Holterman, Thom - Anarchisme en Recht 2. Ook Anarchisten regelen zaken door middel van procedures (2012): verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Categorie:Holterman, Thom Categorie:Holterman, Thom - Anarchisme en Recht Ook Anarchisten regelen zaken door middel van procedures, Anarchisme en Recht (2)...') |
k (JJ heeft de pagina Holterman, Thom - Ook Anarchisten regelen zaken door middel van procedures, Anarchisme en Recht (2), 2012 hernoemd naar Holterman, Thom - Anarchisme en Recht 2. Ook Anarchisten regelen zaken door middel van procedures (2012)...) |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 27 jun 2019 om 10:23
Ook Anarchisten regelen zaken door middel van procedures, Anarchisme en Recht (2)
Door Thom Holterman
Verschenen: 2012
Bron: De AS, 40ste jaargang, nummer 179
Dit is het tweede artikel geschreven in een reeks van zes artikelen over Anarchisme en Recht door Thom Holterman in nummer 179 van De AS. Dit is het derde artikel: Antropologisch onderzoek biedt inzicht in rechtsopvattingen, Anarchisme en Recht (3).
Ook Anarchisten regelen zaken door middel van procedures, Anarchisme en Recht (2)
Ook anarchisten regelen hun zaken. Voor zover dat nodig is, gebeurt dat door middel van besluitvorming. Hoe een besluit tot stand komt, is mede afhankelijk van de situatie en van de gekozen besluitvormingsprocedure. Men kan met elkaar doorpraten tot iedereen akkoord gaat met het te nemen besluit. Ook kan men afspreken dat een besluit tot stand komt nadat niemand meer tegen is. Evenmin is het vreemd dat een besluit tot stand komt bij een gekwalificeerde of bij een ‘gewone’ meerderheid (is de helft plus één), als men dat zo heeft afgesproken. Niets abnormaals dus en er is aan dit alles niets ‘anarchistisch’ te ontdekken. Vervolgens zijn alleen zij aan het besluit gebonden, die het hebben genomen (tenzij er voorbehouden zijn gemaakt) en zij die zich er later uit vrije wil bij aansluiten. Dat is normaal binnen een libertaire besluitvorming.
De groepen waarin anarchisten aan deze bindende besluitvorming werken, vormen organisatorisch gezien gelijken-systemen. Hieronder treffen we een opmerkelijk aantal libertaire instituties aan. We spreken dan over systemen waarvan de leden of deelnemers elkaars gelijken zijn (‘inter pares’). Het zijn niet alleen anarchisten die met dergelijke systemen werken. Binnen een civielrechtelijk en sociologische context kan men eveneens instituties aantreffen, die de vorm van een gelijken-systeem aannemen.
De productieve associatie is zo’n, veelal civielrechtelijk gevormd gelijken-systeem: de mensen die binnen zo’n associatie werken beschouwen zich als ‘ieder aan elkaar gelijk’. Er is geen baas/ knecht verhouding, er geldt een gelijke beloning ongeacht het soort werk dat wordt verricht, er is sprake van volledig mede-eigenaarschap, van volledig zelfbestuur. Wat anarchisten vreemd vinden is dat dit alles ineens niet meer aan bod komt als het om parlementaire democratie gaat. Wat is het probleem?
In een eenvoudig systeemtheoretisch model wordt dat duidelijk. In dat model wordt het politieke opgevat als een ‘subsysteem’ in een maatschappelijk omgeving, de sociale orde. Aan de voorkant van het politieke subsysteem komen de ‘wensen’ vanuit de sociale orde binnen. Die worden geselecteerd en door het politieke systeem tot bindende beslissingen verwerkt. Veel van die bindende beslissingen verlaten het systeem in de vorm van statelijke wetten. Over die wetten kan bij de toepassing ervan discussie ontstaan. De effecten van die discussie kunnen weer als wensen uit de sociale orde in de richting van het politieke systeem gesluisd worden. We hebben hier met de bekende terugkoppeling van doen, waarbij de gang van zaken wordt begrepen als een kringloopproces.
