Duivenvoorden, Eric - Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999: verschil tussen versies

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5: Regel 5:
   
   


Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999
'''Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999'''
door Eric Duivenvoorden
 
 
 
 
 
 
 
 
 


door '''Eric Duivenvoorden'''




Inhoud


Inhoud
Voorwoord
Voorwoord


[1] Denken in ruimte
[1] Denken in ruimte
1964 - 1969
1964 - 1969
[2] De gelukkige bezitters
[2] De gelukkige bezitters
1970 - 1974
1970 - 1974
[3] Wij blijven hier wonen
[3] Wij blijven hier wonen
1975
1975
[4] Een voet tussen de deur
[4] Een voet tussen de deur
1976 - 1979
1976 - 1979
[5] Jullie rechtsorde is de onze niet
[5] Jullie rechtsorde is de onze niet
1980 - 1981
1980 - 1981
[6] Om meer dan woningnood alleen
[6] Om meer dan woningnood alleen
1982 - 1983
1982 - 1983
[7] Doe het zelf!
[7] Doe het zelf!
1983 -1984
1983 -1984
[8] Bij nacht en ontij
[8] Bij nacht en ontij
1985 - 1988
1985 - 1988
[9] Tegen de stroom in  
[9] Tegen de stroom in  
1989 - 1999
1989 - 1999


- Beknopte chronologie en samenvatting per hoofdstuk
- Beknopte chronologie en samenvatting per hoofdstuk
- Verantwoording van de geraadpleegde bronnen en literatuur
- Verantwoording van de geraadpleegde bronnen en literatuur



Versie van 25 apr 2022 17:21


http://www.iisg.nl/staatsarchief/header.gif


Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999

door Eric Duivenvoorden


Inhoud

Voorwoord

[1] Denken in ruimte 1964 - 1969

[2] De gelukkige bezitters 1970 - 1974

[3] Wij blijven hier wonen 1975

[4] Een voet tussen de deur 1976 - 1979

[5] Jullie rechtsorde is de onze niet 1980 - 1981

[6] Om meer dan woningnood alleen 1982 - 1983

[7] Doe het zelf! 1983 -1984

[8] Bij nacht en ontij 1985 - 1988

[9] Tegen de stroom in 1989 - 1999

- Beknopte chronologie en samenvatting per hoofdstuk

- Verantwoording van de geraadpleegde bronnen en literatuur


Een voet tussen de deur - Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 - 1999

Voorwoord

Het op schrift stellen van de geschiedenis van de kraakbeweging vormt de afsluiting van mijn werkzaamheden aan het `Staatsarchief'. Begin jaren negentig ben ik in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam samen met anderen begonnen met het bijeenbrengen van al het actiemateriaal dat bij menige kraker op zolder lag te vergelen. Door de jaren heen heeft een groot aantal voormalige krakers bijgedragen aan de totstandkoming van dit archief. De collectie is uitgegroeid tot tientallen meters notulen, pamfletten, periodieken en krantenknipsels, honderden uren audio en videomateriaal en duizenden foto's en affiches. Tegelijkertijd met de publicatie van deze geschiedenis zal het archief worden overgedragen aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) in Amsterdam, waar het voor iedereen toegankelijk is.

Dit boek vormt de weerslag van al het archiefmateriaal dat de afgelopen jaren door mijn handen is gegaan tijdens het ordenen en ontsluiten ervan. Bovendien heb ik met een groot aantal voormalig betrokkenen uitvoerige gesprekken gevoerd over hun aandeel in de geschiedenis, niet in de laatste plaats tijdens de researchfase van de filmdocumentaire `De Stad was van ons', die ik in 1996 samen met regisseur Joost Seelen heb gemaakt. Degenen met wie ik het uitvoerigst heb gesproken en van wie de verhalen ergens in de hier voorliggende geschiedenis verwerkt zijn, worden achter in het boek genoemd.

Over vele episodes die in dit boek aan de orde komen, zijn reeds aparte publicaties verschenen. Zonder aan de waarde van deze studies afbreuk te willen doen, heb ik echter getracht de hele geschiedenis opnieuw te reconstrueren, en wel van binnenuit, op basis van documenten en ooggetuigenverslagen die tot nu toe voor eerdere onderzoekers niet of nauwelijks voorhanden waren.

De hier beschreven geschiedenis richt zich op die van de kraakgroepen in Amsterdam, omdat zich aldaar de meest opzienbarende gebeurtenissen hebben voorgedaan. Ontwikkelingen elders in het land komen aan de orde voor zover ze een aanvulling vormen op of afwijken van datgene wat zich in Amsterdam heeft afgespeeld.

Het zal niemand verbazen dat ik zelf actief ben geweest in de kraakbeweging. In 1980 kwam ik als achttienjarige uit Den Haag in aanraking met de Amsterdamse krakerswereld. Mijn actieve loopbaan speelde zich van 1981 tot 1985 af in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt, waar ik, min of meer toevallig, betrokken raakte bij een van de grootste en meest radicale kraakgroepen van de stad. Mijn eigen ervaringen hebben geholpen bij het op schrift stellen van deze geschiedenis, maar zijn aan de andere kant zo beperkt dat ik het grootste gedeelte als buitenstaander heb moeten onderzoeken.

Niemand heeft de hele geschiedenis van het begin tot het eind meegemaakt; alle voormalige krakers dragen slechts een deel ervan met zich mee.

Om vat te krijgen op deze gefragmenteerde geschiedenis heb ik gekozen voor een chronologische opzet waarin stap voor stap de ontwikkelingen in en om de kraakbeweging worden beschreven. In negen hoofdstukken passeren evenzovele fases uit de geschiedenis de revue. Deze chronologische opzet betekent tevens dat vele afzonderlijke thema's, die in de hele geschiedenis een rol spelen, in het verhaal zijn ingepast op het moment dat ze het meest pregnant op de voorgrond treden.

Behalve al degenen die door hun materiële en/of mondelinge bijdragen bij de totstandkoming van dit boek een rol hebben gespeeld, wil ik hier enkele personen in het bijzonder bedanken. Jan van der Hoef van het iisg was mij behulpzaam bij het ontrafelen van de ontstaansgeschiedenis van het kraken in de jaren zestig. Zonder de op en aanmerkingen van Nico Jassies en Frans Panholzer zou dit boek er anders uit hebben gezien. Last but not least bedank ik Margreet Simons, die mij wegwijs maakte in de geschiedenis van dat deel van de kraakbeweging dat zich indertijdvanwege mijn kraakwortels in de Staatsliedenbuurtbuiten mijn vizier afspeelde.

Tijdens het schrijven van dit boek bleek al snel hoe veelomvattend de geschiedenis is. Om te voorkomen dat buitenstaanders en toekomstige generaties het spoor bijster zouden raken in een eindeloze opsomming van kraak en andersoortige acties en de bijbehorende anekdotes is een keuze gemaakt uit het overweldigende aanbod. Er wachten daarom nog talloze verhalen om gehoord te worden. Moge dit boek, waarin niet meer maar ook niet minder dan een overzicht gegeven wordt van de kraakgeschiedenis, een aanzet vormen om die verhalen op te rakelen.

Eric Duivenvoorden

Februari 2000


________________________________________ De online versie van Een voet tussen de deur is op enkele plaatsen licht gewijzigd en gecorrigeerd ten opzichte van de gedrukte uitgave die in april 2000 bij De Arbeiderspers verscheen. De geschiedenis in het boek sluit daarmee beter aan op recente ontwikkelingen. E.D.

april 2012


[1] Denken in ruimte

De geschiedenis van het 'kraken' in Nederland kent een onstuimig begin. Drie welgemikte bakstenen kondigen in de eerste weken van januari 1969 de komst van het nieuwe fenomeen aan. Achtereenvolgens worden in Amsterdam bij het Bureau Woonruimte van de gemeente, bij makelaar Rappange en bij de Amsterdamse Maatschappij tot het Beheer van Onroerend Goed de ruiten ingegooid. De betreffende baksteen is steeds ingepakt in een gelijkluidend pamflet: 'Hierbij leggen we de eerste steen voor een monument dat we zullen oprichten als teken van het eind van uw grootheid... Het is de steen des aanstoots en het monument zal de gramschap zijn van de door u geteisterde bevolking.' De acties worden ondernomen door degenen die korte tijd later deelnemen aan enkele georganiseerde huisbezettingen waarbij voor het eerst sprake is van kraken. Het kraken van leegstaande huizen kent echter een lange voorgeschiedenis.

Laten we beginnen met een open deur: er zou nooit gekraakt zijn als er geen woningnood was geweest. Waar de term kraken na meer dan dertig jaar opgenomen is in het basisvocabulaire van iedere Nederlander 1, levert het begrip woningnood tegenwoordig meer problemen op. Hoewel woningnood in eerste instantie duidt op een feitelijk tekort aan woningen, is het vooral een subjectief begrip. De woningnood verdwijnt als sneeuw voor de zon als iedereen zich zou laten wegstoppen op een paar vierkante meter. Tot ver in de twintigste eeuw leefden duizenden gezinnen met tien of meer kinderen op de spreekwoordelijke drie-hoog-achter. In dit soort gevallen is er sprake van woningnood bij een behoefte aan grotere en kwalitatief betere woonruimte. Woningnood heeft dus net zo goed te maken met een feitelijk tekort aan woningen als met een tekort aan leefruimte. Deze twee aspecten samen roepen vervolgens het probleem op van macht en bezit. Het kan namelijk heel goed zijn dat er genoeg goede woonruimte voorhanden is of kan komen, maar dat deze niet voor iedereen beschikbaar is of komt. In deze zin heeft woningnood te maken met politieke beslissingen en economische verhoudingen.

Omdat de woningnood volgens deze definitie waarschijnlijk net zo lang bestaat als dat er mensen in huizen wonen, zijn er door de eeuwen heen oplossingen bedacht om het probleem op te lossen: huizen worden clandestien bezet. Nu is het niet zo dat de genoemde aspecten altijd een even belangrijke rol spelen wanneer huizen clandestien bezet worden. Het hangt van de specifieke maatschappelijke omstandigheden af welk aspect de nadruk krijgt. Soms is het zelfs zo dat een bepaald aspect helemaal niet aan de orde is. Een van de eerste gevallen van georganiseerde clandestiene bezettingen in Nederland vindt plaats in omstandigheden waar geen sprake is van een feitelijk tekort, maar van een overschot aan woningen.

Aan het eind van de negentiende eeuw is in de steden een enorme hoeveelheid woningen voor de toestromende arbeiders gebouwd, waarvan in de jaren dertig een deel weer leeg komt te staan, vaak in een staat van vergaande verkrotting. Wanneer begin jaren dertig de economische crisis om zich heen slaat, vindt er onder andere in Rotterdam een groot aantal huurstakingen plaats, door mensen in de goedkope arbeiderswoningen die de huur niet meer kunnen opbrengen.2 Hoewel de huur met dit middel in veel gevallen naar beneden gebracht wordt, loopt het ook wel eens mis. Dan worden op basis van huurschuld door de deurwaarder de woningen ontruimd. Van tevoren hebben de bewonerscomit�s echter al elders in de stad nieuwe woningen voor de uitgezette gezinnen bezet. Door er een stoel, een tafel en een bed in te zetten nam men de woning in gebruik en kon men er niet zomaar uitgegooid worden. Dat heeft de Hoge Raad al in 1914 3 bepaald. Huiseigenaren zijn over het algemeen zeer coulant tegen de illegale bezetters en komen snel met een huurcontract over de brug.

Na de Tweede Wereldoorlog is er in Nederland wel sprake van een groot woningtekort. De verwoestingen en de jarenlange bouwstop hebben hun sporen nagelaten. Om de directe nood te lenigen kruipen vooral in de grote steden mensen stilletjes op een woning. Vaak wordt dit oogluikend toegestaan. Maar er zijn ook veel huisuitzettingen. In het dagelijks leven van de naoorlogse jaren is dit een bekend tafereel dat zonder veel ophef plaatsvindt. Op het moment dat de geschiedenis die in dit boek beschreven wordt een aanvang neemt, is het clandestien bezetten van huizen bepaald geen onbekend verschijnsel. Maar zoals voor zoveel aspecten in de Nederlandse samenleving betekenen de jaren zestig ook wat het clandestien bezetten betreft een breuk met tot dan toe gangbare praktijken.4 Dit eerste hoofdstuk behandelt de periode waarin het clandestien bezetten van huizen langzamerhand uitgroeit van het stilletjes op een woning kruipen tot het openlijk kraken als protestactie tegen de woningnood.

De eerste tekenen in de richting van de komende kraakbeweging zijn in november 1964 aan te wijzen in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures. Onder de kop 'Redt een pandje' bericht het blad over de 'kortzichtigheid' van de gemeente Amsterdam op Kattenburg. Al vroeg in de jaren vijftig wordt besloten tot sanering van de oostelijke binnenstad, inclusief Kattenburg. Dit van oudsher strijdbare eiland aan het IJ ten oosten van het Centraal Station is het eerst aan de beurt. Op een paar monumentale pandjes na moet de complete bebouwing tegen de vlakte. De uitvoering van zo'n plan gaat niet van vandaag op morgen. Eind jaren vijftig begint men met het uitplaatsen van de bewoners en gaat men vervolgens over tot het dichttimmeren van de woningen. In het gekozen tempo zal men pas in 1968 uitgesloopt zijn en met de bouwwerkzaamheden kunnen beginnen.

Een verslaggever van Propria Cures ziet met lede ogen aan hoe een ploeg gemeentearbeiders de zojuist door de oorspronkelijke bewoners verlaten woningen vakkundig onbewoonbaar maakt, terwijl de slopershamer nog jarenlang op zich laat wachten. Propria Cures noemt het 'legaal vandalisme' en stelt dat honderden studenten nog jarenlang op Kattenburg zouden kunnen wonen. De aanklacht wordt begeleid door een oproep aan studenten om mee te doen aan het 'onverklaarbaar bewoond pand-verbeuren'. Om ze wat op weg te helpen worden er allerlei tips gegeven hoe je zo veilig mogelijk illegaal elektriciteit kunt aftappen.

Of deze oproep serieus wordt genomen is moeilijk te achterhalen. Feit is wel dat in dezelfde maand enkele stille bezettingen plaatsvinden.5 Enkele weken later gaan een paar studenten tot actie over. De hts-student Ruud Strietman heeft voor een bevriend echtpaar een van de dichtgespijkerde woningen op het oog in de Generaal Vetterstraat in Amsterdam-West. De hele straat staat op de nominatie voor sloop om plaats te maken voor een verbindingsweg met Schiphol en een garage voor de stadsreiniging. Het is een doorn in het oog van Strietman dat in een tijd van nijpende woningnood nog goede woningen voor dit soort grootstedelijke plannen tegen de vlakte moeten. Door zich als gemeentearbeiders te verkleden, lukt het de studenten op zaterdag 2 januari 1965 de woning te bezetten. Omdat ze bepaald niet de eerste clandestiene bezetters zijn in Amsterdam, zijn ze hoogst verbaasd dat De Telegraaf meteen voor de deur staat en maandagmorgen een heel artikel wijdt aan de bezetting. In de reportage spreken de bezetters de verwachting uit dat ze er nog wel een tijdje kunnen bivakkeren.

Wanneer De Telegraaf daar nog veelbetekend aan toevoegt: 'Er staan zo n�g 63 woningen leeg...', melden zich 's avonds de eerste drie belangstellende jonge echtparen aan van de acht die er die week nog zullen volgen. Het zijn allemaal echtparen, want medio jaren zestig is iedereen die het ouderlijk huis uit wil min of meer gedwongen zich in de echt te verbinden; alleenstaanden komen sowieso niet in aanmerking voor een eigen onderkomen.

5 januari 1965, de eerste bezetter in de Generaal Vetterstraat in Amsterdam, Jan van Hoften (links), vangt nieuwe echtparen op.

Mede dankzij de hulp van de nog zittende legale bewoners wordt er nog een aantal woningen bezet. Die overgebleven bewoners willen wel meewerken, omdat de gemeente na de eerste bezetting meteen slopers stuurt om met de afbraak van de nog resterende leegstaande woningen te beginnen. De pers stroomt in groten getale toe. De bezetting in de Generaal Vetterstraat is voorpaginanieuws. Alle plaatselijke en landelijke dagbladen berichten uitgebreid over de bezettingsactie; in enkele artikelen wordt goedaardig over 'inbreken' gesproken.6 Ook radio en televisie geven acte de pr�sence, zelfs een Duitse tv-ploeg maakt een reportage. De woningnood onder jongeren komt door de actie voor het eerst breeduit over het voetlicht. Een enkele commentator oordeelt dat de nozems uit de jaren vijftig en begin jaren zestig volwassen zijn geworden en zich niet langer laten wegstoppen in kelders en op zolders.7

In het gevolg van de media bevindt zich een ambtenaar van sociale zaken die de bezettende echtparen vervangende woonruimte aanbiedt, op voorwaarde dat er geen ruchtbaarheid aan gegeven wordt. Publiekelijk echter zegt de gemeente de krakers de wacht aan: op vrijdag 8 januari om 12.00 uur dienen ze de woningen ontruimd te hebben. De clandestiene bezetters gaan in conclaaf. Als een geraadpleegde advocaat meedeelt dat er weinig eer te behalen valt, houdt een deel van de bezetters het voor gezien. Een klein clubje besluit evenwel het bevel van de politie af te wachten. Als op die bewuste vrijdag de politie verschijnt en de straat afzet, krijgen ze op het laatste moment van hogerhand, onder anderen van verantwoordelijk wethouder Joop den Uyl, uitstel tot na het weekend. Nu geven ook de overige bezetters het op. Sommige gezinnen gaan in op het aanbod van de gemeente. De vrouwen en kinderen worden voor enkele weken ondergebracht bij Hulp voor Onbehuisden, de mannen moeten zich in de tussentijd zelf maar zien te redden. De eerste bezetters van de Generaal Vetterstraat nemen hun intrek in een onbewoonbaar verklaarde woning op Kattenburg.

Vrijwel vanaf het moment dat de gemeente met het uitplaatsen en slopen op Kattenburg begint, worden de voor de sloop bestemde woningen clandestien bezet. Zo neemt bijvoorbeeld in oktober 1963 de kunstschilder Hans Hamers met zijn vrouw en haar vier kinderen bezit van een van de dichtgetimmerde woningen.8 Van lieverlede ontstaat midden jaren zestig op Kattenburg een gemeenschap van een paar honderd anonieme stadsnomaden, die van de ene sloopwoning naar de volgende trekken. Het is een publiek geheim dat je als clandestiene bezetter op Kattenburg door de gemeente met rust gelaten wordt. Die rust wordt wreed verstoord als De Telegraaf op 12 februari 1966 een paginagroot artikel publiceert onder de kop 'Kattenburg: vergaarbak van menselijke ratten' 9. Aan het woord komen vooral bange, oorspronkelijke buurtbewoners, die langzamerhand een minderheid vormen en niet meer tegen de invasie van zoveel vreemd volk zijn opgewassen. 'In het begin ging het nog wel. Er zijn hier toen een paar aardige en fatsoenlijke mensen komen wonen die door de woningnood geen huis konden krijgen. Maar dat tuig dat nu in die verlaten hokken hokt is vreselijk,' aldus een buurtbewoonster in De Telegraaf. In het artikel wordt er vervolgens alles aan gedaan om de clandestiene bezetters af te spiegelen als een bij elkaar geraapt zootje asociale drugsgebruikers, die niets anders doen dan feesten. Aan de andere kant van het politieke spectrum, in het CPN-dagblad De Waarheid 10, wordt over dezelfde groep clandestiene bewoners een heel ander oordeel geveld: 'Aan de bewogen historie van het oude Kattenburg hebben ze een belangwekkend hoofdstuk vastgeschreven, een hoofdstuk waarin verhaald wordt hoe de Eilanden werden herschapen tot een Mokums Montmartre, een nederzetting van tientallen jonge beeldhouwers, schilders, tekenaars.' Een flink deel van de nog overgebleven oorspronkelijke bewoners voelt zich meer aangesproken door De Telegraaf. Door een deel van de oude Kattenburgers wordt gedreigd om diegenen die zich niet aan de zeden en gewoonten van de oorspronkelijke bewoners aanpassen, eigenhandig te verwijderen. Uiteindelijk komt het niet zover. Op een inderhaast bij elkaar geroepen buurtvergadering wordt het probleem opnieuw gedefinieerd: er wordt een onderscheid gemaakt tussen bonafide en niet-bonafide illegale bewoners. De aanwezige, als bonafide afgeschilderde illegale bewoners zeggen toe om gezamenlijk met de legale bewoners te proberen het probleem van de overlast van de 'niet-bonafiden' aan te pakken. In De Waarheid wordt al een voorschot genomen op de afloop: 'Het ziet er niet naar uit dat deze episode in de Kattenburgse historie lang zal duren... Als Kattenburg gesaneerd zal zijn, zal ook achter het Mokumse Montmartre een punt zijn gezet. Maar de mensen die het schiepen zijn er dan nog steeds. En zij zoeken. Naar een ander krot.' Met de sloop van de laatste huizen op Kattenburg, zo'n anderhalf jaar later, verdwijnt ook de wrijving tussen de illegale bezetters en de oorspronkelijke bevolking. In nieuwe krotten in andere delen van de stad zal het probleem later steeds weer opduiken.

Provo, dat in de zomer van 1965 voor het eerst van zich laat horen, heeft zo zijn eigen manier om de woningnood en de stadssanering in Amsterdam aan de kaak te stellen. In het zevende nummer van Provo, dat eind februari 1966 verschijnt, trekt men in een zogenaamde 'Subversieve brief' van leer tegen de grootschalige plannen om de bevolking naar de buitenwijken te 'deporteren' en de binnenstad om te vormen tot een 'amorfe betonwoestijn'. Om een en ander te voorkomen dringt men aan op het 'liquideren van overheidsmisdadigers'. Een andere suggestie is het opblazen van de in aanbouw zijnde IJ-tunnel. Maar ook de slopers van de oude wijken moeten het ontgelden, want die zijn 'tot ware parasieten van de arbeiderswereld geworden en in het algemeen van de cultuur. Als jullie niet direct zover willen gaan om de slopers van de objecten af te schieten (wat het beste zou zijn) en de sloopplannen eenvoudig onmogelijk maken, dan zou je om te beginnen met pamfletten en andere middelen kunnen gaan ageren...' Kort na het uitkomen van deze 'Subversieve brief', wordt de gehele oplage van Provo 7 in beslag genomen en de redactie - Rob Stolk, Hans Metz, Luud Schimmelpennink, Roel van Duijn- gearresteerd.

Een minder provocatief plan wordt een paar weken later gepresenteerd aan de vooravond van Koninginnedag. Het door dezelfde redactie van Provo geformeerde 'Oranje Kommittee De Parel van de Jordaan' kondigt 'Het Witte Huizenplan' aan.


April 1966, Provo's Witte Huizenplan.

Niet dat er hierna nu een heuse bezettingsgolf ontstaat. Als er al gehoor aan gegeven wordt, dan gebeurt dat zonder enige ruchtbaarheid: van kraken van huizen is nog geen sprake, je kruipt er nog steeds op.

  Dat gaat langzaam maar zeker veranderen in de zomer van 1968. De 'werkgroep ruimte' van de 'Kritiese Universiteit' van Amsterdam 11 brengt twee brochures uit waarin de bestaande stedenbouwkundige opvattingen diepgaand worden bekritiseerd. Vooral de neiging om wonen, werken en recre�ren r�cksichtslos van elkaar los te koppelen moet het ontgelden. In deze visie zouden grote gedeeltes van de binnensteden plat moeten om plaats te maken voor kantoorkolossen, terwijl de bevolking wordt gedeporteerd naar buitenwijken als de Bijlmermeer. Onder het motto 'denken in ruimte' wordt het zoeken gestimuleerd naar 'alternatieve woonvormen die moeten voortkomen uit het wezenlijk menselijke denken' 12. Leden van de werkgroep ruimte zijn onder meer de voormalige provo uit Maastricht Hans Derks en Ruud Strietman, die eerder betrokken was bij de bezetting in de Generaal Vetterstraat.

Op een conferentie over stedenbouwkundige ontwikkelingen, het 'vierde Bergeijkse congres' dat eind september 1968 in het Limburgse Bergeijk wordt gehouden, vinden de leden van de werkgroep ruimte en enkele andere Amsterdamse activisten, onder wie Tjebbe van Tijen, elkaar in hun kritische houding tegenover de plannenmakerij in de woning- en stedenbouw en in het benadrukken van de noodzaak van invloed van de burgers en bewoners op de besluitvorming.13

Na de conferentie nemen de zogenaamde 'heemschutters' contact met de werkgroep ruimte op om na te gaan of er samengewerkt kan worden. Deze heemschutters, die zich onder andere hebben verenigd in de Bond Heemschut en de stichting Diogenes zetten zich in voor het behoud en de restauratie van de oude binnenstad in Amsterdam. In 1966 en 1967 hebben deze organisaties het thema van de sloop van de binnenstad al ruimschoots onder de aandacht van de Amsterdammers gebracht naar aanleiding van hun - vergeefse - Ban de Bank-campagne tegen de bouw van grote bankgebouwen aan de Vijzelstraat. De heemschutters richten zich in 1968 op de Nieuwmarkt- en Bethani�nbuurt die onder meer vanwege de aanstaande bouw van de metro in hun geheel van de aardbodem dreigen te worden weggevaagd.

Op een gezamenlijke vergadering van de werkgroep ruimte, de heemschutters en andere betrokken activisten in het najaar van 1968 wordt besproken wat tegen de vergaande nieuwbouwplannen kan worden ondernomen. Ruud Strietman, inmiddels student aan de Academie van Bouwkunst, vertelt hoe enkele jaren terug de actie in de Generaal Vetterstraat verlopen is en stelt voor om iets dergelijks op touw te zetten in de Nieuwmarktbuurt. Het plan krijgt een enthousiast onthaal en afgesproken wordt om rond de kerstdagen enkele reeds dichtgespijkerde panden te bezetten.

In de weken voorafgaand aan de actie wordt de leegstand in de Nieuwmarktbuurt ge�nventariseerd. Er is keus te over, want op aandringen van de bewoners isom verdere verpaupering tegen te gaan - de sloop van de buurt voorlopig stopgezet. Vele huizen staan er verloren bij. Een blokje aan de Keizersstraat wordt ten slotte uitgekozen als het speerpunt. Op de avond voor de bezetting verzamelen zich tientallen mensen in de Academie van Bouwkunst aan het Waterlooplein om de actie te bespreken. De bedoeling is niet alleen een groot aantal mensen aan woonruimte te helpen, maar ook om in een van de panden een 'aanloopcentrum' 14 in te richten, van waaruit woningzoekenden hulp geboden kan worden wanneer ze tot een bezetting willen overgaan.

Op zaterdagmorgen 21 december 1968 trekt een grote groep begeleid door bakfietsen met huisraad naar de Keizersstraat om de panden te bezetten. De planken worden van de ramen gewrikt en de bezetters trekken het eerste pand binnen. Een van de initiatiefnemers van de actie, Ruud Strietman, werpt zich ondertussen met een ander groepje op het volgende pand, dat om de hoek ligt. Maar terwijl ze constateren dat dit in een veel te slechte staat is om er te kunnen bivakkeren, arriveert de politie bij het pand in de Keizersstraat. In het vertrouwen dat iedereen zich inmiddels al ge�nstalleerd heeft, keert Ruud Strietman terug om poolshoogte te nemen. Tot zijn verbazing ziet hij dat de politie al bezig is met de ontruiming. De bezetters zitten wel binnen, maar hebben zich alleen maar beziggehouden met de onderlinge verdeling van de beschikbare ruimtes. Ze zijn vergeten direct bij het binnentreden van het pand de tafels, stoelen en bedden met zich mee te nemen die noodzakelijk zijn om aanspraak te kunnen maken op het huisrecht.

Een opzichtig gebrek aan ervaring doet de eerste collectieve bezettingsactie bijna vier jaar na die in de Generaal Vetterstraat jammerlijk mislukken. Wel heeft rond deze actie de kring van activisten die zich wat intensiever met de woningnood en de slooppolitiek willen bemoeien, verbreed.

In het najaar van 1968 besluit voormalig provo Rob Stolk ten langen leste de vijf weken gevangenisstraf uit te zitten waartoe hij als toenmalig redacteur van Provo veroordeeld was vanwege de vermeende opruiing in de 'Subversieve brief' uit 1966. Een jaar eerder had hij bij de koningin en de minister van Justitie nog om gratie verzocht, maar hij heeft geen zin om nog langer te wachten op antwoord: 'Moeder, hiermede verzoek ik u het ontslag van de Minister van Justitie te bekrachtigen, mijn eertijds ingediend gratieverzoek niet in te willigen, en naar een betere woning voor me uit te kijken. Hoogachtend Rob Stolk.'15 Maar als hij eind van het jaar vrijkomt, is er geen betere woning. Reden te meer om zich aan te sluiten bij de groep die de bezettingsactie in de Nieuwmarktbuurt voorbereidt. Als uitvloeisel van deze bemoeienis krijgt hij begin januari 1969 via de stichting Diogenes, die zich er speciaal op richt om kunstenaars aan huisvesting te helpen in met afbraak bedreigde monumentale panden in saneringsbuurten, een keldertje ter beschikking gesteld in de Koestraat in de Bethani�nbuurt. Na Kattenburg is de Bethani�nbuurt, een klein stukje binnenstad op een steenworp afstand van de Nieuwmarktbuurt, het tweede gebied in de oostelijke binnenstad waar concrete plannen zijn voor een complete kaalslag. Samen met de eveneens voormalige provo Lou van Nimwegen begint Rob Stolk hier met een uit de nalatenschap van Provo overgebleven drukpers een drukkerijtje. Het keldertje fungeert al snel als ontmoetingsruimte en uitvalsbasis voor nieuwe acties.

Podium voor de idee�n van de groep wordt het Ge�llustreerd Bethani�nnieuws. Dit buurtkrantje, dat sinds begin 1968 om de paar maanden verschijnt met behulp van gemeentesubsidie, informeert de buurtbewoners over de saneringsplannen. Al snel nemen Rob Stolk en Lou van Nimwegen het drukwerk op zich. Ook de toon wordt aangescherpt. In het nummer van maart 1969 wordt de plannenmakerij rond de saneringsbuurten sterk bekritiseerd, omdat volledig voorbij wordt gegaan aan de belangen van de zittende bewoners. De zojuist ingestelde inspraak over de saneringsplannen wordt afgedaan als volksverlakkerij. Een en ander was al niet bevorderlijk voor de continuering van de subsidie, maar de belangrijkste reden voor de gemeente om haar financi�le bijdrage stop te zetten was het feit dat de krant omgevormd was tot een soort stedelijke Kraakkrant avant la lettre. Uitgebreid wordt in het Ge�llustreerd Bethani�nnieuws verslag gedaan van de eerste kraakacties in de weken daarvoor.

In januari 1969 meldt zich korte tijd nadat de bakstenen bij het Woonbureau, de makelaar en de onroerendgoedmaatschappij door de ramen vlogen, in de drukkerij in de Koestraat een zopas uit Suriname ge�migreerd gezin dat om onderdak verlegen zit. Rob Stolk bezet voor het gezin een pand aan de Oudezijds Achterburgwal, midden in de penozebuurt. De politie is snel ter plaatse om ze er ogenblikkelijk weer uit te halen. Niet helemaal onterecht, want het pand is geheel gemeubileerd en de kasten zitten vol. Stolk en de zijnen hebben duidelijk het verkeerde pand opengebroken. Deze actie onder het toeziend oog van de Amsterdamse onderwereld heeft meer weg van een mislukte inbraak. Ze vormt onder meer een aanleiding om het uit de dieventaal afkomstige woord 'kraken' te gaan gebruiken voor het clandestien bezetten van huizen.16 Om in het vervolg de acties wat beter voor te kunnen bereiden en uit te dragen ontstaat het 'Ko�peratief Woningburo de Kraker (doet het steeds vaker)'. Het clandestien bezetten van woningen krijgt met het ontstaan van het kraken een politiek karakter. Kraken wordt een actievorm waaromheen een aparte organisatie ontstaat. Woningburo de Kraker is niet alleen het eerste teken van een opkomende beweging, maar voor een deel van de betrokkenen ook een definitief afscheid van Provo.

