloren door werkloosheid zijn dan nog niet eens meegerekend.

Er is niet veel wiskundig inzicht voor nodig om in te zien dat stakingen, zoals ze tegenwoordig gevoerd worden, niet lonen en dat de vakbonden niet de overwinnaars zijn in industriële conflicten.

Dat betekent echter niet dat stakingen nutteloos zijn. Integendeel, ze hebben grote waarde: ze leren de arbeider dat samenwerking, zij aan zij verenigd met zijn kameraden strijdend voor een gemeenschappelijke zaak, nodig is. Stakingen trainen hem in de klassenstrijd en ontwikkelen zijn gevoel voor samenwerking, zijn verzet tegen de bezittende klasse, zijn solidariteit en verantwoordelijkheid. In dit opzicht is zelfs een mislukte staking geen volledige mislukking. De arbeiders leren erdoor dat “een onrecht tegen één, allen betreft”, een praktische wijsheid die de diepere betekenis van de proletarische strijd belichaamt. Dit geldt niet alleen voor de dagelijkse strijd voor materiële verbeteringen, maar ook voor alles dat betrekking heeft op de arbeider en zijn bestaan en vooral op zaken waar het om rechtvaardigheid en vrijheid gaat.

Eén van de meest inspirerende dingen is de massa’s opgewekt te zien worden door sociaal onrecht, wie de persoon waar het om gaat ook moge zijn. Want het gaat inderdaad ons allen aan, in de meest ware en diepe betekenis. Hoe beter de arbeider voorgelicht zijn en zich bewust worden van hun grote belangen, hoe breder en algemener hun voorkeuren zullen worden, hoe internationaler hun verdediging van recht en vrijheid zal zijn. Een manifestatie van dit begrip was het protest van de arbeiders van alle landen tegen de gerechtelijke moord op Sacco & Vanzetti in Massachusetts. Instinctief en bewust voelden de massa’s over de gehele wereld, net als alle fatsoenlijke mannen en vrouwen dat het hen aanging als een dergelijke misdaad begaan werd. Helaas stelde dat protest zich net als vele andere tevreden met alleen maar resoluties. Als de georganiseerde arbeiders hun toevlucht tot actie genomen zouden hebben, bijvoorbeeld tot de algemene werkstaking, zouden hun eisen niet genegeerd zijn en waren twee van de beste arbeidersvrienden en edelste mensen niet gevallen onder de krachten der reactie.

Wat net zo belangrijk is, is dat het zou hebben kunnen dienen als een waardevolle demonstratie van de enorme macht van het proletariaat, een kracht die, mits gebundeld en vastberaden, altijd overwint. Dat is in het verleden bij talloze gelegenheden bewezen, toen de vasthoudende houding van de arbeiders voorgenomen wettelijke wandaden voorkwam, zoals in de zaak Haywood, Moyer en Pettibone, functionarissen van de Westelijke Mijnwerkers Federatie, die de kolenbaronnen van de staat Idaho in het geheim naar de galg wilden sturen tijdens de mijnwerkersstaking van 1905. Ook in 1917 zorgde de solidariteit van de arbeiders ervoor dat de executie van Tom Mooney in California verijdeld werd. De vriendschappelijke houding van de georganiseerde arbeiders in Amerika jegens Mexico is tot nu toe een obstakel geweest voor een militaire bezetting van dat land door de regering van de Verenigde Staten ten behoeve van de oliebelangen. Ook in Europa heeft verenigde actie van de arbeiders de autoriteiten er herhaaldelijk toe gedwongen amnestie te verlenen aan politieke gevangenen. De Engelse regering was zo bang voor de uitgesproken sympathie van de Engelse arbeiders voor de Russische Revolutie, dat zij gedwongen was voor te wenden neutraal te zijn. Zij durfde niet openlijk de contra-revolutie in Rusland steun te verlenen. Toen de havenarbeiders weigerden voedsel en ammunitie voor de witte legers in te laden, nam de Engelse regering haar toevlucht tot bedrog. Zij verklaarde de arbeiders plechtig dat de scheepsladingen bestemd waren voor Frankrijk. Toen ik in 1920 en 1921 in Rusland bezig was met het verzamelen van historisch materiaal, kwam ik in het bezit van officiële Engelse documenten, waaruit bleek dat de scheepsladingen op direct bevel van de Engelse regering onmiddellijk van Frankrijk doorgezonden werden naar de contra-revolutionaire generaals in Noord-Rusland, die daar de zogenaamde Tsjaikofski-Miller regering hadden ingesteld. Dit voorval - één van de vele - bewijst de gezonde angst die de machten hebben voor het ontwaakte klassenbewustzijn en de solidariteit van het internationale proletariaat.

Hoe sterker deze geest wordt, hoe efficiënter hun strijd voor emancipatie zal zijn. Klassenbewustzijn en solidariteit moeten nationale en internationale vormen aannemen, voordat de arbeiders hun volledige macht kunnen ontplooien. Waar onrecht geschiedt, waar vervolging en onderdrukking heerst - of het nu de onderwerping van de Filippijnen, de invasie van Nicaragua, de knechting van Kongolese arbeiders door Belgische uitbuiters of de onderdrukking van de massa’s in Egypte, China, Marokko of India is - overal is het zaak dat de arbeiders hun stem verheffen tegen dergelijke gewelddaden en hun solidariteit voor de gemeenschappelijke zaak van de beroofden en onterfden ten toon spreiden.

De arbeiders worden langzaam sociaal bewust: stakingen en andere uitingen van medeleven zijn waardevolle manifestaties van deze geest. Als de meeste stakingen tegenwoordig verloren worden, komt dat doordat het proletariaat zich nog niet volledig bewust is van haar nationale en internationale belangen, nog niet op de juiste grondslagen georganiseerd is en zich nog niet voldoende bewust is van de noodzaak tot wereldwijde samenwerking.

Uw dagelijkse strijd voor een beter bestaan zou weldra een ander karakter aannemen als u zich zodanig georganiseerd had, dat als er in uw fabriek of mijn gestaakt werd, de gehele industrie zou stoppen; niet geleidelijk, maar ineens, iedereen tegelijk. Dan zou de werkgever aan uw genade zijn overgeleverd, want wat kan hij doen als er in de hele industrie geen radertje meer draait? Hij kan genoeg stakingbrekers krijgen voor één of meer fabrieken, maar een hele industrie kan hij niet met hen bemannen en evenmin zou dat veilig en raadzaam zijn. Bovendien zou een staking in één industrie een groot aantal andere raken, omdat de moderne industrie doorweven is. De toestand zou direct het hele land aangaan, het publiek zou wakker geschud worden en een regeling eisen. (Tegenwoordig, met stakingen in één fabriek, maakt niemand zich zorgen en verhonger je, als je je mond maar houdt.) Die regeling hangt dan weer af van jezelf, van de kracht van je organisatie. Als de bazen zien dat je je kracht kent en dat je vastbesloten bent, geven ze snel toe of gaan naar een compromis zoeken, om niet dagelijks miljoenen te verliezen. De stakers zouden zelfs de werkplaatsen en machines kunnen saboteren en de werkgevers zouden maar al te graag tot “overeenstemming” komen, terwijl ze een staking in één fabriek of district gewoonlijk verwelkomen, omdat ze weten dat het lot tegen jullie is.

Besef daarom hoe belangrijk het is op welke wijze, op welke beginselen je vakbond steunt en hoe belangrijk arbeiderssolidariteit en samenwerking zijn in de dagelijkse strijd voor verbeteringen. Jullie kracht ligt in eenheid, maar die eenheid bestaat niet en is onmogelijk zolang jullie georganiseerd zijn naar beroep in plaats van naar industrie.

Niets is belangrijker en dringender dan dat u en uw medearbeiders ervoor zorgen dat de organisatievorm onmiddellijk veranderd wordt.

Maar niet alleen de vorm moet veranderd worden, uw vakbond moet ook haar doelstellingen en bedoelingen uiteen zetten. De arbeiders zouden ernstig moeten overdenken wat ze willen, hoe ze het willen bereiken, hoe de bond zou moeten functioneren en wat ze zou moeten bereiken.

Welnu, wat moet de bond bereiken? Wat moeten de doeleinden zijn van een werkelijke arbeidersbond?

Allereerst is het doel van een bond de belangen van haar leden te dienen. Dat is de eerste plicht, waar niet over te twisten valt; dat begrijpt elke arbeider. Als sommige mensen weigeren lid te worden van een arbeidersorganisatie, komt dat doordat ze er de grote waarde niet van inzien en in dat geval moeten ze worden voorgelicht. Maar over het algemeen weigeren ze tot een vakbond toe te treden, omdat ze er geen vertrouwen in hebben of er teleurgesteld in zijn. De meesten van degenen die wegblijven van een bond doen dat omdat ze zoveel horen opscheppen over de kracht van de georganiseerde arbeiders, terwijl ze vaak uit eigen bittere ervaring weten dat elke belangrijke slag verloren ging. “O, de bond”, zeggen ze minachtend, “dat stelt niets voor.” Om heel eerlijk te zijn, hebben ze tot op zekere hoogte gelijk. Ze zien het georganiseerde kapitaal de opendeur politiek uitroepen en de bonden verslagen worden; ze zien arbeidersleiders stakingen en arbeiders verkwanselen; ze zien de gewone leden hulpeloos staan tegenover het politieke gekonkel van binnen en buiten de bond. Ze begrijpen niet waarom het zo is, maar ze zien de feiten en keren zich tegen de bond.

Sommigen weigeren ook maar iets met een bond te maken te hebben, omdat ze er eens toe behoord hebben en weten welk een onbeduidende rol een individueel lid, de gemiddelde arbeider, in organisatorische zaken speelt. De lokale leiders, de districts- en centrale organen, de nationale en internationale functionarissen en de leiders van de Amerikaanse Arbeidersfederatie hebben in Amerika “de touwtjes in handen”, zullen ze u zeggen; je mag alleen maar je stem uitbrengen en als je tegenspreekt, vlieg je eruit.

Helaas hebben ze gelijk. U weet hoe het in een bond toegaat. De gewone man heeft weinig te vertellen. Hij heeft alle macht aan de leiders gedelegeerd, die de baas zijn geworden en net als in het maatschappelijke leven is de bevolking onderworpen aan de bevelen van degenen die oorspronkelijk hen moesten dienen - de regering en haar ambtenaren. Als je dat eenmaal doet, zal de macht die je gedelegeerd hebt, tegen jou en je belangen gebruikt worden, wat altijd weer gebeurt. En dan klaag je dat de leiders “hun macht misbruiken”. Nee, mijn vriend, ze maken alleen maar gebruik, want gebruik van macht zelf is het ernstigste misbruik.

Dit alles moet veranderd worden als we werkelijke resultaten willen zien. In de maatschappij moet de regeerders hun politieke macht ontnomen worden, die in alle opzichten afgeschaft moet worden. Ik heb aangetoond dat politieke macht gezag, onderdrukking en tirannie betekent, dat we geen politieke regering, maar een rationeel beheer van onze collectieve zaken nodig hebben.

Ook in uw vakbond heeft u een zinvolle administratie van uw zaken nodig. We weten welke enorme macht de arbeid als schepper van alle rijkdom en steunpunt van de aarde heeft. Als de arbeiders zich goed zouden organiseren en verenigen, zouden ze de toestand kunnen gaan controleren, beheren. Maar de kracht van de arbeider ligt niet in de vergaderzaal van de bond, maar in de werkplaats, fabriek en mijn. Daar moet hij zich organiseren; daar, op het werk. Daar weet hij wat hij wil, wat zijn behoeften zijn en daarop moet hij zijn krachten en wil concentreren. Elke werkplaats en fabriek zou een speciaal comité moeten vormen om te zorgen voor wat de mensen nodig hebben en verlangen; geen leiders, maar gewone leden, arbeiders, die zorg dragen voor de verlangens en klachten van hun medearbeiders. Een dergelijk comité, dat ter plaats werkzaam is en onder voortdurende leiding en continu toezicht van de arbeiders staat, oefent geen macht uit: het voert alleen maar instructies uit. De leden kunnen naar welgevallen worden teruggeroepen en door anderen vervangen worden, al naar gelang de behoeften van het ogenblik en de talenten die voor een bepaalde taak vereist zijn. De arbeiders beslissen over de aan de orde te brengen zaken en de besluiten worden door de fabriekscomités uitgevoerd.