Het parlement maakt deel uit van het politieke subsysteem dat de bindende beslissingen produceert. Die bindende beslissingen, de statelijke wetten, zijn dus niet gemaakt door de mensen voor wie ze (gaan) gelden. Dat is niet normaal, vinden anarchisten. Die statelijke wetten creëren bovendien knechtschapverhoudingen door hun bevel/gehoorzaamheidsstructuur. Dat is, zoals bekend, waar anarchisten zich tegen verzetten.
De gebruikelijke argumentatie tegen dat verzet is, dat het toch de door de bevolking gekozen vertegenwoordigers zijn die (mede) de wetten maken. Maar die volksvertegenwoordigers staan, door het ‘blank mandaat’, los van hen voor wie de bindende beslissingen gelden. Hier vinden we een bron van wat ik ‘eenzijdige gezagsbinding’ noem. Wat de bevolking dus doet, in de periodiek georganiseerde verkiezingen, is haar cipiers aanwijzen. Het levert tevens een voorbeeld op van een zogeheten Siresysteem.
Met het woord Sire wordt hier verwezen naar een feodale titel en daarmee naar een structuur die ondanks alle ‘moderniteit’ behouden is gebleven in alle ook heden voorkomende regeringsstelsels: de verticale structuur in de besluitvorming. In de top van die structuur treffen we een ‘Heer’ (kan ook een vrouw zijn). Hierin zit een dubbele verwijzing: de ene naar God-de-Heer, de andere naar de wereldse heerser(s). Hoewel de leer van de scheiding van kerk en staat volop wordt beleden, klinkt de relatie tot op heden in het heersende statelijke systeem door.[1]
Geloof
We hebben nu twee systemen voor besluitvorming geselecteerd. Het ene is het gelijken-systeem, waar de bindende beslissingen tot stand worden gebracht door degenen voor wie ze gaan gelden. Het nakomen van hetgeen aldus is aangegaan, wordt binnen het kader van het anarchisme als ‘normaal’ gezien. In het andere systeem, het Sire-systeem, zien we dat de bindende beslissingen moeten gelden voor hen die buiten het besluitvormingsproces zijn gehouden. De beslissingen worden opgelegd en zijn voorzien van maatregelen om die af te dwingen. En dat zouden we ‘normaal’ moeten vinden?
Omdat de effecten van het systeem massaal gehoor vinden, lijkt het inderdaad ‘normaal’. Is er een verklaring te vinden voor dat die massale opvolging? Jawel, en die ligt in de gewenning door confrontatie met het ‘hogere’. In de religieuze sfeer is men gewend geraakt de geestelijk leider te volgen. Zijn contact met het ‘hogere’ geeft hij door. Hij bemiddelt. Op het politieke vlak ziet men een zelfde gang van zaken. Eerst is het nog het opvolgen van bevelen van koningen en hun vazallen. Later wordt het de gehoorzaamheid aan de democratisch vastgestelde regel, geformuleerd binnen rechtsstatelijke verband.
In de rechtsstaat gaat het erom de overheersing van de mens door de mens (het oude systeem) te depersonaliseren in: de overheersing van de mens door de wet. Dit is wat de idee rechtsstaat moet produceren: geloof in de Wet. Hiermee raken we aan de secularisatie van een theologisch element: geloof in de Heer. Dit levert wel een verandering op, maar dan alleen in de vorm, niet naar zijn structuur. Het blijft gaan om overheersing door iets dat van buiten komt, van vreemde huize is, dus heteronoom mag heten (‘staand onder vreemde wet’ als tegenstelling van autonoom, ‘staand onder eigen wet’).
Voor alle duidelijkheid nog het volgende. de. ‘Normaliteit’ is een relatief en statistisch begrip. Wat de een normaal vindt, kan de ander vreemd vinden. Blijkens een uitspraak van de burgemeester van Saint-Tropez bijvoorbeeld, worden we geacht normaal te vinden dat deze Franse badplaats een trefpunt is geworden van de beslissers in deze wereld. Daarbij worden de namen van mensen genoemd die kennelijk tienduizend euro voor een fles champagne te besteden hebben (het Franse dagblad Le Monde van 15 augustus 2009).