In de loop van 1967 is Provo allang niet meer het spontane 'Imaazje' dat in 1965 en 1966 heel Nederland in beroering bracht. Het aanvankelijke effect is wegge�bd en de hele beweging wordt voor de betrokkenen eerder een blok aan het been dan een stimulans voor nieuwe activiteiten. De 'likwidaatsiecommissie' met Rob Stolk begint een eind te maken aan Provo. Wat na de offici�le opheffing op 15 mei 1967 overblijft, is behalve een drukpers en een zetel in de gemeenteraad een hutkoffer vol met archiefstukken. Als Rob Stolk na zijn opsluiting in de gevangenis zijn activiteiten wil voortzetten met een drukkerij, probeert hij het Provo-archief te gelde te maken. Hiertoe verspreidt hij het gerucht dat er concrete belangstelling voor het archief bestaat van een Amerikaanse universiteit. De onderhandelingen met de Amsterdamse Universiteits Bibliotheek (UB) raken hierdoor in een stroomversnelling. In februari 1969 wordt het complete archief verkocht aan de UB voor f 13.010,-. Het geld wordt gestort op de rekening van de speciaal hiervoor in het leven geroepen stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven. Woningburo de Kraker is de eerste groep die zal profiteren van deze goed gevulde actiepot.

Ondanks het feit dat de bezetting in de Nieuwmarktbuurt eind december 1968 mislukt is, heeft de actie er wel voor gezorgd dat het idee van het bezetten van leegstaande huizen in steeds bredere kring postvat. Zo zijn er door de initiatiefnemers van de actie in december inmiddels contacten gelegd met allerlei studenten van de sociale academie en met het anarchistisch getinte dispuut de NV Prolurk van een studentensoci�teit in de St. Olofspoort.

De eerste kraakactie uit naam van Woningburo de Kraker vindt plaats op 13 februari 1969 in de Dapperbuurt. De mislukking in de Nieuwmarktbuurt heeft duidelijk gemaakt dat groots opgezette bezettingen nog te veel risico's met zich meebrengen. Bovendien was vastgesteld dat de woningen aldaar vaak zo vergaand verkrot waren dat ze niet meteen geschikt waren voor bewoning. Voor de volgende actie is het oog gevallen op een reeds twee jaar leegstaand huizenblok in de Von Zesenstraat. 's Avonds om elf uur kraakt Ruud Strietman samen met een student van de sociale academie enkele woningen. De volgende ochtend nemen zo'n twintig mensen met tafels, stoelen en bedden bezit van de resterende etages. De pret is echter van korte duur. Gealarmeerd door buurtbewoners staat binnen de kortste keren de politie op de stoep. De hele groep wordt gearresteerd en afgevoerd naar het politiebureau. Meteen daarna maken slopers in opdracht van de eigenaar het blok ongeschikt voor bewoning door de ramen in te slaan, het sanitair te vernielen en de gas- en lichtleidingen te verwijderen.

Na de abrupte ontruiming verspreidt Woningburo de Kraker een pamflet onder de bewoners van de Dapperbuurt: 'Hoe is het mogelijk, dat dit in Amsterdam anno 1969 gebeurt. Het in bezit nemen van leegstaande huizen is zonder meer door iedereen te rechtvaardigen. Immers: alle gemeentelijke instellingen houden de woningnood in stand, zijn corrupt en vormen een onderdeel van het kapitalistische systeem! Daarom wordt makelaars en eigenaars de hand boven het hoofd gehouden, o.a. door het optreden van de politie. Ondermijn dit systeem! Weest solidair met alle illegale woningbezettingen! Weiger huurverhogingen! En eis met ons radikale onteigening (nationalisatie) van grond- en huizenbezit!'

De tweede in het oog lopende actie van 'De Kraker' heeft meer succes. Twee weken later, op 28 februari, wordt een ander sloopblok in de Wijttenbachstraat 81-89 gekraakt. De gemeente geeft nu toe dat het nog onduidelijk is wat er voor de vijf panden in de plaats komt en vijfentwintig krakers vinden er een onderkomen.

Die eerste weken in de Wijttenbachstraat loopt alles op rolletjes. Door de politie worden de krakers met rust gelaten en ze richten hun woningen in. De contacten met de buurt zijn goed. 'De Kraker' verklaart zich onder meer solidair met de protesten tegen de aangekondigde 6% huurverhoging. De zaak neemt echter een eigenaardige wending als op donderdagmorgen 20 maart een sloopbedrijf via het dak van een van de gekraakte panden een begin maakt met zijn werkzaamheden. Alsof er niets aan de hand is beginnen de slopers met het verwijderen van de vloer van de zolder en het plafond van de etage daaronder, de kraker/bewoner verbijsterd achterlatend. De krakers doen gezamenlijk aangifte van huisvredebreuk en vernieling, maar de klachten worden door de politie niet in behandeling genomen. Op hoge poten schrijven de bewoners een brief aan de officier van justitie, waarin ze eisen dat de slopers ogenblikkelijk ophouden en dat de politie gesommeerd wordt om de krakers tegen het sloopbedrijf te beschermen.


Maart 1969, Woningburo de Kraker actief in de Wijttenbachstraat in Amsterdam.

Woningburo de Kraker benadrukt steeds de in de Grondwet geregelde bescherming tegen huisvredebreuk: niemand mag tegen de wil van de kraker de woning binnenkomen, behalve in bepaalde, bij de wet geregelde gevallen. Het sloopbedrijf dacht, na overleg met de politie, nu net dit euvel te omzeilen door de krakers gewoon te laten zitten en vanaf het dak met de sloop te beginnen. Dan zouden ze vanzelf wel de benen nemen. De hele actie krijgt door de werkzaamheden van de slopers een flinke duw in de rug. Er worden grote spandoeken buiten gehangen, wat de nodige publiciteit tot gevolg heeft. Ook doen de krakers een beroep op buurtbewoners om te helpen het werk van de slopers tegen te houden. Maar daar wordt door de cpn'ers uit de buurt een stokje voor gestoken. Ze voorkomen dat buurtbewoners meedoen met het posten voor de bedreigde woningen. En dus gaat het slopen rustig door. Meerdere malen protesteren de krakers schriftelijk bij de officier van justitie en bij burgemeester Samkalden. Zonder resultaat. De officier van justitie laat formeel weten dat bij het slopen geen strafbare handelingen worden gepleegd. De laatste krakers van de Wijttenbachstraat verlaten, gedwongen door de sloop, eind oktober de nog overeind staande panden.

Met de acties in februari 1969 is hij er opeens: de kraker. Een nieuw type actievoerder is opgestaan. En dat was even wennen, want het kraken bestond nog niet, als begrip. En het wennen aan zo'n nieuwe term kost even tijd. Zelfs Woningburo de Kraker heeft het in zijn publicaties nog voornamelijk over clandestien bezetten of illegaal betrekken van woningen. Ook de schrijvende pers kan nog maar moeilijk uit de voeten met het nieuwe begrip. Omzichtig wordt de nieuwe actievoerder benaderd; in vraaggesprekken duikt hij op als 'Kraker-man'17. Als er dan al een keer 'een kraker' doorheen komt dan staat die consequent tussen aanhalingstekens. Henri Knap, destijds als Dagboekanier de dagelijkse columnist van Het Parool, formuleert zelf een term om de nieuwe actievoerder te omschrijven. Maar helaas voor hem, 'de huispiraat' heeft het niet gered.18 Het zal nog minstens een jaar duren voor de term kraken goed en wel is ingeburgerd.

Omdat de krakers er niet meteen worden uitgezet, krijgt de pers de gelegenheid om het nieuwe fenomeen eens van dichtbij te bekijken. Er is bijna geen krant waar in de eerste weken na de kraak geen achtergrondartikel in verschijnt over wie de krakers zijn en wat hen beweegt. Over het algemeen wordt de actie met enig begrip benaderd, behalve in de uitgesproken rechtse pers; die zien alleen maar gevaren. In Elsevier wordt het kraken in de hoek gezet als een 'psychologische guerrillatactiek'. Ook de televisie en radio komen langs. De KRO biedt zelfs de gelegenheid aan Woningburo de Kraker om zelf een dertig minuten durend radioprogramma samen te stellen.19

Opvallend is dat in de media de krakers zich slechts presenteren met alleen een voornaam, terwijl in hun correspondentie met politie en justitie altijd ook achternamen vermeld worden. Omdat ze menen na de kraak een beroep te kunnen doen op een zeker huisrecht, hebben enkele krakers in de Wijttenbachstraat zich tevens met naam en toenaam ingeschreven bij het bevolkingsregister. De overtuiging in hun recht te staan is blijkbaar zo groot, dat ze het niet nodig achten zich tegenover de wet te verbergen.

De anonimiteit in de media heeft dan ook een andere achtergrond. 'Geen namen. Nee, dan krijgt iedereen weer zo'n indruk van een organisatie met een structuur. Die bestaat helemaal niet. Er zijn gewoon een paar jongens die op sommige punten soortgelijke idee�n hebben en die af en toe met elkaar praten. Uit die gesprekken komen dit soort acties voort. Er is niemand die nou in persoon "De Kraker" vertegenwoordigt. Daarom liever geen namen en zo,' aldus een woordvoerder in een interview na de eerste kraakactie in de Von Zesenstraat.20 Ook hier speelt de betrokkenheid van voormalige provo's bij Woningburo de Kraker een rol. De fulltime provo's waren in die jaren allemaal wereldberoemd. Door zowel de politie als de complete vaderlandse pers werden ze als leiders en woordvoerders bestempeld en voortdurend nauwlettend in de gaten gehouden. Dit brandmerk werd uiteindelijk als zeer beklemmend ervaren en was indertijd een van de redenen om Provo op te heffen. Als dan ook in Vrij Nederland Ruud Strietman en Rob Stolk als de centrale figuren van Woningburo de Kraker worden opgevoerd 21, ontstaat meteen de nodige commotie onder de achterban. Er wordt - tevergeefs - rectificatie ge�ist in het volgende nummer. Naast het 'Woningburo de Kraker (doet het steeds vaker)' is er ook het 'Woningburo De Koevoet (weet hoe het moet)'. Bij deze groep is Kim Borkent een van de actiefste krakers. Kim Borkent, die in 1967 het staartje van Provo nog meemaakte, geeft in maart 1968 als het 'Bureau Bezorgde Burgers' De Echte Metrokrant uit, een kritische parodie op de in januari door de gemeente huis-aan-huis verspreide krant waarin de plannen voor het stadsspoor in Amsterdam uit de doeken werden gedaan. Door de hele stad zal een wijdvertakt netwerk van boven- en ondergrondse metrolijnen aangelegd worden. Het is een typisch voorbeeld van de door de ambtenarij en politiek in die dagen nog gekoesterde wens om Amsterdam grootschalig te 'moderniseren'. Als opvolger van deze krant verschijnt half maart 1969 De Echte Stadhuiskrant, waarin de nieuw ontvouwde plannen voor een stadhuis op het toenmalige Vlooienburg en Waterlooplein op de korrel worden genomen. Op de achterpagina van de krant wordt het Buro De Koevoet gepresenteerd. Naast een kopie van Provo's Witte Huizenplan plaatste Kim Borkent twee kadertjes waaruit het bestaansrecht van Buro De Koevoet naast dat van Woningburo de Kraker moet blijken: 'Buro De Kraker voor tijdelijke woonruimte, veel publiciteit en enerverend leven - Buro De Koevoet voor permanent opgeleverde woonruimte zonder tam-tam.' Nu valt het met die concurrentie tussen de twee bureaus in de praktijk wel mee. Kim Borkent is veel te vinden in de drukkerij van Rob Stolk, die hem de kneepjes van het vak bijbrengt. En omdat hij als een van de weinigen de beschikking heeft over eigen vervoer, wordt er ook wel samengewerkt. Met zijn Volkswagenbusje kunnen de voor de kraak noodzakelijke meubelen gemakkelijk over de hele stad vervoerd worden. Kim Borkent vindt wel dat er door de grootschalige en luidruchtige kraakacties van 'De Kraker' in de Dapperbuurt te weinig ruimte overblijft voor de wat kleinere individuele kraakacties. 'De Koevoet' kiest voor een tactiek om juist deze stille vorm van kraken, die vanaf de oorlog al wijd en zijd verbreid was, tot een succes te maken. Het blijft daarom stil rond Woningburo De Koevoet. Zo stil dat 'De Kraker' het op een gegeven moment heeft over het fictieve Woningburo De Koevoet. Maar door de toeloop die ontstaat na het succes in de Wijttenbachstraat gaat ook 'De Kraker' aan de slag om her en der in de stad mensen aan onderdak te helpen.

Voor beide woningbureaus geldt dat het meer om kleine verspreid opererende vriendenclubjes gaat dan om feitelijke bureaus waar mensen zich kunnen aanmelden. Het enige concrete dat buitenstaanders ter beschikking staat is het postbusnummer van Woningburo de Kraker. Potenti�le krakers worden voornamelijk opgespoord in een circuit van studentencaf�s en jongerengelegenheden. In de eerste helft van 1969 worden her en der in Amsterdam door clubjes van hooguit zes tot acht personen verschillende kraken uitgevoerd. Ze beperken zich niet tot sloopwoningen, zoals bij de eerste kraken in de Dapperbuurt, maar richten zich op alles wat lang leegstaat. Soms worden ze betrapt en door politie en/of eigenaar weggestuurd, maar andere keren moet de politie constateren dat ze te laat is om de krakers nog uit de woning te verwijderen. De kraken vinden vaak plaats in overleg met de direct omwonenden, maar daarbuiten wordt er geen ruchtbaarheid aan gegeven.

Als gevolg van alle publiciteit na de kraakacties in de Wijttenbachstraat krijgt Woningburo de Kraker via de postbus veel reacties, voornamelijk van wanhopige woningzoekenden die het bureau als een laatste strohalm zien om eindelijk aan een behoorlijke behuizing te komen. Vanuit het hele land wordt gereageerd. Mensen zijn 'verbijsterd' of reageren 'opgewonden' op het nieuws dat er een bureau is dat mensen zonder wachtlijsten onmiddellijk aan een woning kan helpen. Sommigen zijn nog wat terughoudend en vrezen met een soort grap van doen te hebben, anderen melden zich onomwonden aan voor een ruime driekamerwoning in de Jordaan. Er is zelfs een huiseigenaar die aanklopt bij 'De Kraker' om de huurders uit haar huis te krijgen.

Veel mensen die reageren zien Woningburo de Kraker als een soort woningbemiddelingsbureau. Om deze illusie uit de wereld te helpen en om in ��n keer op alle reacties te kunnen reageren, komt het woningbureau eind mei 1969 met een Handleiding voor krakers. De uitgave wordt gefinancierd door de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven. Onder het motto 'Doe het zelf! Neem de oplossing van het woningprobleem in eigen hand' wordt uit de doeken gedaan wat er zoal komt kijken bij het kraken van huizen. In het verlengde van de eigen acties is de brochure voor een belangrijk deel gericht op het kraken van slooppanden. Naast alle juridische ins en outs, worden er velerlei praktische wenken gegeven voor het kraken en daarna opknappen van de woningen: 'Het beste kunt u 's avonds kraken, bijvoorbeeld tijdens een populair tv-programma. Het openbreken van de deur dient snel en zonder veel lawaai te gebeuren. Als de buren aanmerkingen maken op uw kraakwerk, zeg gewoon dat u de nieuwe huurder bent en dat de sleutels weggeraakt zijn. Kraak rustig door! Het is zaak zo snel mogelijk de huisraad naar binnen te sjouwen. Barrikadeer de deur als u het nodig vindt om tijd te winnen. De eventueel door de buren gebelde politie krijgt dan de indruk dat men de deur niet heeft opengekregen, of dat er een ander pand gekraakt moet zijn. Richt uw huis zo snel mogelijk in. Nodig uw buren uit voor de koffie, er is dan voor de buurt niets geheimzinnigs meer aan uw verblijf. Was uw ramen, schilder raamkozijnen en buitendeuren, kom in gesprek met buurtbewoners. Voor woningen zonder glas is de meest snelle methode: een tent opzetten in de huiskamer. Als u het nodig vindt kunt u later de ramen op uw gemak dicht maken met glas of plasticfolie.'

Mei 1969, Handleiding voor krakers, uitgave van Woningburo de Kraker.

Het geheel wordt betimmerd met een stevige ideologische omlijsting:

'Woningbeleid = klassestrijd! Slachtoffers van de Woningnood! Uit het voorgaande, maar ook uit uw eigen ervaring, zal u ruimschoots gebleken zijn dat er geen enkele instantie is die uw belangen behartigt. Noch de overheid, noch de politieke partijen zijn in staat, zo ze al willen de woningnood op te heffen. Deze handleiding voor krakers is daarom enkel bedoeld als een aansporing om uw eigen belangen te behartigen. Organiseer u daarom van onderop. Ondermijn met uw akties dit systeem. Saboteer de initiatieven van de instellingen die slechts financi�le of politieke winst slaan uit uw behoeften. Infiltreer bestaande huurkomitees, richt nieuwe op, en zet aan tot totale huurstakingen... Huurders bevrijdt u van uw horigheid... Als u een huis heeft gekraakt, kraak rustig door, bijvoorbeeld de kas van uw vakbond, waarvan u gebruik kunt maken om wilde stakingen te organiseren.

Laat u niet verleiden tot het zitting nemen in ondernemingsraden, want inspraak is medeplichtigheid aan de exploitatie van uw medemens. Hoed u voor nieuw-linksers, radikalen en partij-kommunisten, met hun leuzen die onze grootvaders al versmaadden. Eis geen loonsverhoging, maar bezet de bedrijven. Kraakt, kraakt, kraakt.'

Stevige taal. Wat onder andere opvalt is hoe in de laatste oproep het aloude 'staakt, staakt, staakt' weergalmt. Speelt men hier handig in op het klassieke klassenbewustzijn of is het een parodie op de traditionele arbeidersstrijd? Vooralsnog zijn het de overeenkomsten tussen staken en kraken die hier opvallen. Staken en kraken zijn in Nederland in de afgelopen eeuw de meest directe en confronterende actiemiddelen geweest van protesterende burgers; beide zijn onontkoombaar, hebben grote groepen mensen op de been weten te krijgen en roepen bij de tegenstanders onmiddellijk een reactie op. En hoewel ze bijna altijd gericht zijn en waren op resultaten op de korte termijn, geldt voor zowel het staken als het kraken dat ze de manifestatie zijn van ingrijpende sociale en culturele veranderingen. Niet alleen het staken zelf maar ook de mogelijkheid om te staken is van grote betekenis geweest voor het zelfbewustzijn van de arbeiders. Het actiemiddel heeft een belangrijke rol gespeeld bij het verkrijgen van allerlei rechten en het bereiken van een aanzienlijke materi�le positieverbetering. Als in de jaren zestig het grootste deel van de werkende bevolking definitief toetreedt tot de consumptiemaatschappij lijkt de emancipatie van de arbeidende klasse voltooid. Een autootje voor ieders deur, wordt het streven van de sociaal-democratische voorman Den Uyl.

Maar in de loop van de jaren zestig verliest de lokroep van de arbeidersstrijd zijn aantrekkingskracht voor de nieuwe naoorlogse generatie. De materi�le welvaart van de verzorgingsstaat kent ze al. Ze wil niet alleen meer dan dat, het moet ook anders. Allereerst wordt in 1965 en 1966 door Provo het nodige gedaan om verstarde en autoritaire gezagsverhoudingen op te ruimen. In de hele samenleving worden mensen aangesproken op nieuwe idee�n. Ze krijgen inspraak in beslissingen die vroeger domweg van hogerhand werden opgelegd. Het is de omslag naar een postmateri�le samenleving waarin de toenemende materi�le welvaart niet langer zonder meer voor lief wordt genomen. Zelfontplooiing, creativiteit en individualiteit vormen toegevoegde waarden. Ze moeten alleen nog op de heersende orde veroverd worden. Zeker in de jaren zestig zijn het geen op zichzelf staande idealen. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met de samenleving als geheel; acties tegen de milieuvervuiling, uitbuiting in de Derde Wereld en de oorlog in Vietnam vormen voor velen de keerzijde van de medaille die de verbeelding aan de macht moet brengen.

Na het scherpe maar ludieke begin van Provo nemen krakers de strijd over. In en rond de kraakbeweging zullen in de decennia die volgen veel van de idee�n die onder andere door het toedoen van Provo opborrelden, een concrete invulling krijgen.22 De krakers doen dat door de icoon van de traditionele materi�le samenleving aan te vallen: het eigendom. Wat het staken was voor de arbeiders, wordt het kraken voor jongeren. Kraken blijkt een uitstekend actiemiddel in de strijd voor individuele ontplooiingsmogelijkheden. Nadat het provotariaat de positie van het proletariaat op de hak had genomen, ontstaat op de golven van de voortgaande individualisering de kraakbeweging.

Het kraken vormt niet alleen een aanvulling op het traditionele staken, maar komt er in zekere zin voor in de plaats. De opkomst van de kraakbeweging vindt tegelijkertijd plaats met de neergang van de traditionele arbeidersstrijd. Deze aflossing van de wacht zal er in de jaren die volgen toe leiden dat de krakers en de CPN, als laatste vertegenwoordiger van deze traditie, meerdere malen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De eerste keer door 'kraakt, kraakt, kraakt' in de kraakhandleiding in de plaats te stellen van de traditionele oproep 'staakt, staakt, staakt'.

Voorjaar 1969, affiche van Woningburo de Kraker.

Uit de kraakhandleiding wordt al meteen duidelijk dat de kraakgroep van Woningburo de Kraker weinig moet hebben van de gevestigde linkse politieke partijen. Of het nu om de Nieuw-Linksers in de pvda gaat (die de partij inhoudelijk willen vernieuwen), de dissidente KVP'ers die zojuist de Politieke Partij Radikalen hebben opgericht of de CPN, het is allemaal ��n pot nat. De idee�n van Woningburo de Kraker zijn voor een groot deel terug te voeren op het radencommunisme dat zijn oorsprong vindt in de revolutionaire strijd na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland. Maar ook sporen van klassieke teksten zoals Over het woningvraagstuk van Friedrich Engels uit 1872 en De verovering van het brood van de anarchist Peter Kropotkin (1892) zijn terug te vinden in de ideologische bagage.

In 1969 vormen ze met deze achtergrond geen buitenbeentje in het geheel van maatschappelijke groeperingen dat zich specialiseert in buitenparlementaire acties. Na Provo is het in Nederland een tijdje relatief rustig geweest aan het actiefront. Op allerlei love-ins, teach-ins en sit-ins heeft men duidelijk wat gas teruggenomen. Maar in de loop van 1969 neemt het politieke engagement weer hand over hand toe. Niet in de laatste plaats door de opstelling van de studentenbeweging, die, na de aftrap in Tilburg op de Katholieke Hogeschool, in mei overgaat tot de bezetting van het Amsterdamse Maagdenhuis. Vooraf worden in de kelder van Rob Stolk de breekijzers van Woningburo de Kraker geleend. Misschien is dat uiteindelijk wel de reden geweest dat Rob Stolk als enige van de 660 gearresteerden bezetters in hoger beroep wordt veroordeeld tot een geldboete van f 200,-. Een peulenschil voor de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven.

De bezetting van het Maagdenhuis wekt weliswaar de nodige beroering, maar betekent weinig in vergelijking met de stormachtige straatprotesten in de voorafgaande jaren in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Vergelijkbare tonelen zullen in Nederland nog tot 1980 op zich laten wachten, wanneer de grote krakersoproeren uitbreken. In 1969 zijn het onder anderen de actievoerders van Woningburo de Kraker die de studentenmeute aanzetten tot wat radicalere stellingnames.

Rond de tijd van de Maagdenhuisbezetting treden veel studenten uit de studentenbeweging toe tot de CPN. Dat is voor sommige krakers een aanleiding om in een aantal pamfletten niet alleen hun solidariteit met de bezetting uit te drukken, maar de studenten tevens te waarschuwen: 'Kameraden, hoed je voor vakbondsbonzen, doe niet mee met parlementaire spelletjes... houd de macht aan jezelf, vorm je eigen aktie-komitees.' Na de ontruiming worden de studenten opgeroepen om niet langer medeplichtig te zijn aan inspraak en democratisering: 'Verbrand je kollegekaart!' Maar dat zet vooralsnog weinig zoden aan de dijk. Met het doel om van binnenuit het onderwijssysteem te be�nvloeden, worden in de loop van het jaar alle universiteiten en hogescholen van Nederland op z'n minst ��n keer bezet.

Een andere groepering die zich in 1969 flink roert is de Socialistische Jeugd, een allegaartje van linkse jongeren dat zich niet thuis voelt bij de gevestigde politieke stromingen. De actiebereidheid van de SJ komt dit jaar verschillende keren aan de oppervlakte. In Amsterdam zijn onder andere acties tegen de prijsverhogingen in het openbaar vervoer, en onder het motto 'Van oranje naar rood' organiseert de SJ op Koninginnedag een protest tegen de zojuist ingevoerde BTW. Als er net als in de twee voorgaande jaren op 30 april rellen uitbreken rond de Dam, wordt de secretaris van de Amsterdamse afdeling van de SJ, Hans van der Markt, gearresteerd op beschuldiging van majesteitsschennis. Hij zou door een megafoon luid geroepen hebben: 'Weg met de oranjehoeren!' Enkele weken later wordt hij niet alleen veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf maar tot stomme verbazing van iedereen tevens voor vijf jaar 'ontzet uit het recht te dienen bij de gewapende macht en uit het passieve en actieve kiesrecht'. In een tijd dat je op grond van gewetensbezwaren nog nauwelijks de gelegenheid krijgt om aan de dienstplicht te ontkomen, heeft dit opzienbarende vonnis tot gevolg dat bij de eerste de beste gelegenheid demonstranten luid 'oranjehoeren' scanderend door de binnenstad trekken. In hoger beroep wordt de rechterlijke uitspraak vervolgens zo snel mogelijk gecorrigeerd en de ontzettingen worden ingetrokken.

Na de ontruiming van het Maagdenhuis op 21 mei 1969 heerst er een gespannen sfeer in de stad. De traditioneel onrustige luilakviering, die een paar dagen later op de zaterdag voor Pinksteren plaatsvindt, loopt dit jaar volledig uit de hand. Verspreid over de stad worden barricades opgeworpen en gaat een hele reeks auto's in vlammen op. Begin juni lopen de temperaturen nog hoger op. Door het zomerse weer is het aangenaam toeven op de Dam. Al een jaar eerder was het gewoonte geworden voor veel toeristen om de slaapzak uit te rollen aan de voet van het monument. Er ontstaat zo een aparte scene die aangeduid wordt als 'Damjeugd'. Het zijn hoofdzakelijk buitenlandse jongeren die afkomen op de roep van het 'Magies Centrum' en de aura die Amsterdam ver over de grenzen uitstraalt. Te midden van de Damjeugd beweegt zich een zekere Arie van der Sluis, eenendertig jaar oud, van beroep markiezenmaker, maar vooral bekend door de oprichting van de Commune Nieuw Nederland, enkele maanden eerder. Enig opportunisme is hem niet vreemd, zowel op politiek als op zakelijk gebied. Zo zet hij zich in tegen de woningnood maar ook voor de verlaging van de benzineprijzen en de afschaffing van de zojuist ingevoerde BTW. Ook is hij al enkele malen veroordeeld wegens flessentrekkerij en vandalisme en er lopen nog zaken tegen hem in verband met het afgeven van ongedekte cheques en verzet tegen arrestatie. Als zelfverkozen leider van de Commune Nieuw Nederland doet hij in maart mee aan de protestacties van de SJ tegen de verhoging van de tarieven voor het openbaar vervoer. Als hij tijdens de demonstratie wat al te opzichtig met een vlag wappert voor de ogen van twee dienstdoende marechaussees, zijn de poppen aan het dansen. De vlag wordt in beslag genomen, waarop Arie de marechaussees in zijn eentje met de vlaggenmast te lijf gaat.

Een zekere ongepolijste directheid en bravoure is hem niet vreemd en dat is gedrag waarmee je makkelijk schuchtere jongeren achter je aan kunt krijgen. Tussen de Damjeugd voelt Arie van der Sluis zich als een vis in het water. Met een klein clubje getrouwen en wat op de Dam bij elkaar getrommelde toeristen kraakt Arie voor zijn Commune Nieuw Nederland op 6 juni het voormalige Rode-Kruisgebouw, een voor de sloop bestemde villa op de hoek van de Paulus Potter- en de Hobbemastraat. Vanaf het balkon wordt een grote familiefoto van het koninklijk huis neergelaten met daarboven het spandoek 'Staatsvijand no. 1: Woningnood!'. Het is de bedoeling in het pand niet alleen onderdak te bieden aan woningzoekenden, maar ook om er een discussiecentrum op te zetten. Onder de krakers bevindt zich de achttienjarige timmerman en SJ'er Henk van der Kleij. Hij krijgt de opdracht om het voor de politie zo moeilijk mogelijk te maken het pand binnen te komen. Een dag later wordt de Mobiele Eenheid ingezet om voor het eerst een gebarricadeerd kraakpand te ontruimen. Vanaf het balkon smijt Arie van der Sluis nog van alles en nog wat op de ME'ers, maar binnen twintig minuten is de klus geklaard. Alle dertien krakers worden gearresteerd.

Enkele dagen na deze ontruiming richt Woningburo de Kraker zich met zijn derde openlijke kraakactie niet langer op slooppanden in saneringsbuurten. Op 13 juni kraakt het eveneens een bedrijfspand. Althans, de actie is er nu net op gericht om te voorkomen dat het twee jaar leegstaande pand in de Damstraat door het aangrenzende hotel aan het woningbestand onttrokken zal worden. 'Als dit zo doorgaat wordt de hele binnenstad ten behoeve van buitenlandse toeristen ontvolkt... Laat van uw huis geen hotel maken. Red een pandje, bezet een pandje.' Als de vier bewoners een paar dagen later thuiskomen, zijn de deuren niet alleen opengebroken, maar in hun geheel in de keuken neergezet. Opnieuw wordt met naam en toenaam een klacht wegens braak en huisvredebreuk ingediend bij de officier van justitie, de burgemeester en de politie. Het enige wat het oplevert is dat hun namen worden doorgegeven aan de eigenaar, die prompt een kort geding tegen ze begint. Als de rechter half juli gelast dat het pand ontruimd moet worden, hebben de krakers de woningen al verlaten. Rond dezelfde tijd krijgt Arie van der Sluis van de politie zijn bed terug dat bij de ontruiming van het Rode-Kruisgebouw in beslag genomen is. Pontificaal nestelt hij zich met bed en al bij het permanent discussiecentrum van de Commune Nieuw Nederland, het Nationaal Monument. Ten overstaan van de pers kondigt hij voor de komende dagen een reeks kraakacties aan: 'Zolang de woningnood duurt, zullen we elke dag een gebouw bezetten.' Met de Damjeugd in zijn kielzog voegt hij de daad bij het woord en bezet op 18 juli het door de krakers van Woningburo de Kraker verlaten pand in de Damstraat en weer een dag later een leeg kantoorpand op de Nieuwezijds Voorburgwal. Vanuit het laatste pand worden ze linea recta afgevoerd naar het politiebureau. En als op maandagmorgen de deurwaarder in de Damstraat langskomt om het in kort geding gevelde vonnis tegen de eerste groep krakers ten uitvoer te leggen, is het ook hier snel bekeken. Protesten tegen het feit dat het vonnis niet de Commune Nieuw Nederland betreft maar de groep van Woningburo de Kraker, mogen niet baten. Alle zesendertig aanwezige jongeren worden gearresteerd.

Een belangrijke uitgangspositie voor de eerste kraakacties in 1969 is de overtuiging dat het woonrecht van de krakers, wanneer ze eenmaal met een tafel, een stoel en bed hun intrek hebben genomen, beschermd is op basis van artikel 172 van de Grondwet. Keer op keer wordt dit sociale grondrecht door Woningburo de Kraker benadrukt bij politie en justitie. De kraakhandleiding waarin dit verhaal uitvoerig uit de doeken wordt gedaan, vindt gretig aftrek; niet alleen in Amsterdam, vanuit het hele land komen aanvragen voor deze brochure.