Dat is de aard en vorm van de organisatie die de arbeiders nodig hebben. Alleen deze vorm kan het werkelijke doel uitdrukken, zal de adequate spreekbuis zijn en de werkelijke belangen dienen. Deze werkplaats- en fabriekscomités kunnen, samen met soortgelijke lichamen in andere fabrieken en mijnen, lokaal, regionaal en nationaal aaneen gesloten, een nieuw soort arbeidersorganisatie vormen, die de krachtige stem van de arbeid en haar doelmatige werk gestalte geven. Zij zou het volledige gewicht en alle energie van de verenigde arbeiders achter zich hebben en wat bereik en mogelijkheden betreft, een enorme macht vertegenwoordigen.

In de dagelijkse strijd van het proletariaat kan een dergelijke organisatie overwinningen behalen, waarvan de huidige conservatieve bonden niet eens kunnen dromen. De massa’s zouden er respect voor en vertrouwen in hebben, de ongeorganiseerden zouden erdoor aangetrokken worden en de arbeiders zouden verenigd zijn op basis van gelijkheid en gemeenschappelijke belangen en doeleinden Ze zouden de bezittende klasse kunnen confronteren met de volledige macht van de arbeidende klasse achter zich, met een nieuwe houding van bewustheid en kracht. Alleen zo krijgt de arbeider aanzien en gaat de uitdrukking ervan iets betekenen.

Een dergelijke bond zou snel meer dan alleen maar de verdediger en beschermer van de arbeider zijn. Zij zou een belangrijke verwezenlijking van de betekenis der eenheid en de daaruit voortvloeiende macht en arbeiderssolidariteit tot stand kunnen brengen. De fabriek en werkplaats zouden kunnen dienen als opleidingsinstituut voor de ontwikkeling van het bewustzijn van de arbeider van zijn eigen rol in het leven, zijn zelfvertrouwen en onafhankelijkheid bevorderen, hem wederzijdse hulp en samenwerking leren en hem bewust maken van zijn verantwoordelijkheden. Hij zou leren beslissen en op zijn eigen oordeel af te gaan, niet leiders of politici zijn zaken laten regelen en voor zijn eigen welzijn zorgdragen. Hij zou beslissingen nemen, samen met zijn kameraden op het werk, over wat ze willen bereiken en welke methoden het best passen bij hun doel en hun comité zou alleen maar instructies uitvoeren. De werkplaats en de fabriek zouden de school en de universiteit van de arbeiders worden. Daar zou hij kunnen leren wat zijn plaats in de maatschappij, zijn functie in de industrie en zijn doel in het leven is. Hij zou als arbeider rijpen en als arbeidsreus zijn volle omvang bereiken. Hij zou dat beseffen en daardoor sterk zijn.

Dan zou hij niet langer tevreden zijn loonslaaf te zijn, werknemer die afhankelijk is van de goede wil van zijn baas, die hij met zijn arbeid in leven houdt. Hij zou gaan begrijpen dat de huidige economische orde en de huidige sociale overeenkomsten fout en misdadig zijn en besluiten er verandering in te brengen. Het comité van de werkplaats en de bond zouden zijn plaats van voorbereiding op een nieuw economisch stelsel, een nieuw sociaal leven zijn.

U ziet dus hoe noodzakelijk het is dat u en ik en iedere man en vrouw, die de belangen van de arbeid op het oog hebben, eraan meewerken.

En hier wil ik benadrukken dat het vooral van belang is dat de vooruitstrevende proletariër, de radicaal en de revolutionair, er dieper over nadenken, want voor velen, zelfs voor sommige anarchisten, is het slechts een vrome wens, een verre hoop. Zij realiseren zich het grote belang van pogingen in die richting niet. Toch is het niet zomaar een droom. Grote aantallen progressieven beginnen dat in te zien: de Industrial Workers of the World en de revolutionaire anarcho-syndikalisten in alle landen wijden zich aan dat doel, de grootste noodzaak van tegenwoordig. Niet genoeg kan worden benadrukt dat alleen een juiste arbeidersorganisatie kan bereiken waar wij naar streven. Hierin ligt het heil van de arbeid en de toekomst. Alleen een organisatie van onderaf, te beginnen bij de werkplaatsen en fabrieken, stoelend op de gemeenschappelijke belangen van alle arbeiders, zonder onderscheid te maken wat betreft beroep, ras of land, door middel van wederzijdse samenwerking en een gemeenschappelijke wil, kan het arbeidersvraagstuk oplossen en de ware bevrijding van de mens dienen.

“Je had het over het overnemen van de industrieën door de arbeiders”, herinnert uw vriend zich. “Hoe moeten ze dat doen?”

Ja, ik was met dat onderwerp bezig toen u die opmerking over organisatie maakte. Maar het is goed dat de zaak besproken is, omdat er niets belangrijkers is in de problemen die we aan het onderzoeken zijn.

Om terug te komen op het overnemen van de industrieën, dat betekent niet alleen dat ze moeten worden overgenomen, maar ook dat ze door de arbeiders bestuurd gaan worden. Wat het overnemen betreft moeten we het zo zien, dat de arbeiders in de praktijk in de industrieën werkzaam zijn, niet als werknemer, maar als rechtmatige, collectieve bezitter.

Begrijp dit goed, mijn vriend. Het onteigenen van de kapitalistische klasse tijdens de sociale revolutie - het overnemen van de industrieën - vereist een tactiek die direct tegengesteld is aan de nu tijdens een staking gebruikelijke. In het laatste geval schei je uit met werken en laat de baas in het volledige bezit van de werkplaats, fabriek of mijn. Dat is natuurlijk een idiote handelwijze, want je geeft de baas het grote voordeel dat hij onderkruipers op je plaats kan zetten, terwijl jij buiten in de kou blijft staan.

Door daarentegen te onteigenen, blijf je werken en gooi je de baas eruit. Hij mag alleen op gelijke voorwaarden als de rest blijven: arbeider onder arbeiders.

De arbeidersorganisaties van een bepaalde plaats nemen de openbare diensten, de communicatie-, productie- en distributiemiddelen in hun lokaliteit voor hun rekening. Dat wil zeggen, dat telegrafisten, telefonisten, elektriciens, spoorwegmensen etc. bezit nemen (door middel van hun revolutionaire fabriekscomités) van de werkplaatsen, fabrieken of andere instellingen. De kapitalistische voormannen, inspecteurs en bestuurders worden verwijderd uit bovengenoemde betrekkingen als ze zich verzetten tegen de veranderingen en weigeren samen te werken. Als ze wel willen samenwerken, wordt hen duidelijk gemaakt dat ze voortaan baas noch eigenaar zullen zijn: dat de fabriek openbaar eigendom wordt, waarmee de eenheid van arbeiders, als gelijke partners in de algehele onderneming, op industrieel gebied belast wordt.

Verwacht mag worden dat de hogere functionarissen uit grote industrieën en fabrieken zullen weigeren mee te werken. Daarmee schakelen zij zichzelf dus uit. Hun plaats zal worden ingenomen door vooraf ingewerkte arbeiders. Daarom heb ik het enorme belang van industriële voorbereiding benadrukt. Dat is een noodzakelijke voorwaarde in een situatie die onvermijdelijk zal plaatsvinden en hiervan hangt, meer dan van enige andere factor, het slagen van de revolutie af. Industriële voorbereiding is het meest essentiële punt, zonder welke de revolutie gedoemd is ineen te storten.

De ingenieurs en andere technische specialisten zullen eerder de handen ineen slaan met de arbeiders als de sociale revolutie aanbreekt, vooral als er in de tussentijd nauwere banden en een beter begrip tot stand gekomen zijn tussen hand- en hoofdarbeiders.

Zouden ze weigeren en zouden de arbeiders er niet in slagen zich industrieel en technisch voor te bereiden, dan zou de productie afhangen van het dwingen van moedwillige dwarsliggers tot samenwerking - een experiment dat in de Russische Revolutie toegepast werd en op een volledige mislukking uitliep.

De ernstigste vergissing van de Bolsjewieken in dit opzicht was hun vijandige behandeling van de gehele intelligentsia wegens de tegenstand van enkelen. Dit kwam tot uiting in een politiek van algehele wraak op geschoolde elementen, technische specialisten, coöperatieve organisaties en alle beschaafde mensen in het algemeen. De meesten die aanvankelijk positief tegenover de revolutie, sommigen zelfs enthousiast, werden door deze Bolsjewistische tactiek vervreemd, waardoor hun samenwerking onmogelijk werd. Als gevolg van hun dictatoriale houding werden de communisten gedwongen hun toevlucht te nemen tot nog meer onderdrukking en tirannie, totdat zij tenslotte pure martelmethoden in het industriële leven van het land introduceerden. Dat was de tijd van dwangarbeid, militarisering van fabrieken en werkplaatsen, hetgeen wel in een debacle moest eindigen, omdat dwangarbeid, door het gedwongen karakter ervan, slecht en inefficiënt is. Bovendien reageren zij die gedwongen worden met moedwillige sabotage en systematische vertraging en bederving van het werk, hetgeen een intelligente vijand zo kan uitvoeren dat hij niet op tijd kan worden opgespoord, wat weer leidt tot grotere schade aan de machines en de productie dan directe dienstweigering, niettegenstaande de meest drastische maatregelen tegen deze vorm van sabotage. Ondanks zelfs de doodstraf, was de regering niet in staat dit kwaad uit de wereld te helpen. Het inschakelen van een Bolsjewiek, een politieke commissaris boven alle technici in verantwoordelijke posities, verbeterde de toestand niet. Er werd een leger van parasiterende ambtenaren gecreëerd, die, daar ze geen verstand hadden van industriële zaken, alleen maar het werk bemoeilijkten van degenen die sympathiek stonden tegenover de revolutie en wilden meewerken, terwijl hun onbekendheid met de taak in geen enkel opzicht een einde aan de sabotage maakte. Het stelsel van dwangarbeid ontwikkelde zich tenslotte tot wat praktisch een economische contra-revolutie werd, waaraan geen enkele poging van de dictatuur iets kon veranderen. Dit bracht de Bolsjewieken ertoe over te stappen van dwangarbeid naar een politiek die ten doel had de specialisten en technici voor zich te winnen door hen het gezag over de industrieën weer terug te geven en hen te belonen met hoge lonen en bijzondere verdiensten.

Het zou dom en misdadig zijn opnieuw de methoden te willen hanteren die zo overduidelijk gefaald hebben in de Russische Revolutie en die uit de aard der zaak iedere keer zullen falen, zowel industrieel als moreel.

De enige oplossing voor dit probleem is de reeds genoemde voorbereiding en opleiding van de arbeiders in organisatie en bestuur van de industrie, alsmede nauwere contacten tussen handarbeiders en technici. Elke fabriek, mijn en werkplaats zou zijn eigen arbeidersraad moeten hebben, gescheiden en los van de fabriekscomités, om de arbeider bekend te maken met de verschillende stadia van zijn industrie, inclusief de grondstoffen, de opeenvolgende processen van vervaardiging, bijproducten en de wijze van distribueren. Deze industriële raad zou permanent moeten zijn en met een roulerend lidmaatschap, opdat bijna alle werknemers van een bepaalde fabriek er deel aan zouden kunnen nemen. Een voorbeeld: stel dat een industriële raad in een bepaalde vestiging uit vijf of vijfentwintig leden bestaat, wat het geval kan zijn, al naar gelang de complexheid van de industrie en omvang van de fabriek. De leden van de raad publiceren, na zich grondig geïnformeerd te hebben, wat ze geleerd hebben, dit ter informatie van hun medearbeiders, en nieuwe leden van de raad worden gekozen om de industriële studie voort te zetten. Op deze manier kan de gehele fabriek of werkplaats achtereenvolgens de noodzakelijke kennis over de organisatie en het bestuur van het beroep gelijke tred houden met de ontwikkelingen. Deze raden zouden dienst kunnen doen als industriële universiteiten, waar de arbeiders geïnformeerd worden over de technieken van hun industrie in alle stadia.