Parlementaire democratie
Het bestaan van een maatschappij, waarin het bovenstaande normaal is, kan alleen veilig worden gesteld met behulp van een beslissingsmodel waarin het heteronome overheerst. Dat wil zeggen: de sociale orde en het politieke besluitvormingssysteem zijn zodanig ontkoppeld dat bindende beslissingen als heteronome factoren in die sociale orde verschijnen en als zoveel andere verschijnselen als ‘voldongen feiten’ (moeten) worden ervaren. Het is dan ook niet vreemd de parlementaire democratie tegen te komen als grondslag van de historische legitimatie van het kapitalisme tegenover ieder streven naar revolutie.[2]
De legitimatie met betrekking tot de noodzaak van het bestaan en de handhaving van dit ‘Sire-systeem’ vindt ondermeer zijn grond in een psychologische en een economische benadering. De psychologische berust mede op de gedachte van Montesquieu: ‘Er bestond een ware ondeugd in de meeste oude republieken: het volk had er het recht actief deel te nemen in de besluitvorming (…), iets waarvoor het volstrekt onbekwaam is. Het heeft zich slechts met de regering te bemoeien door zijn vertegenwoordigers te kiezen.’[3]
De door Montesquieu geventileerde opvatting berust overigens op een al even oude gedachte. Eeuwen vóór onze jaartelling werd namelijk al door sommigen verkondigd dat de massa onbekwaam is tot het maken van redelijke afwegingen. En zelfs als een armzalige zwoeger behoorlijk onderricht is, dan nog zal het hem aan vrije tijd ontbreken om zich met de openbare aangelegenheden in te laten…[4] Dit soort ideeën fungeert nog steeds als achtergrond voor de tot op heden gehanteerde legitimatieleer ten behoeve van het bestaan (en verdedigen) van de parlementaire democratie.[5]
Met de economische benadering richt men zich op de verdediging van het kapitalistische stelsel. De vormen die dit stelsel in de loop van vele decennia heeft aangenomen, zijn aanzienlijk in aantal; de eigendomsrelaties die de productievoorwaarden bepalen zijn veranderd. De kern is gebleven:
(a) rentabiliteit van het geïnvesteerde kapitaal is drijfveer van handelen in de ‘markt’, (b) de beslissingsmacht omtrent het financiële handelen ligt bij degenen die het kapitaal te investeren hebben, © de mens wordt beschouwd als een ‘homo consumenticus’.
Hier ligt de bron van belangen die wordt verdedigd, als het kan via de parlementaire weg, als het moet via de gewelddadige.
De economische factor en de sociale orde zijn als het om consumentisme gaat sterk met elkaar verweven. Dat komt onder meer tot uitdrukking via het appel op de ‘homo consumenticus’, wiens horizon niet verder reikt dan het dichtstbijzijnde billboard.[6] Als het om besluitvorming gaat, dan blijkt juist de beslissingsmacht binnen het economische subsysteem buiten die sociale orde te worden gehouden. Het is dus niet de sociale orde die productiebeslissingen neemt (of het moeten al te risicovolle zijn, zoals in de sfeer van de infrastructurele werken, of werken waarvan geacht wordt dat op het actuele moment geen winst te behalen is).
Er is door velen steeds gemeend dat de sociale orde via het politieke subsysteem wel een greep op de productiebeslissingen zou kunnen krijgen. Langs die weg is er een middellijke verbinding te leggen tussen het ‘economische’ en het ‘politieke’. De geschiedenis van de parlementaire democratie, waarbinnen ontwikkelingen plaatsvonden als die van het politieke partijwezen, en die van censuskiesrecht tot algemeen kiesrecht, maken dit duidelijk.
Op de momenten dat aan de druk (dreiging van revolutie) wordt toegegeven om ook andere dan gebruikelijke groepen kiesrecht te gunnen ten behoeve van het samenstellen van het parlement, op die momenten worden de belangen van de economische kaste kennelijk geacht veilig te zijn gesteld (eerst speelt census geen rol meer; dan wordt naast mannen ook aan vrouwen kiesrecht gegund; vervolgens gaan de leeftijden van de kiezers omlaag).