Zo wordt korte tijd nadat de kraakhandleiding aan studenten in Utrecht is opgestuurd, aldaar een pand gekraakt. Eind september 1969 trekt een groepje studenten in een voor de sloop bestemd pand aan het Wed. Met succes wordt, zoals in de kraakhandleiding staat omschreven, een aanvraag ingediend om aangesloten te worden op gas en licht. Maar enkele dagen later besluiten ze gehoor te geven aan een ultimatum van de gemeente om het pand ogenblikkelijk te verlaten. Hoewel in de kraakhandleiding beschreven staat dat clandestien wonen hoogstens een overtreding is van de woonruimtewet, laten ze zich afbluffen door de gemeente die volhoudt dat ze zich schuldig maken aan een misdrijf.

Ondanks het feit dat het kraken nu ook buiten de hoofdstad wordt overgenomen 23, zetten de acties in Amsterdam zelf niet door. Na de reeks openlijke bezettingen van leegstaande bedrijfspanden in de zomer van 1969 verdwijnen Woningburo de Kraker, Woningburo De Koevoet en de Commune Nieuw Nederland uit beeld en wordt niet meer van kraakactiviteiten vernomen.24 Het kraken als een openlijk protest tegen de woningnood maakt weer plaats voor het stille clandestien bezetten, zoals dat vanaf de Tweede Wereldoorlog altijd al had bestaan. De vraag is nu waarom het kraken als beweging zoals die zich vanaf eind 1968 manifesteerde, niet doorzet. Aan de belangrijkste voorwaarden lijkt voldaan. Er is sprake van een grote woningnood onder jongeren en er is een ruime keuze aan leegstaande panden. Verder komt vast te staan dat krakers tot op zekere hoogte mogen rekenen op rechtsbescherming tegen al te overhaaste ontruimingen. Het is ook niet zo dat krakers in alle gevallen worden gefrustreerd door snelle ontruimingen. De kraakactie in de Wijttenbachstraat toont aan dat er wel degelijk jongeren voor langere tijd aan huisvesting geholpen kunnen worden. Ook over media-aandacht voor de achtergronden van de kraakacties had men niks te klagen. Ten slotte lijkt er ook een ruim potentieel aan krakers beschikbaar te zijn. Door de politieke radicalisering onder grote groepen jongeren neemt in 1969 het fenomeen buitenparlementaire actie een hoge vlucht. Kortom, op alle fronten lijkt de tijd rijp voor een grote kraakgolf. Het feit dat Woningburo de Kraker, de belangrijkste gangmaker achter de nieuwe actievorm, er de brui aan geeft is vooralsnog een flinke spelbreker.

Nadat de de panden in de Wijttenbachstraat eind oktober 1969 ontruimd zijn, verleggen de drijvende krachten achter 'De Kraker' hun activiteiten naar een geheel ander terrein. Tjebbe van Tijen en Pieter Boersma gaan aan de slag als figuranten bij de Nederlandse Comedie. Dit gezelschap heeft eind november 1969 de premi�re van het stuk Toller van Tankred Dorst op het programma staan. Het is een stuk over de opkomst en ondergang van de Beierse radenrepubliek in 1918 '19. Centraal staat de tegenstelling tussen de idealistische dichter Ernst Toller, die in 1919 korte tijd de revolutie aanvoert, en de eveneens in de revolutie betrokken communist Levin�. Als vanuit Berlijn de door de sociaal-democraten geleide contrarevolutie op gang komt, blijkt Toller niet tegen de revolutie te zijn opgewassen. Levin� houdt hem voor dat revoluties niet door mooie gevoelens worden gemaakt, maar door hard en hardhandig optreden. Wie bang is dat er slachtoffers vallen, moet er niet aan beginnen. Als Toller weigert deze consequenties te aanvaarden, wordt hij door de communisten opzijgeschoven. De radenrepubliek wordt uiteindelijk bloedig door de sociaal-democraten onderdrukt.

Deze op de planken van de elitaire Stadsschouwburg en door de behoudende Nederlandse Comedie gepresenteerde afrekening met de radenrepubliek is tegen het zere been van de oude kern van Woningburo de Kraker. 'Deze kultuur is onderdrukking, een zoethoudertje. In "Toller" wordt de Beierse radenrepubliek als een bevlieging van zwijmelende idealisten voorgesteld. Het laat zien dat centralisties gezag onmisbaar is, zodat de theaterslijmers gerustgesteld naar huis kunnen gaan, gesterkt in hun vooroordelen.' Tjebbe van Tijen, Pieter Boersma en Rob Stolk bedenken, in navolging van de 'Aktie Tomaat' een plan om de opvoering van het stuk niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. Allereerst tast de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven weer eens in de buidel. Er worden honderd kaartjes voor de premi�re aangeschaft. Uitgerust met rookbommen en vuurwerk nestelt het gezelschap zich tijdens de premi�re hoog boven in het schellinkje. Als aan het slot van de eerste sc�ne op het toneel de leus 'De raden aan de macht!' gescandeerd wordt, lopen de figuranten Van Tijen en Boersma al zwaaiend met een rode vlag van het toneel de zaal in. De leus wordt luidkeels overgenomen en de rookbommen zetten de schouwburg in een dikke nevel. Het duurt even voordat de argeloze toeschouwers in de gaten hebben dat het hier niet gaat om een vindingrijke regie. Pas als het brandscherm voor het toneel wordt neergelaten en de pamfletten neerdwarrelen op de toeschouwers, komen de gemoederen in beweging. Er ontstaat een chaotische discussie waarin heftige verwijten tussen de zaal en het derde balkon heen en weer worden geslingerd. Bij meerderheid van stemmen wordt besloten dat de opvoering na een korte rookpauze voortgezet zal worden. Uiteindelijk moeten enkele hoofdrolspelers er zelf aan te pas komen om de oproerkraaiers de schouwburg uit te zetten.

Deze openbare verstoring lijkt een rebels uitstapje, dat alleen maar afleidt van de kraakacties, maar wat de eerste krakers van Woningburo de Kraker toen niet konden bevroeden, was dat het drama van Toller, waartegen ze zich teweerstelden, zich veel later zou herhalen. Maar dan op het toneel van de kraakbeweging zelf. Het is nooit de ambitie geweest van Woningburo de Kraker een specifieke kraakorganisatie op poten te zetten. In zekere zin gaat het net als met de ontwikkelingen rond Provo, een paar jaar eerder. Een klein groepje brengt iets in beweging, maar binnen de kortste keren blijkt dat wat men in gang heeft gezet een eigen leven gaat leiden en onvoorziene gevolgen heeft. Zoals vermeld maken de kraakacties veel reacties los bij mensen die al jaren op zoek zijn naar een woning. Niet alleen schriftelijk wordt om hulp gevraagd, in de drukkerij van Rob Stolk en Lou van Nimwegen in de Koestraat komen geregeld mensen langs die daadwerkelijke hulp verwachten bij het kraken. Zo is er iemand die Woningburo de Kraker vraagt een telefonisch netwerk op te zetten, opdat krakers elkaar onderling kunnen ondersteunen als er tijdens of na de kraak moeilijkheden rijzen met politie of eigenaren. De kraakacties dwingen de leden van Woningburo de Kraker om op te treden als fulltime krakers en dat is bepaald niet de bedoeling van de initiatiefnemers. Hun opzet is in de eerste plaats het politiseren van het clandestien bezetten. Het antwoord van Woningburo de Kraker op alle verzoeken om hulp is kort maar krachtig: 'Doe het zelf.' De uitgave van de kraakhandleiding betekent wat Woningburo de Kraker betreft niet de verdere uitbouw van de kraakorganisatie, maar luidt juist het einde ervan in. Net als Provo moet 'De Kraker' een 'Imaazje' blijven. De groep weigert in te gaan op de eisen die het door haarzelf opgeroepen fenomeen denkt te kunnen stellen. Met de uitgave van de kraakhandleiding kan ze er een punt achter zetten en krijgt ze haar handen vrij voor nieuwe initiatieven.

De invloed van Provo op de opkomende kraakbeweging is in 1969 aan alle kanten merkbaar. Niet alleen doen veel voormalige provo's mee aan de kraakacties 25, ook financieel vormt de Provo-nalatenschap een stevige basis voor allerlei activiteiten. Ook wat de idee�n betreft is er een nauwe verwantschap. Hoewel Woningburo de Kraker niet zover gaat om de 'Subversieve brief' uit Provo 7 naar de letter uit te voeren, wordt er toch daadwerkelijk iets ondernomen tegen de erin aangedragen misstanden. In die zin zijn de kraakactiviteiten van Woningburo de Kraker een logisch vervolg op Provo.

Maar de Provo-achtige wijze waarop de eerste kraakacties plaatsvinden, beperkt tegelijkertijd de verdere ontwikkeling van de in gang gezette kraakbeweging. Men krijgt te maken met concrete problemen van allerlei woningzoekenden. De 'handleiding voor krakers' is weliswaar een vondst om in ��n keer van al die verzoeken om hulp af te zijn, maar blijkt ook een schijnoplossing. Zonder intensieve begeleiding van een gespecialiseerde organisatie dreigt het kraken als politieke actie dood te bloeden. Voor de stap die nodig is om concreet en op grotere schaal aan die problemen gehoor te geven, deinst Woningburo de Kraker terug. De zojuist opgekomen kraakbeweging lijkt weer in te zakken. In het volgende hoofdstuk zullen we de ontwikkelingen volgen die het tij keren.

Noten [1] Denken in ruimte

1. Voor de nieuwkomers: kraken is het zonder toestemming van de rechthebbende en zonder enig juridisch recht in gebruik nemen en/of houden van een niet in gebruik zijnd pand of een deel ervan. (Overgenomen uit Ton Dijst, De bloem der natie in Amsterdam, Leiden, 1984).

2. Rood Rotterdam in de jaren '30, Raket, 1984. Blz 34-36.

3. Arrest 14 december 1914, W 9755. De Hoge Raad bepaalt hierin dat met betrekking tot artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (i.e. huisvredebreuk), het gebruik van een huis, maar niet het huis zelf beschermd wordt.

4. 'Zo er al sprake zou zijn van een breuk in de jongste geschiedenis van Nederland, dan zou die in de jaren zestig te vinden zijn en niet in de bezettingstijd. [...] Pas in de jaren zestig, met enige voorboden in de jaren vijftig, gaat het hele systeem kraken'. De historicus J.C.H. Blom geciteerd in Hans Righart, De eindeloze jaren zestig, geschiedenis van een generatieconflict, Amsterdam 1995, blz 13.

5. Onder andere in de Marnixstraat. Het jonge echtpaar wordt er echter in februari 1965 door de eigenaar uitgeprocedeerd. Zie De Waarheid, 2 februari 1965.

6. De Waarheid, 6 en 7 januari 1965.

7. Wierings Weekblad, ongedateerd, Staatsarchief.

8. De Telegraaf, 28 december 1963.

9. De Telegraaf, is niet geheel onbevooroordeeld. Ze heeft direct belang bij een snelle sanering van Kattenburg. Medio jaren zestig zijn er vergevorderde plannen voor een nieuw hoofdkantoor op het eiland.

10. De Waarheid, 7 april 1965.

11. De 'Kritiese Universiteit' is in 1968 door studenten aan verschillende universiteiten opgezet. Het fungeerde als een denktank voor tegendraadse opvattingen waar binnen de gevestigde universitaire wereld niet of nauwelijks ruimte voor bestond.

12. Ruimte als politiek 2, Werkgroep Ruimte van de Kritiese Universiteit van Amsterdam, september 1968, blz 3.

13. Andere kritische aanwezigen op het congres waren onder meer 'De Lastige Amsterdammer', een groep rond de uitgetreden CPN-ers Henk Nijman en Marten Bierman en d ex-PvdA-er Henk Bakker.Ze richten zich vooral op milieu- en verkeersproblemen in de stad, Kim Borkent, PSP-gemeenteraadslid Saar Boerlage en heemschutter Jos Wibaut.

14. Het aanloopcentrum is vernoemd naar het gelijkluidende gemeentelijk bureau in de Bijlmermeer waar toekomstige bewoners van de flats werden voorgelicht.

15. De drie andere redacteuren, Van Duijn, Metz en Schimmelpennink, krijgen uiteindelijk in juni 1969 gratie van de koningin.

16. Het is trouwens niet de eerste keer dat het woord 'kraken' uit de dieventaal wordt overgenomen voor acties die meer behelzen dan onmiddellijke zelfverrijking. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt het woord onder verzetsgroepen in zwang om overvallen op distributiekantoren, gemeentehuizen en bedrijven aan te duiden. Zie bijvoorbeeld het hoofdstuk van Anton Coolen getiteld 'Het kraakwerk', opgenomen in Het grote gebod, gedenkboek van het verzet in LO en LKP , 4e druk, Kampen 1989, deel ll, blz 284-334. (LO = Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers; LKP = Landelijke Knokploegen).

17. de Volkskrant, 17 maart 1969.

18. Het Parool, 25 januari 1969. In de desbetreffende column doet Knap uit de doeken hoe makkelijk het is om lege woningen te bezetten. En hoe omslachtig het voor huiseigenaren is om ze weer leeg te krijgen. Pikant is dat het voormalige lid van de werkgroep ruimte van de Kritiese Universiteit Amsterdam, Hans Derks in een artikel over kraken in Wonen (april '69) Henri Knap op basis hiervan karakteriseert als een 'merkwaardige voorstander' van het illegaal bezetten. Knap voelt zich te kijk gezet als een man die d�t wil verdedigen wat hij juist heeft aangevallen en eist in kort geding, tevergeefs, rectificatie. Om zijn positie ondubbelzinnig duidelijk te maken, doet Knap in Het Parool van 9 april 1969 aan huiseigenaren een suggestie om clandestien bezetten te voorkomen. Met de introductie van de 'huisbewaarder', iemand die af en toe een nachtje doorbrengt in een leeg pand, neemt hij een voorschot op een begrip dat later bekend zal worden als kraakwacht en anti-kraak (zie hoofdstuk 9).

19. De uitzending vindt plaats op zaterdag 19 april 1969 tussen 19.30 en 20.00 uur.

20. Het Vrije Volk, 21-2-1969.

21. Vrij Nederland, 19 juli 1969.

22. Mamadouh, V., De stad in eigen hand - Provo's, Kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging, Amsterdam 1992, blz 224.

23. Ook in Nijmegen worden op basis van de Handleiding voor krakers de eerste kraakacties bekokstoofd. Zie Ter Elfder Ure, SUN Nijmegen, oktober 1970.

24. Op 5 december 1969 duikt Woningburo de Kraker nog een keer op. In een zogenaamde 'Sinterklaasaksie' gericht aan het adres van 'makelaars en andere rijke stinkers': 'Eigendom = geweld stop Jullie handelen in geweld stop De waardeloze papiertjes die hier geveild worden krijgen door zegels, stempels en handtekeningen hun rechtskracht stop Het recht om onrecht aan te doen stop De kracht van de sterke arm, die met deurwaarders en politieagenten mensen met een eigen rechtsgevoel wel even komen leren wat eigendom is: geweld stop'. De actie is gekoppeld aan een extra bulletin van het Ge�llustreerd Bethani�nnieuws, waarin wordt geageerd tegen de handel in huizen in de Bethani�nbuurt.

25. Ook ex-provo Hans Tuijnman was te vinden in de panden aan de Wijttenbachstraat, bijvoorbeeld om er een groot inwijdingsfeest te organiseren. Zelfs Roel van Duijn, vanaf september 1969 de laatste van de vier elkaar aflossende gemeenteraadsleden voor Provo, spant zich nog in voor de krakers. Tevergeefs tracht hij te voorkomen dat met de sloop van de laatste panden begonnen zal worden voordat alle krakers vertrokken zijn.


[2] De gelukkige bezitters

Hoe groot de woningnood was aan het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig, is tegenwoordig moeilijk voorstelbaar. Officieel viel het allemaal nogal mee: in Amsterdam zijn er zo'n 15.000 geregistreerde woningzoekenden (circa 2% van de bevolking). Maar zolang je je als alleenstaande pas vanaf je zevenentwintigste mag inschrijven bij het gemeentelijke huisvestingsbureau, zijn deze cijfers op z'n minst vertekenend. Het zijn juist de babyboomers, inmiddels ook volwassen, die rond deze tijd in groten getale op de stoep van de gevestigde orde staan en een huis willen. Ze zijn er inmiddels achter gekomen dat een urgentiebewijs van weinig waarde is. Velen wachten al enkele jaren op een woning.

Het relaas van de bouwvakker Van Kuik toont aan hoe hoog het water sommigen naar de lippen is gestegen. Deze vijfentwintigjarige Hagenaar is eind 1969 al twee�nhalf jaar getrouwd. Om in de residentie op de wachtlijst voor een huis gezet te worden moet je minstens drie jaar getrouwd zijn. Ze wonen dus twee-hoog-achter op ��n kamer met een ge�mproviseerde keuken, een voor die tijd vrij gebruikelijke startpositie voor een jong stel. Minder gebruikelijk, hoewel zeker niet uitzonderlijk, is dat hun twee kinderen wegens gebrek aan ruimte in een kindertehuis zitten. Op 23 januari 1970 heeft Van Kuik er genoeg van. Via de ladders aan de buitenkant van het Transistorium - een (inmiddels gesloopte) fantasieloze kantoorkolos naast het Centraal Station - klimt hij naar de negende verdieping. Hij dreigt vanaf de richel naar beneden te springen als hem niet onmiddellijk een woning wordt aangeboden. Iedereen in rep en roer: artsen, psychiaters en politiemensen worden erop afgestuurd om de man tot inkeer te brengen. Uiteindelijk lukt het een ambtenaar van de volkshuisvestingsdienst Van Kuik naar beneden te krijgen. Hij krijgt de belofte dat hij op zeer korte termijn aan een huis zal worden geholpen.

De nijpende woningnood, vooral onder jongeren, wordt aan het begin van de jaren zeventig in toenemende mate een zaak voor de professionele hulpverlening. In januari 1970 ziet een aantal nieuwe, 'alternatieve', hulpverlenende instanties het licht. Alle grote steden van Nederland krijgen een eigen Jongeren Advies Centrum (JAC), waar jongeren met hun specifieke problemen kunnen aankloppen. Hiernaast wordt de stichting Release opgezet, de hulpverlenende tak van de Bond voor Vrijheidsrechten 1. Ze richt zich op 'het verlenen van steun aan mensen die in moeilijkheden zijn of dreigen te geraken doordat bestaande rechten of vrijheden worden aangetast, ofwel het slachtoffer zijn of dreigen te worden van de heersende moraal'. Dit lokt ook weer andere initiatieven uit. Enkele weken eerder heeft Andr� Schmidt zich door de oprichting van een eigen stichting 'U-Vrij' afgesplitst van de in oprichting zijnde Bond voor Vrijheidsrechten en Release. Hij heeft zich binnen de Bond min of meer onmogelijk gemaakt door zijn eigenzinnige en doortastendesommigen noemen het autoritairemanier van optreden. Schmidt is een succesvol marketingconsultant en heeft op zijn vierenveertigste zijn schaapjes al lang en breed op het droge. Nu wil hij zich inzetten voor de medemens. U-Vrij zal eenieder bijstaan die in 'de strijd om vrijheid' hulp nodig heeft. Hoe hij dat gaat aanpakken, is nog niet helemaal duidelijk. 'Ik ben zoekende,' aldus Schmidt in een interview.2

Eind 1969 gaat Joop Peters verder op de weg die Woningburo de Kraker, Woningburo De Koevoet en de Commune Nieuw Nederland zijn ingeslagen. Met een eigen club, Aktie'70 genaamd, geeft hij nieuw elan aan het kraken in Amsterdam. Nadat hij in december zonder veel ophef met zijn commune een pand heeft gekraakt in de Fokke Simonszstraat, komt hij via Tabe Rienks, een buurtwerker uit Amsterdam-Noord, in contact met Andr� Schmidt. Deze ziet wel wat in de activiteiten tegen de woningnood en stelt kantoorruimte ter beschikking aan Aktie'70. Dit kantoor bevindt zich in een pand van Andr� Schmidt dat aanvankelijk bedoeld was voor de stichting Release. Op de zolder van Prinsengracht 462 ontstaat zo de uitvalsbasis voor de kraakacties van Aktie'70. Ze krijgen niet alleen Andr� Schmidt erbij, die zijn roeping gevonden lijkt te hebben, maar ook de nodige materi�le ondersteuning uit diens overvloedige fondsen. Eind januari treedt Aktie'70 voor het eerst in de openbaarheid. Op leegstaande panden in de binnenstad worden plakkaten aangebracht met een rotte kies erop getekend, vergezeld van de mededeling 'Ik schaam mij - bewoon mij'. Onderaan staan nog het adres en telefoonnummer van het kantoor van Aktie'70 vermeld. Dat is een grote verandering in vergelijking met het anonieme postbusnummer van Woningburo de Kraker. Wilde 'De Kraker' hiermee voorkomen dat het zou uitgroeien tot een alternatief gemeentelijk distributiekantoor, Aktie'70 ontwikkelt zich wel in deze richting. Voordeel is dat belangstellenden zich veel gemakkelijker kunnen aanmelden en zich aansluiten bij de acties.


Januari 1970, affiche van Aktie'70.


December 1970, Aktie'70 houdt kraakspreekuur voor de deur van het Centraal Bureau Herhuisvesting op de Passeerdersgracht in Amsterdam.

Los van deze hernieuwde activiteiten tegen de woningnood zijn op initiatief van Roel van Duijn plannen in voorbereiding om met een bundeling van buitenparlementaire groepen mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen in juni 1970. Eerder, in september '69, toen hij voor Provo in de gemeenteraad kwam, had Van Duijn Amsterdam al uitgeroepen tot 'Kabouterstad'. Deze utopie van de kleinschalige, milieu- en mensvriendelijke samenleving op socialistisch-anarchistische grondslag zou handen en voeten moeten krijgen door een bundeling van allerlei actiegroepen die op hun eigen manier aan deze kaboutergedachten vormgaven. Eenmaal in de gemeenteraad, zou er ge�nfiltreerd kunnen worden in de gevestigde politieke partijen om de bestaande consumptiemaatschappij van binnenuit 'om te turnen'.

Begin januari wordt een aantal bekende groepen uitgenodigd om het voorstel te bespreken. Rob Stolk en Tjebbe van Tijen zijn aanwezig als vertegenwoordigers van Woningburo de Kraker. Nog afgezien van het feit dat 'De Kraker' alleen nog maar in naam bestaat, zien ze niets in het plan om met een politieke partij mee te doen aan de verkiezingen. De idee�n van 'De Kraker' zijn veel radicaler en leggen juist de nadruk op het versluierende karakter van zaken als democratie en inspraak. Op basis hiervan is samenwerking al bij voorbaat uitgesloten. Ook de Socialistische Jeugd bedankt voor de eer. Het initiatief van 'Amsterdam-Kabouterstad' leidt uiteindelijk tot de oprichting van de 'Oranjevrijstaat' op 5 februari 1970, maar zonder dat er een groep bij betrokken is die zich bezighoudt met woningnood en huisvestingsproblemen.3

Daags voor de oprichting van de Oranjevrijstaat dient Roel van Duijn de nota 'Structurele analyse van de woningnood' bij de gemeenteraad in. Ze kan beschouwd worden als een verkapte oproep aan anderen om binnen de grenzen van de Oranjevrijstaat de door Woningburo de Kraker geweigerde positie in te nemen. Dat is een kolfje naar de hand van Andr� Schmidt, die wel inziet dat zijn stichting U-Vrij en Aktie'70 op de golven van de publiciteit rond de oprichting van de Oranjevrijstaat mee kunnen deinen. Na een gesprek tussen Schmidt en Roel van Duijn sluit Aktie'70 zich een week na de proclamatie aan bij de Oranjevrijstaat als het 'Volksdepartement voor Volkshuisvesting'. Het zal beide organisaties geen windeieren leggen. Aktie'70 is met de aansluiting verzekerd van een grote toeloop aan potenti�le actievoerders; aan de andere kant zal de Oranjevrijstaat in de aanloop naar de verkiezingen flink profiteren van de geruchtmakende activiteiten van Aktie'70. Binnen korte tijd groeien de kraakacties uit tot een van de belangrijkste blikvangers van de kabouterbeweging, niet alleen in Amsterdam, maar overal in Nederland.

De eerste grote kraakactie van Aktie'70 vindt plaats op zondagmiddag 22 maart 1970. Een groep van zo'n dertig mensen bezet twee lege kantoorpanden aan de Sarphatistraat 85-87. Deze zijn uitgekozen omdat ze eigendom zijn van de gemeente. Op deze manier kan de politiek voor het eerst rechtstreeks met de neus op de woningnood worden gedrukt. De kraak zelf wordt voorbereid en uitgevoerd door Joop Peters, de achtergronden van de actie worden aan de pers uitgelegd door Andr� Schmidt. Hoewel burgemeester Samkalden een gesprek met de krakers toezegt, laat hij een aantal dagen later, op 26 maart, de panden ontruimen. De op straat gezette krakers trekken in een demonstratieve optocht naar het stadhuis en eisen een gesprek met de burgemeester. Als dit geweigerd wordt, dringen ze naar binnen en bezetten een deel van het stadhuis.

Samkalden ziet zich gedwongen de krakers te woord te staan. De burgemeester zegt toe te zullen onderzoeken of tijdelijke bewoning in leegstaande gemeentepanden mogelijk is. Weer op straat besluit men in de Sarphatistraat een ander pand te kraken, maar dit wordt meteen ontruimd. De in allerijl opgetrommelde aanwezigen van de op diezelfde avond gehouden wekelijkse 'Volksvergadering' van de Oranjevrijstaat komen net te laat om de krakers bij te staan.

De menigte is nu aangezwollen tot zo'n vierhonderd personen. Gezamenlijk trekt men op naar de ambtswoning van de burgemeester aan de Herengracht. Hier worden ze tegengehouden en er ontstaan schermutselingen. De politie heeft het vooral gemunt op Joop Peters. Ze hebben de grootste moeite hem in bedwang te houden wanneer ze hem willen afvoeren naar het bureau. Aan het eind van de avond wordt nog een keer geprobeerd een pand te kraken. Tevergeefs, de demonstratie wordt op zekere afstand gevolgd door een colonne overvalwagens.

Enkele dagen later, op 31 maart, vindt er een demonstratie van enkele honderden mensen plaats, tegen de woningnood. Onderweg worden verschillende leegstaande gebouwen opengebroken. De panden Sarphatistraat 85 en 87 zullen in de maanden daarna bij wijze van protest nog twee keer, kortstondig, herkraakt worden.4 Met de via Roel van Duijn ingediende 'Nota inzake leegstaande panden en bewoning binnenstad' neemt Aktie'70 een week later alvast een voorschot op het gemeenteonderzoek naar de mogelijkheden voor tijdelijke bewoning. Naast de gebruikelijke aanklachten tegen het gemeentelijk woningbouw- en distributiebeleid, worden de 'zwendelpraktijken' van commerci�le kamerverhuurbedrijven onder de aandacht gebracht. Een ander punt dat door Aktie'70 op de politieke agenda wordt geplaatst, is de verlaging van de leeftijd waarop je je kunt inschrijven voor een eigen woning, van zevenentwintig naar achttien jaar. De nota bevat tevens het voorstel om over te gaan tot het ter beschikking stellen van leegstaande gemeentepanden aan woningzoekenden.

Opmerkelijk genoeg wordt dit voorstel na de behandeling van de nota op 15 april door de gemeenteraad overgenomen. Uit het onderzoek van de gemeente is namelijk komen vast te staan dat er op dat moment 389 gemeentepanden leegstaan. De gemeenteraad besluit hierop tot een proef met tijdelijke bewoning en stelt hiervoor het pand Singel 52 ter beschikking. Aktie'70 krijgt de beschikking over het pand door de bereidwillige tussenkomst van Oncko Heldring, directeur van Hulp voor Onbehuisden (HVO), een instelling die al sinds jaar en dag aan de ergste slachtoffers van de woningnood onderdak biedt in diverse pensions en tehuizen. De HVO treedt formeel op als hoofdhuurder en stelt zich garant voor de huur. Het dagelijkse beheer van het pand Singel 52 wordt overgelaten aan Joop Peters, die er als een van de eersten zijn intrek neemt. 'Ik schaam mij niet meer - ik ben bewoond' luidt de tekst op een bord dat de gevel siert als het pand op 20 april in gebruik wordt genomen.

Ondanks alle grote woorden is het niet zo dat de woningzoekenden nu meteen met drommen op de stoep staan voor een kamer. Begin mei komt er een persbericht uit: 'Momenteel zit Aktie'70 met ongeveer vijftig woonruimtes � f 80,- in haar maag. Liefhebbers wende zich tot het sekretariaat.'

Als de gemeente dacht met het ter beschikking stellen van dit ene pand van de krakers af te zijn, dan kwam ze van een kouwe kermis thuis. Het succes van de actie in de Sarphatistraat betekent het startschot van een kraakgolf die Nederland in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen zal overspoelen.

Vanaf het voorjaar van 1970 neemt het aantal kraakacties exponentieel toe. In navolging van Aktie'70 komt nu in bijna alle grotere steden het kraken op gang. Een systematische beschrijving van al deze acties zou weinig zinvol zijn. Het hierboven reeds een paar maal omschreven patroon zal voor de jaren die komen nauwelijks veranderen. Jongeren bezetten een pand en krijgen vroeg of laat te maken met een ontruimingsdreiging van de overheid en/of de eigenaar. In de overgrote meerderheid van de gevallen zullen de krakers dan met stille trom vertrekken. In het vervolg van dit verhaal worden alleen nog die kraakacties naar voren gehaald waarvan de beschrijving op een of andere wijze bijdraagt aan een beter begrip van de geschiedenis van de kraakbeweging. En dat zijn er nog genoeg.5

Aktie'70 heeft 5 mei 1970, als Nederland voor de vijfentwintigste keer de bevrijding viert, uitgeroepen tot Nationale Kraakdag. Het initiatief vindt in vele gemeenten navolging. In veel gevallen gaat het uit van groepen die bij lokale afdelingen van de kabouterbeweging zijn aangesloten. Soms, zoals in Breda, is het omgekeerd en vormen de kraakacties juist een aanleiding om een lokale afdeling van de Oranjevrijstaat in het leven te roepen.

Haarlem kent inmiddels zijn eigen 'Aktiegroep'70'. Deze kraakgroep komt voort uit de Werkgroep Huisvestingsnood Haarlem, die op haar beurt weer een onderdeel vormt van het Landelijk Werkverband Huisvestingsnood, dat op initiatief van de Raad van Kerken eind jaren zestig is ontstaan. Al begin maart kondigt deze groep aan op 5 mei alle leegstaande huizen van Haarlem te zullen bezetten. Aktiegroep'70 onderhoudt nauwe contacten met het 'Groothertogdom Haarlem', de Haarlemse afdeling van de Oranjevrijstaat.

Op 5 mei en de dagen erna worden zo'n twintig pandjes in Haarlem gekraakt. In een groot aantal ervan worden door de Aktiegroep'70 gezinnen met jonge kinderen geplaatst die gekarakteriseerd worden als 'krepeergevallen'. Doordat de krakers niet voor zichzelf blijken te kraken, maar voor gezinnen in moeilijke omstandigheden, mogen ze rekenen op veel sympathie vanuit de Haarlemse bevolking. Hierdoor wordt verhinderd dat de burgemeester de gekraakte panden meteen laat ontruimen. Politici uit de gemeenteraad reageren welwillend op de kraakacties. De 5 mei 1970, kraakactie op de Steenweg in Utrecht op Nationale Kraakdag.5 mei 1970, kraakactie op de Steenweg in Utrecht op Nationale Kraakdag. stelt voor een aantal gekraakte panden voor de 'krepeergevallen' aan te kopen. Ook worden makelaars en huiseigenaren daags na de actie op het matje geroepen bij burgemeester en wethouders. De directie van de Amrobank laat weten dat de twee van de bank gekraakte panden bewoond mogen blijven. Uiteindelijk worden in Haarlem door de acties op Nationale Kraakdag zo'n vijftien gezinnen aan woonruimte geholpen, ofschoon niet allemaal in de op 5 mei gekraakte panden.