Tegelijkertijd moet de grotere organisatie, de bond, alles proberen om het kapitalisme te dwingen tot grotere deelname van de arbeiders in het bestuur. Maar zelfs dat kan slechts een kleine minderheid der arbeiders ten goede komen. Het boven geschetste ontwerp daarentegen opent de mogelijkheid van industriële oefening voor bijna alle arbeiders in werkplaats, fabriek of op kantoor.

Het is natuurlijk waar dat er werk is - zoals mecanicien, elektrotechnisch ingenieur en werktuigkundige - dat de industriële raden niet uit de praktijk kunnen leren, maar wat ze leren van algemene industriële processen is van even onschatbare waarde als voorbereiding. Voor de rest is de nauwere vriendschap en samenwerking tussen arbeider en technicus van het grootste belang.

Het overnemen van de industrieën is daarom het eerste grote doel van de sociale revolutie. Dat kan bereikt worden door het proletariaat, door het gedeelte dat georganiseerd is voor en voorbereid op de taak. Aanzienlijke aantallen arbeiders beginnen zich het belang hiervan te realiseren en begrijpen welke taak er voor hen ligt. Maar weten wat er gedaan moet worden, is niet genoeg. Leren hoe het gedaan moet worden, is de volgende stap. Het is aan de georganiseerde arbeiders om onmiddellijk met dit voorbereiden de werk te beginnen.




[1] De mutualisten zijn, ofschoon ze zich geen anarchisten noemen (waarschijnlijk omdat de naam zo verkeerd begrepen wordt) niettemin radicale anarchisten, omdat ze niet in rege-ringen of welk politiek gezag dan ook geloven.


Beginselen en praktijk

Het hoofddoel van een sociale revolutie moet de onmiddellijke verbetering zijn van de toestand van de massa. Het slagen van de revolutie hangt er volledig van af. Dit kan alleen bereikt worden door de consumptie en productie zo te regelen dat de bevolking er werkelijk voordeel bij heeft. Daarin ligt de grootste - en in feite de enige - zekerheid voor het slagen van de revolutie. Niet het Rode Leger versloeg de contra-revolutionairen in Rusland, maar de boeren die het tijdens de opstand verworven land met hun leven verdedigden. Een sociale revolutie moet de massa‘s materieel voordeel brengen, als zij in leven wil blijven en uitgebouwd kunnen worden. De mensen moeten de zekerheid hebben profijt te kunnen hebben van hun werk of tenminste de hoop op een dergelijk voordeel hebben in de naaste toekomst. Een revolutie is tot mislukken gedoemd als zij voor haar bestaan en verdediging vertrouwt op mechanische middelen, zoals oorlog en legers. De enige zekerheid voor een revolutie ligt op het organische vlak, dat wil zeggen in industrie en productie.

Het doel van een revolutie is het bereiken van meer vrijheid en het verhogen van het materiële welzijn van de bevolking. Het doel van een sociale revolutie is vooral de massa’s in staat te stellen zelf te werken aan hun materieel en sociaal welzijn en een hoger moreel en geestelijk niveau te verwerven. Met andere woorden, de sociale revolutie moet voor vrijheid zorgen, want werkelijke vrijheid is gebaseerd op economische mogelijkheden. Zonder dat is alle vrijheid schijn en bedrog, een masker voor uitbuiting en onderdrukking. In de diepste zin is vrijheid de dochter der economische gelijkheid.

Het belangrijkste doel van een sociale revolutie is daarom het vestigen van gelijke vrijheid, op basis van gelijke kansen. De revolutionaire herorganisatie van het leven moet onmiddellijk voortgaan met het veilig stellen van de gelijkheid van allen, economisch, politiek en sociaal.

Die reorganisatie zal in de eerste plaats en vooral afhangen van de vertrouwdheid van de arbeiders met de economische situatie van het land; met de volledige inventaris van de voorraden, exacte kennis van de aanwezige grondstoffen en met de organisatie van de arbeidskrachten voor een efficiënt bestuur.

Het betekent dat statistieken en bewuste arbeidersverenigingen de dag na de revolutie van vitaal belang zijn. Het totale probleem van productie en distributie - het leven van de revolutie - is erop gebaseerd. Het is duidelijk dat, daar heb ik al op gewezen, deze kennis vóór de revolutie door de arbeiders verworven moet worden, als ze hun doel willen bereiken.

Daarom zijn comités van werkplaatsen en fabrieken, die in het vorige hoofdstuk behandeld zijn, zo belangrijk en zullen ze zo’n beslissende rol spelen bij de revolutionaire heropbouw.

Want een nieuwe maatschappij wordt net zo min plotseling geboren als een kind. Nieuw sociaal leven groeit in het lichaam van het oude, zoals nieuw individueel leven in de moederschoot. Tijd en bepaalde processen zijn nodig voor de ontwikkeling, totdat het een volledig organisme is, dat kan functioneren. Als dat stadium bereikt is, vindt de geboorte, al worstelend en op pijnlijke wijze plaats, zowel sociaal als individueel. Revolutie is, om maar eens een afgezaagde, maar veelzeggende uitdrukking te gebruiken, de vroedvrouw van het nieuwe sociale wezen. Dat is in de meest letterlijke zin waar. Het kapitalisme is de vader van de nieuwe maatschappij; het werkplaats- en fabriekscomité, de vakbond van klassenbewuste arbeiders met een revolutionair doel, vormen de kiemen van het nieuwe leven. In dat werkplaatscomité en die vakbond moet de arbeider de kennis opdoen die nodig is voor het bestuur van zijn zaken: in dat proces zal hij tot de ontdekking komen dat sociaal leven een zaak is van juiste organisatie, gemeenschappelijke arbeid en solidariteit. Hij zal gaan begrijpen dat niet de baas spelen en regeren over mensen, maar vrije en harmonieuze samenwerking dingen tot stand brengt; dat niet regeringen wetten produceren en scheppen, het graan laten groeien en de raderen in beweging zetten, maar harmonie en samenwerking. De ervaring zal hem leren het regeren van mensen te vervangen door het beheer over zaken. In het dagelijkse leven en de gevechten van zijn werkplaatscomité moet hij leren revolutie te voeren.

Werkplaats- en fabriekscomités, lokaal georganiseerd, per district, regio en staat en nationaal gefedereerd, zijn de meest geschikte organen om de revolutionaire productie voort te zetten. Lokale en staatkundige arbeidersraden, nationaal gefedereerd, zijn de meest geëigende vormen van organisatie om de distributie door middel van coöperatieven van de bevolking te regelen.

Deze comités, die door de arbeiders op hun werk worden samengesteld, verbinden werkplaats en fabriek met andere werkplaatsen en fabrieken van dezelfde industrie. De verenigde raad van een totale industrie verbindt die industrie met andere industrieën, waardoor een federatie van arbeidersraden voor het gehele land wordt gevormd.

Coöperatieve associaties zijn de ruilorganen tussen stad en platteland. De boeren, die lokaal georganiseerd en regionaal en nationaal gefedereerd zijn, voorzien in de behoeften van de stad door middel van hun coöperatieven, waardoor ze in ruil producten van de stedelijke industrie ontvangen.

Elke revolutie gaat gepaard met enorme uitbarstingen van enthousiasme van het volk, dat vol hoop en verwachting is. Dat is de springplank van de revolutie. Deze spontane en machtige springvloed boort de bronnen van menselijk initiatief en menselijke werkzaamheid aan. Het gevoel gelijk te zijn, roept het beste in de mens boven en maakt hem bewust van zijn scheppingsdrang. Dat zijn de grote motoren van de sociale revolutie, de drijvende kracht. Hun vrije en onbelemmerde uitdrukking betekent de ontwikkeling en verdieping van de revolutie. Hun onderdrukking betekent ondergang en dood. De revolutie is veilig, groeit en wordt sterker zolang de massa's voelen dat ze er direct aan deelnemen, dat ze hun eigen leven bepalen, dat zij de revolutie maken, dat zij de revolutie zijn. Maar het ogenblik dat hun werkzaamheden worden opgeslokt door een politieke partij of gecentreerd worden in de één of andere aparte organisatie, wordt de revolutionaire kern beperkt tot een relatief kleine kring, waaruit de grote massa’s bijna geheel worden geweerd. Het logische gevolg daarvan is dat het enthousiasme bekoelt, de belangstelling geleidelijk afneemt, het initiatief wegkwijnt,de creativiteit taant en de revolutie gemonopoliseerd wordt door een kliek die kort daarop dictatoriaal gaat regeren.

Dat is de doodsteek voor de revolutie en een dergelijke catastrofe kan alleen voorkomen worden door de voortdurende actieve interesse van de arbeiders, door hun dagelijkse deelname aan alle zaken die betrekking hebben op de revolutie. In werkplaats en vakbond ligt de bron van hun interesse en activiteit.

De belangstelling van de massa’s en hun trouw aan de revolutie hangt verder af van hun gevoel of de revolutie oprecht en eerlijk te werk gaat.

Dit verklaart waarom revoluties de macht hebben mensen op te zwepen tot daden van grootse heldhaftigheid en toewijding. Zoals al is aangeduid, zien de massa’s in een revolutie instinctief de vijand van kwaad en ongelijkheid en de voorbode van rechtvaardigheid. In dit opzicht is een revolutie een belangrijke ethische factor en een bron van inspiratie. In feite zijn het alleen verheven morele principes die de massa’s in vuur en vlam kunnen zetten en hen tot geestelijke hoogtepunten kunnen voeren.

Alle volksopstanden hebben aangetoond dat dat waar is, met name de Russische Revolutie. Door deze geest overwonnen de Russische massa’s zo opvallend alle obstakels tijdens de Februari en Oktober Revoluties. Geen tegenstander kon hun toewijding aan de grote en edele zaak breken. Maar de revolutie raakte in verval toen zij ontdaan werd van haar rechtvaardigheid, gelijkheid en vrijheid. Het verlies ervan betekende de ondergang van de revolutie.

Niet genoeg kan worden benadrukt hoe belangrijk geestelijke waarden voor een sociale revolutie zijn. Deze en het bewustzijn van de massa’s, dat de revolutie ook materiële verbetering betekent, zijn dynamische invloeden in het leven en de groei van een nieuwe maatschappij. Van beide factoren zijn de geestelijke waarden het belangrijkste. De geschiedenis van voorgaande revoluties bewijst dat de massa bereid was te lijden en haar materieel welzijn op te offeren voor meer vrijheden en grotere rechtvaardigheid. Zodoende kon in Rusland kou noch honger de boeren en arbeiders ertoe brengen de contra-revolutionairen te steunen. Niettegenstaande allerlei ontberingen en ellende dienden ze de belangen van de grote zaak heldhaftig. Pas toen ze zagen dat de revolutie gemonopoliseerd werd door een politieke partij, dat de nieuw verworven vrijheden gekortwiekt werden, dat een dictatuur werd ingesteld en onrechtvaardigheid en ongelijkheid de boventoon gingen voeren, werden ze onverschillig jegens de revolutie, weigerden ze aan het bedrog mee te werken en ermee samen te werken en keerden zich er zelfs tegen.

Ethische waarden vergeten, praktijken en methoden invoeren die onverenigbaar zijn met of tegenstrijdig aan de hoge morele doelen van de revolutie, betekent het uitnodigen van de contra-revolutie en rampspoed.

Daarom is het duidelijk dat het slagen van een revolutie in de eerste plaats afhangt van vrijheid en gelijkheid. Elke afwijking daarvan kan alleen maar schade en vernietiging teweeg brengen. Hieruit volgt dat al het werk van een sociale revolutie gebaseerd moet zijn op vrijheid en gelijke rechten. Dat geldt zowel voor kleine als grote dingen. Elke daad of methode die ertoe neigt de vrijheid te beperken, ongelijkheid en onrechtigheid te creëren, kan alleen maar leiden tot een vijandige houding van het volk jegens de revolutie en haar belangen.