Hoe is niet gehoopt dat bij de introductie van het algemeen kiesrecht de ‘arbeiderspartij’ de absolute meerderheid zou behalen bij de verkiezingen: het aantal arbeiders is toch zeker vele malen groter dan het aantal ‘kapitalisten’…? Zo werkt het systeem dus niet![7]
Het anarchistische verzet tegen het gebruik van het parlementaire systeem is traditioneel groot geweest. Men heeft al snel onderkend hoe via de grote, sociaaldemocratische partijen de disciplinering van de arbeidende massa’s plaats vindt, in ruil waarvoor de leiders van die partijen een deel van het pluche in het parlement wordt gegund. ‘Het socialisme in gevaar’ analyseert Ferdinand Domela Nieuwenhuis de politieke situatie rond het eind van de negentiende eeuw.[8]
Het verzet tegen het parlementaire systeem, de afwijzing van het door dat systeem geproduceerde statelijke recht en alles wat daarmee in de sfeer van dominantie en knechtschap samenhangt, heeft veel anarchisten zodanig geobsedeerd, dat dit de indruk heeft achter gelaten alsof het anarchisme alleen daaruit bestaat. Dit levert een vertekening op en leidt tot misverstanden die ook bij anderen dan anarchisten zelf hebben postgevat.[9]
De nadruk is sterk op de negatieve kant van de anarchistische denkbeelden komen te liggen, terwijl de positieve kant veel elementen omvat. Eén daarvan wil ik hier uitwerken, te weten een manier van besturen die via overeenkomsten (contracten) verloopt en met behulp van vrije verenigingen wordt opgezet. Daarmee wordt tevens inzichtelijk welk soort recht een libertaire acceptatie mag verwachten.
Bestuur door overeenkomsten
In een artikel in het Franse anarchistische weekblad Le Monde libertaire (bijzonder nummer 37; 2009) over gevangenissen en de ideeën daarover van Kropotkin, komt men een van de bekende formules tegen uit de anarchistische kring: ‘Organiseer dus de maatschappij op zo’n manier dat daarmee verzekerd is, dat een ieder de mogelijkheid heeft een fatsoenlijk beroep uit te oefenen ten bate van de hele samenleving’. Weinigen zullen zich tegen deze redelijke gedachte van een dusdanig geregelde samenleving verzetten. Het merkwaardige is evenwel dat de geciteerde zin van Kropotkin een eeuw oud is. Hoe redelijk de uitgedrukte gedachte ook is, ze is in de verste verte nog niet gerealiseerd. Er moet iets misgegaan zijn en/of het systeem van verandering werkt trager dan verondersteld…
Mijn ervaring is, dat ook mensen van goede wil zo hun vragen hebben als het om maatschappelijke verandering gaat. Een van de vragen is hoe het met het ‘recht’ en de aanvaarding van ‘normale’ verplichtingen zit (zoals het nakomen van afspraken). Want, zo wordt vaak voorgehouden: anarchisten verwerpen elke vorm van recht en verplichting. Hoe kan een maatschappij bestaan zonder een beroep daarop te doen? Het komt mij voor dat anarchisten het antwoord op die vraag niet kunnen ontlopen door op de perfectie van een libertair georganiseerde maatschappij te wijzen, zo zij dat al doen.
Het anarchisme denkt niet aan een maatschappij waarin sprake is van het verdwijnen van alle conflicten, van het einde van alle onderscheid, van algehele harmonie, aldus de Argentijns-Franse anarchist Eduardo Colombo, en hij staat in die zienswijze niet alleen. Evenmin is er sprake van het verwerpen van elke norm of regel, van elke verplichting, van elke binding. Zo vereist het aangaan van een vrije overeenkomst een algeheel respect van wie die is aangegaan. Het anarchisme is dus niet gelijk aan het ontbreken van normen, ofwel anomie.[10] Bij nadere beschouwing blijken de uitingen van anarchisten minder pretentieus gesteld dan wel eens is gedacht. Het gaat veelal om het opstellen van hypotheses, om met argumenten te werken aan voorstellen gericht op paradigmawisseling, om aan bestaande of bestaan hebbende situaties gevolgtrekkingen te ontlenen of om voorstellen te doen die verder strekken dan de actuele situatie. Dat is een wijze van werken die we al een eeuw geleden kunnen aantreffen. Het is te illustreren met een voorbeeld over ‘geregeld vrachtverkeer’ dat Kropotkin in zijn De verovering van het brood beschrijft.[11]
Ten behoeve van de lezers maakt hij duidelijk dat in Nederland veel vrachtvervoer plaatsvindt via het water. ‘Dáár zou de staat tussenbeide moeten komen, om orde te brengen in de scheepvaartbeweging? Niets van dat alles,’ zegt hij. De Hollanders maken gebruik van vrije verenigingen, ontstaan door de behoefte van het scheepvaartverkeer. Hij legt dan verder uit hoe alles ordelijk loopt, terwijl de concurrentie tussen de ondernemers – het gevolg van het privaatbezit – blijft voortbestaan.