Ook in Utrecht worden op 5 mei door kabouters tientallen panden gekraakt. De resultaten zijn hier mogelijk nog positiever dan die in Haarlem. Naar aanleiding van de kraakacties besluit het gemeentebestuur een eind te maken aan het langdurig leegstaan van woningen. Hiertoe overweegt het ten behoeve van woningzoekenden tot vordering over te gaan. Ook wordt besloten dat niet zal worden opgetreden tegen krakers die leegstaande bedrijfspanden betrokken hebben. Bovendien zal er geen gekraakte woning ontruimd worden als niet met zekerheid vaststaat dat er na de ontruiming andere, van gemeentewege aangewezen gegadigden voor zijn.

5 mei 1970, kraakactie in de Biltstraat in Utrecht op Nationale Kraakdag.

Uit de gunstige ontwikkelingen in Haarlem en Utrecht blijkt eens te meer dat de kraakacties tegen de woningnood en de leegstand op veel steun onder de bevolking mochten rekenen. Met de gemeenteraadsverkiezingen van begin juni op komst waren de politici nu eenmaal niet geneigd om met harde maatregelen de kiezers tegen de haren in te strijken.

  In Amsterdam daarentegen heeft het verloop van Nationale Kraakdag een veel grimmiger karakter. Op de Keizersgracht en de Herengracht worden die dag in alle vroegte door Aktie'70 enkele kapitale panden gekraakt. De Mobiele Eenheid is echter steeds snel ter plaatse om aan de acties een eind te maken. Maar de krakers zijn ditmaal goed voorbereid en niet van zins zich er zonder slag of stoot uit te laten halen.
  Bewapend met verfzakjes, rookbommen en het gevreesde speksteenpoeder - dat vermengd met water het trottoir voor de deur moet veranderen in een glibberbaan - hebben ze zich in de gebouwen verschanst. Met de komst van het mobiele waterkanon is de aanvoer van water voor het speksteenpoeder verzekerd. Onder een regen van verfzakjes banen de me'ers zich vervolgens een weg naar binnen, terwijl ze dekking zoeken onder hun rieten schilden. De krakers op de Keizersgracht en de Herengracht worden hardhandig naar buiten gedreven en gearresteerd.6

5 mei 1970, kraakactie op Herengracht 529 in Amsterdam.

5 mei 1970, krakersverzet tijdens de ontruiming van Herengracht 529.

Die dag worden er in Amsterdam nog tientallen andere panden gekraakt. Veel te veel in ieder geval om op dezelfde dag nog te ontruimen. Behalve de twee voornoemde panden verliepen de meeste andere kraken dan ook vrij geruisloos. Wel vonden er in de binnenstad felle botsingen plaats tussen demonstranten en politie. In totaal worden er die dag in Amsterdam 138 mensen gearresteerd.

Om de aandacht voor de kritiek op het harde politieoptreden op 5 mei af te leiden, besluit het gemeentebestuur drie weken voor de verkiezingen als een donderslag bij heldere hemel een tweede pand voor jongerenhuisvesting ter beschikking te stellen. Kabouters beginnen op Zeeburgerdijk 86 een commune waar rond de twintig mensen onderdak vinden.7

Er waren kabouters die vooraf de nodige bedenkingen hadden tegen de op grote schaal aangekondigde actie op Nationale Kraakdag. Ze waren bang dat door het te verwachten grootschalige politieoptreden de sympathie onder de bevolking voor de kraakacties en de kabouterbeweging verspeeld zou worden. De uitslag van de verkiezingen op 3 juni gaf hun echter ongelijk. Amsterdam-Kabouterstad haalt met 11% van de stemmen een klinkende overwinning. Een hele prestatie, wanneer in ogenschouw wordt genomen dat jongeren tussen de achttien en eenentwintig nog geen stemrecht hebben.8 In de Grachtengordel, waar op 5 mei de confrontatie met de politie plaatsvond, wordt het zelfs de grootste partij. Naast Roel van Duijn, Frans van Bommel, Connie Bos en Guy Kilian krijgt Joop Peters een zetel in de gemeenteraad.

De verkiezingsoverwinning bezorgt de kabouterbeweging een nog grotere toeloop en ook de strijd tegen de woningnood gaat onverminderd voort. Midden in de zomer wordt de aanval ingezet op de grootste huiseigenaar van Amsterdam, Hendrik Tabak. Deze huisjesmelker en speculant is alom berucht vanwege zijn uitzuigers- en sleutelgeldpraktijken. Op de Nieuwezijds Voorburgwal bezit hij zoveel panden dat Aktie'70 de straat omdoopt tot 'Tabacco Road'. Op 7 augustus worden vijf naast elkaar liggende en al jaren leegstaande panden van Tabak gekraakt door drie van de prominentste actievoerders van Aktie'70, de architect Peter Hakkenberg, Henk van der Kleij, eerder betrokken bij kraakacties van de Commune Nieuw Nederland, en Ria Hazelaar.

Tabak laat het er niet bij zitten en stuurt ze meteen een knokploeg van vijf man op hun dak. Als reactie hierop wordt de ook deze zomer weer massaal op de Dam aanwezige jeugd opgetrommeld. Met de belofte dat er een groot feest wordt gehouden worden ze naar de om de hoek liggende panden gedirigeerd. Van zo'n menigte heeft de knokploeg niet terug en ze blaast de aftocht. Midden in het feestgedruis dat hierop volgt doet Andr� Schmidt per telefoon verslag voor de VPRO-radio. De luisteraars maken live mee hoe Tabak van buiten de krakers beveelt zijn panden te verlaten en hoe de inmiddels gearriveerde politie een begin maakt met de ontruiming en het telefoongesprek resoluut afkapt. Alle vijfenveertig nog in de panden aanwezige bezetters worden gearresteerd. Omdat het overgrote deel van de Dam is gehaald, bestaat deze groep voor meer dan de helft uit buitenlanders. Ze worden zonder pardon het land uitgezet.

Andr� Schmidt laat dezelfde zomer nog op een ander manier van zich horen. Midden op de Dam verspreidt hij demonstratief pamfletten. Daarin ageert hij tegen het verbod van het gemeentebestuur op het verspreiden van vlugschriften in de binnenstad, op alle belangrijke pleinen en op de grote doorgaande wegen van Amsterdam. Hij laat zich arresteren met de bedoeling een proefproces uit te lokken en zo de beknotting van de vrijheid van meningsuiting aan de kaak te stellen.

Eind september wordt hij ontslagen van rechtsvervolging. Van het stadhuis komt de mededeling dat Schmidt waarschijnlijk de laatste is die op grond van dit vergrijp is gearresteerd. Het tot dan toe geldende verbod wordt onverbindend verklaard.

Provo's werden enkele jaren eerder nog opgepakt voor het uitdelen van krenten, voor het demonstreren met een onbeschreven spandoek of het beschimpen van een bevriend staatshoofd. (Tegen de Amerikaanse president werd in anti-Vietnam-demonstraties 'Johnson moordenaar!' gescandeerd, later werd dit uit veiligheidsoverwegingen bijgesteld tot 'Johnson molenaar!'.) De gespannen sfeer die de autoriteiten hiermee cre�erden resulteerde in juni 1966 in het zogenaamde 'Bouwvakkersoproer'9. Uiteindelijk kostte de ondoordachte repressie van alles wat de bestaande orde provoceerde in 1967 hoofdcommissaris Van der Molen en burgemeester Van Hall hun baan. Anno 1970 slaat het bevoegde gezag niet langer wild om zich heen, maar past zich, mede omdat niemand zich nog iets van het verbod aantrekt 10, aan de nieuwe tijd aan. De politiek is definitief doorgedrongen tot de straat.

Aktie'70 is niet de enige groep die zich met kraken bezighoudt. Ook de Socialistische Jeugd (SJ) heeft het kraken ontdekt als effectief actiemiddel. De doelstellingen van haar kraakacties gaan echter verder dan die van Aktie'70. De SJ streeft veel meer een revolutionaire omwenteling van de bestaande maatschappij na. Als onderdeel van de kabouterbeweging probeert Aktie'70 daarentegen van binnenuit het probleem van de woningnood op te lossen. Het meedoen aan de verkiezingen en het in de gemeenteraad indienen van allerlei nota's en concrete voorstellen voor meer jongerenhuisvesting zijn hiervan de directe uitvloeisels. De kraakacties van Aktie'70 zijn in eerste instantie een drukmiddel om op parlementaire wijze veranderingen te bewerkstelligen. In de ogen van de SJ is dit een heilloze weg. Net als Woningburo de Kraker heeft ze dan ook geweigerd om zich aan te sluiten bij de Oranjevrijstaat. Onder het motto 'woningnood is huisbazenbrood' gaat het bij de kraakacties van de SJ altijd om meer dan woningnood alleen.

Begin april 1970 kraken leden van de SJ een huis in de Pijp dat door de Hema wordt gebruikt als opslagruimte. Ze beginnen meteen met de ontruiming van de boedel en eisen van de overheid dat die het ontruimingswerk voortzet in nog vier andere aan het woningbestand onttrokken panden van de Hema. In de buurt halen ze een paar honderd handtekeningen op van mensen die zich solidair verklaren met de kraak. Als de politie komt verlaten ze het pand weer. De actie heeft succes, want een paar dagen later grijpt de gemeente in en sommeert de Hema de opslag te verplaatsen.

Op 1 mei wordt voor een kraak uitgeweken naar de Bijlmer. Hier is de kortstondige kraakactie vooral gericht tegen de hoge huren van de pas opgeleverde nieuwbouw. In Utrecht kraakt de SJ op Nationale Kraakdag een nieuw maar nog niet in gebruik genomen kantoorgebouw. Er wordt op gewezen dat in Utrecht volop luxekantoren worden gebouwd en geen huizen voor de gewone man. De SJ'ers zijn de enigen die nog dezelfde dag in Utrecht ontruimd worden.


5 mei 1970, kraakactie van de Socialistische Jeugd in Utrecht.

In Amsterdam is de SJ op 5 mei en daarna vooral in negentiende-eeuwse arbeidersbuurten actief. De kraakacties en betrokkenheid bij de buurten leiden eind 1970, begin 1971 tot de oprichting van de actiegroep 'De Sterke Arm' in de Dapperbuurt, een initiatief van de SJ'ers Eric de Lange en Ireen van Ditshuyzen.

Ze sluiten hiermee aan bij een tendens die aan het eind van de jaren zestig is ingezet: de opkomst van onafhankelijke buurtactiegroepen, vooral in buurten die bedreigd worden met grootschalige sanering. Van oudsher werden politieke acties op buurtniveau gedomineerd door de CPN. Veel van de nieuwe actiegroepen ontstaan uit het streven om tegenwicht te bieden aan de politiek die de communisten voorstaan. CPN'ers in de buurten worden gedirigeerd door decreten van het partijbureau. Traditioneel gaat het belang van de arbeiders boven alles. Stadssanering betekent voor de CPN in de eerste plaats verhevigde sloop- en bouwactiviteit, met alle vermeende positieve gevolgen voor de bouwvakkers van dien. Het belang van de zittende bewoners en het behoud van de sociale structuur van een buurt is hieraan ondergeschikt. De CPN is derhalve geporteerd voor snelle sloop en veel nieuwbouw. Behalve De Sterke Arm zijn er al eerder enkele andere buurtgroepen opgericht: Aktiekomit� Westelijke Eilanden, Aktiegroep Jordaan, de Sectie Woon- en Leefklimaat van het Wijkcentrum d'Oude Stadt - die zich vooral richt op de Nieuwmarkt en omgeving - , de Aktiegroep Kinkerbuurt BBK - een initiatief van de Bond van Beeldende Kunstenaars - , en de Werkgroep De Pijp (met de latere PvdA-staatssecretaris en wethouder Jan Schaefer).

Nog voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 komen de buurtactiegroepen half mei met een gezamenlijk manifest naar buiten waarin aan de politieke partijen de volgende eisen worden gesteld: 'Er moet een einde komen aan de ontvolking van de binnenstad en verkrotting van de 19e eeuwse wijken. Het wonen moet zwaarder gaan wegen. Er mogen geen verkeersdoorbraken door onze buurten komen. De nieuwe huizen moeten aan bewoners van gesloopte huizen gegeven worden en de huren moeten naar de draagkracht van de huidige buurtbewoners bepaald worden.'

Langzaam maar zeker gaan ook de buurtactiegroepen over tot het kraken van woningen. Het wordt echter nooit een doel op zich, maar staat altijd in het teken van de algemene buurtstrijd om te komen tot een verbetering van het woon- en leefklimaat.

Direct na de verkiezingen nemen de zojuist gekozen kabouterraadsleden Frans van Bommel en Connie Bos het initiatief om aansluiting te zoeken bij het opkomende buurtverzet. De onderlinge contacten die tot stand gebracht worden resulteren in een nieuw initiatief op kraakgebied: de 'Aktie Pandverbeuren'. Als eerste actieterrein is een gebouwencomplex aan de Nes in het hartje van de stad uitgekozen, dat eigendom is van de Amrobank en al meer dan vijftien jaar leegstaat. Op 30 september wordt het complex door een groot aantal kabouters en vertegenwoordigers van de verschillende buurtactiegroepen bezet. Na er dezelfde avond door de politie uitgezet te zijn, trekt een kleiner groepje opnieuw naar binnen om er twee dagen later vrijwillig weer uit te gaan om een gewelddadige ontruiming te voorkomen.

Het betrekken van de buurtactiegroepen bij grote kraakacties lijkt een veelbelovend initiatief, maar opmerkelijk genoeg wordt na nog een kraak van een pand op 16 oktober, van de Aktie Pandverbeuren niets meer vernomen. De bedoeling ervan was om met alle wijken van Amsterdam ��n front te vormen: 'Alleen door een frontaal gezamenlijk optreden van alle wijken kunnen we een machtsblok vormen, waarmee de gemeente en de andere machthebbers wel rekening moeten houden.' De meeste buurtactiegroepen zijn echter juist ontstaan om op het niveau van de buurten te ontsnappen aan de politieke dominantie van gevestigde politieke partijen, in het bijzonder die van de CPN. Mede vanuit deze ontstaansgeschiedenis hechten de buurtactiegroepen zeer aan hun onafhankelijkheid. Hoewel de Aktie Pandverbeuren uitdrukkelijk niet de bedoeling had een kabouteractie te zijn, is voor iedereen de dominerende rol van de kabouterraadsleden Van Bommel en Bos zonneklaar. De buurtactiegroepen staan dan ook afwijzend tegenover het idee zich over te geven aan de overheersende rol van een nieuwe politieke stroming, hoe positief die ook ten opzichte van het buurtverzet staat. De buurtactiegroepen bestaan vaak uit een zeer gem�leerd gezelschap van oorspronkelijke buurtbewoners en nieuwkomers als studenten en kunstenaars. Men vindt elkaar op basis van een sterk gevoel van onvrede met de gang van zaken in de wijken en een scepsis over de bereidheid van de bestaande politieke orde om daar snel iets aan te veranderen. Het formuleren van een overkoepelende ideologie is eerder tijdverspilling dan een effici�nte manier om de cohesie binnen de groep te versterken.

Aktie Pandverbeuren probeerde echter wel een hechte theoretische basis te leggen onder het wijkenfront. Volgens deze idee�n was 'het bezit van huizen en grond door personen een ongeoorloofde zaak. De woningnood was struktureel verbonden met het maatschappelijk systeem dat enkel en alleen gericht was op vermeerdering van het kapitaal, d.w.z. het eigendom van de bezittende klasse.' Solidair zijn met de kraakactie, dat is ��n, maar van de voorgestelde strategie en de achterliggende idee�n, waarin de klassenstrijd prominent naar voren treedt, moet men niets hebben.

De poging van Aktie Pandverbeuren om de kraakacties een eensluidende ideologische basis te verschaffen en aldus te komen tot een bundeling van de pragmatisch ingestelde buurtactiegroepen leidt onmiddellijk schipbreuk. Deze mislukking geeft echter richting aan de verdere ontwikkeling van de kraakbeweging. Voorlopig zal geen poging meer worden ondernomen het kraken te voorzien van een doorwrochte ideologisch basis, en al helemaal niet vanuit een centraal punt. De afkeer van een centraal gezag, dat sterk leeft bij de buurtactiegroepen, legt tevens de lijnen vast waarlangs kraakacties in de toekomst ontplooid zullen worden. De kraakbeweging zal pas tot bloei komen wanneer de onderlinge solidariteit tussen groepen die zich her en der in de stad met kraakacties inlaten een structurele vorm krijgt. Zover is het echter nog niet. Hoewel ook de buurtactiegroepen zich ermee bezighouden, is Aktie'70 voorlopig de enige groep die zich uitsluitend en in heel de stad op het kraken stort.

Eind december 1970 opent Aktie'70 het 'Kerstoffensief'. Aan de vooravond van Kerstmis trekt een stoet met aan het hoofd Jozef en Maria op een pony demonstratief langs verschillende gemeentelijke instellingen om te protesteren tegen het huisvestingsbeleid. Onder het motto 'Amsterdam weet dat er w�l plaats is' worden op beide kerstdagen op verschillende plaatsen in de stad panden gekraakt. Ook de Amrobank is weer een doelwit. Op de hoek van de Keizersgracht en de Leidsestraat wordt een al elf jaar leegstaand filiaal gekraakt. Tot verbazing van de krakers staat de Amrobank enkele dagen later toe dat het gebouw gebruikt mag worden totdat er een koper voor gevonden is. Op de benedenverdieping wordt een kindercr�che geopend en in een belendend pand komt een adviesbureau tegen de in februari '71 aangekondigde volkstelling. Hier kunnen mensen terecht die van plan zijn om niet aan de telling mee te doen.

Deze stap kan de nodige gevolgen hebben omdat van hogerhand gedreigd wordt dat weigeraars gerechtelijk vervolgd zullen worden. In het nieuwgevestigde adviesbureau krijgen weigeraars het advies zich te beroepen op het verschoningsrecht. Geheel in de stijl van U-Vrij ziet Andr� Schmidt voor zichzelf de taak weggelegd om het verzet tegen de ophanden zijnde volkstelling te ondersteunen. Hij kondigt aan zich garant te stellen voor alle boetes die tegenstanders van de volkstelling opgelegd kunnen krijgen. Uiteindelijk blijkt het gemakkelijker om net te doen of je niet thuis bent als de volkstellers op bezoek komen, of botweg te weigeren om mee te werken. Door deze sabotage is de volkstelling op een complete mislukking uitgelopen.

Nog tijdens de bezetting van de Amrobank wordt de juridische wereld opgeschrikt door een opmerkelijke gerechtelijke uitspraak. De aanleiding vormde de kraak van een daags na Nationale Kraakdag bezet pandje in de Staringstraat in Nijmegen door de 'Verenigde Nijmeegse Krakers'. Op zich een vrij normale kraakactie, ware het niet dat er enkele dagen na de gemeenteraadsverkiezingen door de officier van justitie een proefproces tegen de krakers wordt aangespannen. De juridische haarkloverij die met dit proefproces in gang wordt gezet, zal vergaande gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de kraakbeweging in de volgende jaren.

Dit bijzondere proces vormt voor de Verenigde Nijmeegse Krakers ook de aanleiding voor een andere primeur. Half juni 1970 ziet de eerste exclusief op het kraken gerichte Krakerskrant in Nijmegen het licht. De krant richt zich op het wel en wee van het lokale kraken en neemt stelling tegen de stemmingmakerij als zouden de krakers de oude eigenaresse van het pand in de Staringstraat haar laatste spaarcenten ontnemen. Benadrukt wordt dat het niet om de persoonlijke omstandigheden van de eigenaresse gaat, maar 'om het systematisch groter wordende leger van woningzoekenden... De staat moet ontmaskerd worden als volksmisdadiger.'

Nu was het justitie er niet om te doen in een proefproces deze aantijging aan te vechten. Het ging ook niet om de kraakactie als zodanig: het kraken, opgevat als het binnendringen van een leegstaande woning, werd immers al in 1914 door de Hoge Raad niet strafbaar geacht, op grond van de overweging dat het gebruik van een huis, maar niet het huis zelf beschermd wordt. Het ging in dit proces om het feit dat de krakers geen gevolg gaven aan de herhaalde vordering van de eigenaresse om het pand te verlaten. Die vordering was gebaseerd op de aanname dat het pand weliswaar leeg was, maar omdat het te koop stond, wel degelijk in gebruik was bij de eigenaresse. De rechtbank in Arnhem kan zich echter niet vinden in deze redenering en spreekt de krakers, die het pand inmiddels verlaten hebben, op 14 juli 1970 vrij. De officier van justitie laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Bij het gerechtshof vindt hij wel gehoor voor zijn opvattingen. Het hof overweegt dat het pand inderdaad in gebruik was omdat de eigenaresse bezig was het te verkopen en veroordeelt op 23 september de twee gedaagde krakers elk tot f 200,- boete. Hierop gaan de krakers in cassatie bij de Hoge Raad. Deze doet op 2 februari 1971 de ondubbelzinnige uitspraak dat op basis van het normale taalgebruik 'een woning bij een ander in gebruik' alleen kan betekenen 'een woning feitelijk als woning in gebruik'. De Hoge Raad vernietigt het arrest gewezen in hoger beroep en de krakers worden ontslagen van rechtsvervolging.

Het zogenaamde Nijmeegse krakersarrest bepaalt dat leegstaande woningen per definitie niet in gebruik zijn.11 Het kraken ontsnapt hiermee niet alleen aan de greep van het Wetboek van Strafrecht, maar wordt zelfs door de wet beschermd. De klassieke juridische term die van oudsher de bescherming van het eigendom tot uitdrukking bracht, is in ��n klap op het lijf van de krakers geschreven: 'beati possidentes' (de gelukkige bezitters). Eigenaren hebben het nakijken. Om krakers te ontruimen rest de huisbazen niets anders dan het aanspannen van vaak langdurige en kostbare civielrechtelijke procedures, mits ze natuurlijk de identiteit van de krakers kunnen achterhalen. Maar die zijn langzamerhand door schade en schande wijs geworden. Er geldt nog maar ��n devies voor krakers: 'ZWIJG, ZWIJG, ZWIJG! Als je wel wat vertelt, dan is er maar een verliezer, dat ben jij!'12

Op basis van deze juridische doorbraak zou je verwachten dat niets een toename van de georganiseerde kraakactiviteiten nog in de weg stond. Het tegendeel is echter waar. Het Kerstoffensief van Aktie'70 blijkt achteraf een slotoptreden geweest te zijn. Half februari verlaten de krakers na sommatie van de Amrobank vrijwillig de panden op de hoek van de Leidsestraat en de Keizersgracht. Het is niet zo dat het kraken helemaal komt stil te liggen, maar het elan waarmee in 1970 en begin 1971 nog aan de weg getimmerd wordt, verdwijnt bijna op hetzelfde moment waarop de bevrijdende uitspraak van de Hoge Raad bekend wordt. Net nu de mogelijkheid om te kraken een enorme duw in de rug krijgt, laat de organisatie die de kraakactiviteiten nieuw leven inblies het afweten.

Een vergelijking met het abrupte einde van de kraakacties in 1969 dringt zich op. Ook toen kwam het einde op een moment dat juist aan een aantal belangrijke voorwaarden voor de verdere uitbouw van de kraakbeweging voldaan leek. Anders dan bij de opheffing van Woningburo de Kraker is er echter deze keer geen sprake van een doelbewuste ingreep, maar eerder van een kraakgolf die langzaam maar zeker wegebt.

Aan de hand van de Amsterdamse situatie is hiervoor een aantal oorzaken aan te wijzen. De belangrijkste is de crisis in de kabouterbeweging, waarmee Aktie'70 zich nauw verbonden heeft. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 kent de beweging nog een korte opleving, maar vanaf het najaar krijgen verschillen van inzicht over de te volgen strategie langzaam maar zeker de overhand. Een rode draad in deze strubbelingen is de kwestie waar het zwaartepunt van de activiteiten moet liggen: op straat, met buitenparlementaire acties, of in de gemeenteraad. Het lukt de beweging niet in deze zaak een acceptabel compromis te bereiken. De standpunten liggen te ver uiteen en leiden uiteindelijk ook tot allerlei conflicten waarbij ook de persoon van Roel van Duijn, als boegbeeld van de parlementaire lijn, in het geding komt.

De definitieve klap voor de beweging blijken de al in juni 1970 begonnen discussies te zijn om in het voorjaar van 1971 aan de Tweede-Kamerverkiezingen mee te doen met een landelijke kabouterlijst. Opnieuw wreekt zich, maar nu op landelijk niveau, de intentie om lokaal gewortelde groepen op basis van ��n achterliggend idee�ngoed bij elkaar te brengen. De uiteindelijke deelname van t Kabouter Aktiecentrum Nederland' ('t KAN) loopt uit op een mislukking. Bovendien hebben de discussies erover een verlammende uitwerking; ze blazen de kabouterbeweging van binnenuit op. Op 25 maart 1971 vindt de laatste, nog nauwelijks bezochte 'volksvergadering' plaats: Amsterdam-Kabouterstad houdt op te bestaan.

Het enige wat overblijft is een intern verscheurde raadsfractie. Frans van Bommel en Connie Bos geloven het wel en stappen begin maart uit de raad. Joop Peters verlaat eveneens de fractie, maar blijft wel in de raad. Hij ontpopt zich in het door de gemeente ter beschikking gestelde pand op Singel 52 als een tirannieke huismeester, wat weer allerlei interne conflicten tot gevolg heeft. Deze lopen zo hoog op dat de gemeente in september 1972 het experiment als be�indigd beschouwt en de huur opzegt.

Een van de belangrijkste gangmakers van Aktie'70, Peter Hakkenberg, kiest voor het raadswerk en neemt een van de opengevallen plaatsen in de fractie in. Ook Andr� Schmidt, een andere spil van Aktie'70, gooit begin 1971 het bijltje erbij neer. Hij vormde het brein achter veel geruchtmakende kraakacties en was in staat om veel jonge krakers in beweging te krijgen. De nog overblijvende krakers van Aktie'70 blijven enigszins stuurloos achter, ook omdat ze met Schmidts vertrek het kantoortje aan de Prinsengracht kwijtraken. Nu zijn de meesten na een jaar kraken ook wel moegestreden. Ria Hazelaar bijvoorbeeld, een van de actiefste kraaksters van Aktie'70, is in een jaar tijd bij verschillende kraakacties dertienmaal gearresteerd. In september 1971 komt ze in wat rustiger vaarwater en wordt assistent van de kabouterfractie in de gemeenteraad. Met het uiteenvallen van Aktie'70 komt er voor een aantal jaren een eind aan groot opgezette en publicitair geruchtmakende kraakacties. Dat wil niet zeggen dat het fenomeen compleet uit het straatbeeld verdwijnt. Begin jaren zeventig wordt het kraakvuur niet alleen brandende gehouden door de overal opduikende buurtactiegroepen, maar vooral door de (alternatieve) jeugdhulpverlening.

De hulpverlening is al vroeg bij het kraken betrokken. We zagen eerder al hoe bijvoorbeeld het kraken in Haarlem van de grond komt onder de hoede van een met de kerk verbonden werkgroep. In Amsterdam wordt in mei 1971 de Holding opgezet, een samenwerkingsverband van elf crisis- en dagopvangcentra voor jongeren, waaronder het jac, Release, het pas opgerichte Streetcornerwork en een aantal organisaties met een kerkelijke achtergrond. De hulpverlening heeft ervaren dat de problemen van jongeren vaak voortkomen uit hun beroerde woonsituatie. Onder de zevenentwintig jaar komen jongeren niet in aanmerking voor een gemeentelijk urgentiebewijs waarmee je op een wachtlijst voor een woning kunt komen. Hulpverlening heeft volgens de Holding dan ook weinig zin als deze bottleneck, de woningnood onder jongeren, niet wordt weggenomen. De Holding probeert de problemen van de jongeren onder de aandacht te brengen van de verantwoordelijke wethouders.

Ondertussen worden, vooral door het Streetcornerwork, jongeren onder andere via kraakacties aan woningen geholpen. Een van de eerste medewerkers van deze uit de Verenigde Staten overgewaaide tak van hulpverlening is August de Loor. Eind 1969 is hij samen met Jan Schaefer betrokken bij de oprichting van Werkgroep De Pijp. Omdat hij zelf van huis is weggelopen, heeft hij via het dan nog bestaande netwerk van aan de kerk gelieerde buurthuizen een goed contact met de jongeren in de arbeidersbuurten en speciaal met de zogenaamde 'probleemjongeren'. De Loor legt zich erop toe om hen met raad en daad ter zijde te staan.

Hierbij krijgt hij te maken met een nieuw fenomeen: de popularisering van het drugsgebruik. In het begin van de jaren zeventig is het gebruik van roesmiddelen niet langer de exclusieve gewoonte van de hippie en de student, maar het verspreidt zich onder alle categorie�n jongeren. In zekere zin gaat het in het begin van de jaren zeventig met kraken net zo. Nadat een klein groepje voormalige provo's en studenten in de jaren zestig zijn nek heeft uitgestoken, sijpelt het kraken door naar veel bredere lagen van de bevolking.

De Loor raakt enthousiast over de kraakacties van Aktie'70 en is sinds het voorjaar van 1970 regelmatig te vinden op het kantoor aan de Prinsengracht. Er is weliswaar een groot cultuurverschil tussen de jongeren met wie hij veel te maken heeft en de nogal intellectualistisch ingestelde kabouters, maar de huisvestingsproblemen onder beide groepen zijn even groot. Zijn prioriteit ligt niet bij de grote spectaculaire kraakacties met nadruk op publiciteit. Hij gebruikt de faciliteiten die het kantoor biedt om in individuele gevallen re�le hulp te bieden. Bij de kraken die hij zet is het bepaald niet in het belang van de woningzoekenden om de actie aan de grote klok te hangen; ze dienen zo stil mogelijk plaats te vinden.

Maar kraken is lang niet altijd de enige oplossing, vaak volstaat enige druk op het gemeentelijk huisvestingsbureau om mensen verder op weg te helpen. Met deze pragmatische instelling komt De Loor nogal eens in conflict met kabouters die zijn manier van werken te weinig politiek vinden.

Via Streetcornerwork is ook De Loor in december 1972 betrokken bij een van de laatste kraakacties die nog door kabouters georganiseerd worden. Op 4 december worden de reeds in augustus 1970 door Aktie'70 gekraakte panden van Tabak op de Nieuwezijds Voorburgwal opnieuw bezet. De voor speculatie bedoelde panden staan op het moment van de herkraak inmiddels vijf jaar leeg. De actie wordt uitgevoerd door de 'Helpers van Sinterklaas'. Deelnemers aan de actie zijn naast August de Loor onder anderen de toenmalige kabouterraadsleden Peter Hakkenberg en Melvin Visser en de bij Aktie'70 betrokken kabouter Henk van der Kleij. Deze laatste is tijdens de ontruiming van de panden in augustus 1970 gearresteerd en later door de politierechter veroordeeld tot f 60,- boete. De herkraak is juist nu gepland omdat een dag later, op 5 december, het hoger beroep dient van de na de eerste kraak veroordeelde actievoerders. Vanwege de arresten van de Hoge Raad uit 1971 worden de veroordeelde krakers ditmaal vrijgesproken.

De herkraak vindt niet alleen plaats uit solidariteit met de veroordeelde krakers, maar is tevens een protest tegen het huisvestingsbeleid van wethouder Louis Kuijpers. De krakers hebben zich door middel van een handtekeningenlijst verzekerd van de steun van diverse Amsterdamse buurtactiegroepen en organisaties die zich inzetten tegen de woningnood. Op de lijst staan onder meer De Sterke Arm, de Bond van Huurders en Woningzoekenden in de Pijp, het Aktiekomit� Westelijke Eilanden, de Holding en het Werkverband Huisvestingsnood van de Amsterdamse Kerken.


1970, affiche van Aktiekomit� Westelijke Eilanden, Amsterdam.