Vanuit deze visie moeten alle problemen van de revolutionaire periode bekeken en opgelost worden. Van deze problemen zijn consumptie, huisvesting, productie en ruil de belangrijkste.


Consumptie en ruil

Laten we eerst ingaan op de organisatie van de consumptie, omdat mensen moeten eten voor ze kunnen werken en produceren.

“Wat bedoel je met het organiseren van de consumptie?”, vraagt uw vriend.

“Hij bedoelt rantsoenering, denk ik”, merkt u op.

Inderdaad. Als de sociale revolutie grondig georganiseerd is en de productie normaal functioneert, is er natuurlijk genoeg voor iedereen. Maar in de eerste stadia van de revolutie, tijdens het proces der heropbouw, moeten we ervoor zorgen dat de bevolking zo goed en gelijk mogelijk bevoorraad wordt, wat rantsoeneren betekent.

“De Bolsjewieken kenden geen gelijke rantsoeneringen”, komt uw vriend tussenbeide; “ze hadden verschillende rantsoenen voor verschillende mensen.”

Dat klopt en dat was één van de grootste fouten die ze maakten. Het volk verwierp het en het wekte irritatie en onvrede op. De Bolsjewieken hadden een rantsoen voor zeelieden, een rantsoen van mindere kwaliteit en hoeveelheid voor soldaten, een derde rantsoen voor geschoolde arbeiders, een vierde voor ongeschoolden; weer een ander rantsoen voor de gemiddelde burger en uiteindelijk weer één voor de bourgeoisie. De beste rantsoenen waren voor de Bolsjewieken, de partijleden en er waren speciale rantsoenen voor communistische ambtenaren en commissarissen. Op een gegeven moment hadden ze zelfs veertien verschillende soorten voedselrantsoenen. Uw eigen gezonde verstand zal u vertellen dat het allemaal verkeerd was. Was het eerlijk mensen te discrimineren omdat ze toevallig arbeiders, werktuigkundigen of intellectuelen waren in plaats van soldaat of zeeman? Dergelijke methoden waren onrechtvaardig en verwerpelijk: ze schiepen onmiddellijk materiële ongelijkheid en zetten de deur open voor misbruik van positie en mogelijkheid tot speculatie, zwendelen en knoeien. Ze stimuleerden ook de contra-revolutie, want degenen die onverschillig of onvriendelijk tegenover de revolutie stonden, raakten verbitterd en werden daardoor een gemakkelijke prooi voor contra-revolutionaire invloeden.

Deze eerste discriminatie en de vele andere die volgden, werden niet gedicteerd door de noodzaak van de toestand, maar alleen door partijpolitieke overwegingen. Nadat ze de regeringsteugels hadden overgenomen, trachtten de Bolsjewieken, die bang waren voor het verzet van de bevolking, hun regerende positie te versterken door de zeelieden, soldaten en arbeiders gunsten te verlenen. Door deze maatregelen schiepen ze echter alleen maar verontwaardiging en tegenwerking van de massa’s, want de onrechtvaardigheid van het systeem was te schreeuwend en te duidelijk. Verder voelde zelfs de “bevoorrechtte klasse”, het proletariaat, zich gediscrimineerd tegenover de soldaten, die betere rantsoenen kregen. Was de arbeider niet net zo goed als de soldaat? Zou de soldaat voor de revolutie kunnen vechten - zo redeneerde de fabrieksarbeider - als de arbeider hem geen munitie leverde? De soldaat op zijn beurt protesteerde tegen het feit dat de zeeman meer kreeg. Was hij niet net zo waardevol als de zeeman? En iedereen veroordeelde de bijzondere rantsoenen en voorrechten van de Bolsjewistische partijleden en vooral het comfort en zelfs de luxe van de hogere ambtenaren en commissarissen, terwijl de massa’s gebrek leden.

De wrok van het volk tegen dergelijke praktijken werd treffend tot uitdrukking gebracht door de zeelieden van Kronstadt. Midden in een extreem strenge winter waarin honger geleden werd, in maart 1921, besloten de zeelieden op een openbare massavergadering unaniem hun extra rantsoenen op te geven ten behoeve van de minder bevoorrechte bevolking van Kronstadt en de rantsoenen van de gehele stad gelijk te schakelen. Deze waarlijk ethische revolutionaire daad bracht het algemene gevoel tegen discriminatie en bevoorrechting onder woorden en gaf een overtuigend bewijs van de diepere zin van het aan de massa‘s inherente rechtvaardigheidsgevoel.

Alle ervaring leert dat het meest juiste en openhartige tegelijkertijd op de lange duur het zinvolst en meest praktische is. Dat geldt in gelijke mate voor zowel individueel als collectief leven. Vooral discriminatie en onrechtvaardigheid zijn vernietigend voor een revolutie, omdat de geest der revolutie geboren is uit verlangen naar gelijkheid en rechtvaardigheid.

Ik heb al gesteld dat, als een sociale revolutie het stadium bereikt waarin genoeg voor iedereen geproduceerd kan worden, het anarchistische principe van “voor iedereen naar behoeften” kan worden toegepast. In meer geïndustrialiseerde en slagvaardiger landen kan dat stadium natuurlijk eerder bereikt worden dan in minder ontwikkelde landen. Maar tot dat bereikt is, is het stelsel van gelijk delen, gelijke distributie per hoofd, geboden als de enig juiste methode. Vanzelfsprekend moet er in het bijzonder rekening worden gehouden met zieken, ouderen, kinderen en vrouwen, tijdens en na een zwangerschap, wat ook gedurende de Russische Revolutie gebeurde.

“Laten we wel zijn”, merkt u op. “Er moet gelijk gedeeld worden”, zeg je. “Dan kun je toch niets kopen?”

Nee, er zal noch gekocht, noch verkocht worden. De revolutie zal het persoonlijk eigendom van de productie- en distributiemiddelen en daarmee het kapitalisme afschaffen. Persoonlijk bezit blijft alleen bestaan voor de dingen die we gebruiken. Je horloge is dus van jezelf, maar de horlogefabriek is van het volk; land,machines en al het andere dat van algemeen belang is, zal collectief eigendom worden, dat gekocht noch verkocht kan worden. Feitelijk gebruik zal beschouwd worden als de enige aanspraak - niet op eigendom, maar op bezit. De mijnwerkersorganisatie bijvoorbeeld, zal de leiding in de mijnen op zich nemen, niet als eigenaar, maar als bedrijfsbureau. Op gelijke wijze zullen de spoorwegassociaties de spoorwegen beheren enz. Collectief bezit, coöperatief bestuur in het belang van de gemeenschap zal de plaats innemen van persoonlijk bezit, dat wordt aangewend voor persoonlijk gewin.

“Maar als je niets kunt kopen, wat heeft geld dan voor nut?”, vraagt u.

Geen enkel, geld wordt dan waardeloos. Je kunt er niets voor kopen. Als de bevoorradingsbronnen: land, fabrieken en producten gemeenschappelijk bezit, gesocialiseerd worden, kun je kopen noch verkopen. Omdat geld slechts een middel is om zulke transacties af te sluiten, verliest het geld zijn nut.

“Maar hoe wil je dan dingen ruilen?”

Ruilen zal vrij worden. De mijnwerkers bijvoorbeeld, zullen de kolen die ze gewonnen hebben, aan openbare plaatsen leveren voor het gebruik van de gemeenschap. Op hun beurt zullen de mijnwerkers de machines, gereedschappen en andere benodigdheden uit de pakhuizen van de gemeenschap krijgen. Dat betekent vrije ruil zonder geld of winst, op basis van behoefte en aanwezige voorraden.

“Maar als er geen machines zijn of voedsel is om aan de mijnwerkers te geven?”

Als het er niet is, heeft geld ook geen zin. De mijnwerkers kunnen geen geld eten. Laten we eens kijken hoe de zaken tegenwoordig worden geregeld. Je verhandelt kolen tegen geld en voor dat geld koop je voedsel. De vrije gemeenschap waar wij over praten, zal kolen direct ruilen tegen voedsel, zonder de tussenkomst van geld.

“Maar op welke basis? Vandaag de dag weet je min of meer wat een dollar waard is, maar hoeveel kolen moet je geven voor een zak bloem?”.

U bedoelt, hoe reken je de waarde in prijs om? Maar we hebben in voorgaande hoofdstukken al gezien dat waarde niet exact kan worden vastgesteld en dat de prijs afhangt van de voorraad en dat vraag en aanbod wisselen. De prijs van kolen stijgt als ze schaars zijn; ze worden goedkoper als het aanbod groter is dan de vraag. Om hogere winsten te maken, beperken de eigenaars van de kolenmijnen kunstmatig de toevoer en deze methoden zijn gebruikelijk voor het gehele kapitalisme. Met het afschaffen van het kapitalisme zal niemand meer belang hebben bij het verhogen van de kolenprijs of bij het beperkt houden van de voorraad. Er zullen net zo veel kolen gewonnen worden als nodig is om de behoeften te dekken. Evenzo zal er net zoveel voedsel verbouwd worden als het land nodig heeft. De behoeften van de gemeenschap en de te verkrijgen hoeveelheden zullen de beschikbare voorraden bepalen. Dat geldt zowel voor kolen en voedsel als voor alle andere behoeften van de mens.

“Maar stel je voor dat er van een bepaald product niet genoeg is voor iedereen. Wat doen we dan?“

Dan doen we wat tijdens oorlogen gebruikelijk is in kapitalistische maatschappijen: de bevolking wordt op rantsoen gesteld, met dien verstande, dat in een vrije gemeenschap rantsoenering zal geschieden op basis van gelijkheid.

“Maar stel dat de boer weigert zijn producten aan de stad te leveren, tenzij hij er geld voor ontvangt?“

Een boer wil net als ieder ander alleen geld als hij er de dingen voor kan kopen die hij nodig heeft. Hij zal snel inzien dat geld geen nut voor hem heeft. Tijdens de revolutie was er in Rusland geen boer te vinden die je een pond bloem leverde voor een zakvol geld. Maar hij gaf je graag een ton van het beste graan voor een paar oude schoenen. De boer wil geen geld, maar ploegen, spaden, harken, landbouwgereedschap en kleren. Hiervoor wil hij je zijn tarwe, gerst en koren geven. Met andere woorden, de stad zal met de boerderij de producten ruilen die elk nodig heeft, op basis van wederzijdse behoeften.

Sommige mensen hebben geopperd dat ruil tijdens een periode van revolutionaire heropbouw gebaseerd moet zijn op de één of andere vaste standaard. Voorgesteld is bijvoorbeeld elke gemeenschap zijn eigen geld te laten uitgeven, wat vaak gebeurt in tijden van revolutie; of de arbeid van één dag als waardeenheid te nemen, waarbij arbeidsbiljetten fungeren als ruilmiddel, maar geen van deze voorstellen is in de praktijk toe te passen. Geld dat uitgegeven zou worden door gemeenschappen ten tijde van een revolutie, zou snel devalueren en waardeloos worden, omdat dergelijk geld geen veilige waarborg achter zich zou hebben, zonder welke geld waardeloos is. Evenmin hebben arbeidsbiljetten als ruilmiddel een vaststaande en te meten waarde. Wat is bijvoorbeeld een kwartier bij een dokter? Zelfs als alle werk wat waarde betreft gelijk geacht wordt en men een uur werken als eenheid neemt, kan het werk van een huisschilder of de operatie van een chirurg dan in koren worden uitgedrukt?

Ons gezonde verstand kan dit probleem oplossen door menselijke gelijkheid en het recht van iedereen op leven als basis te nemen.

“Een dergelijk systeem zou kunnen werken met fatsoenlijke mensen”, werpt uw vriend tegen; “maar met lijntrekkers? Hadden de Bolsjewieken geen gelijk met de instelling van het beginsel, “hij die niet werkt, zal niet eten?”.