Het spreekt vanzelf, dat de eigenaar van een boot al of niet kan toetreden tot de vrije vereniging, het syndicaat. Dat is zijn zaak. De syndicaten bieden zoveel voordelen, dat het merendeel van de schippers toetreedt en dat deze schippers zich verspreiden over de Rijn, de Weser, de Oder tot aan Berlijn. Zij hebben dus niet gewacht tot Bismarck Holland veroverde om een ‘Ober-HauptGeneral-Staats-Kanal-NavigationsRath’ te benoemen. Ze hebben er de voorkeur aan gegeven een internationale overeenkomst te sluiten.
Kropotkin vervolgt dan met er op te wijzen dat tal van beurtschippers, die varen tussen Duitse, Scandinavische of Russische havens eveneens zijn toegetreden tot die syndicaten. Het doel: enige regelmaat te brengen in het verkeer op de Oostzee. Kortom, uit vrije beweging ontstaan en groot geworden door vrijwillige toetreding van de leden, hebben die verenigingen niets te maken met de regering, aldus Kropotkin.
Uit deze beschrijving is af te leiden dat Kropotkin geen oppositie voert tegen de regelingen ten behoeve van al deze scheepvaartbewegingen en de verplichtingen die voortvloeien uit deze regelingen (het nakomen van contracten en andersoortige afspraken). Het past in zijn wijze van denken hoe een libertaire samenleving geregeld zou kunnen zijn. Want de verplichtingen die zijn ontstaan, gelden immers voor mensen die de regelingen voor hen zelf hebben gemaakt, dan wel die door anderen zijn aanvaard door vrijwillige toetreding.
Wat door Kropotkin aan de orde is gesteld omtrent het voorbeeld van het scheepvaartverkeer betreft een situatie die nu meer dan een eeuw achter ons ligt. Die situatie kan men typeren als bestuur door overeenkomsten. In onze tijd komt men dit thema tegen in de sfeer van de bestuurskunde. Het wordt dan onbeschaamd als nieuw gepresenteerd.[12] Het past in de ideologie van het neoliberalisme om de inbreng van de staat in het marktwezen terug te dringen. De economische context is en blijft in dit geval wel een kapitalistische.
Kropotkin heeft dat in zijn tijd ook onderkend. Daarom houdt hij zich tegelijk bezig met de vraag omtrent de onteigening van productiemiddelen. Hoe zou die moeten plaatsvinden? Hij beantwoordt de vraag onder enig voorbehoud. Het stuit hem namelijk tegen de borst om haarfijn onteigeningsplannen te ontwerpen en te beschrijven. ‘We weten vooral dat alle plannen die een enkel mens of een groep heden kan uitdenken wellicht morgen door de werkelijkheid kunnen worden tenietgedaan’. Daarop laat hij volgen: ‘De werkelijkheid zal de zaak beter en eenvoudiger regelen, dan alles wat men vooraf zou willen voorschrijven’.
En merkt hij niet al in de opening van zijn De moderne wetenschap en het anarchisme op dat als de meteorologie ons het weer niet eens voor een maand of een week vooruit kan bepalen, hoe zouden wij dan sociale hervormingen van welke aard ook kunnen voorzien?[13] Het handelt daarbij immers om veel meer gecompliceerde verschijnselen dan regen en wind…
Voetnoten
[1] De dubbele verwijzing treffen we permanent aan in het ‘heersen op aarde’, zij het vaak zeer verscholen. Bijna alle politieke leiders, of het nu dictators zijn of geliefde democraten, zij halen steeds banden aan met ‘de kerk’. God was dan ook welkom bij de inauguratie van Barack Obama, als president van de VS, en hij legde ook al een bezoek af bij de paus. Hoge prelaten van de roomse kerk waren intiem bevriend met dictators als Mussolini, Franco, Salazar, Pinochet, Vidal (Le Monde 2, van 16 mei 2009). De vingers van onderdrukkingssystemen (de kerk) verstrengelen zich met de vingers van overheersingsystemen (de staat), als handen gevouwen tot een gebed. Over de theologische herkomst en achtergrond van het geseculariseerde ‘heersen’, zie de studie van de Italiaanse, kritische maatschappijfilosoof G. Agamben, Le règne et la gloire, Pour une généalogie théologique de l’économie et du gouvernement, Paris, 2008.