Ook de Aktiegroep Jordaan steunt de actie; namens deze groep is Theo van der Giessen bij de kraak aanwezig. Van der Giessen is ook betrokken bij de vanuit de Jordaan opererende 'Kraakgroep Amsterdam'. Het is een kleine groep die zich in 1972 enige maanden bezighoudt met het kraken. In navolging van Woningburo de Kraker en Aktie'70 worden uitgebreide lijsten bijgehouden van verspreid over Amsterdam leegstaande huizen.

Door dezelfde uitspraken van de Hoge Raad uit 1971 kunnen de panden aan de Nieuwezijds Voorburgwal dit keer niet ontruimd worden. Ze branden echter twee jaar later, op 14 november 1974, grotendeels uit. Hierbij valt ��n dode. Een ander resultaat van de actie is dat wethouder Kuijpers op aandringen van de Holding tweehonderd speciaal voor zogenaamde probleemjongeren bedoelde woningen toezegt. Maar na een jaar tevergeefs te hebben gewacht gaat de Holding op 20 november 1973 tot grootscheepse kraakacties over. Het speerpunt ligt in de Staatsliedenbuurt. Maar ook in Amsterdam-Noord worden met hulp van de 'Bond van Leegstaande Woningkrakers Noord' die avond een paar woningen bezet. Bij elkaar zijn het er die eerste avond zevenenveertig. Tot en met 9 december vinden er verspreid over de stad nog verschillende acties plaats. De kraakcampagne van de Holding wordt afgesloten met de bezetting van een groot kantoorpand aan de Singel 295 om het raadsadres dat de volgende dag door de Commissie van Volkshuisvesting zou worden behandeld, kracht bij te zetten. Hierin wordt de gemeente gevraagd eindelijk eens met woningen voor jongeren over de brug te komen.

Na het wegvallen van Aktie'70 wordt het kraken langzaam maar zeker omarmd door de alternatieve hulpverlening en de kerken. Kort na bovengenoemde kraakacties neemt de Holding het initiatief voor de oprichting van de Kraakpandendienst. In het onderkomen van Streetcornerwork op de Herengracht 352 kan onder anderen August de Loor betaald aan de slag om de kraakactiviteiten in alle openheid voort te zetten. Nadat in 1971 met het uiteenvallen van Aktie'70 ook het kantoor aan de Prinsengracht verdween, ontstaat zo na bijna drie jaar weer een vast aanloopadres, waar men gespecialiseerd is in kraakzaken.

Er wordt al snel twee keer in de week spreekuur gehouden, op dinsdag en op donderdag. De andere dagen worden vrijgehouden voor het kraken en alle andere werkzaamheden die uit de hulpaanvragen op het spreekuur voortvloeien.

De Kraakpandendienst functioneert niet simpelweg als een alternatief woningbureau waar mensen langs het hele traject begeleid worden; de zelfwerkzaamheid staat hoog in het vaandel. Zoveel mogelijk worden mensen geacht zelf de handen uit de mouwen te steken. Er is bijvoorbeeld een klussenproject aan de Kraakpandendienst verbonden. Een groepje junkies wordt op deze wijze ingeschakeld bij het uitvoeren van de kraakacties. Ze plaatsen de nieuwe sloten en voeren opknapwerkzaamheden uit. Ook moeten ze ervoor zorgen dat in een aan de Kraakpandendienst verbonden loods altijd genoeg tafels, bedden, stoelen en matrassen klaarstaan om meerdere kraken kort na elkaar te kunnen uitvoeren. Er wordt in de hele stad gekraakt. Niet alleen sloopblokken in oude arbeidersbuurten, maar ook etages van de gemeente en particuliere eigenaren die lang leegstaan.

Omdat de alternatieve hulpverlening vooral gericht is op het bijstaan van mensen in acute woningnoodgevallen, wordt in de regel niet gekozen voor spectaculaire en luidruchtige acties. Stille diplomatie moet de politieke en sociale achtergronden van het kraken over het voetlicht brengen.

Meer opzienbarende publiciteit rond het kraken komt begin jaren zeventig eerder van een geheel andere kant: het is nu de nationale overheid die zich nadrukkelijk met het kraakverschijnsel bemoeit. Ook in de Tweede Kamer is het arrest van de Hoge Raad van februari 1971 doorgedrongen, waarin het huisrecht van de kraker beschermd wordt. Vooral onder de afgevaardigden van de rechtse partijen is de nodige onrust ontstaan. Het gaat hun in eerste instantie niet om de woningnood, maar om de hachelijke positie waarin volgens hen huiseigenaren door de uitspraak terecht zijn gekomen. En dat zou van die kant wel eens kunnen leiden tot 'minder gewenste middelen' om hun eigendommen te beschermen, zo redeneert men. Schijnheilig dringen ze via een motie bij de minister aan op strafbaarstelling van het kraken, om krakers tegen dit soort knokploegincidenten, waarvan er zich inderdaad al enkele hebben voorgedaan, te beschermen. In oktober 1971 kondigt de minister van Justitie Van Agt in een Kamerdebat aan dat maatregelen zullen worden genomen om de leemte in de wetgeving op te vullen en paal en perk te stellen aan het kraken.

De schrik zit er goed in. Maar eigenlijk weet niemand precies hoe groot het 'kraakprobleem' is. Nergens wordt bijgehouden hoeveel krakers en kraakpanden er zijn, om nog maar te zwijgen van enig inzicht in de achtergronden en motieven van de individuele krakers. Het kraken is als een spook dat rondwaart. In een tv-interview op 25 november 1971 zegt Van Agt dat hij de indruk heeft dat het gaat om een groep van niet meer dan een paar honderd krakers die overwegend bestaat uit avonturiers en illegale vreemdelingen. Het gebrek aan informatie is voor het Criminologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam aanleiding om begin 1972 een onderzoek in te stellen. Het ministerie van Justitie subsidieert het. Om met krakers in contact te komen klopt men aan bij het Werkverband Huisvestingsnood Amsterdam, een orgaan dat verbonden is met de Raad van Kerken. Hier krijgt men te horen dat het aantal krakers in Nederland minstens enige duizenden bedraagt. Na enig aandringen worden de eerste namen en adressen van krakers ter beschikking gesteld.

Al snel krijgen de onderzoekers te maken met een diepgewortelde achterdocht. In verschillende buurten waarvan algemeen wordt aangenomen dat er krakers wonen, krijgen ze geen poot aan de grond. De onderzoekers worden uitgemaakt voor 'verkapte volkstellers' of 'handlangers van de heersende klasse'. Een volgende tegenslag krijgen ze te verwerken tijdens de interviews met de krakers die wel willen meewerken. Sommige student-interviewers worden met zoveel ellende geconfronteerd dat ze al spoedig niet meer de moed op kunnen brengen om ermee door te gaan. 'Niet beseffend dat de woningnood zo ingrijpend kan zijn en volledig van hun stuk gebracht hielden ze op met interviewen en begaven zich in de daadwerkelijke hulpverlening of sloten zich aan bij de actiegroepen,' aldus het onderzoeksverslag.13 Het moge duidelijk zijn dat het onderzoek uitdraait op een fiasco. 'Wellicht hebben we de ernst van het probleem bij de opzet van het onderzoek onderschat,' voegen de onderzoekers er met gevoel voor understatement aan toe.

Zonder dat de minister de omvang van het probleem kan specificeren, wordt begin maart 1973 het wetsontwerp voor de Anti-Kraakwet bij de Tweede Kamer ingediend, waarin het kraken strafbaar wordt gesteld. Maar enig inzicht in het fenomeen kraken is eigenlijk niet van belang. Aan de orde is de overtreding van een taboe dat alle rechtgeaarde politici met afschuw vervult. Van Agt legt in een toelichting bij het wetsontwerp nog eens uit waarom hij zo de pest heeft aan krakers: 'Dat bepaalde personen, ook al kan men soms begrip hebben voor hun beweegredenen, het recht in eigen hand nemen kan echter moeilijk worden geduld.'

De protesten tegen de Anti-Kraakwet komen meteen op gang. In Utrecht wordt een 'werkgroep Anti-Kraakwet' ingesteld en in Haarlem werpt Release zich op als de woordvoerder van alle actiegroepen die zich tegen de wet keren. Vanuit Amsterdam komen de protesten met name van de Holding en het Werkverband Huisvestingsnood. Er wordt een waslijst met klachten aan de Tweede Kamer overhandigd. De kern van de boodschap is dat met het strafbaar stellen van het kraken geheel voorbij wordt gegaan aan de oorzaak ervan; niet het kraken moet bestreden worden, maar de leegstand en de woningnood.

Een deel van de geuite bezwaren wordt overgenomen door de Tweede-Kamercommissie en de Raad van State die advies over de wet moeten uitbrengen. Het wetsontwerp wordt terugverwezen. Voorlopig wordt de Anti-Kraakwet niet door de Kamer in behandeling genomen.


In de eerste helft van de jaren zeventig wordt er voornamelijk wild gekraakt, dat wil zeggen zonder dat er een of andere organisatie bij betrokken is. Als het kraken al in een breder, politiek perspectief geplaatst wordt, dan gebeurt dat voornamelijk door de alternatieve jongerenhulpverlening. Vooral buiten Amsterdam speelt de hulpverlening een bepalende rol bij de ontwikkeling van de lokale kraakgroepen. Na de Nationale Kraakdag in 1970 ontpopt Release zich als de spil van de kraakacties in Haarlem. Vanuit deze positie ontwikkelt deze stichting zich tot een van de ferventste tegenstanders van de Anti-Kraakwet. In Den Haag wordt in 1972 op advies van de wethouder volkshuisvesting de stichting Huisvesting opgericht, met als doel het beheren van panden ten behoeve van jongeren die moeilijk aan huisvesting kunnen komen. Release, de SoSJale Joenit en de swem, een alternatief uitzendbureau voor jongeren, vormen de centrale organisaties van de nieuwe stichting. Curieus genoeg laat de wethouder het vervolgens afweten. Meer dan een jaar lang toont hij zich vol begrip voor de noden van de jongeren, maar woningen geeft hij niet. Eind 1973 is de stichting het zat en gaat ze over tot een kraakactie. Begin maart '74 vindt op de Grote Markt een grondig voorbereide protestkraak plaats. En zowaar, na dit optreden krijgt de stichting enkele panden toegezegd.

Omdat de onderhandelingen met de gemeente over een volwaardig jongerenhuisvestingsbeleid vervolgens weer in het slop raken, wordt eind '74 vanuit de stichting het initiatief genomen een kraakbureau op poten te zetten, dat onder de hoede wordt gesteld van Release. Uit dit initiatief komt in april 1975 het 'Komitee Jongerenhuisvesting' voort, dat met ups en downs tot in de jaren tachtig het kraken in Den Haag zal begeleiden.

Ook de situatie in Utrecht geldt als voorbeeld voor de bepalende rol van de alternatieve jeugdhulpverlening bij de ontwikkeling van lokale kraakgroepen. Hier wordt door een aantal krakers in samenwerking met het JAC en Release in januari 1975 de 'Kraakbond' opgericht. Net als Amsterdam kent Utrecht een grote kraakdichtheid. Het kraken is er sinds het eind van de jaren zestig alleen maar toegenomen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de rigoureuze sloop van een deel van de binnenstad voor de bouw van Hoog Catharijne. Een onderzoek van de Kraakbond dat wordt uitgevoerd om de kritiek op de Anti-Kraakwet te staven, wijst uit dat er in Utrecht eind 1975 tussen de driehonderd en zeshonderd kraakpanden moeten zijn. De Kraakbond krijgt een eigen informatie- en ontmoetingsruimte. Om zoveel mogelijk krakers te bereiken wordt maandelijks een Kraakbondkrant uitgegeven. Hoewel er ook door de Utrechtse buurtactiegroepen, onder andere in Pijlsweerd en Lombok gekraakt wordt, blijft de Kraakbond tot eind jaren zeventig de centrale kraakgroep van Utrecht.

Door de inzet van de (alternatieve) hulpverlening krijgt de woningnoodproblematiek onder jongeren in de eerste helft van de jaren zeventig een vaste plek op de politieke agenda. Het aantal welzijnsorganisaties dat zich ermee bezighoudt zal in de loop van dit decennium alleen maar toenemen. Met elkaar vormen ze voor de krakers een maatschappelijk geaccepteerde achterban en een permanente voet tussen de deur bij de politiek en allerlei gemeentelijke instanties. Aan de andere kant heeft de betrokkenheid van de hulpverlening bij het kraken ook een zekere matigende invloed. Zo zal men zich uit naam van de hulpverleningsinstellingen nooit openlijk tegen een ontruimingsbevel kunnen verzetten. Ook voor het kraken zelf ontstaan gaandeweg vastomlijnde regels. Een van de eerste activiteiten van de Kraakpandendienst eind 1973 is de uitgave van een informatiebundel over wat er zoal bij het kraken komt kijken: Is kraken een spelletje? Om de dooie dood niet - een uitspraak ontleend aan een al in 1970 rond Aktie Pandverbeuren gebruikt pamflet. Aspirant-krakers krijgen naast allerlei praktische wenken een gedragscode voorgeschoteld onder het motto: 'Wees een fatsoenlijke kraker!' Ze krijgen niet alleen het advies woningen te kraken die minstens zes maanden leegstaan, ook worden ze geacht 'passende' woningen te kiezen, dat wil zeggen woningen waarvoor ze volgens de geldende normen van het huisvestingsbeleid in aanmerking komen. Jonge gezinnetjes en samenwonenden met een urgentiebewijs in een twee- of driekamerwoning; gezinnetjes zonder urgentiebewijs of alleenstaanden onder de zevenentwintig jaar konden maar beter in een leegstaand bedrijfspand trekken en daar op een kamer gaan wonen. Dit alles onder de voorwaarde dat er geen andere gegadigden voor de woning zijn: 'Als blijkt dat het pandje al een nieuwe huurder heeft, verlaat het dan zo vriendelijk mogelijk.' Tevens dient te worden voorkomen dat met een kraakactie direct-omwonenden voor het hoofd worden gestoten. Zo treden de bij het kraken betrokken hulpverlenende instanties nogal eens bemiddelend op bij conflicten tussen buurtbewoners en krakers. Ook bij het oplossen van interne spanningen in kraakpanden kunnen de beroepskrachten van de hulpverlening worden ingeschakeld. Kortom, wat de hulpverlening betreft dienen krakers vooral op te treden als redelijke woningzoekenden met legitieme eisen ten aanzien van jongerenhuisvesting.

Hoewel ook in Amsterdam de hulpverlening in de eerste helft van de jaren zeventig een belangrijke rol speelt bij de ondersteuning van het kraken, krijgt ze, anders dan in de hierboven aangehaalde steden, in de hoofdstad geen overwicht op de ontwikkeling van de lokale kraakgroepen. Een van de oorzaken hiervan is dat de Amsterdamse afdeling van Release al in het najaar van 1972 werd opgeheven. Volgens de toenmalige medewerkers waren hulpverlening en actievoeren niet te combineren. Juist Release is de instantie die in de andere steden de spil vormt in de kraakactiviteiten door het beschikbaar stellen van menskracht en kantoorfaciliteiten. Een belangrijker reden echter die de dominerende rol van de hulpverlening in Amsterdam in de weg staat, is de toename van de kraakactiviteiten van een aantal autonome buurtactiegroepen.

In het volgende hoofdstuk zullen we zien hoe deze groepen in staat zijn los van de gevestigde hulpverleningsinstanties een eigen structuur op te bouwen. Deze onafhankelijkheid draagt er tevens toe bij dat bij afwezigheid van de matigende invloed van de hulpverlening een grote vari�teit aan vaak radicale idee�n in de kraakbeweging wortel gaat schieten.


Noten [2] De gelukkige bezitters

1. De Bond voor Vrijheidsrechten is in het leven geroepen naar aanleiding van de processen die na de bezetting van het Maagdenhuis in mei 1969 werden gevoerd tegen de 660 arrestanten.

2. Vrij Nederland 3 januari 1970.

3. Ondanks de snelle aftocht van 'De Kraker' wordt buiten hun medeweten om in de proclamatie van de Oranjevrijstaat het Woningburo de Kraker gesocialiseerd tot 'Volksdepartement van Volkshuisvesting'.

4. De panden blijven echter na de acties gewoon leegstaan. In juli 1977 worden ze opnieuw gekraakt en omgedoopt tot 'Huize Chaos'. Enkele jaren koopt de gemeente de panden aan voor jongerenhuisvesting.

5. Zie voor een gedetailleerd relaas van de Amsterdamse kabouterkraakacties: Coen Tasman, Louter Kabouter - Kroniek van een beweging, Amsterdam 1996, blz 166 - 200.

6. De kraakacties op de nationale kraakdag hebben een prominente plaats in de documentairefilm over de kabouterbeweging 'Is it a sin to be subjective?', van Ren� Coelho (1970).

7. Op 1 juli 1970 trekken de eerste kabouters er in. Het pand blijft tot de sloop begin jaren negentig bewoond.

8. Jongeren tussen 18 en 21 jaar krijgen pas in 1975 stemrecht.

9. Het Bouwvakkersoproer van 13 en 14 juni 1966 brak uit als gevolg van de dood van Jan Weggelaar en de berichtgeving daarover in De Telegraaf. Hoewel de bouwvakkers het voortouw namen in de straatrellen sloten veel jongeren zich erbij aan. De directe betrokkenheid van Provo bij het oproer was minimaal. Enkele provokopstukken distancieerden zich er zelfs van.

10. Uit de statistieken van de Amsterdamse pamflettencatalogus komt naar voren dat er in 1970 en 1971 meer pamfletten zijn uitgegeven dan in de hele jaren zestig samen.

11. Een aanvulling op de uitspraak van 2 februari 1971 doet de Hoge Raad op 16 november van dat jaar als op basis van hetzelfde principe ook het kraken van leegstaande bedrijfspanden wordt beschermd. De strafrechtartikelen aangaande lokaalvredebreuk worden evenmin van toepassing verklaard wanneer een leegstaand bedrijfspand wordt gekraakt. Dit 'Amsterdamse krakersarrest' komt tot stand in een strafvervolging naar aanleiding van de kraak op 5 mei 1970 van Herengracht 529, eigendom van de Amrobank.

12. Uit 'Handleiding voor krakers' in J'accuse - woningnood en ontwrichting, december 1970.

13. Zie het verslag van professor Jac. van Weringh in Wonen TA/BK, nr 19, oktober 1973.


[3] Wij blijven hier wonen

In Amsterdam krijgt de kraakbeweging begin 1975 definitief vorm, als een aantal actiegroepen dat zich onafhankelijk van elkaar met woningnood en kraken bezighoudt, de koppen bij elkaar steekt. Dat tijdstip heeft alles te maken met de dreiging van grootschalige ontruimingen in de Nieuwmarktbuurt ten behoeve van de sanering en de metroaanleg. In de aanloop naar de ontruimingen is de hele Amsterdamse actiewereld maandenlang gefixeerd op het verzet van deze buurt. Het is echter niet alleen het tijdstip van de ontruimingen dat de vorming van de kraakbeweging bespoedigt, ook de ervaringen die de Amsterdamse actievoerders bij het buurtverzet in de Nieuwmarkt opdoen, blijken van cruciale betekenis. Voordat in het tweede deel van dit hoofdstuk de laatste stappen die leiden tot de definitieve vorming van de kraakbeweging beschreven worden, volgen we de ontwikkelingen in de Nieuwmarktbuurt. De organisatie die hier door de krakers wordt opgezet, zal in bijna alle opzichten model staan voor de kraakgroepen die vanaf 1975 samen de kraakbeweging gaan vormen.

Er is geen enkele buurt in Amsterdam zo geteisterd uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn gekomen als die rond de Nieuwmarkt en het Waterlooplein. De deportatie van de joodse bevolking heeft diepe sporen nagelaten. Tot ver na de oorlog herinneren de open gaten tussen de nog overeind staande huizen aan deze tragedie.

Het gemeentebestuur had zo zijn eigen opvattingen over de wederopbouw van de verpauperde buurt. In de jaren zestig krijgt de buurt te maken met vier grootschalige projecten die Amsterdam in de vaart der volkeren moeten opstoten: behalve de IJ-tunnel, die in 1968 in gebruik wordt genomen, worden er voorbereidingen getroffen voor een stadhuis op het Waterlooplein, een vierbaanssnelweg en een metro van de Bijlmer naar het Centraal Station, dwars door de buurt. In 1964 begint men ter voorbereiding van deze algehele sanering de eerste pandjes op te kopen en te slopen.

Omdat bekend is dat er in de Nieuwmarkt nog veel huizen gesloopt zullen worden, heeft stichting De Straat in 1967 haar oog laten vallen op een klein huizenblok in de Dijkstraat en de Keizersstraat, om er een 'speelstraat'-experiment in praktijk te brengen. In het straatje zou 'geleerd, gewerkt en gespeeld'1 kunnen worden, buiten en in een aantal voor iedereen toegankelijke ruimtes. Stichting De Straat is een initiatief van een aantal architecten waar zich al snel enkele voormalige provo's bijvoegen. Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk stelt f 25.000,- beschikbaar en de gemeente zorgt voor zeven voor de sloop bestemde panden, die binnen niet al te lange tijd vrij zouden komen. De buurtbewoners zijn echter fel gekant tegen de komst van het experiment. Waar men zich het meest druk om maakt is dat aan de ene kant de buurt van de kaart dreigt te worden gevaagd, terwijl aan de andere kant voor een stel vreemde snuiters panden worden opgeknapt om er een of ander vaag experiment te beginnen; niemand had erom gevraagd en de buurt had er ook niets aan. De initiatiefnemers van De Straat hebben wel begrip voor deze kritiek en besluiten het experiment stop te zetten. De panden zijn dan echter al door de gemeente overgedragen. Het uit de Provo-tijd stammende Witte Kinderplan is het enige onderdeel van de oorspronkelijke opzet van De Straat dat in praktijk wordt gebracht. In een verlaten bakkerij in de Keizersstraat gaat in 1968 een cr�che van start, waar inderdaad bijna geen kinderen uit de buurt op zitten. Om aan de bezwaren van de buurtbewoners tegemoet te komen zullen de andere reeds ter beschikking gestelde panden in de volgende jaren zoveel mogelijk een buurtfunctie krijgen.

Nadat in 1968 in de gemeenteraad besloten wordt tot de aanleg van de metro, komen buurtbewoners en andere Amsterdammers die zich inzetten voor het behoud van de binnenstad in het geweer. Ze dwingen een sloopstop af tot het moment dat de sanering en de aanleg van de metro daadwerkelijk ter hand zullen worden genomen. Daarop trekken eind 1968 de eerste krakers in de verlaten en deels verkrotte woningen. De afbraakpanden die ter beschikking gesteld waren aan De Straat, blijven door de sloopstop beschikbaar voor buurtactiviteiten. En dat komt goed uit voor enkele activisten die betrokken waren bij kraakacties van Woningburo de Kraker.

Als Tjebbe van Tijen en Josien Eissens in oktober 1969 de Wijttenbachstraat moeten verlaten, kunnen ze terecht in het pand aan de Keizersstraat 2a. Via stichting De Straat krijgt ook een andere actievoerder van Woningburo de Kraker, Otto Schuurman, samen met een van de medewerkers van het Ge�llustreerd Bethani�nnieuws, Hans Elzinga, een pandje toegewezen in de Dijkstraat. In de zomer van 1970 verhuist de drukkerij van Rob Stolk en Lou van Nimwegen van de Koestraat naar de Keizersstraat 2a. De voormalige krakers van Woningburo de Kraker zetten zich vanaf hun intrede in de Nieuwmarkt in voor het behoud van de buurt en vormen vanuit het organisatorische centrum aan de Keizersstraat 2a een belangrijke kern van de Aktiegroep Nieuwmarkt. Hun onder andere in de Wijttenbachstraat opgedane ervaring met het opknappen van onbewoonbaar verklaarde woningen nemen ze mee.

In het voorjaar van 1970 begint de Aktiegroep Nieuwmarkt met de aanpak van de vervallen en dichtgetimmerde woningen. Er worden ploegen geformeerd om de woningen op te knappen. Ook wordt een voormalige smederij gekraakt die na een opknapbeurt dienst zal doen als ontmoetings en vergaderruimte en bekend zal worden onder de naam De Smederij. In mei verschijnt na ruim een jaar weer een nummer van het Ge�llustreerd Bethani�nnieuws. Hierin wordt opnieuw fel van leer getrokken tegen alle grootschalige plannen die de binnenstad bedreigen. In hetzelfde nummer staat een interview met Wim de Swart, een van de drijvende krachten achter het Sanerings en Begeleidingscomit�. Dit comit� is in 1965 opgericht door de cpn om de sanering voor de bewoners zo soepel mogelijk te laten verlopen. In het interview bekeert De Swart zich echter tot het standpunt van de Aktiegroep Nieuwmarkt, de buurt voor ondergang te behoeden en de bewoners in de buurt te houden. Een paar maanden later wordt het cpn-comit� opgeheven en de leden sluiten zich aan bij de begin 1970 opgerichte Sectie Woon en Leefklimaat van het Wijkcentrum d'Oude Stadt, in de volksmond vooral bekend als de Sectie.

De Aktiegroep Nieuwmarkt is vooral een bundeling van krakers, terwijl in de Sectie alle andere buurtbewoners vertegenwoordigd zijn die zich kritisch opstellen tegenover de sloopplannen. Er bestaat echter een behoorlijke overlap tussen beide groepen. Krakers vergaderen mee met de Sectie en de wat radicalere buurtbewoners doen mee met de Aktiegroep. Tine Hofman bijvoorbeeld, een gesjeesde cpn'ster die in de jaren zestig het voortouw nam voor de Aktiegroep Vietnam, en Luud Schimmelpennink, die in 1968 na zijn periode als Provo-gemeenteraadslid voorzitter wordt van het Wijkcentrum d'Oude Stadt. Gaandeweg ontwikkelt zich tussen de Aktiegroep en de Sectie een speciale taakverdeling. 'De parlementaire acties werden door het Wijkcentrum gevoerd, keurig met briefhoofd, de acties die niet door de beugel konden, door de Aktiegroep. Deze twee verschillende gezichten brachten de gemeente in verwarring. Omdat de Aktiegroep niet erkend werd door de gemeente, kon men daarmee niet praten en probeerde men via het Wijkcentrum vat op ze te krijgen. Dat lukte niet doordat Wijkcentrum en Aktiegroep dezelfde doelstelling hadden, tenminste waar het de buurt betrof.'2

Een van de eerste gezamenlijke acties van de Sectie en de Aktiegroep vindt plaats in de zomer van 1970 met de samenstelling van zogenaamde sloperspiketten. Al het afbraakwerk in de buurt wordt besmet verklaard en er wordt een sloopalarm ingesteld. In de buurt worden lijsten verspreid waarop de mensen staan vermeld die in het geval dat iemand ergens sloopwerkzaamheden signaleert, gewaarschuwd kunnen worden. Het alarm functioneert als een sneeuwbal. Via een paar centrale ingangsnummers wordt een keten in werking gesteld, waardoor binnen de kortste keren een groot aantal mensen gemobiliseerd kan worden.

Als in het najaar de daadwerkelijke voorbereidingen voor de aanleg van de metro van start gaan, breiden de activiteiten van de sloperspiketten zich uit. Er hoeft maar ergens een kuil gegraven te worden, of de sneeuwbal treedt in werking. In november bericht de Aktiegroep dat ze demonstratief een overdag gegraven geul 's avonds weer dichtgegooid heeft. Om een optimale reikwijdte van het alarm te bereiken, wordt begin 1971 een sirene ge�nstalleerd op een van de daken van de gekraakte panden. De gemeente is er niet blij mee. Ze werpt de krakers voor de voeten met de sirene onrust te zaaien, omdat die net zo klinkt als de aankondiging van een kernoorlog. De sirene loeit voor de eerste keer wanneer begin april het energiebedrijf poogt het gas af te sluiten in een van de gekraakte panden in de Keizersstraat. Zo'n tweehonderd buurtbewoners en krakers komen op het lawaai af en weten de ambtenaren en de inmiddels toegesnelde politie te bewegen onverrichter zake te vertrekken. Een paar dagen later wordt opnieuw alarm gegeven, dit keer om een aantal actievoerders uit de buurt te hulp te komen die op de Oosterdoksdam, vlak bij het Centraal Station, belaagd worden door de politie. Ter voorbereiding van de metrowerkzaamheden zouden hier alvast bomen worden gekapt. Uit protest hebben de actievoerders zich in de bomen verschanst. Er ontstaat een flinke opstoot waarbij uiteindelijk negen mensen worden gearresteerd, onder wie de zojuist uit de gemeenteraad getreden kabouters Connie Bos en Frans van Bommel.

Dankzij de inzet van de Aktiegroep Nieuwmarkt neemt het aantal gekraakte panden gestaag toe. Tegelijkertijd ontwikkelt zich een aparte infrastructuur met allerlei voorzieningen voor de krakers en voor de buurt. De oude radencommunist Gerard van den Berg heeft zich door de radio-uitzendingen van De Vrije Maagd, vanuit het in mei '69 bezette Maagdenhuis, laten inspireren tot de oprichting van een eigen illegaal radiostation. Begin april 1971 gaat Radio Sirene de lucht in met een wekelijkse uitzending op de middengolf. Om voorbereid te zijn op de immer dreigende invallen van de Radio Controledienst is de zender zo mobiel mogelijk gemaakt. Later dat jaar begint Van den Berg dan ook met radio-uitzendingen in andere buurten; eerst in de Jordaan, later, in samenwerking met De Sterke Arm, in de Dapperbuurt.

Behalve met radio-uitzendingen wordt ook informatie verspreid door middel van allerlei krantjes en pamfletten. Het Ge�llustreerd Bethani�nnieuws fuseert in het voorjaar van 1971 met een ander buurtblaadje, Lastage, tot Nieuwsmarkt. Het is een wekelijks bulletin dat bijna een jaar lang de buurtbewoners op de hoogte houdt van de meest recente ontwikkelingen. Nieuwsmarkt is erin gespecialiseerd op slinkse wijze verkregen, niet-openbare rapporten over de voorbereidingen van de metrowerkzaamheden in de openbaarheid te gooien. Dit tot groot ongenoegen van de gemeente, want de geheime informatie wordt handenwrijvend overgenomen door de landelijke media.

Nieuwsmarkt gaat begin 1972 na een redactie-uitbreiding over in het Amsterdams Weekblad, dat bedoeld is als spreekbuis voor buurtactiegroepen in de hele stad. De namen van de tijdschriften veranderen, maar de kern van de redactie blijft hetzelfde. Het drukken wordt steeds verzorgd door Rob Stolk en Lou van Nimwegen en voor de financiering vormt de stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven nog steeds een aardige buffer. Het Amsterdams Weekblad verschijnt tot de zomer van 1973. Voor de meer artistieke producten wordt een aparte drukkerij opgericht: de 'Vrije Zeefdrukker'. Hier komen tussen 1972 en 1975 tientallen verschillende affiches en illustraties onder de pers vandaan. Voor de krakers zelf wordt in het pand van stichting De Straat, dat Otto Schuurman cum suis kreeg toebedeeld, een gemeenschappelijke werkplaats ingericht waar iedereen terecht kan om gereedschap te gebruiken of te lenen. De voorziening gaat door het leven als de 'Stadstimmertuinen'. Rond de werkplaats vormt zich een groep handige jongens die fungeren als een soort Dienst Publieke Werken van de Aktiegroep. Ze assisteren bij het opknappen van de huizen en voeren allerlei werkzaamheden uit die de hele buurt ten goede komen. Zo bouwen ze bijvoorbeeld een chic geitenhok voor de kinderboerderij. Af en toe krijgen ze voor hun werk wat betaald uit het 'herstelfonds'. Dit fonds is meteen met de komst van de eerste krakers van de Aktiegroep in 1970 opgericht. Alle krakers worden geacht f 10,- per week te betalen. Hiervan is f 2,50 bestemd voor acties, de rest gaat naar het opknappen van de onbewoonbaar gemaakte woningen. Onder het motto 'hoe meer bewoonbare panden, hoe sterker we staan' wordt geld uit het fonds beschikbaar gesteld voor de panden die dat het meest nodig hebben. In ieder pand wordt een 'pandjesbaas' aangewezen die verantwoordelijk is voor het ophalen van het geld.