Nee, mijn vriend, je maakt een vergissing. Op het eerste gezicht kan het een rechtvaardig en zinvol idee lijken, maar in werkelijkheid bleek het onpraktisch te zijn, om nog maar niet te spreken over de onrechtvaardigheid en schade, die ermee gepaard gingen.

“Hoe bedoel je?”.

Het was onpraktisch, omdat er een leger ambtenaren voor nodig was om controle te houden op welke mensen wel en niet werkten. Het leidde tot beschuldigen en tegenbeschuldigen en eindeloze debatten over ambtelijke beslissingen, zodat binnen korte tijd het aantal niet-werkende mensen verdubbelde en zelfs verdriedubbelde door de pogingen de mensen tot werken te dwingen en te voorkomen dat ze werk zouden ontduiken of slechte arbeid zouden afleveren. Het stelsel van dwangarbeid bleek spoedig zo’n mislukking te zijn dat de Bolsjewieken gedwongen werden er mee op te houden.

Bovendien bracht het systeem zelfs grotere schade in andere richtingen teweeg. De onrechtvaardigheid ligt in het feit dat je niet in het hart of de geest van iemand kunt kijken en beslissen of zijn lichamelijke of geestelijke toestand het hem tijdelijk onmogelijk maakt te werken. Neem verder in overweging dat je door de invoering van een onjuist beginsel een precedent schept, waardoor de tegenstand van degenen die het verkeerd en tiranniek vinden en daarom hun medewerking weigeren, wordt opgewekt.

Een rationale gemeenschap zal het praktischer en voordeliger vinden iedereen gelijk te behandelen, of iemand nu toevallig werkt of niet, dan meer niet-werkers te scheppen, die kijken naar de werkende, of gevangenissen te bouwen voor hun straf en steun. Want als je weigert iemand te eten geven, om wat voor redenen dan ook, zet je hem aan tot diefstal en andere misdaden - en schep je de noodzaak voor gerechtshoven, advocaten, rechters, gevangenissen en bewakers, waarvan de kosten veel hoger zijn dan die van het voeden van de overtreders en die moet je toch te eten geven, zelfs als je hen gevangen zet.

De revolutionaire gemeenschap zal meer vertrouwen hebben in het ontwaken van het sociaal bewustzijn en de solidariteit van haar delinquenten dan in straf. Zij zal vertrouwen op het voorbeeld van haar werkende leden en dat is juist. Want de natuurlijke verhouding van de hardwerkende man tot de lijntrekker is dat laatstgenoemde de sociale sfeer zo onprettig zal vinden dat hij liever zal werken en het respect en de welwillendheid van zijn kameraden zal verdienen dan veracht te worden, omdat hij niets doet.

Houd in gedachten dat het belangrijker en op de lange duur praktischer en nuttiger is iets eerlijks te doen dan schijnbaar direct voordeel te behalen. Want straffen is nooit juist en altijd schadelijk voor beide zijden, voor gestrafte en straffer; geestelijk zelfs nog schadelijker dan lichamelijk en er is niets schadelijkers dan dat, omdat het je hardvochtig en vals maakt. Dat is onverdeeld waar voor uw eigen persoonlijke leven en in dezelfde mate geldt het voor het collectieve sociale bestaan.

Elke fase van het leven in een sociale revolutie moet opgebouwd worden uit de fundamenten van vrijheid, rechtvaardigheid en gelijkheid, alsmede begrip en sympathie. Alleen op die wijze kan zij in stand blijven. Dat geldt zowel voor de problemen van huisvesting, voedsel en bescherming van je district of stad, als voor de verdediging der revolutie.

Wat huisvesting en lokale verdediging betreft heeft Rusland in de eerste maanden van de Oktober Revolutie de weg gewezen. Comités van bewoners, gekozen door hun huurders, en stedelijke federaties van dergelijke comités nemen het probleem ter hand. Zij hebben de taak gegevens van een bepaald district over mensen die gehuisvest moeten worden, te verzamelen. Huizen zullen worden toegewezen naar persoonlijke behoeften en naar de behoeften van het gezin, op basis van gelijkheid.

Op gelijke wijze nemen de huis- en districtscomités de bevoorrading van de stad op zich. Individuele toewijzing van rantsoenen door distributie centra is een verbazingwekkende verspilling van tijd en energie. Het systeem dat in Rusland tijdens de eerste jaren van de revolutie gehanteerd werd: het uitdelen van rantsoenen op het werk, in werkplaatsen, fabrieken en op kantoren, is eveneens verkeerd. De beste en effectiefste manier, die tegelijkertijd een gelijkere distributie verzekert en bevoorrechting en misbruik uitsluit, is rantsoeneren per huis of straat. Het gemachtigde huis- of straatcomité bezorgt het lokale distributie centrum de voorraden, kleding etc.; verdeeld over het aantal huurders die het comité vertegenwoordigt. Gelijke rantsoenering heeft bovendien het voordeel dat voedselspeculaties worden uitgeroeid, een verderfelijke praktijk die in Rusland door de ongelijkheid en bevoorrechting grote omvang aannam. Partijleden of personen met politiek aanzien konden vrijelijk autoladingen bloem naar de stad brengen, terwijl een paar oude boerinnen zwaar gestraft werden voor het verkopen van brood. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat speculatie hoogtij vierde en in die mate dat de Bolsjewieken aparte regimenten in het leven moesten roepen om het kwaad het hoofd te kunnen bieden. De gevangenissen werden volgepropt met overtreders, de doodstraf werd weer ingevoerd, maar zelfs de meest drastische maatregelen van de regering konden geen einde maken aan de speculaties, omdat ze een direct gevolg waren van het stelsel van discriminatie en bevoorrechting. Alleen gelijkheid en vrije ruil kunnen een dergelijke kwaad ondervangen of het tenminste tot een minimum beperken.

Vrijwillige huis- of lokale comités kunnen het beste zorgen voor sanitair en aanverwante behoeften van de straat of het district, omdat dergelijke lichamen, die bestaan uit mensen die zelf huurder zijn in een bepaald district, belang hebben bij de gezondheid en veiligheid van hun familie en vrienden. Dit systeem werkte veel beter in Rusland dan de later ingevoerde vaste politiemacht, die voornamelijk bestond uit de laagste stedelijke elementen, die corrupt, wreed en tiranniek bleken te zijn.

De hoop op materiële verbetering is, zoals eerder gesteld is, een machtige factor in de ontwikkeling van de mens. Maar die prikkel alleen is niet voldoende om de massa te inspireren, hen het vooruitzicht te geven op een nieuwe en betere wereld en hen reden te geven gevaar en ontberingen terwille van de zaak te doorstaan. Daarvoor is een ideaal nodig, een ideaal dat niet zozeer een beroep doet op de maag, alswel op het hart en de verbeelding die ons sluimerende verlangen voor wat prettig en mooi is, voor de geestelijke en culturele waarden van het leven prikkelen. Een ideaal kortom, dat de aan de mens inherente sociale instincten doet ontwaken, zijn medegevoel en medeleven voedt, o zijn liefde voor vrijheid en rechtvaardigheid aanvuurt en zelfs het laagste bezielt met edelheid in gedachte en daad, waar we tijdens catastrofale gebeurtenissen in het leven regelmatig getuige van zijn. Als er waar dan ook ter wereld een grote tragedie plaatsvindt - een aardbeving, een overstroming of een treinongeluk - gaat het medeleven van de gehele wereld uit naar de getroffenen. Daden van heldhaftige zelfopoffering, moedige hulp en onbeperkte steun geven de werkelijke aard van de mens en zijn grote broederschap en eenheid weer.

Dat geldt voor de mensheid in alle tijden, klimaten en sociale lagen. Het verhaal van Amundsen is hier een treffend voorbeeld van. Na tientallen jaren van moeilijk en gevaarlijk werk besloot de beroemde onderzoeker uit Noorwegen zijn laatste jaren in rust te wijden aan literaire arbeid. Op een banquet dat ter ere van hem gegeven werd, deelde hij zijn beslissing mee en op hetzelfde ogenblik kwam het nieuws dat de expeditie van Nobile naar de Noordpool was verongelukt. Op dat moment wierp Amundsen al zijn plannen over een rustig leven terzijde en begon met het treffen van voorbereidingen om de verongelukte vliegers te hulp te komen, terwijl hij zich volledig bewust was van de gevaren van een dergelijke onderneming. Menselijk medeleven en de drang mensen in nood te helpen, wonnen het van overwegingen van persoonlijke veiligheid en Amundsen liet het leven in een poging de groep van Nobile te redden.

Diep in ons allen leeft de geest van Amundsen. Hoeveel wetenschappers hebben hun leven niet gegeven voor het verwerven van kennis ten behoeve van de medemens - hoeveel doktoren en verpleegsters zijn niet gestorven tijdens het behandelen van besmettelijke ziekten - hoeveel mannen en vrouwen hebben niet vrijwillig een zekere dood verkozen om een epidemie die hun eigen of een ander land teisterde, terug te dringen - hoeveel mensen, gewone arbeiders, mijnwerkers, zeelieden, spoorwegbeambten - die geen roem oogsten of bezongen zijn - hebben zich in de geest van Amundsen gedragen. Hun namen zijn legio.

Deze menselijke aard, dit idealisme moet door de sociale revolutie worden aangewakkerd. Zonder dat is de mens voor altijd gedoemd slaaf en zwak te blijven.

Het werk van de anarchist, de revolutionair, het intelligente, klassenbewuste proletariaat is als voorbeeld dienen en deze geest aan te kweken en op anderen over te brengen. Alleen zo kunnen de kwade en duistere machten overwonnen worden en kan een nieuwe wereld van menselijkheid, vrijheid en rechtvaardigheid opgebouwd worden.

Productie

“Hoe staat het met de productie?”, vraagt u. “Hoe moet die geregeld worden?”. We hebben al gezien welke beginselen aan de revolutionaire arbeid ten grondslag moeten liggen als ze sociaal wil zijn en haar doel wil bereiken. Vrijheid en vrijwillige samenwerking moeten ook de heropbouw van de industrieën begeleiden.

Het eerste gevolg van een revolutie is een verminderde productie. De algemene werkstaking, die ik als beginpunt van de sociale revolutie heb voorspeld, vormt zelf een onderbreking van de industrie. De arbeiders leggen hun werk neer, demonstreren op straat en stoppen dus tijdelijk de productie.

Maar het leven gaat verder. De eerste levensbehoeften van de bevolking moeten worden bevredigd. In dat stadium leeft de revolutie van de aanwezige voorraden, maar het uitputten ervan zou rampzalig zijn. De situatie rust in handen van de arbeiders:de onmiddellijke hervatting van de industrie is geboden. Het georganiseerde agrarische en industriële proletariaat neemt bezit van het land, de fabrieken, de werkplaatsen, mijnen en weverijen. Hard werken is nu aan de orde van de dag.

Goed moet worden begrepen dat een sociale revolutie een intensievere productie noodzakelijker maakt dan onder het kapitalisme om de behoeften van de grote massa’s, die tot dan toe in gebrek leefden, te bevredigen. Deze verhoogde productie kan alleen bereikt worden als de arbeiders zich voordien op de nieuwe situatie voorbereid hebben. Kennis van industriële processen, van de bevoorradingsbronnen en de vastbeslotenheid te slagen, zullen de taak tot een goed einde kunnen brengen. Het enthousiasme dat door de revolutie wordt opgewekt, de vrijgekomen krachten en de daardoor gestimuleerde vindingrijkheid moeten volledige vrijheid en speelruimte hebben om creatieve uitwegen te vinden. Een revolutie doet altijd een hoge mate van verantwoordelijkheid ontwaken. Samen met de nieuwe sfeer van vrijheid en broederschap creëert het de bewustwording dat hard werken en strikte zelfdiscipline nodig zijn om de productie op te voeren tot het peil van de consumptie.