[2] Zie Agnoli, De transformatie van de demokratie, Nijmegen, 1971, p. 12.
[3] Montesquieu geciteerd bij E. Colombo, L’Espace politique de l’anarchie, Esquisses pour une philosophie politique de l’anarchisme, Lyon, 2008, p. 33.
[4] Voor namen en jaartallen, zie eveneens E. Colombo; op noot 16.
[5] Zie noot 11 bij Th. Holterman, ‘Rechtsstaat en democratie, Tussen libertaire kritiek en dynamiek’, in: de AS, nr. 161/162, 2008.
[6] Ik las dit eens, maar ik ben de vindplaats kwijt. In samenhang hiermee hoorde ik Michael van Praag (oudvoorzitter van Ajax) in een televisie-uitzending (NOS, Studio Voetbal, 16 maart 2008) uitleggen dat de uitzending van (samenvattingen van) voetbalwedstrijden tot doel heeft ‘het beschikbaar maken van de huiskamers’ voor de commercie (televisiereclame).
[7] Zo wijst Anton Constandse in zijn brochure Van Ebert tot Hitler (Den Haag, 1933) erop dat geen enkele arbeiderspartij door ‘arbeiders’ wordt geleid, maar door bourgeois, van wie een deel misschien voorheen arbeiders geweest is, en die nu uitblinken als parvenu’s. Is het nu anders? Scherper wordt Constandse als hij de gang van zaken in Duitsland onder de loep neemt wat sociaaldemocraten en de sociaaldemocratische partij aangaat. ‘Toen eind 1918 het Duitse Rijk inéénstortte, de keizer vluchtte, het leger deserteerde, de revolutie uitbrak, greep de sociaaldemocratische partij de staatsmacht, om samen met Von Hindenburg en generaal Von Schleicher, die nog beschikten over ‘soldaten van de ouwe soort’ (want deze had Ebert gevraagd) onder de opperste leiding van Noske hun ‘bloedhond’, de revolutie in arbeidersbloed te smoren. De Sociaal-Democratische Partij redde niet alleen het Duitse kapitalisme, doch zelfs het feodalisme, dat wil zeggen verhinderde dat de enorme, grote grondbezittingen werden onteigend of verdeeld.’ Veel ervan is uit het historisch besef weg. Daarin kan een van de redenen worden gevonden waarom niet meer wordt herkend, hoe de ‘transformatie’ van de democratie samenhangt met ‘modernisering van de machtsmiddelen’, zoals in dit geval Agnoli diagnosticeert. In dit perspectief ontwikkelt zich ook de paradox van de permanentie van de 'uitzonderingsstaat’.
[8] F. Domela Nieuwenhuis, Le socialisme en danger, (1897), opnieuw uitgegeven Parijs, 1975.
[9] Een handzame tekst waarin een aantal misverstanden omtrent het anarchisme worden rechtgezet levert Philippe Pelletier, L’Anarchisme, Paris, 2010.
[10] E. Colombo, L’Espace politique de l’anarchie, Esquisses pour une philosophie politique de l’anarchisme, Lyon, 2008, p. 116.
[11] Het betreft een tekst die eerst in het Frans in een serie artikelen in de tijdschriften Le Révolté en La Révolte verscheen en daarna in 1892 in boekvorm is uitgegeven (met een voorwoord van Élisée Reclus, die ook de titel van het boek bedacht). Ik gebruik hier de vertaling in het Nederlands (Haarlem, 1903, tweede druk). In 2004 verscheen bij Kelderuitgeverij, Utrecht een nieuwe editie. –
[12] Slechts één voorbeeld over ‘the new model of government by contract’: het artikel van M. Freedland, ‘Government by contract and Public Law’, in het tijdschrift Public Law, 1994, p. 86-104.
[13] P. Kropotkin, De moderne wetenschap en het anarchisme, Haarlem, 1904.