Een groot probleem bij het opknappen van de panden is de weigering van de gemeente ze aan te sluiten op water en elektriciteit. 'Uw woning bestaat niet meer' luidt steevast het antwoord wanneer de bewoners bij de betreffende instanties een aanvraag indienen. Noodgedwongen wordt het probleem creatief opgelost: lantaarnpalen op straat dienen als aftappunt, of er wordt vanuit ��n legale elektriciteitsmeter een heel netwerk aangelegd over de naburige niet-aangesloten panden. Het is spelen met vuur, dat ziet iedereen wel in. Brandjes komen dan ook regelmatig voor. Via het Wijkcentrum wordt er bij de gemeente op aangedrongen alle woningen op de noodzakelijke voorzieningen aan te sluiten. Zonder resultaat, de gemeente houdt vol dat wegens 'wederrechtelijke bewoning' aansluiting niet toegestaan kan worden.

Als de gemeente begin 1972 ook nog eens enkele clandestien aangesloten woningen begint binnen te vallen en af te sluiten van elektriciteit, slaat de vlam in de pan. Het Gemeentelijk Energie Bedrijf wordt op 10 januari bezet en de arbeiders worden opgeroepen niet langer mee te werken aan afsluitingen, zich solidair te verklaren en 'licht te brengen in de duisternis van de woningnood'. Zoals zo vaak blijkt een stapje extra genoeg om ingesleten opvattingen los te wrikken en te doen omslaan in het tegendeel: binnen een paar dagen verklaren burgemeester en wethouders dat voortaan alle kraakpanden in Amsterdam aangesloten kunnen worden op gas, water en licht.

De Aktiegroep doet er alles aan om bij de oorspronkelijke buurtbewoners enige goodwill te kweken. Ze heeft er alle belang bij te laten zien dat ze een positieve bijdrage kan leveren aan het leven in de buurt. Immers om aan te tonen hoeveel er door de kaalslagplannen van de gemeente verloren zou gaan, dient er wel een levendige en hechte buurtgemeenschap te bestaan. De middenstanders in de buurt behoren tot de eersten die de krakers in hun armen sluiten. Ze vormen voor de winkeliers een meer dan noodzakelijke aanvulling op een zienderogen afnemende client�le. Een in juni 1971 door de Aktiegroep georganiseerde feestweek, compleet met kindermiddagen en een optreden van Zwarte Riek in De Smederij, trekt veel 'autochtone' buurtbewoners over de streep.

Zo'n gebaar naar de buurt is bovendien nodig om enig tegenwicht te bieden aan een hardnekkig probleem waar de krakers in de Nieuwmarktbuurt mee te maken krijgen. Veel verlaten en onbewoonbaar gemaakte woningen daar worden weliswaar opengebroken en weer opgeknapt, er blijft echter een groot aantal krotten over waar zelfs de krakers zich niet aan wagen. Het zijn deze huizen waarin vooral rondtrekkende buitenlanders voor korte of langere tijd hun intrek nemen. Het gaat deze figuren alleen om een dak boven hun hoofd en ze laten zich dan ook weinig gelegen liggen aan de buurt. Dat levert nogal wat overlast en burengerucht op, maar vooral een toenemend brandgevaar. Al met al een doorn in het oog van de Aktiegroep Nieuwmarkt die ook wel inziet dat door deze loslopende types hun positie in de buurt op het spel gezet wordt.


Met de zomer van 1971 voor de deur vreest de Aktiegroep een onbeheersbare toename van het aantal 'kampeerkrakers'. Aan het eind van de vorige zomer was door een gewelddadige overval van een groep mariniers abrupt een einde gekomen aan het beruchte damslapen. Op eigen houtje hadden 'de Jannen' de Dam schoongeveegd. Dit leidde een aantal dagen tot hevige onlusten tussen politie en jongeren in de binnenstad. Nu het seizoen weer aanbreekt, dreigen de toeristen zich over de stad te verspreiden en vooral in de Nieuwmarkt een onderkomen te zoeken. Onder buitenlandse jongeren in het centrum worden pamfletten verspreid en de buurt zelf komt vol te hangen met affiches: 'Our neighbourhood is no camping.' Maar velen laten zich niet afschrikken door deze oproep om uit de buurt weg te blijven en trekken met enige regelmaat in de nog beschikbare krotten. Als ze het echter te bont maken krijgen ze de Aktiegroep op bezoek, die hun met een vastberaden blik verzoekt hun heil elders te zoeken.3 Af en toe gaat een en ander gepaard met wat rake klappen over en weer, maar in het algemeen kunnen op deze wijze de rotste plekken in de buurt worden weggesneden. Met de rest zal men moeten leren leven. De bezorgdheid om het imago van de krakers in de buurt blijkt niet overdreven. Voor Wim de Swart en zijn maten uit de cpn vormt de onrust die de kampeerkrakers veroorzaken een aanleiding om het Sanerings- en Begeleidingskomit� nieuw leven in te blazen. Het tijdstip, eind januari 1972, valt samen met het door de landelijke cpn geopende offensief tegen de buurtactiegroepen die overal in het land als paddestoelen uit de grond schieten.


Als de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen het Woningwanbeleid hebben de buurtactiegroepen in Amsterdam op 26 januari een demonstratie gehouden tegen de woningnood en het kaalslagbeleid van de overheid. Daags na de demonstratie beschuldigt De Waarheid onder de kop 'Afleidingsmanoeuvre van rechtse ultra's' de buurtactiegroepen ervan het werk van de gemeentebesturen - in Amsterdam levert de CPN twee wethouders - onmogelijk te maken en slechts de rechtse regering-Biesheuvel in de kaart te spelen. Ze zouden zelfs 'drijven naar fascisering'. Het zal dan ook geen toeval zijn dat juist rond de demonstratie van de gezamenlijke buurtactiegroepen het Sanerings- en Begeleidingskomit� weer van zich laat horen. Uit naam van de 'rechtgeaarde' buurtbewoners schaart het zich achter het metro en saneringsbeleid van de gemeente en pleit voor directe afbraak van de door de oorspronkelijke buurtbewoners verlaten woningen. In een huis-aan-huis verspreid blaadje De stem van de buurt licht het over de rug van de krakers zijn opvattingen toe: 'In de meeste ontruimde woningen kwamen er [mensen] op, die de krotten in rattenholen veranderden en er een andere mentaliteit op nahielden dan de oorspronkelijke bewoners gewend zijn. Moet men het communeleven aanvaarden als een oplossing? Moet men tolerant en lief zijn voor de buitenlanders en een kleine groep Nederlanders, die in hun eigen drek leven, uitgezonderd een klein groepje goedwillenden? Laat u niet intimideren door een handjevol nietsnutters.'

Het Sanerings- en Begeleidingskomit� voegt de daad bij het woord en vernielt in het voorjaar eigenhandig een door een excentrieke kampeerkraker bezette woning. De bewoner zelf komt er met een hersenschudding af. De onderlinge verhoudingen zijn definitief verstoord; tussen de krakers van de Aktiegroep Nieuwmarkt en de cpn zal het nooit meer goed komen.4


Als de gemeentelijke projectgroep die de metrowerkzaamheden voorbereidt, op zoek gaat naar buurtbewoners om mee te overleggen, is het Sanerings- en Begeleidingskomit� de enige groep die zich laat paaien. De twee andere actieve buurtgroepen, de Sectie en de Aktiegroep, blijven fel gekant tegen de metro en saneringsplannen.

Een andere groep die het platwalsen van de buurt eveneens met lede ogen aanziet, had in het najaar van 1971 al het eerste succesje binnengehaald. Na jarenlang getouwtrek om de monumenten in de oostelijke binnenstad door onder andere de stichting Diogenes is de sloop van het De Pinto-huis in de Sint Antoniesbreestraat van de baan. Met het behoud van dit uit 1602 daterende huis, dat eigendom was van de Portugese jood Isaac de Pinto, ontstaan voor de buurt nieuwe mogelijkheden. Het huis staat namelijk net op de plek waar de vierbaansweg vanuit de Wibaut- en Weesperstraat de buurt in zou komen. De gemeente past de plannen aan en komt met het voorstel om dan maar twee tweebaanswegen aan te leggen. Via het Singel zal zo een binnenring ontstaan die aansluit op de geplande snelweg door de Haarlemmerhouttuinen, waar de huizen inmiddels al tegen de vlakte zijn gegaan. Enkele krakers van de Aktiegroep, onder wie Auke Bijlsma, schrijven uitvoerige bezwaarschriften tegen de geplande verkeersdoorbraak. Begin '72 verwijst de gemeenteraad met ��n stem verschil de plannen naar de prullenbak. De krakers krijgen na dit succes de smaak te pakken en werken in de loop van het jaar een gedetailleerd alternatief plan uit voor het laatste stuk metrotrac� tussen het Waterlooplein en het Centraal Station. Door de metro via de grachten te laten lopen kan de bestaande bebouwing zoveel mogelijk worden ontzien. Maar ondanks intensief gelobby vanuit de buurt wordt het voorstel door de gemeente afgewezen. Datzelfde geldt voor een later ontwikkeld plan om vanaf het Waterlooplein een vrije trambaan door de Nieuwmarktbuurt aan te leggen.

Meer succes wordt behaald waar het de wederopbouw van de buurt betreft. In een gezamenlijk offensief met de Sectie weet de Aktiegroep de gemeenteraad af te brengen van de plannen om de buurt na de metrobouw vol te plempen met grote kantoren, bankgebouwen en hotels. In juni 1973 besluit de gemeenteraad tot herstel van de woonfunctie van de Nieuwmarktbuurt wanneer de metro eenmaal is aangelegd.

Een sleutelrol bij alle stemmingen in de gemeenteraad over de metro en de Nieuwmarktbuurt is weggelegd voor de pvda-fractie. Het lukt de verantwoordelijke wethouder Lammers, zelf van pvda-huize, maar niet om de intern verdeelde fractie op ��n lijn te krijgen. En zolang dat het geval is, zijn alle pogingen de gemeenteraad te overtuigen geenszins kansloos.

Nu is het niet zo dat de krakers vanuit hun bolwerken alleen maar met raadsadressen, alternatieve plannen en rapporten, bezwaarschriften en lobbywerk bezig zijn om de gemeenteraad op andere gedachten te brengen. Op de achtergrond lonkt voortdurend de directe actie. Als in oktober 1972 onverwacht een stel panden wordt ontruimd dat moet wijken voor de metrobouw, bestormen krakers van de Aktiegroep het in de buurt gelegen informatiecentrum van de gemeente, waar de plannen voor de metroaanleg en de sanering aan de man gebracht worden - het onderkomen van Bureau Bestuurscontacten. Van de inventaris blijft weinig heel. Er ontstaat een flinke vechtpartij met de politie waarbij zes arrestaties worden verricht. Een andere ongebruikelijke manoeuvre om de besluitvorming te be�nvloeden vindt eind maart 1973 plaats als de gemeente voor de zoveelste keer de sloopwerkzaamheden wil hervatten. Op de confrontatie tussen de krakers en slopers volgt een bezetting van de raadszaal en wordt de toegang tot het stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal geblokkeerd.

In een oproep om geld te storten in een 'Blijffonds' heet het dat 'de Aktiegroep het herbouwen en op een menselijke schaal inrichten van de buurt als haar voornaamste verdediging beschouwt'. Het ideaal is een soort vrijstaat waarin de bewoners hun eigen leven kunnen organiseren, zonder hulp van buitenaf.5 De organisatie van de buurt wordt hiertoe stevig ter hand genomen, vooral vanaf begin 1974, wanneer de laatste huizenblokken boven het geplande metrotrac� door de oorspronkelijke bewoners ontruimd worden. Daardoor komen tientallen potenti�le kraakwoningen beschikbaar. Drie verschillende groepen houden zich met de vraag bezig wie er wel of niet een woning kan kraken en hoe het beheer van de woningen geregeld moet worden: de nieuwe bewoners, onderverdeeld in de 'oud-krakers' uit het begin van de jaren zeventig en de zojuist gearriveerde 'nieuw-krakers', en de zogenaamde oud-bewoners. De krakers zijn verdeeld over verschillende huizenblokken. Op de wekelijkse blokvergaderingen kunnen kraakkandidaten zich aanmelden. In het blok van de nieuw-krakers aan de Lastageweg en de Recht Boomssloot wordt de kandidaten gevraagd in de periode tot aan de volgende blokvergadering met zowel oude als nieuwe bewoners in het blok te gaan praten. Als niemand steekhoudende bezwaren tegen de kandidaat weet in te brengen, wordt de kraak 'goedgekeurd'.

De oud-bewoners wijzen de woningen toe op persoonlijke titel. Maar door de nieuwe aanwas van kraakwoningen ontstaan er al snel conflicten en onduidelijkheden over de wijze waarop bepaald wordt wie, wanneer en waar mag kraken. De oud-bewoners vrezen als vanouds de leefgewoonten van de nieuwkomers. In de regel gaan die rigoureus te werk om de oude arbeiderswoningen aan te passen aan hun eigen smaak. Zo worden bijvoorbeeld de zolders ten koste van de opslagmogelijkheden geschikt gemaakt voor bewoning. Bovendien, zo klagen de oud-bewoners, hebben de nieuwkomers geen vitrage voor de ramen en houden ze de trap niet schoon. In april 1974 wordt op een vergadering van Nieuwmarktbewoners een distributiegroep in het leven geroepen om aan alle bezwaren tegemoet te komen. De groep is als volgt samengesteld: twee oud-bewoners uit het buurtgedeelte waar gekraakt wordt, een oud-bewoner uit het overige gebied, een oud-kraker, een nieuw-kraker en een vertegenwoordiger van het maatschappelijk werk van het buurtcentrum. Potenti�le krakers kunnen zich iedere dinsdagavond, een dag voor de wekelijkse buurtvergadering, inschrijven bij het buurtcentrum. Ze krijgen bij die gelegenheid een aantal vragen voorgelegd waaruit vooral moet blijken of de buurt iets aan ze heeft. Zo pleit het voor de kandidaten als ze willen meebetalen aan het herstelfonds, of mee willen doen met de blokvergaderingen en zich bij eventuele moeilijkheden willen inzetten. Verder helpt het als ze aangeven de te zijner tijd door de gemeente aangeboden vervangende woonruimte te weigeren. Dit dient om te voorkomen dat de krakers onderling tegen elkaar worden uitgespeeld. Ten slotte moeten ze ermee instemmen dat toewijzing van de woningen een gemeenschappelijke zaak is en dienen ze elke bewonerswijziging aan de distributiegroep te melden, ook als ze tijdens een vakantie vrienden of kennissen op de woning laten. Met deze strenge ballotage, die door de hele bewonersvergadering ondersteund wordt, wordt meteen het probleem van de kampeerkrakers aangepakt. Er verschijnen dreigende pamfletten in de buurt: 'De omstandigheden staan het niet toe dat hier lukraak gekraakt wordt. Probeer je niet aan de onderlinge afspraken te onttrekken. Gebeurt dit toch, dan zijn we genoodzaakt hier tegen op te treden. Wees gewaarschuwd!' Alle kampeerkrakers, onder wie ook dealers en junkies, worden zonder pardon op straat gegooid.

Om er helemaal zeker van te zijn dat zich geen ongewenste krakers meer in de buurt vestigen, worden de nog overeind staande lege krotten door de Aktiegroep zelf dichtgemetseld. Af en toe kruipt het bloed waar het niet gaan kan en onttrekken krakers zich aan de toewijzingsverordening van de distributiegroep. Maar dat levert geen problemen op, want in de regel blijken deze krakers uit het voor de buurt goede hout gesneden te zijn. Op enkele uitzonderingen na behoudt de distributiegroep een stevige greep op de kraakwoningtoewijzing.

In de loop van 1974 worden alle beschikbare woningen boven het metrotrac� gekraakt. Eind november zijn er volgens de statistieken van de distributiegroep 260 krakers in de Nieuwmarktbuurt. Vanwege de toename van het aantal krakers wordt in mei '74 weer een buurtkrant opgezet: elke twee weken komt er een Nieuwmarkt Nieuwskrant uit; voor de buurt verschijnen er regelmatig paal en muurkranten. Ook wordt er een nieuwe ontmoetingsruimte gekraakt, caf� Het Hoekje Om. En voor een optimale communicatie in geval van nood wordt een intern telefoonnetwerk tussen de verschillende kraakpanden opgezet.

In de voetsporen van Den Uyl haalt de pvda met Han Lammers als lijsttrekker bij de gemeenteraadsverkiezingen in mei 1974 een klinkende overwinning. Voor de krakers wordt duidelijk dat de definitieve ontruiming van de woningen boven het metrotrac� steeds dichterbij komt. In november 1974 gaat de kogel door de kerk: de gemeenteraad besluit om de metro via het geplande traject naar het Centraal Station af te bouwen. Daar is wel een extra stemming voor nodig, want in eerste instantie staken de stemmen. De toon van de Aktiegroep Nieuwmarkt verhardt. Alle alternatieve plannen worden overboord gezet en men stevent af op een frontale botsing met de gemeentepolitiek. Niet alleen het laatste traject onder de Nieuwmarktbuurt, maar het hele idee van de metro moet het ontgelden. De Aktiegroep benadrukt dat de metroaanleg deel uitmaakt van een politiek die is gericht op ontvolking van de binnenstad met de bedoeling die om te vormen tot een complex van kantoren, winkelcentra en uitgaansgelegenheden. Ze baseert zich met deze kritiek op de in praktijk gebrachte 'overlooppolitiek', waarbij in de jaren zeventig honderdduizenden Amsterdammers zouden worden verdreven naar slaapsteden als de Bijlmer, Purmerend, Lelystad en Almere.6 Tevens wijst ze op de gestage opmars van Engelse beleggingsmaatschappijen die zich in de Nieuwmarkt en overal elders waar in Amsterdam metrolijnen gepland zijn, op grote schaal onroerend goed toe-eigenen.7 Alleen al in de Nieuwmarktbuurt zijn door Engelse beleggers vijf nieuwe, grote hotels gepland en de Jodenbreestraat is voorbestemd voor een aantal kantoorkolossen. Uit een onderzoek van de Aktiegroep blijkt dat er in de Nieuwmarktbuurt lustig op los gespeculeerd wordt. De gemiddelde prijsstijging per pand is in de eerste helft van de jaren zeventig gemiddeld 60% per jaar.


Vanaf het moment dat de gemeente definitief besluit om de metro dwars door de Nieuwmarktbuurt af te bouwen, nemen de fysieke confrontaties tussen de krakers en de overheid hand over hand toe. Begin december 1974 wordt aangekondigd dat begonnen zal worden met de voorbereidende werkzaamheden, zoals het verleggen van wegen, leidingen en kabels en het kappen van bomen. Op 9 december is het weer raak bij het Centraal Station. De actievoerders van de Aktiegroep Nieuwmarkt proberen het kappen van bomen te verhinderen door zich erin te verschansen. Er breken in de loop van de dag vechtpartijen uit met de politie en er worden vier actievoerders gearresteerd.

Op 12 december volgt een felle botsing met de politie in de Dijkstraat. Slopers zijn nog maar nauwelijks met hun werkzaamheden aan het pand begonnen als ze door de snel gealarmeerde krakers worden verdreven. Die verschansen zich op het dak en bekogelen de politie van bovenaf met dakpannen en stenen. De politie komt nog wel het pand in maar slaagt er niet in de krakers van het dak te krijgen en moet de aftocht blazen. Deze overwinning wordt als een mijlpaal gevierd. Om het moreel van de troepen hoog te houden worden eigen filmopnames van het verzet in de maanden voorafgaande aan de ontruimingen meer dan eens vertoond.


Op 20 januari 1975 vormen zeventig krakers en sympathisanten van de Aktiegroep een menselijke stormram en beuken in op politieagenten die als bewakers optreden bij het kappen van de volgende serie bomen op de Binnenkant. Er vallen vier gewonden. Het is tevens de tijd dat allerlei sabotageactiviteiten op gang beginnen te komen om de voorbereidende werkzaamheden voor de aanleg van de metro te belemmeren. Zo verdwijnt onder meer een reeks stroomgeneratoren in het grachtwater.

  Zijn de onderlinge verhoudingen tussen de krakers en de gemeente door al deze schermutselingen al flink verziekt, de genadeklap volgt als het gemeentebestuur moet constateren dat de subsidie die bedoeld was om de relatie met de Aktiegroep enigszins op peil te houden, niet gebruikt wordt om de zijgevel van een van de kraakpanden te verfraaien met een kleurrijke muurschildering, maar met de beroemde dichtregels van Van Randwijk: 'Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.'


Samkalden en Lammers reageren furieus op deze vergelijking met de Duitse bezetter. Ze grijpen de kans om hun vete met de Aktiegroep uit te spelen wanneer op 13 februari 1975 in de Bijlmer een bomaanslag op een metrostation in aanbouw wordt verijdeld. Er worden drie verdachten aangehouden die lid blijken te zijn van ultrarechtse groeperingen. Uit politieonderzoek blijkt dat de verdachten handelden op initiatief van de extreem-rechtse activist Max Lewin 8. Desondanks stellen burgemeester en wethouders in een verklaring de Aktiegroep Nieuwmarkt verantwoordelijk voor 'het ontstaan van een politiek klimaat waarin extremistische uitwassen kunnen gedijen'. Er volgt echter een pijnlijke terechtwijzing wanneer na een kort geding, aangespannen door het Wijkcentrum d'Oude Stadt, het gemeentebestuur op 6 maart gedwongen wordt deze verklaring in te slikken. In een BVD-vervolgonderzoek naar de betrokkenheid van Max Lewin bij de mislukte bomaanslag komt vast te staan dat deze betrokken is bij spionageactiviteiten en regelmatig bezoeken aflegt aan de DDR.9

De tendentieuze verklaring van B&W is het startsein voor een tumultueuze periode, waarin de bestuurschaos in Amsterdam met de dag toeneemt. Opnieuw komt de afbouw van de metro door de Nieuwmarktbuurt ter discussie te staan. Nadat Roel van Duijn, inmiddels wethouder namens de PPR, zich eerder al van de verklaring van het college gedistantieerd heeft, maakt nu wethouder Riethof (PSP) opnieuw een radicale ommezwaai. Hij blijkt ineens wel v��r opschorting van de sloopwerkzaamheden te zijn en ziet zich gedwongen af te treden.10 Het gewest van de PvdA pleit in een motie voor opschorting van de bouw van het geplande metronetwerk. Opnieuw volgt een raadsdebat over de kwestie. Uitkomst van dit laatste debat op 19 maart is dat de metro van de Bijlmer naar het Centraal Station zal worden afgemaakt, maar dat de aanleg van de andere geplande lijnen voorlopig wordt uitgesteld. Bijna twintig jaar lang durft vervolgens niemand in de gemeenteraad nog de metroaanleg ter sprake te brengen. Na zeven jaar actievoeren is het geplande metronetwerk van de baan. Vele buurten in Amsterdam is een lijdensweg bespaard gebleven. Maar het is op dat moment een schrale troost voor de krakers. De ontruimingsdata worden definitief vastgesteld; de panden boven het metrotrac� zullen in drie etappes worden ontruimd en gesloopt.

Al maanden van tevoren is aangekondigd dat de panden niet zonder slag of stoot zullen worden opgegeven. De Aktiegroep neemt de organisatie rond de verdediging stevig ter hand. Tussen de gekraakte panden aan de Recht Boomssloot wordt door de Stadstimmertuinen een luchtbrug aangelegd die als verdedigingswerk en vluchtroute fungeert. De bedoeling is dat je vanaf de brug de politie kunt bekogelen zonder zelf geraakt te worden. Het is een lastige constructie, maar enige hulp van de architecten die inmiddels in samenspraak met de buurt al bezig zijn met plannen voor de wederopbouw, biedt uitkomst. Theo Bosch en Aldo van Eyck stellen zelfs wat geld beschikbaar om kabels en touwen te kopen.11 De panden zelf worden wekenlang vakkundig gebarricadeerd. Om iedereen op de hoogte te houden over de aanstaande ontruimingen verschijnt dagelijks het Nieuwmarkt Dagblad.12

Januari 1975, aanleg van de luchtbrug over de Recht Boomssloot.

In de vroege morgen van 24 maart 1975 staat achthonderd man politie klaar om de eerste panden te ontruimen. Die worden ondanks de barricades en de luchtbrug vrij snel ingenomen. Buiten wordt echter flink gedemonstreerd en ontstaan felle confrontaties met de politie. 's Middags wordt er een grote betoging georganiseerd waaraan een paar duizend mensen deelnemen. Ook die loopt volledig uit de hand.

Te midden van alle commotie rukt Bok nr. 3 uit. Het is een met een zware motor uitgeruste, vierwielaangedreven pick-uptruck die is omgebouwd tot een kleurrijke pantserwagen compleet met kanon. De wagen spuit al rijdend wolken speksteenpoeder in het rond. Na een ritje door de buurt wordt hij voor iedereen tentoongesteld. 'Een operettevertoning tussen alle ernst', aldus een toelichting van de Aktiegroep. De politie kan het minder waarderen. Een kraker die voor het raam staat te kijken naar het oproer, krijgt tot zijn verbazing door een ME'er een steen tegen zijn hoofd gegooid. Terwijl hij nog nauwelijks bekomen is van de schrik, trappen de ME'ers de voordeur open, stormen naar boven en schoppen en slaan hem bont en blauw. Op de beschuldiging dat hij de chauffeur van de 'tank' is, krijgt hij poging tot doodslag aangesmeerd en wordt afgevoerd naar het politiebureau en vandaar naar het huis van bewaring. Een paar weken later hoort hij drie maanden gevangenisstraf tegen zich eisen, waarvan een maand voorwaardelijk. De aanklacht dat hij de chauffeur zou zijn geweest, heeft men allang laten vallen. Hij wordt veroordeeld wegens het gooien van stenen. Van de vijfenvijftig arrestanten die dag zullen er uiteindelijk negen in de gevangenis belanden. In de weken na de ontruiming worden door de 'juridische groep' van de Aktiegroep honderden klachten tegen het brute optreden van de politie verzameld.

Onder het mom dat door de berichtgeving in de media de openbare orde gevaar loopt, neemt de gemeente in de aanloop naar de tweede serie ontruimingen de gelegenheid te baat het verzet in de Nieuwmarktbuurt te marginaliseren en de pers de mond te snoeren. 'Niemand is erbij gebaat als een klein groepje aktievoerders opnieuw de kans krijgt om grote ongeregeldheden te veroorzaken. Wij doen een beroep op uw verantwoordelijkheidsgevoel en democratische gezindheid om met de grootst mogelijke objectiviteit en terughoudendheid bericht te doen van de gebeurtenissen, die mogelijk zullen plaatsvinden op 8 april a.s.,' aldus het hoofd voorlichting van de gemeente in een vertrouwelijke brief gericht aan de complete vaderlandse pers. Ook deze keer treedt de politie keihard op tegen krakers en demonstranten en ontstaat de nodige onrust in Amsterdam. Op 6 juni worden de laatste panden boven het metrotrac� ontruimd en gesloopt, nu echter zonder al te veel ophef.

24 maart 1975, demonstranten trotseren het waterkanon tijdens de ontruimingen ten behoeve van de metroaanleg.

Hoewel de ontruimingsgolven en de hiermee gepaard gaande ongeregeldheden lijken te duiden op een klassiek kraakconflict, was het verzet in de Nieuwmarktbuurt van het begin af aan vooral een strijd tegen 'cityvorming'. Het kraken van panden vormde een onderdeel van de strijd om het behoud van de Nieuwmarktbuurt. De ontruimingen waren de apotheose van een langdurig conflict waarin uiteenlopende visies over de stedenbouwkundige ontwikkeling van Amsterdam met elkaar streden om de hegemonie.

Ofschoon de krakers uiteindelijk het onderspit delven, wordt toch een aantal belangrijke resultaten geboekt: de snelweg dwars door de buurt is tegengehouden, het uitgebreide metronet is van de baan en met de herbouw van de buurt zal zoveel mogelijk tegemoetgekomen worden aan de wensen van de bewoners. Wat dit laatste betreft worden ook door onder andere de actiegroepen in de Jordaan, de Westelijke Eilanden en door De Sterke Arm in de Dapperbuurt soortgelijke concessies afgedwongen. Dit zogenaamde 'bouwen voor de buurt' vormt de belangrijkste erfenis van de buurtactiegroepen. Vanaf het midden van de jaren zeventig is dit het adagium dat tot diep in de jaren tachtig het gemeentelijk stadsvernieuwingsbeleid zal sturen.


De betekenis van de buurtstrijd in de Nieuwmarktbuurt voor de ontwikkeling van de kraakbeweging valt niet te onderschatten. Aan het kraken als protestactie, waarmee in de jaren zestig en begin jaren zeventig successen worden geboekt, wordt een nieuwe dimensie toegevoegd: de ontdekking dat het kraken zich kan ontwikkelen tot een re�el alternatief voor de bestaande orde en een permanente aanklacht tegen maatschappelijke misstanden. In de Nieuwmarktbuurt wordt een rijke ervaring opgedaan met de organisatie van krakers en de opbouw van een eigen infrastructuur. Toch zal de aanzet voor het ontstaan van een zelfstandige, stedelijk opererende kraakbeweging niet alleen voortkomen uit de kraakacties in de Nieuwmarktbuurt. Daarvoor is de Aktiegroep Nieuwmarkt te nauw met de eigen buurtstrijd verbonden. De definitieve doorbraak van de kraakbeweging zal pas tot stand komen na een alliantie met enkele groepen die zich meer in het algemeen met kraken en woningnood bezighouden en juist het protestkarakter van het kraken benadrukken.

De meest in het oog lopende van deze groepen is de Amsterdamse Aktie Partij (AAP). Eind 1973 is van de kabouterbeweging weinig meer over dan een aantal grillig opererende gemeenteraadsleden. Melvin Visser behoort tot deze laatste lichting kabouters. Van hem komt het idee om met een nieuwe partij deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in mei 1974. De aap zal een platform moeten vormen, van waaruit de Amsterdamse actiegroepen na Provo en Kabouter opnieuw een voet aan de grond krijgen in de gemeenteraad.

Allerlei Surinaamse welzijnsinstellingen vinden bij de AAP een politiek onderkomen. Met de onafhankelijkheid van Suriname in het verschiet beleeft Amsterdam een ware invasie van rijksgenoten die, in ieder geval politiek gezien, dakloos in Amsterdam arriveren. Een andere groepering die vanaf het begin de AAP ondersteunt is de Bond van Huurders en Woningzoekenden in de Pijp (BHP). De BHP vindt zijn oorsprong in het buurtwerk van de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland (KEN), welke begin jaren zeventig opkomt en weer ondergaat.13 Naast Melvin Visser als lijsttrekker komen er behalve vertegenwoordigers van Surinaamse welzijnsinstellingen en de BHP ook enkele onafhankelijke kandidaten op de lijst van de AAP te staan. Onder hen twee activisten die in 1972 al samen betrokken waren bij de herkraak van de panden van Tabak op de Nieuwezijds Voorburgwal: Henk van der Kleij en Theo van der Giessen.