Aan de andere kant zal de nieuwe situatie de huidige complexe industriële problemen sterk vereenvoudigen. Want we moeten niet vergeten dat het kapitalisme door haar concurrerend karakter en tegenstrijdige financiële en commerciële belangen vele verwarde en ingewikkelde zaken met zich mee brengt, die volledig afgeschaft zouden worden met het verdwijnen van de huidige situatie. Vragen over loonschalen en verkoopprijzen; de verlangens van bestaande markten en de jacht op nieuwe; het gebrek aan kapitaal voor grote operaties en de hoge rentes die erover betaald moeten worden; nieuwe investeringen, de gevolgen van speculatie en monopolie en een groot aantal ermee in verband staande problemen die de kapitalisten zorgen baren en de industrie tegenwoordig zo’n lastig en moeilijk netwerk maken, zouden alle verdwijnen. Vandaag de dag eisen deze ettelijke afdelingen gestudeerde en goed getrainde mensen, die de verwarde starheid van plutocratische tegenstrijdigheden overzichtelijk moeten houden, vele specialisten om de feiten en mogelijkheden van winst en verlies te berekenen en een groot aantal hulpmiddelen om het industriële schip tussen de gevaarlijke rotsen door te loodsen, die de chaotische loop van de kapitalistische competitie zowel nationaal als internationaal versperren.

De socialisatie van de industrie en het afschaffen van het op concurrentie gebaseerde stelsel zou dit alles automatisch ongedaan maken, waardoor de productieproblemen enorm verlicht zouden worden. De verwarde complexheid van de kapitalistische industrie hoeft daarom niet te leiden tot overdreven angst voor de toekomst. Zij die volhouden dat de arbeiders niet zijn opgewassen tegen het besturen van de „moderne“ industrie, houden geen rekening met de hierboven aangehaalde factoren. Het industriële labyrint zal veel minder ingewikkeld blijken te zijn op de dag van de sociale heropbouw.

Terloops kan ook worden opgemerkt dat alle andere stadia van het leven als gevolg van de genoemde veranderingen sterk vereenvoudigd zullen worden: vele tegenstrijdige gewoonten, gebruiken, gedwongen en ongezonde levenswijzen zullen natuurlijk in onbruik raken.

Verder moeten we er rekening mee houden dat een grotere productie enorm vergemakkelijkt zal worden door de toevloeiing van grote aantallen mensen die als gevolg van de veranderde omstandigheden voor de arbeid zullen vrijkomen.

Recente statistieken tonen aan dat er in 1920 in Amerika van een totale bevolking van meer dan 105 miljoen mensen iets meer dan 41 miljoen uit beide geslachten winstgevend werk verrichtten. Van die 41 miljoen was in werkelijkheid slechts 26 miljoen in de industrie werkzaam, inclusief transport en landbouw bestond de balans voornamelijk uit personen die werkten in handel, uit handelsreizigers, adverteerders en diverse andere tussenpersonen van het huidige stelsel. Met andere woorden, 15 miljoen mensen zouden door een revolutie in de V.S. voor nuttig werk kunnen worden vrijgemaakt. Een soortgelijke situatie zou zich in andere landen, evenredig aan de bevolking, kunnen ontwikkelen.

De door de sociale revolutie noodzakelijk gemaakte hogere productie zou daarom een toegevoegd leger van miljoenen mensen tot haar beschikking krijgen. De stelselmatige inlijving van die miljoenen in industrie en landbouw zal, geholpen door wetenschappelijke reorganisatie en productiemethoden, voor een groot deel helpen de problemen der bevoorrading op te lossen.

De kapitalistische productiemethode is gebaseerd op winst maken; er is tegenwoordig meer arbeid nodig voor de verkoop van producten dan voor het produceren ervan. De sociale revolutie zal de industrieën reorganiseren op basis van de behoeften van de bevolking. Uiteraard komen de levensbehoeften eerst. Voedsel, kleding en huisvesting zijn de eerste behoeften van de mens. De eerste stap in die richting is het vaststellen van de beschikbare voedselvoorraden. De arbeidersassociaties in elke stad en gemeenschap zullen dit werk op zich nemen om verzekerd te zijn van een gelijke distributie. Arbeiderscomités in elke straat en district zullen samenwerken met soortgelijke comités in stad en staat en federeren zich over het gehele land door middel van algemene raden van producenten en consumenten.

Grote gebeurtenissen en opstanden brengen de meest actieve en energieke elementen naar voren. Een sociale revolutie zal de klassenbewuste arbeidersgelederen uitkristalliseren. Onder welke naam ze ook bekend mogen staan - industriebonden, verenigingen van producenten en consumenten - ze zullen het meest verlichte en progressieve deel van de arbeiders vertegenwoordigen, de georganiseerde arbeiders die zich bewust zijn van hun doel en hoe ze dat moeten bereiken. Zij vormen de drijvende kracht van de revolutie. Met hulp van de industriële machinerie en door wetenschappelijke bebouwing van het land, dat bevrijd is van monopolies, moet de revolutie eerst voldoen aan de meest elementaire behoeften van de gemeenschap. In land- en tuinbouw hebben intensieve bebouwing en moderne methoden ons praktisch onafhankelijk gemaakt van de kwaliteit van de grond. Dankzij scheikundige uitvindingen maakt de mens tegenwoordig voor een groot deel zelf zijn grond en klimaat. Uitheems fruit kan in het noorden worden geteeld en aan het zuiden worden geleverd, wat in Frankrijk wordt gedaan. Wetenschap is de tovenaar die de mens in staat stelt alle moeilijkheden en obstakels te overwinnen. De toekomst, bevrijd van de nachtmerrie van het op winstmaken berustende stelsel en verrijkt met het werk van de nu nog geen productieve arbeid verrichtende miljoenen, bergt de grootste maatschappelijke welvaart in zich. De toekomst moet het doel van de sociale revolutie zijn, haar motto: brood en welzijn voor iedereen. Eerst brood, daarna welzijn en luxe. Zelfs luxe, want luxe is een intens verlangen van de mens, een lichamelijke en geestelijke behoefte.

De revolutie moet zich volledig toeleggen op en voortdurend werken aan dit doel: niet uitstellen voor de verre toekomst, maar onmiddellijk eraan werken. Een revolutie moet er naar streven elke gemeenschap in staat te stellen zichzelf te bedruipen, materieel onafhankelijk te worden. Geen enkel land zou van buitenlandse hulp afhankelijk moeten zijn om kolonies voor haar onderhoud uit te buiten. Dat is kapitalistisch. Het doel van het anarchisme is daarentegen materiële onafhankelijkheid, niet alleen voor het individu, maar voor elke gemeenschap.

Dat betekent een geleidelijke decentralisatie in plaats van centralisatie. Zelfs in het kapitalisme zien we een tendens tot decentraliseren, niet-tegenstaande het overwegend centralistische karakter van het huidige industriële stelsel. Landen die voorheen volledig afhankelijk waren van buitenlandse industrieën, zoals Duitsland in het laatste kwart van de negentiende eeuw, later Italië en Japan en nu Hongarije, Tsjecho-Slowakije etc., bevrijden zich langzaam op industrieel gebied, werken met hun eigen natuurlijke hulpbronnen, bouwen hun eigen fabrieken en werkplaatsen en worden economisch onafhankelijk van andere landen. Het internationale kapitalisme juicht deze ontwikkeling niet toe en doet het uiterste om dat proces te vertragen, omdat het voor de Morgans en Rockerfellers winstgevender is landen als Mexico, China, India, Ierland of Egypte industrieel achterlijk te houden om hun natuurlijke hulpbronnen uit te kunnen buiten en tegelijkertijd verzekerd te zijn van buitenlandse markten om hun „overproductie“ af te zetten. De regeringen van de grote financiers en industriële magnaten helpen hen om die buitenlandse natuurlijke hulpbronnen en markten veilig te stellen, zelfs als daar bajonetten voor nodig zijn. Op die wijze dwingt Groot-Brittannië met wapengeweld China om Engelse opium, waarop enorme winsten worden gemaakt, door te laten om de bevolking te vergiftigen en past het elk middel toe om dat land een groot deel van haar textielproducten te laten afnemen. Om dezelfde redenen wordt Egypte, India, Ierland en andere afhankelijk landen en kolonies niet toegestaan een eigen industrie te ontwikkelen.

Kortom, het kapitalisme streeft naar centralisatie, maar een vrij land heeft decentralisatie nodig, niet alleen politieke, maar ook industriële en economische.

Rusland geeft een treffend voorbeeld van hoe belangrijk het is economisch onafhankelijk te zijn, vooral tijdens een sociale revolutie. De jaren na de Oktober Revolutie deed de Bolsjewistische regering er alles aan om in het gevlei te komen bij burgerlijke regeringen voor “erkenning” en nodigde buitenlandse kapitalisten uit de Russische hulpbronnen te helpen ontginnen. Maar het kapitalisme, dat bang was grote investeringen te doen in de onzekere dictatuur, antwoordde niet enthousiast. Intussen stond Rusland op het punt economisch ineen te storten. De toestand dwong de Bolsjewieken er tenslotte toe te erkennen dat het land wat steun betreft op zichzelf was aangewezen. Rusland begon te zoeken naar middelen om zichzelf te helpen en daardoor kreeg het meer vertrouwen in de eigen mogelijkheden, leerde zelfvertrouwen en initiatief te ontwikkelen en begon zelf te industrialiseren; een langzaam en pijnlijk proces, maar een gezonde noodzaak, die Rusland uiteindelijk economisch onafhankelijk zal maken.

Een sociale revolutie moet zich, in elk willekeurig land, vanaf het eerste begin onafhankelijk opstellen: zij moet zichzelf helpen.

Dit beginsel van zichzelf helpen, moet niet worden opgevat als een gebrek aan solidariteit met andere landen. Integendeel, wederzijdse hulp en samenwerking tussen landen kan, net als tussen individuen, slechts bestaan op basis van gelijkheid, tussen gelijken. Afhankelijkheid is daar juist het tegendeel van.

Als de sociale revolutie tegelijkertijd in verschillende landen zou uitbreken - bijvoorbeeld in Frankrijk en Duitsland - zou samenwerking vanzelfsprekend zijn, hetgeen de taak van de revolutionaire herorganisatie aanzienlijk zou vergemakkelijken.

Gelukkig beginnen de arbeiders te begrijpen dat hun zaak internationaal is: de arbeidersverenigingen beginnen zich nu over nationale grenzen heen te ontwikkelen. Het is te hopen dat het niet lang meer duurt voordat het gehele Europese proletariaat zich aaneen sluit voor een algemene werkstaking, die de inleiding zal vormen op de sociale revolutie. Dat is het doel waar met de grootste ernst nadrukkelijk naar gestreefd moet worden. Maar tegelijkertijd mag niet vergeten worden dat een revolutie in het ene land sneller kan uitbreken dan in het andere - laten we zeggen, eerder in Frankrijk dan in Duitsland - en in dat geval mag Frankrijk niet op mogelijke buitenlandse steun wachten, maar moet het onmiddellijk alle krachten aanwenden om zichzelf te helpen, zelf de meest essentiële behoeften van de bevolking bevredigen.

Elk land dat in een revolutie verwikkeld is, moet agrarisch net zo onafhankelijk trachten te zijn als politiek en industrieel. Dit proces is zelfs ten dele gaande onder het kapitalisme en het moet één van de hoofddoelen zijn van een sociale revolutie. Moderne methoden maken dat mogelijk. Het maken van horloges en klokken bijvoorbeeld, wat vroeger een monopolie was van Zwitserland, wordt nu in elk land gedaan. De productie van zijde, die vroeger beperkt was tot Frankrijk, is in verschillende landen tegenwoordig één van de belangrijkste industrieën. Italië, dat geen kolen of ijzer heeft, construeert pantserschepen. Zwitserland, dat zeker niet rijker is, maakt ze ook al.

Decentralisatie zal de maatschappij van het vele kwaad van het centralistische beginsel genezen. Politieke decentralisatie betekent vrijheid; industrieel betekent het materiële onafhankelijkheid; sociaal impliceert het veiligheid en welzijn voor de kleine gemeenschappen en individueel leidt het tot menselijkheid en vrijheid.

Net zo belangrijk voor een sociale revolutie als onafhankelijkheid van het buitenland, is decentralisatie binnen het land zelf. Interne decentralisatie betekent grotere gebieden, zelfs elke gemeenschap, zo veel mogelijk onafhankelijk maken. In zijn glansrijke en tot nadenken stemmende werk, Fields, factories en workshops, heeft Peter Kropotkin op overtuigende wijze aangetoond hoe zelfs een stad als Parijs, die nu bijna geheel op handel ingesteld is, genoeg voedsel voor de eigen bevolking in de nabije omgeving zou kunnen verbouwen. Door het gebruik van moderne landbouwmachines en intensieve bebouwing zouden Londen en New York kunnen leven van de producten uit de eigen directe omgeving. Het is een feit dat „onze middelen om uit de grond te halen wat we willen, onder ieder klimaat en van elke grond, de laatste tijd dusdanig zijn toegenomen, dat we nog niet kunnen voorzien wat de grens van de produktiviteit van een paar aren grond is. Met de toenemende kennis van het onderwerp verdwijnt die begrenzing, en ieder jaar meer en meer.”

Als een sociale revolutie in een land uitbreekt, stagneert de buitenlandse handel: de import van grondstoffen en eindproducten wordt opgeschort. Het land kan zelfs te maken krijgen met een blokkade van burgerlijke regeringen, wat het geval was in Rusland. De revolutie is dan gedwongen zichzelf te bedruipen en in de eigen behoeften te voorzien. Zelfs meerdere delen van hetzelfde land kunnen geconfronteerd worden met een dergelijke situatie. Ze zullen de benodigde producten in hun eigen gebied, zelf, moeten verbouwen. Alleen door decentralisatie kan dit probleem worden opgelost. Het land zal het werk zo moeten regelen dat het zichzelf van voedsel kan voorzien. De productie zal op kleinere schaal moeten plaatsvinden: huisindustrie en intensieve land- en tuinbouw. De initiatieven van de mens, die bevrijd is door de revolutie en wiens geest gescherpt is door de noodzaak, zullen tegen de situatie opgewassen zijn.

Daarom moet goed begrepen worden dat het rampzalig voor de belangen van de revolutie zou zijn om de op kleine schaal bedreven industrie, die zelfs nu op zulke grote schaal in diverse Europese landen wordt uitgeoefend, te onderdrukken of te belemmeren. Talloze artikelen voor het alledaagse gebruik worden geproduceerd door de boeren van het vasteland van Europa in hun vrije tijd, gedurende de wintermaanden. Die huisfabrikaten worden in enorme aantallen geproduceerd om aan een grote behoefte te voldoen. Het zou schadelijk voor de revolutie zijn als er een einde aan gemaakt zou worden, wat Rusland op zo’n domme wijze deed in de Bolsjewistische hartstocht tot centraliseren. Als een land, dat verwikkeld is in een revolutie, aangevallen wordt door buitenlandse regeringen, door een blokkade getroffen en importen onthouden wordt, als de grote industrieën op het punt staan te bezwijken of de spoorwegen al niet meer functioneren, dan wordt de huisindustrie het belangrijkste centrum van het economische leven; en die alleen kan de revolutie bevrijden en redden.

Bovendien zijn de huisindustrieën niet alleen een sterke economische factor, maar ook sociaal van enorme waarde. Ze kunnen meehelpen een vriendelijkere verhouding tussen het platteland en de stad tot stand te brengen, de twee in nauwer, solidairder contact te brengen. In feite zijn de huisindustrieën zelf de uitdrukking van een uiterst gezonde sociale geest, die zich vanaf de vroegste tijden gemanifesteerd heeft in dorpsnederzettingen, communes en volksdansen en liedjes. Deze normale en gezonde tendens zal door de revolutie in diverse aspecten voor een groter welzijn van de gemeenschap aangemoedigd en gestimuleerd moeten worden.

De rol van de industriële decentralisatie in de revolutie wordt helaas te weinig gewaardeerd. Zelfs in kringen van progressieve arbeiders bestaat de gevaarlijke tendens het belang ervan te ontkennen of te kleineren. De meeste mensen zitten nog steeds vastgebakken aan de slavernij van het marxistische dogma, dat centralisatie “efficiënter en economischer is”. Ze sluiten de ogen voor het feit dat de zogenaamde “economie” ten koste van lijf en leden van de arbeider gaat, dat “efficiëntie” hem degradeert tot een industrieel rad, dat zijn geest gedood en zijn lichaam vermoord wordt. Verder komt in een centralistisch stelsel de administratie van de industrie voortdurend in minder handen en wordt er een machtige bureaucratie van industriëlen geschapen. Het zou inderdaad van pure ironie getuigen als de revolutie daarnaar zou moeten streven. Het zou betekenen dat er een nieuwe klasse van heersers zou komen.

Een revolutie kan de bevrijding van de arbeid alleen tot stand brengen door geleidelijke decentralisatie, door de individuele arbeider te ontwikkelen tot een bewustere en belangrijkere factor in het industriële proces, door hem de drijvende kracht te maken van alle industriële en sociale werkzaamheden. De diepere betekenis van een sociale revolutie ligt in het afschaffen van de heerschappij van mens over mens, waarvoor het beheer van zaken in de plaats komt. Alleen zo kan industriële en sociale vrijheid tot stand komen.

“Ben je er zeker van dat het werken zal?”, vraagt u.

Ik ben er zeker van; als het niet werkt, werkt niets. Het ontwerp dat ik heb opgesteld, is vrij communisme, een leven van vrijwillige samenwerking en gelijk delen. Er is geen enkele andere manier om verzekerd te zijn van economische gelijkheid dan vrijheid. Elk ander stelsel moet wel leiden tot kapitalisme.

Het is natuurlijk aannemelijk dat een land dat in een sociale revolutie verwikkeld is, diverse economische experimenten zal uitproberen. Een beperkt kapitalisme kan in één deel van het land worden ingevoerd en collectivisme in een ander. Maar collectivisme is slechts een andere vorm van loonarbeid, dat snel zou ontaarden in hedendaags kapitalisme. Want collectivisme begint met het afschaffen van het persoonlijk eigendom van de productiemiddelen, maar spreekt zichzelf onmiddellijk weer tegen door terug te grijpen op een stelsel waarin men beloond wordt naar de geleverde arbeidsprestatie, hetgeen de herinvoering van ongelijkheid betekent.

De mens leert door te doen. De sociale revolutie zal in verschillende landen andere methoden uitproberen en door praktijkervaringen leren wat het beste is. De revolutie is tegelijkertijd de mogelijk ervoor en de rechtvaardiging ervan. Ik ben niet bezig met een poging te voorspellen wat dit of dat land zal gaan doen of welke koers gevolgd zal worden. Evenmin durf ik de toekomst te dicteren of de gedragingen voor te schrijven. Mijn opzet is om in grote lijnen de beginselen aan te geven die de revolutie moeten bezielen en welke algemene actiepatronen gevolgd zouden moeten worden om het doel te bereiken - de heropbouw van een maatschappij, die gefundeerd is op vrijheid en gelijkheid.

We weten dat voorgaande revoluties voor het grootste deel mislukten en ontaardden in dictatuur en despotisme en zodoende de oude onderdrukkende en uitbuitende instellingen herstelden. Dat weten we uit het verleden en de recente geschiedenis. Daaruit kunnen we concluderen dat de oude methoden niet voldeden. In de komende sociale revolutie moet er een nieuwe weg gevolgd worden. Welke nieuwe weg? De enige die de mens tot nu toe bekend is: de weg der vrijheid en gelijkheid, de weg van vrij communisme, van anarchisme.

De verdediging van de revolutie

“Stel dat jouw stelsel wordt uitgevoerd, beschik je dan over middelen om de revolutie te verdedigen?”, vraagt u.

Zeker.

“Zelfs wapengeweld?”

Indien nodig, ja.

“Maar gewapend geweld is georganiseerd geweld. Zei je niet dat het anarchisme daar tegen was?”

Anarchisme is tegen elke belemmering van onze vrijheid, of dat nu door dwang en geweld of door iets anders gebeurt. Het is tegen elke inbreuk en dwangmaatregel. Maar als iemand u aanvalt, is hij degene die uw rechten schendt en dwang tegen u gebruikt. U hebt het recht uzelf te verdedigen, dwang te weerstaan, anders bent u een slaaf, geen vrij mens. Met andere woorden, de sociale revolutie zal niemand aanvallen, maar zichzelf verdedigen tegen elke aanval.

Daarnaast moet u de sociale revolutie niet met anarchie verwarren. Een revolutie is gedurende enkele stadia een gewelddadige opstand; anarchie is een toestand van vrijheid en vrede. De revolutie is een middel om de anarchie tot stand te brengen, maar is zelf geen anarchie. Zij moet de weg voor de anarchie vrijmaken, omstandigheden creëren die een leven in vrijheid mogelijk maken.

Maar om haar doel te bereiken, moet de revolutie bezield zijn van en geleid worden door een anarchistische geest en gedachte. Het doel bepaalt de middelen, net zo als het gereedschap aangepast moet zijn aan het te verrichten werk. Dat wil zeggen dat een sociale revolutie anarchistisch moet zijn, zowel wat methode als doel betreft.

Een revolutionaire verdediging moet in overeenstemming zijn met deze geest. Zelfverdediging sluit alle dwang, vervolging of wraak uit. Het houdt zich alleen bezig met het afslaan van aanvallen en het uitschakelen van de vijandelijke aanvalsmiddelen.

“Hoe moet je een buitenlandse invasie afslaan?”

Door de kracht van de revolutie. Waaruit die kracht bestaat? Eerst en vooral uit de steun der bevolking, uit de toewijding van de industriële en agrarische massa’s. Als zij voelen dat ze zelf de revolutie vormen, dat ze hun eigen leven bepalen, dat ze de vrijheid veroverd hebben en aan hun eigen welzijn werken, dan ligt in die gevoelens de grootste kracht van de revolutie. De massa’s vechten tegenwoordig voor koning, kapitalist of president, omdat ze denken dat het het vechten waard is. Laat hen geloven in de revolutie en ze zullen er met hun leven voor strijden.

Met hart en ziel zullen ze voor de revolutie strijden, net zoals de uitgehongerde mannen, vrouwen en zelfs kinderen Petrograd bijna met hun blote handen verdedigden tegen het witte leger van generaal Joedenitsj. Neem dat geloof weg, ontneem de bevolking haar macht door het één of andere gezag boven haar in te stellen, of dat nu een politieke partij of een militaire organisatie is, en je hebt de revolutie een fatale slag toegebracht. Je zult haar van haar grootste kracht, de massa’s beroofd hebben. Je hebt haar onverdedigbaar gemaakt.

Gewapende arbeiders en boeren vormen de enige effectieve verdediging van de revolutie. Door middel van hun bonden en syndicaten moeten ze altijd op hun hoede zijn voor een contra-revolutionaire aanval. De arbeider in de fabriek en werkplaats, in de mijn of op het land, is de soldaat van de revolutie. Hij staat aan zijn werkbank, heeft de hand aan de ploeg of bevindt zich op het slagveld, al naar gelang de behoefte. Maar in de fabriek is hij, net als in zijn regiment, de ziel van de revolutie en zijn wil is van doorslaggevende betekenis. In de industrie zijn de fabriekscomités en in de barakken de soldatencomités de oorsprong van alle revolutionaire kracht en arbeid.

De vrijwillige Rode Garde, die bestond uit arbeiders, verdedigde de Russische Revolutie succesvol in de meest kritieke beginstadia. Later waren het alweer de vrijwillige boerenregimenten die de witte legers versloegen. Het staande Rode Leger, dat later georganiseerd werd, stond machteloos zonder de vrijwillige arbeiders, en boerendivisies. Siberië werd door dergelijke boerenvrijwilligers bevrijd van Koltsjak en zijn horden. Ook in het noorden van Rusland verdreven detachementen van arbeiders en boeren de buitenlandse legers, die de bevolking het juk van de inheemse reactioairen kwamen opleggen. In de Oekraïne redden vrijwillige boerenlegers - poftstantsi genaamd - de revolutie van talloze contra-revolutionaire generaals en in het bijzonder van Denikin, toen deze al aan de poorten van Moskou stond. De revolutionaire poftstantsi bevrijdden Zuid-Rusland van de binnendringende Duitse, Franse, Italiaanse en Griekse legers en later dreven ze ook de witte legers van Denikin op de vlucht.