Het is al met al een nogal teleurstellende lijst. De AAP had graag samengewerkt met de eenentwintig (buurt)actiegroepen die zich medio februari 1974 hebben verenigd in 'Amsterdam Autovrij'. Maar ze is hierbij op dezelfde weerstanden gestuit die Woningburo de Kraker en later de Aktiegroep Nieuwmarkt en de andere buurtgroepen rond Aktie Pandverbeuren ervan hebben weerhouden zich met de kabouters te associ�ren. Het antiparlementarisme en de onafhankelijkheid zijn nu eenmaal diepgewortelde waarden in de Amsterdamse actiecultuur. Mede gezien het mistroostige einde van de kabouterbeweging is het vanaf het begin eigenlijk al duidelijk dat de AAP geen lang leven beschoren is en dat zij zeker niet in de nieuwe gemeenteraad terecht zal komen. Dat mag de pret echter niet drukken. Tijdens de campagne voor de verkiezingen wordt lustig actie gevoerd. En net als in de aanloop naar de vorige verkiezingen zijn het vooral kraakacties waarmee gepoogd wordt de aandacht te trekken. Vrij Nederland omschrijft de AAP als 'de radicale, onromantische, vechtlustige nageboorte van Provo en Kabouter'.14


Mikpunten in de kraakcampagne zijn enerzijds de Britse beleggers, die in Amsterdam op grote schaal onroerend goed opkopen en anderzijds wethouder Han Lammers, die verantwoordelijk wordt gehouden voor deze speculatiegolf.15 Het uitgangspunt van de AAP laat aan duidelijkheid niets te wensen over: 'Wij zullen een keiharde politiek bedrijven; eerst de man, dan de bal'.16 Op 26 april 1974 wordt door de AAP een pand van Britse beleggers op de hoek van de Vijzelstraat en de Keizersgracht gekraakt. Vervolgens organiseert de aap, geheel in de traditie van Aktie'70, op 5 mei een kraakdag onder het motto 'bevrijding van de woningnood'. In de Concertgebouwbuurt kraakt de AAP die dag weer een pand van een Engelse beleggingsmaatschappij, dat eind februari ook al was gekraakt. De toen in het pand verblijvende krakers werden op hardhandige wijze door zich als slopers aandienende figuren verwijderd. Hierna werd het interieur vakkundig onbruikbaar gemaakt. De Engelse speculanten hechten nogal aan hun onroerend goed in Amsterdam-Zuid, omdat er in 1974 behalve voor de Oostlijn nog concrete plannen bestaan voor een Zuidlijn. Net als in de Nieuwmarkt zitten de beleggers op het vinkentouw om te profiteren van de mogelijkheden die zich rond de metroaanleg aandienen.

Tijdens de verkiezingscampagne krijgt ook de AAP het aan de stok met de cpn. Net als in 1970 tussen de cpn en de kabouters ontstaat er een ware 'plakoorlog'. Als de verkiezingsaffiches van de AAP systematisch overgeplakt worden, gaat men over tot de tegenaanval. Gewapend met een nijptang worden tijdens een rondgang op de brommer de cpn-propagandaborden op de bruggen losgeknipt en in het water gekieperd. 'Voor dit rechtse gewroet heeft de progressieve bevolking van Amsterdam slechts ��n antwoord: bescherm de bruggeborden!', aldus een verontwaardigde reactie in De Waarheid van 20 mei 1974. Meteen komt er een actie op gang: diverse cpn-afdelingen brengen binnen een dag het geld bijeen voor de aanschaf van 149 bruggenborden.

Zoals te verwachten viel lopen de verkiezingen van 29 mei voor de AAP uit op een fiasco. De partij haalt nog geen tweeduizend stemmen, bijna zesduizend te weinig voor een zetel. Wat overblijft is een klein groepje dat zich met kraken bezighoudt. De naam wordt veranderd in 'Werkgroep Huisvesting van de AAP'. Kern van deze groep vormen Cok Oostveen van de BHP, en Henk van der Kleij en Theo van der Giessen. Als uitvalsbasis dient een woning van een sympathisant in de Staatsliedenbuurt. Het doel van de groep is de kraakactiviteiten verder over de stad uit te bouwen. In een pamflet getiteld 'Lege panden, Schandalig!' wordt een beroep gedaan op alle Amsterdammers om leegstaande panden aan te melden. Tevens kunnen mensen die actief willen deelnemen aan het kraken of daarbij begeleiding nodig hebben, bij de Werkgroep terecht. In september 1974 geeft die een informatiebrochure uit: Hulp bij het kraken. Zonder een ideologische verantwoording wordt de potenti�le kraker in een kleine tien bladzijden wegwijs gemaakt in de praktijk van het kraken. Wat nog ontbreekt is een contactadres; de drie genoemde leden van de Werkgroep zijn alleen telefonisch te bereiken op hun priv�-adres.

In samenwerking met de Kraakpandendienst verzamelt de Werkgroep vanaf de zomer van 1974 allerlei klachten van Amsterdammers die betrekking hebben op de woonproblematiek. Bovendien worden lijsten aangelegd van leegstaande woningen. De Kraakpandendienst biedt de nodige faciliteiten en men mag gebruikmaken van het kantoor. Als de klachten daar aanleiding toe geven, wordt door de Werkgroep contact opgenomen met de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting.

De hele aanpak van de Werkgroep Huisvesting van de AAP staat veel dichter bij de kraakacties van Aktie'70 en de alternatieve hulpverlening dan bij het verzet in een van de Amsterdamse saneringsbuurten. Dat wil echter niet zeggen dat de Werkgroep de strijd zoals die bijvoorbeeld in de Nieuwmarktbuurt gevoerd wordt, links laat liggen. Integendeel, het verzet aldaar vormt voor de leden van de AAP een uitgelezen gelegenheid om hun actiebereidheid in praktijk te brengen. Omdat ze op zichzelf staan en niets te maken hebben met een achterban in de buurt, kunnen ze op radicalere en meer compromisloze wijze opereren dan Aktiegroep Nieuwmarkt zelf.

Op 5 september 1974 organiseert de AAP een demonstratie waarin Amsterdammers zich solidair kunnen tonen met de strijd tegen de metro van de Aktiegroep Nieuwmarkt. Wat de bij het Lieverdje verzamelde demonstranten niet weten is dat de AAP een actie heeft voorbereid bij de woning van Han Lammers. Kort na het begin wijkt de demonstratie af van de geplande route en trekt naar de Leidsegracht. Als men bij het huis van Lammers arriveert, komt er een vooraf vervaardigd houten schot te voorschijn en worden er pamfletten uitgedeeld waarin Han Lammers wordt uitgemaakt voor 'een gemeentelijke F�hrer, die de Nieuwmarkt offert aan oppergod Kapitaal'. Met grote draadnagels wordt het houten schot op de deurposten van Lammers' huis vastgespijkerd. 'Sloop je eigen huis' is de boodschap. Boven de deur wordt een bord met het opschrift 'MetroZuidwestlijn' aangebracht. Voor de deur beginnen enkele actievoerders met de metrowerkzaamheden door de straat open te breken. Op dat moment grijpt de politie in en verdrijft de demonstranten. Het gros van hen slaat aan de overkant van de gracht het hele gebeuren enigszins verbouwereerd gade. (Er was er in ieder geval ��n die geamuseerd toekeek, dat was de buurman van Han Lammers, de toenmalige vvd-leider Hans Wiegel; hem zou later het lachen wel vergaan.)

Mei 1974, Han Lammers en de AAP op verkiezingscampagne in de Pijp.

De volgende dag schrijft de Volkskrant in een verslag van de actie dat het Wijkcentrum d'Oude Stadt en de Aktiegroep Nieuwmarkt zich ervan hebben gedistantieerd. Geschrokken van dit bericht reageert de Aktiegroep Nieuwmarkt onmiddellijk met een offici�le verklaring: 'De demonstratie was onder andere uit solidariteit met ons en dus zijn wij solidair met hun aktie.' De verwarring is wel enigszins te verklaren. De mensen die afkwamen op de oproep voor de demonstratie worden geconfronteerd met een actie waar ze vooraf niet bij betrokken zijn geweest, maar waarvan ze op het hoogtepunt wel degelijk deel uitmaken. Gezien de berichten die de volgende dag in de krant verschijnen, is het waarschijnlijk dat bij sommige deelnemers aan de demonstratie de wrevel over de 'overval' het won van de solidariteit met de actie.

Het grote metrodebat in de gemeenteraad op 18 november 1974 is een andere gelegenheid waarbij een verschil in tactiek blijkt te bestaan tussen de AAP en de Aktiegroep Nieuwmarkt. Samen met het Wijkcentrum d'Oude Stadt tijgt de Aktiegroep naar de gemeenteraadsvergadering met twaalfhonderdvijftig handtekeningen en een open brief, waarin ge�ist wordt dat dadelijk betaalbare woningen in de Nieuwmarktbuurt gebouwd worden en de metroaanleg bij het Waterlooplein wordt stopgezet. In de dagen voorafgaand aan het metrodebat heeft een groep die zich 'De Zwarte Tulp' noemt en nauwe contacten onderhoudt met de AAP, een 'oproep tot georganiseerd verzet' verspreid: 'In een bedreigd Amsterdam zijn deze machthebbers (het gemeentebestuur e.d.) uw vijanden. U heeft dus het recht u te verdedigen, groepsgewijs of individueel. Om deze machthebbers door middel van tegenwerking, ondermijnende activiteiten of directe sabotage te vernietigen. Komt allen naar het stadhuis.' Deze oproep is voor Samkalden aanleiding op de avond van het debat een grote politiemacht in te zetten. 17 Er ontstaat een grimmige sfeer. Binnen worden enkele actievoerders van de publieke tribune verwijderd, buiten wordt hardhandig opgetreden tegen de toegestroomde demonstranten.18

De strijdopvattingen van de AAP en de Aktiegroep Nieuwmarkt lopen eveneens uiteen tijdens de voorbereidingen op de eerste ontruimingen van de panden aan de Recht Boomssloot. Dit blok (pak)huizen is voor de gelegenheid omgedoopt tot 'Het Bastion'. De verdedigers worden in groepen opgedeeld; iedere groep neemt een deel van de barricaderingswerkzaamheden voor haar rekening. Theo van der Giessen en Henk van der Kleij van de AAP adopteren het voormalige pakhuis op de rechterflank, waar 'de luchtbrug' naar de overkant aangelegd is. Ook aan de zijkant van dit pand was een 'gesubsidieerde' muurschildering aangebracht:

De aller slechtsten zijn de links vermomde rechtsen,
die met valse tong en eindeloos zwammen
nog steeds de strijd voor recht, vrede en vrijheid proberen in te dammen.
Voorwaar zij zijn erger dan de rest,
mijd ze daarom als de pest.

Beide leden van de AAP hebben deze regels goed onthouden. Enkele jaren later zal de tekst weer opduiken aan de gevel van het krakersbolwerk de Groote Keijser.

De AAP neemt het barricaderen zeer serieus. Wekenlang wordt er gebouwd aan een afweersysteem dat de politie buiten de deur moet houden. Ook op het dak wordt van alles aangesleept dat in de strijd gegooid kan worden, tot aan gasflessen toe. Dat is echter niet de bedoeling; afgesproken was dat het geweld niet van de kant van de krakers zou komen. Meerdere keren moet de AAP door de krakers van de Aktiegroep Nieuwmarkt tot de orde worden geroepen.

Al het werk ten spijt heeft de me geen noemenswaardige problemen om Het Bastion in te nemen. De vluchtroute over de luchtbrug wordt onbruikbaar wanneer deze door een waterkanon wordt bestookt. De nog in Het Bastion aanwezig krakers worden allen gearresteerd.

De AAP is bepaald niet de enige actiegroep die haar solidariteit met de strijd in de Nieuwmarktbuurt laat blijken. Op initiatief van de Aktiegroep Nieuwmarkt komt, voor het eerst sinds de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen het Woningwanbeleid in 1972, in oktober 1974 weer een groot aantal (buurt)actiegroepen bijeen.19 Directe aanleiding is niet alleen de oplopende spanning in de Nieuwmarktbuurt, maar ook de dreigende ontruiming van de meer dan honderd flats in de Bijlmer die Surinaamse krakers sinds vijf maanden bezet houden.20Traditiegetrouw gaat het er niet om een 'overkoepelend orgaan' in het leven te roepen; de nadruk ligt op het gemeenschappelijk verzet tegen het gemeentebeleid en het ontwikkelen van een 'goed lopend onderling kommunikatiesiesteem'. Uit dit Gezamenlijk Aktiegroepenoverleg wordt in januari 1975 een aparte 'Werkgroep Leegstand' gevormd die zich erop toe moet leggen kraakacties vanuit de verschillende buurten te co�rdineren. Tussen de strijd voor het behoud van de Nieuwmarktbuurt door wordt er namelijk vanuit uiteenlopende hoeken weer een aantal kraakacties aangekondigd. Zo is begin januari het Komitee van Woningzoekenden ontstaan. Dit Komitee is in het leven geroepen door aan de Socialistische Partij gelieerde groepen uit de Kinker , de Oosterpark en de Transvaalbuurt. Op het Gezamenlijk Aktiegroepenoverleg kondigt Derk Sauer namens het Komitee aan een grote stedelijke kraakactie te zullen organiseren. Ook de AAP is weer actief op het kraakfront. Op 12 januari kraakt ze een pand op de Brouwersgracht. Een paar dagen later moet de AAP echter door krakers van de Aktiegroep Nieuwmarkt ontzet worden wanneer er een knokploeg van de eigenaar verschijnt. De kraakactie blijkt slecht voorbereid. De eigenaar kan aantonen dat hij in het leegstaande pand reeds met de renovatie is begonnen. Behalve het initiatief van het Komitee van Woningzoekenden is deze mislukte en slecht geco�rdineerde kraakactie een van de redenen voor de pas gevormde werkgroep om een regelmatig overleg te organiseren. Aan de eerste bijeenkomst op 22 januari nemen de volgende groepen deel: de Aktiegroep Nieuwmarkt, De Sterke Arm, de AAP (werkgroep huisvesting), de aan de SP gelieerde buurtgroepen van het Komitee van Woningzoekenden, het Buurtkomitee Hemelrijk (rond de slooppanden van het dagblad Het Vrije Volk aan het Hekelveld) en het jac, alwaar ook vergaderd wordt. Doelstelling van de Werkgroep Leegstand is 'om kraakacties in heel Amsterdam te stimuleren' en 'de kraker uit zijn isolement te halen'; dit alles natuurlijk wel in overleg en samenwerking met de actiegroepen in de verschillende buurten. Verder ontstaat het idee voor een apart krakersbulletin om onderling ervaringen uit te kunnen wisselen en kondigt de AAP aan zo snel mogelijk een nieuw concept van de handleiding voor krakers aan de Werkgroep voor te leggen.

De Werkgroep Leegstand wordt enkele weken later omgevormd tot de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand. Ook de Kraakpandendienst en enkele in de stad verspreide kraakpanden en actiegroepen hebben zich er inmiddels bij aangesloten. De eerste gezamenlijke kraakactie vindt plaats op 17 februari, als het voormalige restaurant het Brouwerswapen op het Rembrandtplein gekraakt wordt. Dit pand, eigendom van een Britse belegger, staat leeg in afwachting van de sloop. Aan de gevel verschijnt een spandoek dat enkele jaren bij een lid van de AAP in de kast heeft gelegen en gebruikt is bij de (kabouter )herkraak van de Tabak-panden op de Nieuwezijds Voorburgwal in december 1972: 'Woningnood is crimineel, leegstand is misdadig.' De toestand van het pand is zo miserabel dat slechts enkele kamers te gebruiken zijn. Met in het achterhoofd het dreigende verlies van de gemeenschappelijke ruimtes in de Nieuwmarktbuurt is het ook de bedoeling in het pand opnieuw een 'sociaal actiecentrum' te vestigen. Begin april laat het Wijkcentrum d'Oude Stadt weten in de toekomst het Brouwerswapen als nieuw onderkomen te willen gebruiken. Het lukt echter niet genoeg mensen bij het pand te betrekken om de herstelwerkzaamheden succesvol te kunnen aanpakken.

Tot aan de zomer van 1975 wordt door de bij het overleg betrokken groepen een aantal keren gezamenlijk actie gevoerd, waarvoor nu eens de ene dan weer de andere groep het initiatief neemt. Een van die acties was de kraak van de 'oude Melkfabriek' in de Eerste Jan Steenstraat in de Pijp. De Melkfabriek zal tot aan de sloop, zo'n twee jaar lang fungeren als een alternatief jongerencentrum. Een ander initiatief dat in het voorjaar uit het overleg van de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand voortkomt, is de Bakfietsenco�peratie. In verschillende buurten kunnen tegen een geringe vergoeding bakfietsen gehuurd worden, onder andere voor de bij kraakacties benodigde huisraad.


21 juni 1975, kraakactie in de Driekoningenstraat op een door de alternatieve hulpverlening en de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand georganiseerde kraakdag.

Drie van de groepen uit het actiegroepenoverleg werken met een vast spreekuur waar potenti�le krakers zich kunnen aanmelden. Het al enige tijd draaiende spreekuur van de Kraakpandendienst specialiseert zich steeds meer in het kraken voor jongeren die met de hulpverlening in aanraking komen. Her en der in de stad kraakt en begeleidt de Kraakpandendienst een aantal panden die vol zitten met wegloopjongeren, junkies, zwervers en mensen met allerlei psychische problemen. Potenti�le actievoerders kunnen terecht bij de distributiegroep van de Aktiegroep Nieuwmarkt en het kraakspreekuur van de AAP.

In de Nieuwmarktbuurt houdt de distributiegroep zich vooral bezig met de herhuisvesting van de krakers die door ontruimingen op straat zijn komen te staan. Een groot deel van deze krakers vindt onderdak in enkele grote panden in een van sloop gevrijwaard deel van de Nieuwmarktbuurt aan de Zwanenburgwal, de Groenburgwal en in de Verversstraat. Ook deze panden zijn in handen van Britse beleggers, maar zullen later aangekocht worden door de gemeente en bestemd worden voor de zittende bewoners. Naarmate de mogelijkheden om te kraken in de buurt zelf uitgeput raken, worden in steeds grotere cirkels om de buurt heen leegstaande panden gezocht en gevonden. Uiteindelijk weet de distributiegroep voor ongeveer tweederde van alle krakers vervangende woonruimte te vinden. De distributiegroep gaat tijdens deze operatie langzamerhand over in de kraakgroep van de Aktiegroep Nieuwmarkt. Na wat omzwervingen komt het spreekuur van de kraakgroep na de zomer van '75 terecht in koffiebar Roodmerk in de Bethani�nstraat. Roodmerk bestaat sinds 1970 als een ontmoetings en vergaderruimte van allerlei linkse en anarchistische groepen die in de eerste helft van de jaren zeventig van zich deden spreken. Het kraakspreekuur neemt in Roodmerk onder andere de plaats in van de Lastige Amsterdammer en de Bedrijfsgroep Amsterdam (BGA). Deze laatste groep bestond uit studenten die vonden dat ze de arbeiders bewuster konden maken door zelf in de bedrijven te gaan werken. Alleen de anarchistische Vrije Socialisten houden de krakers nog enkele jaren gezelschap.

Nog een vast aanloopadres voor actieve krakers is te vinden in de Staatsliedenbuurt. Hier begint de Werkgroep Huisvesting van de AAP in januari 1975 een wekelijks kraakspreekuur in een netjes gehuurde ruimte in de Van Hogendorpstraat. Het is opmerkelijk dat men zich juist in deze buurt vestigt. De drie kernleden van de Werkgroep wonen namelijk zelf in andere saneringsbuurten: Cok Oostveen in de Pijp, Henk van der Kleij in de Kinkerbuurt en Theo van der Giessen in de Jordaan. De binding van de AAP met de buurt is aanvankelijk dan ook van een geheel andere orde dan die van de krakers in de Nieuwmarktbuurt. Voor de AAP vormt de Staatsliedenbuurt in eerste instantie een uitvalsbasis voor meer stedelijk gerichte kraakactiviteiten. De betrokkenheid bij het wel en wee van de buurt zal pas later ontstaan en vormt in zekere zin een afgeleide van de oorspronkelijk stedelijke intenties van de AAP. Deze ontwikkeling van stedelijke naar buurtactiviteiten is tegengesteld aan die van de Aktiegroep Nieuwmarkt, waarvoor de trek uit de buurt naar de stad voornamelijk uit nood geboren is. De oorsprong van de kraakgroep in de Staatsliedenbuurt als een actiegroep die de hele stad als haar werkterrein beschouwt, zal later het verloop van de geschiedenis van de kraakbeweging op een aantal cruciale momenten be�nvloeden.

Dat juist de Staatsliedenbuurt wordt uitgekozen als uitvalsbasis, heeft behalve met wat persoonlijke contacten van de aap, vooral te maken met het feit dat in deze negentiende-eeuwse saneringsbuurt in de eerste helft van de jaren zeventig geen onafhankelijke buurtactiegroepen ontstaan zijn, zoals bijna overal elders. Anders dan in de overige buurten is er dan ook geen groep die een poging doet om het 'wild-kraken' van allerlei slooppanden enigzins te reguleren. Eind 1973 was de buurt opgeschrikt door een uitslaande brand in een gekraakt slooppand, waarbij een dode en twee zwaargewonden vielen. Met deze brand nog vers in het geheugen, wordt de komst van de AAP door de autochtone buurtbewoners met argusogen bekeken.

Op het spreekuur van de AAP kan men uit de hele stad terecht voor hulp bij het kraken of om zich in te schrijven als woningzoekende. De procedure rond de inschrijving wordt grotendeels gekopieerd van de distributiegroep. Alle potenti�le krakers moeten een formulier invullen waarop onder andere weer de vraag voorkomt of men 'actief' is of denkt te zullen worden. Er worden lijsten aangelegd waaruit de krakers van de AAP kunnen putten bij door hen ondernomen kraakacties. Een van de eerste acties is de herkraak op 7 maart van de panden op de hoek van de Van Hogendorp- en Van Limburg Stirumstraat, die in november 1973 voor de eerste keer bezet werden tijdens het offensief van de Holding. Het blok staat inmiddels vier jaar leeg. In september 1975 wordt in de Staatsliedenbuurt een dichtgespijkerd pand gekraakt door een groep die voornamelijk bestaat uit ontruimde krakers uit de Nieuwmarktbuurt. Al snel na de kraak begint men hier een tweede kraakspreekuur dat zich speciaal zal richten op het onderbrengen van woongroepen in de buurt.

De aanstaande kraker hoeft niet om hulp en begeleiding bij de verschillende kraakspreekuren aan te kloppen, maar kan ook zelf aan de slag. Na maanden van voorbereiding brengen de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand in het najaar van 1975 de langverwachte Handleiding voor krakers uit. Het is een licht aangepaste en uitgebreide versie van het een jaar eerder door de AAP uitgegeven Hulp bij het kraken. Als om de oorsprong van de handleiding nog eens te onderstrepen prijken op de voorkant een foto van het verzet van Aktie'70 in de Leidsestraat op de Nationale Kraakdag van 5 mei 1970 alsmede een foto van het pand op Singel 52, dat in 1970 door de gemeente aan Aktie'70 ter beschikking was gesteld voor jongerenhuisvesting. 'Voor mensen die het beu zijn en het recht in eigen handen willen nemen' wordt in de handleiding het kraken met de volgende redenen gerechtvaardigd:

- omdat wonen een recht is en omdat woningzoekenden belemmerd worden dat recht te krijgen; - omdat het aanbod van woningen (bewust?) kleiner wordt gehouden dan de vraag; - omdat het beleid van de Dienst Herhuisvesting faalt (o.a. door idiote beperkingen zoals een leeftijdsgrens van 25 jaar); - omdat vanuit de gedachte van het kapitaal de goedkopere volksbuurten plat moeten; - omdat woningen met betaalbare huren niet rendabel zijn; - omdat mensen met weinig geld de dupe zijn; - omdat het gemeentebeleid overeenkomt met deze gedachte, want veel mensen moeten de stad uit voor het mooie city-plan.'

Met de verzelfstandiging van het kraakgroepenoverleg wordt in Amsterdam het kraken losgeweekt uit de bestaande buurtactiestrijd. Het kraken wordt beschouwd als een op zichzelf staand politiek issue, waarvoor een aparte organisatie noodzakelijk is. Het is dan ook niet de specifieke strijd in de buurten, maar de algemene bedreiging van de Anti-Kraakwet waaromheen de kraakbeweging zich uiteindelijk formeert. In het najaar van 1975 wordt duidelijk dat deze wet in het voorjaar van 1976 door de Tweede Kamer behandeld zal worden. Onder het motto 'Kraak de Anti-Kraakwet' wordt op 31 oktober 1975 in Roodmerk het kraakgroepenoverleg voortgezet met de eerste stedelijke actievergadering tegen de Anti-Kraakwet. Met dit initiatief sluit men aan bij de alternatieve hulpverlening en aan de kerken gelieerde groepen, die met het oog op de behandeling in de Tweede Kamer hun protesten tegen de Anti-Kraakwet nieuw leven ingeblazen hebben. Vanuit deze hoek wordt door de Kraakbond in Utrecht het initiatief genomen voor het eerste 'Landelijk Kraakoverleg' op 29 november 1975.

Na tien jaar openlijke acties betreedt de kraakbeweging als zelfstandige sociale beweging het toneel. In haar bagage komen de ervaringen van twee generaties krakers samende eerste uit de jaren zestig en begin van de jaren zeventig, de tweede medio jaren zeventig. Deze ervaringen zullen een blijvend stempel drukken op de ontwikkelingen in de volgende jaren. Nieuwe generaties krakers zullen voortborduren op de basis die in de eerste tien jaar gelegd is. Sterker nog, in feite is maar weinig wat de kraakbeweging later kenmerkt niet al door de eerste twee generaties uitgeprobeerd.

Een belangrijk onderscheid ten opzichte van de eerste periode is evenwel de massaliteit waarmee de krakers in het vervolg de woningnood en de leegstand te lijf zullen gaan. Ging het in de jaren zestig om enige tientallen, bij de kabouters en Aktie'70 om honderden en bij het verzet rond de Nieuwmarkt om enige duizenden krakers en sympathisanten, in het verdere verloop van de jaren zeventig en tachtig zullen bij de kraakbeweging vele tienduizenden jongeren in het hele land betrokken raken. Deze massale toestroom cre�ert niet alleen mogelijkheden waarvan de eerste twee generaties slechts konden dromen, maar ook een aantal onvoorziene moeilijkheden, waarvoor binnen de organisatie een oplossing gevonden moet worden.


Noten [3] Wij blijven hier wonen

1. '...De beste aktiegroep ter wereld...', Wijkcentrum d'Oude Stadt, 1984, blz 11.

2. Aan het woord is J. Lepelaers, lid van de Sectie, in '... De beste aktiegroep ter wereld...', Wijkcentrum d'Oude Stadt, 1984, blz 31.

3. Zie een gesprek met krakers uit de Nieuwmarktbuurt in De Groene Amsterdammer 16-7-1975.

4. V��r de ontruimingen van de kraakpanden boven het metrotrac� zal de CPN het buurtverzet nog een keer dwarszitten met de oprichting in november 1974 van het Comit� vervangende Woonruimte en Herstel Nieuwmarktbuurt.

5. Zie interview met Hein Bijnen, voormalig kabouterraadslid en vanaf 1978 voorzitter van Wijkcentrum d'Oude Stadt, in '...De beste aktiegroep ter wereld...', blz 56.

6. In totaal trekken er in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig 420.000 Amsterdammers de stad uit.

7. Zie het onderzoek waaraan door de Aktiegroep Nieuwmarkt is meegewerkt, in Wonen TA/BK van oktober 1974.

8. Max Lewin richtte in de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 de partij Nieuw Rechts op. Hij was tevens verbonden met 'Groep 7'. Deze groepering was in het voorjaar van 1970 verantwoordelijk voor een korte ontvoering van Roel van Duijn. Tevens poogde de groep via allerlei intimidatiemethoden de kabouters van kraakacties te weerhouden. Men ageerde vooral tegen de Nationale Kraakdag op 5 mei 1970. In pamfletten werden de kabouters gewaarschuwd om de vijfde mei niet 'om te buigen voor andere doeleinden' dan voor de herdenking van de bevrijding van het nazidom. Ook kondigde Max Lewin aan om tegen de acties op de Nationale Kraakdag, een 'burgerwacht' te zullen vormen. Toen het Roel van Duijn duidelijk werd dat zich onder de verdachten van de verijdelde bomaanslag in de Bijlmer zich ook een van zijn voormalige ontvoerders bevond, verzocht hij de officier van justitie alsnog een strafvervolging tegen hem in te stellen.

9. Zie NRC Handelsblad en de Volkskrant van 19 en 20 maart 1975.

10. Aanvankelijk is Riethof tegen de metro-aanleg door de Nieuwmarktbuurt, maar eenmaal wethouder draait hij bij en steunt de rest van het college. Zijn uiteindelijke ommezwaai tegen de metroaanleg onder de Nieuwmarktbuurt wordt door niemand meer begrepen.

11. '...De beste aktiegroep ter wereld...', blz 50.

12. Na de tweede serie ontruimingen wordt het dagblad enkele weken voortgezet als Nieuwmarkt Weekblad.

13. Uit de puinhopen die de KEN achterlaat komt in 1972 de Socialistische Partij voort.

14. Vrij Nederland, 6 april 1974.

15. Begin 1973 reisde Han Lammers persoonlijk naar Londen om voor de verzamelde beleggers een wervend praatje over Amsterdam te houden. Zie bijvoorbeeld de vragen die Huib Riethof (PSP) hierover in de gemeenteraad stelde op 1 maart 1974.

16. Vrij Nederland, 6 april 1974.

17. Zie de verklaring van de voorzitter van de Projektgroep Nieuwmarkt, Van Stijgeren, in Het Parool van 20 november 1974.

18. In december 1975 doet 'De Zwarte Tulp' opnieuw een 'oproep tot georganiseerd verzet'. Nu neemt de anonieme groep het op voor de zojuist tot aftreden gedwongen wethouder Roel van Duijn. Net als Lammers, die tegelijkertijd aftreedt, krijgt Van Duijn alsnog de rekening gepresenteerd voor de bestuurschaos rond de metrobesluiten. Een 'oproep tot verstoring van de openbare orde', gedaan in oktober 1982 naar aanleiding van een bezoek van koningin Beatrix aan Amsterdam, is rechtstreeks ge�nspireerd op de oproepen van De Zwarte Tulp uit '74 en '75. De bij het Leidse Bosje verzamelde demonstranten werden toen 'preventief' ingesloten en afgevoerd.

19. Bij het Gezamenlijke Aktiegroepenoverleg zijn zo'n 50 zichzelf respecterende buurt- en aktiegroepen en de met hen sympathiserende politieke en/of culturele groeperingen aangesloten. Uit het Gezamenlijke Aktiegroepenoverleg komt ook het 'Comit� Red Amsterdam, begin bij de Nieuwmarkt' voort. In februari en maart '75 organiseert dit comit� twee demonstraties die elke keer zo'n 5000 mensen op de been brengen.

20. In 1972 is er al een concentratie krakers uit Suriname ontstaan in de Transvaalbuurt. Door tussenkomst van het Werkverband Huisvestingsnood van de Raad van Kerken worden ze niet ontruimd.


[4] Een voet tussen de deur

In de tweede helft van de jaren zeventig begint de kraakbeweging aan een onstuitbare opmars, die in 1980 zal leiden tot een ongekende protestexplosie die het kraken in het middelpunt van de politieke en publieke belangstelling plaatst. In dit hoofdstuk volgen we hoe de kraakbeweging uitgroeit van een handjevol kraakgroepen tot een sociale beweging die niet alleen heel Nederland in beroering brengt, maar ook over de grenzen haar invloed zal doen gelden.

De kraakbeweging is niet opgericht, noch bestaat er een eenduidig beginpunt. Wanneer in het najaar van 1975 de voorbereidingen van het protest tegen de Anti-Kraakwet van de grond komen, ontstaat echter een vastomlijnde interne structuur en onderlinge organisatievorm. Het hart van de organisatie wordt gevormd door de onafhankelijke kraakgroepen. Amsterdam kent als enige stad in het land kraakgroepen die per buurt georganiseerd zijn, en ontwikkelt hiervoor een apart stedelijk overleg. Vanaf november 1975 ontmoeten de kraakgroepen in het land elkaar eens per maand met het oog op de gemeenschappelijke belangen die met de Anti-Kraakwet op het spel staan. De behandeling in de Tweede Kamer staat voor mei 1976 op de agenda. Behalve de eerder besproken groepen in Amsterdam, Utrecht, Haarlem en Den Haag nemen eind '75, begin '76 ook de meeste andere kraakgroepen deel aan het landelijk overleg. In Den Bosch wordt begin '76 een kraakgroep opgericht, een verlengstuk van de Werkgroep Kamerbewoners, die daar in 1973 was opgezet. Maastricht kent sinds de zomer van 1975 een aantal kraakpanden die zich hebben verenigd in een eigen Kraakbond. Ook het Bredaas Kamer Kollektief houdt zich al enige tijd met kraken bezig. Hetzelfde geldt voor Hilversum, waar vanaf het begin van de jaren zeventig de 'Aktiegroep Pimpelmees' actief is in de strijd tegen leegstand.