De militaire verdediging van een revolutie kan dan een oppercommando, coördinatie van activiteiten, discipline en gehoorzaamheid aan bevelen eisen, maar die moeten voortkomen uit de toegewijdheid van de arbeiders en boeren, die gebaseerd moet zijn op vrijwillige samenwerking door middel van hun eigen lokale, regionale en federale organisaties. Wat betreft de verdediging tegen een buitenlandse aanval zijn, net als bij alle andere problemen van de sociale revolutie, de actieve belangstelling van de massa’s, hun autonomie en zelfbeschikking de beste garanties voor succes.

Begrijp goed dat de enig werkelijk effectieve verdediging van de revolutie in de houding van de bevolking ligt. Onvrede van het volk is de ergste vijand van de revolutie en haar grootste gevaar. We moeten altijd onthouden dat de kracht van een sociale revolutie organisch en niet mechanisch is: niet in mechanische, militaire maatregelen ligt haar kracht, maar in de industrie, in haar vermogen het leven opnieuw van de grond af op te bouwen, om vrijheid en rechtvaardigheid door te voeren. Laat de mensen voelen dat het inderdaad om hun zaak gaat en ze zullen er tot de laatste man en vrouw voor vechten als leeuwen.

Dat geldt zowel voor de interne als de externe verdediging. Welke kansen zou een witte generaal of een contra-revolutionair hebben, als hij onderdrukking en onrechtvaardigheid niet kon uitbuiten om de bevolking tegen de revolutie op te hitsen? Een contra-revolutionair kan alleen teren op de onvrede van het volk. Waar de massa’s zich ervan bewust zijn dat de revolutie en haar arbeid in hun handen ligt, dat zijzelf de zaken regelen en dat ze vrij zijn hun methoden te wijzigen als zij dat nodig achten, ondervindt de contra-revolutie geen enkele steun en wordt onschadelijk.

“Maar zou je contra-revolutionairen toestaan de bevolking op te hitsen als ze dat zouden willen?”

Zeker, laat hen maar praten als ze dat willen. Hen beteugelen, zou er alleen toe leiden dat er een vervolgde klasse geschapen werd, die de sympathie van de bevolking voor hen en hun zaak zou winnen. Vrijheid van meningsuiting en pers onderdrukken is niet alleen een theoretisch vergrijp tegen de vrijheid, maar ook een directe slag voor het fundament van de revolutie. Er zouden allereerst problemen gecreëerd worden, die voordien niet bestonden. Er zouden methoden ingevoerd worden, die wel zouden moeten leiden tot ontevredenheid en tegenstand, tot verbittering en strijd, tot arrestatie, Tsjeka en burgeroorlog. Het zou angst en wantrouwen opwekken, er zouden samenzweringen beraamd worden, hetgeen zou culmineren in een regiem van terreur, waardoor in het verleden altijd de revoluties vermoord werden.

Een sociale revolutie moet vanaf het eerste begin gebaseerd zijn op volledig andere beginselen, op nieuwe methoden en een andere houding. Volledige vrijheid is de adem van haar bestaan; en laten we nooit vergeten dat het middel tegen kwaad en wanorde meer vrijheid en niet onderdrukking is. Onderdrukking leidt tot geweld en vernietiging.

“Zou je de revolutie dan niet verdedigen?”, vraagt uw vriend.

Natuurlijk wel, maar niet tegen alleen maar gepraat, niet tegen een uitgesproken mening. De revolutie moet sterk genoeg zijn om zelfs de zwaarste kritiek te verwelkomen en ervan te profiteren als het gerechtvaardigd is. De revolutie zal zich vastbesloten verdedigen tegen een werkelijke contra-revolutie, tegen alle actieve vijanden, tegen elke poging door dwang of geweld de revolutie te verslaan of te saboteren. Dat is het recht en de plicht van een revolutie. Maar ze zal de verslagen vijand niet vervolgen en evenmin zal zij zich wreken op een gehele klasse wegens de fouten van enltele individuele leden. De zonden van de vaders zullen hun kinderen niet worden aangerekend.

“Wat doe je dan met contra-revolutionairen?”

Daadwerkelijke strijd en gewapende tegenstand brengen menselijke offers met zich mee en de contra-revolutionairen die het leven laten onder dergelijke omstandigheden, moeten de onvermijdelijke gevolgen van hun daden dragen. Maar revolutionairen zijn geen wilden. De gewonden worden niet afgeslacht en evenmin worden gevangenen geëxecuteerd. Verder wordt het barbaarse stelsel van gijzelaars doodschieten, wat de Bolsjewieken deden, niet toegepast.

“Hoe worden gearresteerde contra-revolutionairen tijdens hun gevangenschap behandeld?”

De revolutie moet nieuwe wegen zoeken, zinvolle methoden om met hen af te rekenen. De oude methode is hen gevangen zetten, hen niets laten doen en talloze mensen in dienst nemen om hen te bewaken en te straffen. En terwijl de arrestant gevangen zit, verbitteren opsluiting en wrede behandeling hem nog meer tegen de revolutie, versterken zijn tegenstand en voeden zijn wraakgevoelens en nieuwe samenzweringen. De revolutie zal dergelijke methoden als dom en schadelijk voor haar belangen betitelen. Zij wil juist door een menswaardige behandeling de verslagen vijand overtuigen van zijn fouten en de nutteloosheid van zijn verzet. Zij zal in plaats van wraak gebruik maken van vrijheid. Zij zal in overweging nemen dat de meeste contra-revolutionairen eerder gedupeerden dan vijanden zijn, misleide slachtoffers van naar macht en gezag strevende individuen. Zij zal weten dat zij eerder voorlichting nodig hebben dan straf en eerstgenoemde zal meer resultaat hebben. Zelfs tegenwoordig wint deze opvatting al terrein. De Bolsjewieken versloegen de geallieerde legers in Rusland effectiever door revolutionaire propaganda onder de vijandelijke soldaten dan door de kracht van hun wapens. Deze nieuwe methoden zijn erkend als praktisch, zelfs door de regering van de Verenigde Staten, die er nu gebruik van maakt in haar campagne tegen Nicaragua. Amerikaanse vliegtuigen verspreiden proclamaties en oproepen onder het Nicaraguaanse volk om hen over te halen Sandino en zijn zaak in de steek te laten en de Amerikaanse legerleiding verwacht de beste resultaten van deze tactiek. Maar de patriotten van Sandino vechten voor huis en haard tegen buitenlandse binnendringers, terwijl contra-revolutionairen oorlog voeren tegen hun eigen volk. Hun voorlichting is veel eenvoudiger en belooft betere resultaten.

“Geloof je werkelijk dat dit de beste manier is om contra-revolutionairen te behandelen?”

Zeker, een menselijke behandeling en vriendelijkheid zijn effectiever dan wreedheid en wraak. In dit opzicht zou de nieuwe houding een aantal andere methoden van soortgelijke aard kunnen ingeven. Verscheidene manieren om samenzweerders en actieve vijanden van de revolutie te behandelen, zouden zich kunnen ontwikkelen zodra de nieuwe politiek uitgevoerd kan worden. Men zou hen bijvoorbeeld individueel of in kleine groepjes kunnen verspreiden over districten, waar ze niet zouden blootstaan aan contra-revolutionaire invloeden, maar in het gezelschap van bewuste revolutionaire communisten zouden verkeren. Bedenk ook dat contra-revolutionairen moeten eten, wat betekent dat ze zich in een situatie zouden bevinden, waarin ze hun gedachten en tijd aan andere dingen zouden moeten besteden dan aan het uitbroeden van samenzweringen. De verslagen contra-revolutionair die in vrijheid gelaten wordt in plaats van gearresteerd, moet zelf middelen van bestaan vinden. Natuurlijk zou hem zijn bestaan niet ontzegd worden, omdat de revolutie edelmoedig genoeg zal zijn om zelfs haar vijanden te voeden. Maar de man in kwestie zou zich bij de één of andere gemeenschap moeten aansluiten, voor huisvesting moeten zorgen etc., om te kunnen genieten van de gastvrijheid van het distributiecentrum. Met andere woorden, de contra-revolutionaire “gevangenen in vrijheid” zouden afhankelijk zijn van de gemeenschap en de goede wil van de leden voor middelen van bestaan. In deze sfeer zouden ze leven en beïnvloed worden door de revolutionaire omgeving. Ze zouden er zeker veiliger en tevredener zijn dan in de gevangenis en kort erop zouden ze niet langer een gevaar voor de revolutie vormen. Dergelijke voorbeelden hebben we herhaaldelijk in Rusland gezien, in gevallen waarin contra-revolutionairen ontsnapt waren aan de Tsjeka en zich in een dorp of stad gevestigd hadden, waar ze als gevolg van een zorgzame en fatsoenlijke behandeling nuttige leden van de gemeenschap werden, vaak meer bezorgd over het algemeen welzijn dan de gemiddelde burger, terwijl hun medesamenzweerders die niet het geluk hadden gehad hun arrestatie te ontlopen, zich in de gevangenis bezighielden met wraakgevoelens en het smeden van nieuwe complotten.

De revolutionaire bevolking zal ongetwijfeld verschillende methoden toepassen om dergelijke “gevangenen in vrijheid” te behandelen. Maar welke methoden ook toegepast mogen worden, ze zullen zeker bevredigender zijn dan de tegenwoordige wraak, waarvan de totale mislukking door de gehele geschiedenis der mensheid heen te zien is geweest. Van de nieuwe methoden kan ook die van vrije kolonisatie worden toegepast. De revolutie moet haar vijanden een kans geven zich te vestigen in een deel van het land om daar een vorm van maatschappelijk leven in te stellen die volgens hen het beste is. Het is geen ijdele hoop om te voorspellen dat het niet lang zou duren voor de meesten de broederschap en vrijheid van de revolutionaire gemeenschap zouden prefereren boven het reactionaire regiem van de kolonie. Maar zelfs als dat niet het geval zou zijn, is er niets verloren. Integendeel, de revolutie zelf zou geestelijk de grote winnaar zijn door wraak en vervolging af te zweren en menselijkheid en grootmoedigheid in de praktijk te brengen. Revolutionaire zelfverdediging die geïnspireerd is door dergelijke methoden, zal effectiever zijn vanwege de vrijheid die zij zelfs haar vijanden toestaat. Haar aantrekkingskracht op de massa’s en de gehele wereld zal des te onweerstaanbaarder en universeler zijn. In haar rechtvaardigheid en menselijkheid ligt de onoverwinnelijke macht van de sociale revolutie.

Geen enkele revolutie heeft tot nu toe werkelijk de weg der vrijheid ingeslagen. Geen enkele heeft er ooit voldoende vertrouwen in gehad. Dwang en onderdrukking, wraak en terreur hebben alle revoluties uit het verleden gekarakteriseerd en daardoor zijn hun oorspronkelijke doelen mislukt. De tijd is aangebroken om nieuwe methoden toe te passen, nieuwe wegen in te slaan. De sociale revolutie moet de bevrijding van de mens realiseren door middel van vrijheid, maar als we daar geen vertrouwen in hebben, wordt de revolutie een ontkenning van en verraad aan zichzelf. Laten we daarom de moed der vrijheid hebben: laten we onderdrukking en terreur erdoor vervangen. Laat vrijheid ons geloof en onze daden worden, daarin ligt onze kracht.

Alleen vrijheid kan een sociale revolutie effectief en gezond maken. Alleen daardoor kan de weg gebaand worden naar grotere hoogten en kan een sociale revolutie worden voorbereid waarin welzijn en vreugde de erfenis van iedereen zullen zijn. Dan zal de dageraad gloren en zal de mens voor de eerste keer de volledige mogelijkheid hebben te groeien en zich te ontplooien in de vrije en weldadige zonneschijn van de anarchie.