Zonder uitzondering zijn alle kraakgroepen buiten Amsterdam opgezet vanuit de alternatieve (jeugd)hulpverlening van het JAC en/of Release. De mate waarin ze begin 1976 nog verbonden zijn met deze organisaties varieert van stad tot stad. Zo zijn in Utrecht en later in Den Haag professionele hulpverleners specifiek vrijgemaakt voor het kraken. In andere steden doen de hulpverleners het erbij. Bijna overal zorgt de hulpverlening voor logistieke en financi�le ondersteuning.

De groep die zich het meest onafhankelijk heeft gemaakt van de hulpverlening is het Bredaas Kamer Kollektief (BKK). Niet voor niets is het BKK ook meteen de radicaalste van alle deelnemende groepen. Het heeft een eigen blad - De Billen Bloot - en houdt een wekelijks spreekuur. Verder geeft het een brochure uit, waarin een breed scala aan 'aktiemogelijkheden' tegen 'huisbazen, politici, overheidsdienaren en andere vijanden' gesuggereerd wordt.1 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen daadwerkelijke vernieling en psychologische oorlogsvoering. Onder de eerste categorie valt het vernielen en in brand steken van onder andere priv�-auto's en woonhuizen. Een 'gekmakende psychische uitwerking' wordt verwacht van het misbruiken van de eer en goede naam van de vijand. Zo kun je in naam van de vijand telegrammen versturen, advertenties plaatsen, abonnementen nemen, bloemstukken laten afleveren, eten bestellen, tafels reserveren in restaurants, spullen bestellen bij postorderbedrijven et cetera et cetera. Tot slot wordt de kraakactie in overweging gegeven.

Breda vormt echter een uitzondering. Waar de van overheidswege gesubsidieerde alternatieve hulpverlening nog een stevige greep heeft op de diverse kraakgroepen, is van deze radicale methodes geen sprake. Ook het landelijk overleg, waarachter het JAC en Release de drijvende krachten zijn, is er in de eerste plaats op gericht om op een redelijke wijze de behoefte aan jongerenhuisvesting en de belangen van de krakers onder de aandacht te brengen.

Om tegenwicht te bieden aan de informatie die minister van Justitie Van Agt in het kader van de Anti-Kraakwet toestuurt aan de Tweede Kamer, wordt door Release een onderzoek ingesteld naar de aantallen krakers in Nederland. De minister komt op basis van informatie van de lokale politiekorpsen net als in 1973 niet verder dan de 'globale indruk' dat het slechts om een paar honderd mensen gaat. Hoewel ook het onderzoek van Release niet gebaseerd kan zijn op exacte gegevens - het kraakvolk laat zich nu eenmaal niet zo gemakkelijk in kaart brengen - schat zij dat er in mei 1976 in Amsterdam zevenhonderd kraakpanden zijn met zo'n vijfduizend bewoners.2 Wanneer we ervan uitgaan dat de kraakbeweging organisatorisch gezien in 1976 nog in de kinderschoenen staat, kan uit deze aantallen worden geconcludeerd dat het gros van de krakers niet georganiseerd is, maar in kleine zelfstandige groepen, soms onder begeleiding van de hulpverlening, het hoofd boven water probeert te houden. De Kraakbond in Utrecht had medio 1975 een eigen onderzoek gedaan en kwam toen uit op 300 tot 600 kraakpanden in Utrecht met rond de 2500 bewoners. Een goede derde is volgens het Release-onderzoek Haarlem, met 300 panden en 1500 bewoners. De Haarlemse cijfers zijn wat aan de hoge kant, maar dat is te verklaren uit het feit dat Release in Haarlem een belangrijke basis heeft en er de centrale kraakgroep vormt. Tussen 1970 en 1975 heeft ze naar eigen zeggen meegedaan aan 235 kraakacties; het grootste gedeelte hiervan is echter in 1976 al weer ontruimd. In alle andere steden zijn volgens de schattingen van Release in totaal ongeveer 60 kraakpanden met een kleine 300 bewoners. Deze schatting is echter weer veel te laag. Alleen al uit politiegegevens over ontruimde kraakpanden blijkt een structureel groter aantal.3 Verder is in het Release-onderzoek een aantal steden over het hoofd gezien, waar wel degelijk gekraakt werd. Al met al komt Release uit op een totaal van 9273 krakers in Nederland. Zelfs nadat we de cijfers hier en daar wat bijgesteld hebben, is dit een getal dat op het moment van onderzoek in mei 1976 niet ver van de werkelijkheid af zal hebben gelegen. Behalve de genoemde totalen geeft de inventarisatie van Release ook een inzicht in de getalsmatige verhoudingen tussen de diverse kraaksteden. Amsterdam alleen herbergt net zoveel krakers als de rest van het land gezamenlijk. In de toekomst zal deze verhouding zich niet noemenswaardig wijzigen.

25 maart 1976, Haagse krakers verlaten na enkele weken het landgoed Clingendael.

Niet alleen door de aantallen is de situatie in Amsterdam wezenlijk anders dan in de rest van het land. De alternatieve hulpverlening is nooit in staat geweest er hetzelfde stempel op het kraken te drukken als elders. De twee eind 1975 bestaande buurtkraakgroepen in de Nieuwmarkt- en in de Staatsliedenbuurt opereren geheel onafhankelijk. Wel wordt er tijdens de voorbereidingen van de protesten tegen de Anti-Kraakwet zoveel mogelijk samengewerkt met het jac en de Kraakpandendienst. Vooral de laatste vormt samen met de kraakgroepen uit de Nieuwmarkt- en de Staatsliedenbuurt de spil van het Amsterdamse stedelijke krakersoverleg. Als om de opkomst van een nieuwe beweging te onderstrepen veranderen beide kraakgroepen van naam: de Aktiegroep Nieuwmarkt verdwijnt uit beeld en leeft voort als de Kraakgroep Nieuwmarkt en de Werkgroep Huisvesting van de AAP wordt via Woongroep AAP omgedoopt in Woongroep Staatsliedenbuurt. Naast deze drie groepen met een eigen op het kraken gerichte organisatie wordt het Amsterdamse kraakgroepenoverleg in de aanloop naar het Anti-Kraakwetdebat gecomplementeerd door het Werkverband Huisvestingsnood, de Bond voor Vrijheidsrechten, de Wetswinkel voor juridisch advies en vertegenwoordigers van diverse in de stad verspreide kraakpanden uit onder andere de Pijp, waar sinds oktober 1975 de buurtgroep in het sloopblok Govert Flinckstraat 15-53 aan de weg timmert, en de Grachtengordel, die sinds maart 1976 een eigen krakersenclave kent in een blok huizen op de hoek van Singel 46 en de Roomolenstraat. Afwisselend wordt er vergaderd in Roodmerk en bij de Kraakpandendienst.

Mei 1976, affiche van de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand.

In de aanloop naar de behandeling van de Anti-Kraakwet in de Tweede Kamer op 18 mei neemt het landelijk overleg het initiatief voor een gemeenschappelijk affiche en een brochure tegen de Anti-Kraakwet - Nood kraakt wet - waarin ook een kraakhandleiding is opgenomen. Verder zet het landelijk overleg enkele demonstraties op het Binnenhof op stapel. Amsterdam organiseert een eigen actieweek tegen de Anti-Kraakwet. Op 14 mei 1976 vindt een kortstondige protestkraak plaats van de melkfabriek op de Overtoom. Ook wordt die dag de Kleine Komedie aan de Amstel gekraakt. Tijdens een afsluitende manifestatie van de dag op het Rembrandtpleinvoor het gekraakte Brouwerswapenpresenteren de krakers zich voor het eerst gezamenlijk als 'De Amsterdamse Kraakgroepen'. Daags voor de parlementaire behandeling van de Anti-Kraakwet wordt door een groep van rond de twintig krakers het dicht bij de Staatsliedenbuurt gelegen kantoor van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH) bezet. Het GDH heeft de taak om de immer aanzwellende aantallen urgente woningzoekenden aan een woning te helpen. De krakers hebben het vooral gemunt op de afdeling ontruimingen. Er worden stapels dossiers mee de straat op genomen en aldaar in brand gestoken. De actie wordt geclaimd door de 'ATO' (Aktiegroep Tegen Ontruimingen van illegale bewoners).

De Anti-Kraakwet is onlosmakelijk verbonden met de KVP-voorman Dries van Agt. Na Han Lammers vinden de krakers in Van Agt het volgende symbool van de heersende orde, tegen wie de strijd wordt aangegaan. De botsing tussen krakers en de CPN eind jaren zestig, begin jaren zeventig speelde zich af tegen de achtergrond van een herijking van de traditionele tegenstelling tussen kapitaal en arbeid en een hieruit volgend afscheid van het proletariaat als motor achter maatschappelijke verandering. Dit conflict werd beslecht in het voordeel van jongeren en studenten, die heel andere normen en waarden centraal stelden dan materi�le voorspoed en gezagsgetrouwheid. In het conflict tussen de krakers en de PvdA'er Han Lammers rond de metroaanleg in de Nieuwmarktbuurt vormde de zeggenschap over de directe leefruimte de inzet. Hier stond het respect voor de individuele keuzes van bewoners op het spel. In de strijd die Van Agt met de krakers aanbindt, draait het om de in de jaren zestig ontstane breuk met de traditionele normen en waarden. De constante en toenemende aantrekkingskracht die het kraken op jongeren uitoefent, is een signaal dat de in de jaren zestig op drift geraakte samenleving nog lang niet tot rust gekomen is. De Anti-Kraakwet past in Van Agts restauratiepogingen, die onder het mom van een 'ethisch reveil' aloude (roomse) normen en waarden in de samenleving moeten terugbrengen.

Wat je ook van de Anti-Kraakwet kunt zeggen, hij is er in de laatste plaats voor bedoeld om aan de behoefte van honderdduizenden woningzoekenden tegemoet te komen. Vanaf de jaren zestig zijn er enkele ontwikkelingen gaande die de enorme woningvraag in gang hebben gezet. In de eerste plaats de massale toestroom van naoorlogse jongeren. Gingen ze nu maar, zoals vroeger, netjes vanuit het ouderlijk huis trouwen om een gezin te stichten, dan was deze toevloed misschien nog in goede banen te leiden. Het probleem is echter dat jongeren steeds vaker en steeds langer een periode van zelfstandigheid claimen, waarin het leven in al zijn facetten uitgeprobeerd kan worden. Komen ze er uiteindelijk wel toe om zich samen met een partner te nestelen, dan ligt het gevaar van echtscheiding op de loer. Medio jaren zeventig strandt al 25% van de gesloten huwelijken, wat een substanti�le vraag naar extra woningen oproept. Kortom, de grote woningnood hangt voor een belangrijk deel samen met ontwikkelingen die het verval van het gezin als hoeksteen van de samenleving hebben ingeluid. Krakers vormen de meest uitgesproken representanten van deze ontwikkelingen op de woningmarkt.

Van Agt is erop gebeten om de wet na jarenlang oponthoud door de Kamer te krijgen, ondanks vele protesten van hulpverlenende instanties en kerkelijke organisaties. Hij heeft echter te maken met een onwillige Tweede-Kamerfractie van coalitiepartner PvdA. Om de wet dan maar met steun van de VVD aangenomen te krijgen, moeten in eigen confessionele kring alle zeilen worden bijgezet. De steun van oppositiepartij CHU is onontbeerlijk. Maar ook deze parij heeft grote bezwaren tegen het wetsvoorstel. Pas door het inzetten van een instrument dat is bedacht om de afkalving van de machtsbasis van kerkelijk Nederland een halt toe te roepen, lukt het om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Op de dag van de behandeling van de Anti-Kraakwet, 18 mei 1976, houden de drie confessionele partijen (KVP, ARP, en CHU) hun eerste gemeenschappelijke fractieberaad in het kader van de totstandkoming van het CDA.

En alsof de duvel ermee speelt, op dezelfde dag dat de Anti-Kraakwet in de Tweede Kamer behandeld wordt, probeert Van Agt eigenmachtig om de abortuskliniek Bloemenhove in Heemstede te sluiten. Dit is tegen het zere been van de PvdA. Honderden vrouwen bezetten dagenlang de kliniek om hernieuwde pogingen te voorkomen. De bezetting van Bloemenhove luidt de radicalisering in van de begin jaren zeventig met groepen als Dolle Mina en Man-Vrouw-Maatschappij opgekomen vrouwenbeweging.

De kraakbeweging laat zich door de tegenslag van de goedkeuring van de Anti-Kraakwet in de Tweede Kamer niet uit het veld slaan. Onder het motto 'wet of geen wet, het kraken gaat door!' worden de acties onverminderd voortgezet. Er worden in de gekraakte Kleine Komedie enkele manifestaties tegen de Anti-Kraakwet gehouden. Er is een optreden van Freek de Jonge en Bram Vermeulen van Neerlands Hoop en op 4 en 5 juni wordt er een Krakersfestival georganiseerd, met debatten en veel toneel 'met eigen stukjes uit kraakpanden'.

Op eerste pinksterdag 6 juni vertrekken twee bussen uit Amsterdam met een uitgelaten gezelschap krakers. Brood mee, gitaren mee, honden en kinderen ingeladen en vrolijk zingend gaat het richting Groesbeek, waar een bezoekje aan de villa van Van Agt op het programma staat. 'We wilden de riante woning van Van Agt hier en daar dichtspijkeren en dichtplakken om te laten zien hoe belachelijk het eigenlijk is om goede woningen dicht te spijkeren en leeg te laten staan,' aldus achteraf een verklaring van de gezamenlijke kraakgroepen. Die verklaring was nodig omdat het hele uitstapje nogal uit de hand is gelopen. De spijkeractie beperkt zich niet alleen tot deuren en ramen, ook autobanden moeten het ontgelden. Tevens worden er leuzen gekalkt en verfzakjes tegen de gevel gegooid. In de pers verschijnen berichten dat er voor f 10.000,- schade is aangericht, maar dat is volgens de krakers schromelijk overdreven. De schade was weliswaar niet zo bedoeld, maar men 'is er niet verdrietig over'.

De autoriteiten denken daar duidelijk anders over. Op de terugweg worden de bussen bij Arnhem van de snelweg geplukt en regelrecht naar de binnenplaats van het lokale hoofdbureau gedirigeerd. Aldaar aangekomen beklimmen de actievoerders de daken van de bussen en beginnen een vrolijke samenzang. Maar de stemming slaat al snel om. Iedereen wordt hardhandig de bussen uit gedreven, gefouilleerd en vastgezet. Urenlange ondervragingen volgen, de kinderen worden apart verhoord. Laat in de avond worden de meesten vrijgelaten; elf mensen blijven achter op beschuldiging van openlijke geweldpleging. Later in de week blijven er acht van hen over: de acht van Van Agt. Ze worden verspreid over het land in diverse huizen van bewaring opgesloten. In dit soort gevallen wordt onmiddellijk een arrestantengroep gevormd. Deze heeft handenvol werk om iedereen de gewenste advocaat te bezorgen en pakketten met schone kleren, leesvoer en versnaperingen af te leveren. Plaatselijke kraakgroepen proberen buiten de muren de arrestanten zo goed en zo kwaad als het gaat een hart onder de riem te steken, een fenomeen dat later 'lawaaidemo' zal heten. Bijna twee weken na de actie komen ze weer vrij.

Ondanks het feit dat Release-Den Haag zich openlijk distantieert van de actie bij Van Agt, zorgen de ervaring rond het pinksteruitstapje en de nawee�n met de arrestanten ervoor dat de banden tussen de krakers onderling flink verstevigd worden. En dat is nooit weg voor een beweging die klaarstaat om het politieke toneel te bestormen. De actie die de aanleiding vormde, doet er op zo'n moment niet veel meer toe. En dat is in dit geval maar goed ook, want uiteindelijk bleek dat het verkeerde huis onder handen was genomen. Van Agt woonde er al jaren niet meer.

E�n van de acht arrestanten was de al jaren voornamelijk in de Nieuwmarktbuurt actieve kraker Piet Veling, die in de kraakwereld als 'Rooie Pietje' door het leven gaat, vanwege zijn haar. Hij wordt net op tijd vrijgelaten om in het kraakpand waar hij woont de president van de Amsterdamse rechtbank, mr. Borgerhoff Mulder, te kunnen rondleiden. Het pand in kwestie is hetzelfde gebouw van de Amrobank aan de Nes dat in 1970 al door de Aktie Pandverbeuren gekraakt was. Tot aan de kraak in april 1976 heeft het opnieuw zes jaar leeggestaan. De Amrobank claimt vanwege een paar aanwezige archiefkasten het pand in gebruik te hebben en spant een kort geding aan tegen drie bewoners, van wie ze de namen heeft weten te achterhalen. De president van de rechtbank besluit zelf maar eens een kijkje te nemen, maar stelt niettemin de Amrobank in het gelijk. De drie bewoners moeten het pand verlaten. Dit leidt tot de merkwaardige situatie dat eind juni '76 de overige zeven bewoners toekijken hoe de drie door de politie op straat worden gezet. Het pand blijft vervolgens gewoon gekraakt. De Amro gaat meteen in hoger beroep en stelt dat de veroordeelden het pand hadden moeten verlaten 'met al de hunnen'. Deze eis wordt door het hof toegewezen.4

Met het principe dat uitzetting dient plaats te vinden 'met al het zijne en de zijnen' hebben huiseigenaren een effectief middel in handen gekregen om hun pand leeg te krijgen. Voorwaarde blijft echter dat de naam van een van de bewoners bekend is. Nog meer dan voorheen is het dus in het belang van de krakers om anoniem te blijven. Achternamen worden radicaal afgeschaft en de contacten met de buitenwereld nauwlettend in de gaten gehouden. Naarmate de bedreigingen van buiten toenemen, ontwikkelt zich rond het kraken hoe langer hoe meer een subcultuur waar niet alleen aparte normen en waarden gelden, maar die zich ook onderscheidt door een eigen infrastructuur. Begin oktober 1976 verschijnt in Amsterdam het eerste nummer van de Kraakkrant in een oplage van 250 exemplaren. Binnen een paar maanden stijgt de oplage naar 850. De redactie wordt gevormd door krakers uit de Nieuwmarkt- en de Staatsliedenbuurt. De Kraakkrant verschijnt om de twee � drie weken en wordt eerst gestencild bij de Kraakpandendienst en later in de kelders van Paradiso. In februari 1977 wordt door de Woongroep Staatsliedenbuurt een voormalig hotel aan het Haarlemmerplein 17 gekraakt. Op de benedenverdieping gaat korte tijd later het kraakcaf� De Vergulde Koevoet van start. In de Jodenbreestraat in de Nieuwmarktbuurt opent in oktober dat jaar kraakboekwinkel het Fort van Sjakoo zijn deuren. Hier kan men niet alleen terecht voor de nodige binnenlandse actielectuur, het Fort is tevens een distributiepunt voor informatie van buiten de grenzen.

In het kielzog van de kraakbeweging slaat ook de vrouwenbeweging haar slag. In de tweede helft van 1977 worden bijvoorbeeld in Groningen, Utrecht en Haarlem drie panden gekraakt met de bedoeling er blijf-van-mijn-lijfhuizen in te vestigen. In Amsterdam hadden vrouwen al in juni 1973, op de Nieuwe Herengracht, een eigen vrouwenhuis gekraakt. In alle gevallen worden de activiteiten van de vrouwen kort na de kraak gelegaliseerd.

In het najaar van 1977 is de dreigende komst van de Anti-Kraakwet voor de diverse kraakgroepen opnieuw een aanleiding om de contacten aan te halen. De wet is weliswaar aangenomen door de Tweede Kamer, maar de Eerste Kamer heeft de behandeling steeds uitgesteld in verband met de vele vragen die bij de senatoren gerezen zijn. Nu lijkt het erop dat begin 1978 de Eerste Kamer er toch een uitspraak over zal doen. Het landelijk overleg dat sinds de aanname van de wet in de Tweede Kamer in de versukkeling is geraakt, krijgt een nieuwe impuls. De meeste kraakgroepen in het land die eerder meededen, hebben zich inmiddels behoorlijk versterkt. Hiernaast zijn er de afgelopen anderhalf jaar grotere kraakgroepen ontstaan in Groningen (Krakerskollektief Groningen), Dordrecht (Bond van Dordtse Krakers) en Schiedam (Kraakbond). Sommige nieuwe groepen, zoals in Arnhem (Kraakgroep De Loper) en Eindhoven (Woningnoodkommitee), krijgen te maken met een anti-kraakartikel in de plaatselijke politieverordening, wat de mogelijkheden om panden te behouden behoorlijk beperkt. Kleinere kraakbonden ontstaan in Wageningen en Enschede (Kraakbond Twente). Ook voor alle nieuwe kraakgroepen geldt dat zij hun wortels hebben in de alternatieve jeugdhulpverlening en daar nog steeds in meer of mindere mate mee verbonden zijn.5 Hoewel in de overige (middel)grote steden nog nauwelijks sprake is van aparte, stedelijk georganiseerde kraakgroepen, begint ook daar het kraken op gang te komen.6 In Amsterdam krijgen de Woongroep Staatsliedenbuurt en de Kraakgroep Nieuwmarkt in het stedelijk overleg kraakgroepen (SOK) gezelschap van enkele andere buurten met eigen kraakspreekuren. In de Pijp heeft een aantal buurtgroepen die zich in verschillende gedeeltes van de buurt met kraken bezighouden, zich verenigd in Kraakgroep De Pijp. Op het moment dat de nieuwe acties tegen de Anti-Kraakwet op gang komen kan Kraakgroep De Pijp zich qua omvang meten met die in de Nieuwmarkt- en Staatsliedenbuurt. Ook in andere saneringsbuurten zijn aparte, zij het kleinere groepen ontstaan: de Haarlemmerbuurt, de Kinkerbuurt, de Jordaan, de Oosterparkbuurt en de Indische Buurt. De Grachtengordel ressorteert aanvankelijk onder het kraakspreekuur van de Nieuwmarktbuurt in Roodmerk. In het voorjaar van 1977 wordt echter een eigen spreekuur voor deze buurt opgericht op Singel 46. De contacten tussen de kraakgroepen in de Nieuwmarktbuurt en de Grachtengordel blijven desalniettemin zeer intensief. Dit komt niet in de laatste plaats doordat zowel in de Nieuwmarktbuurt en omgeving als in de Grachtengordel krakers zich richten op grotere bedrijfspanden. Bovendien wonen krakers in deze grote panden in de binnenstad voornamelijk in woongroepen en niet zoals in de sloopblokken afzonderlijk op een eigen etage. Krakers in de Grachtengordel en de Nieuwmarktbuurt hebben hierdoor meer met elkaar gemeenschappelijk dan met de groepen in de negentiende-eeuwse arbeidersbuurten.


Begin 1978, affiche van de Kraakpandendienst.

Mede onder druk van de dreigende invoering van de Anti-Kraakwet is er eind 1977, begin 1978 sprake van een nieuw kraakelan. Niet alleen neemt zowel op landelijk niveau als in Amsterdam zelf het onderlinge overleg toe, ook het aantal krakers groeit gestaag. Behalve de achterliggende woningnood en de dreigende Anti-Kraakwet is er nog een aantal andere factoren die de groei van de kraakbeweging in de kaart spelen. Zo klapt in 1978 de huizen- en kantorenmarkt in elkaar. In de hoop op betere tijden laten makelaars en huiseigenaren hun panden langer dan gebruikelijk leegstaan.

Niet onbelangrijk zijn verder de verbeterde materi�le randvoorwaarden, die voor krakers een enorme steun in de rug betekenen. Meer dan enige andere actievorm legt het kraken vrijwel volledig beslag op de tijd van de betrokken actievoerders, waardoor er vaak nauwelijk of geen tijd over is om in het levensonderhoud te voorzien. Het kraken houdt niet op bij het bezetten van een woning, dan begint het vaak pas. Als de krakers niet meteen te maken krijgen met een of andere ontruimingsdreiging, die hen ertoe dwingt zich te verdiepen in allerlei juridische procedures, dan moet het huis geschikt worden gemaakt voor bewoning.

Vervolgens is er de kraakgroep in de buurt, waar altijd wel wat gedaan kan worden: kraakspreekuur draaien, achter de bar van het kraakcaf� staan, stukjes schrijven voor de Kraakkrant, de maandelijkse bijdrage ophalen, notulen van vergaderingen schrijven en distribueren, de alarmlijst checken et cetera et cetera. Ertussendoor is er altijd wel ergens een kraakactie, waar hulp op prijs wordt gesteld.

Zeker niet voor iedereen is kraken een fulltime bezigheid. Degenen echter die in toenemende mate wel deze keuze maken, kunnen een beroep doen op de Algemene Bijstandswet. Deze in 1965 ingevoerde wet wordt in de loop der jaren ontdaan van haar bevoogdende trekken. Mede onder invloed van de sinds de oliecrisis van 1973 toegenomen werkloosheid wordt in juli 1974 door een verandering in het Besluit Landelijke Normering een hardheidsclausule aan de bijstandswet toegevoegd. Ten gevolge daarvan kun je aanspraak maken op een uitkering zonder dat je hele doopceel door het maatschappelijk werk wordt gelicht. Vanaf 1975 heeft iedereen vanaf zestien jaar zonder vaste inkomsten recht op een bijstandsuitkering. Deze bestaat dan echter nog uit een basisbedrag waarbovenop al naar gelang van de individuele omstandigheden aanvullingen gegeven kunnen worden, bijvoorbeeld voor de gemaakte woonkosten. Voor krakers, die over het algemeen niet door middel van een huurcontract kunnen aantonen dat ze re�le woonkosten hebben, is dat niet erg gunstig. Daar komt vanaf 1 januari 1978 verandering in. Afhankelijk van leeftijd gelden voor iedereen dezelfde all-inbedragen. Maar nog steeds is het zo dat je je woonkosten moet kunnen aantonen.

De Gemeentelijke Sociale Dienst in Amsterdam schiet degenen die in 'afwijkende woonvormen' leven te hulp en stelt aparte richtlijnen op.7 Krakers die een uitkering aanvragen, kunnen in het vervolg volstaan met een inschrijving in het bevolkingsregister. Vanzelfsprekend is het adres van inschrijving een ander dan het feitelijke woonadres. Deze uitbreiding van de rechten stelt velen in staat zich om te scholen tot fulltime kraker met een van overheidswege verstrekt basisloon.

Studenten, die van oudsher een belangrijk deel vormen van de actieve krakers, verkeren in een vergelijkbare positie. De jaren zestig en zeventig zijn de hoogtijdagen van 'de eeuwige student'. Voor beursstudenten bestaan ruime limieten voor de tijd die gebruikt kan worden om de studie af te ronden; een volledige beurs is net iets lager dan een uitkering. Het zijn ideale omstandigheden voor hen die zich korte of langere tijd in het kraken willen storten. Op de universiteiten zelf wordt trouwens het maatschappelijke engagement gestimuleerd. Op de sociale en politieke faculteiten krijgen studenten hiervoor jaarlijks automatisch studiepunten toegekend.

Een andere factor die bijdraagt aan de versterking van de kraakbeweging, is de toenemende steun vanuit allerlei maatschappelijke organisaties. De vaak bepalende rol van de alternatieve jeugdhulpverlening bij de totstandkoming en ondersteuning van kraakgroepen is al uitgebreid aan de orde geweest. Ook staat op de achtergrond inmiddels een klein legertje van advocaten en juridische begeleiders paraat om de krakers in conflicten met huiseigenaren, gemeente en politie bij te staan. Maar doorslaggevend voor het steeds breder wordende draagvlak van de kraakbeweging is toch wel de betrokkenheid van de Raad van Kerken.

Vanaf het begin van de jaren zeventig hebben verschillende kerkelijke organisaties het kraken verdedigd en soms zelfs aangemoedigd. De kroon op deze ontwikkeling wordt gezet wanneer de Raad van Kerken zijn nek uitsteekt en met zijn volle gewicht ageert tegen de voorgenomen Anti-Kraakwet. De daadwerkelijke betrokkenheid van de Raad van Kerken bij het kraken begint tijdens de juridische schermutselingen rond het gekraakte pand in de Nes in 1976. De contacten met de krakers verlopen via kraker en oud-Nieuwmarkt-activist Auke Bijlsma. Hij heeft ook een belangrijk aandeel in de totstandkoming van het rapport Kraken in Nederland waarmee de Raad zich direct tot de politiek in Den Haag wendt om de Eerste Kamer ervan te weerhouden de Anti-Kraakwet aan te nemen. Volgens de Raad van Kerken zal door de invoering van de Anti-Kraakwet de speculatieve leegstand toenemen, waardoor de woningnood alleen maar verergert. Verder werkt de voorgenomen verschuiving van het kraken van de civiel- naar de strafrechtelijke sfeer volgens de Raad criminalisering in de hand. Fijntjes wijst de Raad in dit verband op de ontwikkelingen in West-Duitsland, dat de afgelopen 'Duitse herfst' nog maar nauwelijks te boven is gekomen.8 Vanaf het moment dat daar het kraken opkwam in het begin van de jaren zeventig, heeft de politie er alles aan gedaan om het met grof geweld te bestrijden. En met succes, midden jaren zeventig is van kraken in Duitsland nagenoeg geen sprake meer. Wel duiken enkele voormalige krakers op in de Rote Armee Fraktion. Ze worden in verband gebracht met de gijzeling in de ambassade in Stockholm en met de moord op de Duitse bankier Ponto. Op grond hiervan worden kraakgroepen bestempeld tot een 'kriminelle Vereinigung'. 'Het harde politiegeweld tegen krakers heeft waarschijnlijk bijgedragen tot het terrorisme,' concludeert de Raad in zijn rapport.9 Tijdens het Landelijk Overleg Kraakgroepen (LOK) wordt afgesproken om op 14 januari 1978 een landelijke protestdag tegen de Anti-Kraakwet te organiseren in Amsterdam. Er staat een kraak gepland van een gebouw van de Amrobank op het Rokin. De actie is echter uitgelekt; het pand wordt die dag bewaakt door een peloton Mobiele Eenheid. Ruim een maand later is de herkansing. Het lok heeft 25 februari uitgeroepen tot de Tweede Nationale Kraakdag. Dit keer worden de kraakgroepen door het LOK opgeroepen om in eigen stad te kraken. In zestien steden vinden er die dag (kraak)acties plaats. In Amsterdam worden verschillende panden gekraakt: de 'Grote Wetering' aan de Weteringschans, het pand van de Amrobank op het Rokin waarvan de kraak eerder mislukt was, en drie panden van Hotel Krasnapolsky aan de Oudezijds Voorburgwal.

De gezamenlijke inzet tegen de Anti-Kraakwet werpt zijn vruchten af. De Raad van Kerken beveelt de landelijke politiek aan de Anti-Kraakwet te laten varen en het probleem van de woningnood aan te pakken door het bestrijden van de leegstand. Na een hoorzitting met de Raad van Kerken eind februari 1978 besluit de Eerste Kamer de Anti-Kraakwet niet in behandeling te nemen. Kort hierop komt de pvda, inmiddels weer in de oppositie, in de Tweede Kamer, met een voorstel voor een Leegstandwet. Hoewel het kabinet-Van Agt niet zover gaat de Anti-Kraakwet in te trekken, worden wel nieuwe voorstellen tegen de leegstand aangekondigd.

Amsterdam is de enige stad waar de op de Tweede Nationale Kraakdag gekraakte panden ook behouden blijven voor de krakers. Vooral voor de panden van Krasnapolsky heeft dat nog wel wat voeten in de aarde. In het verleden waren al drie pogingen ondernomen om de panden te bezetten. In 1975 en 1976 worden de krakers er door medewerkers van het hotel eigenhandig weer uitgezet. Meteen na de derde poging in maart 1977 komt de politie het hotel te hulp. Veertig agenten bestormen met getrokken pistool de panden en drijven de krakers naar buiten. Op straat worden ze verder afgeranseld; er volgen vierendertig arrestaties. Het hardhandige optreden van de politie van bureau Warmoesstraat vindt plaats kort nadat hoofdcommissaris Sanders eindelijk gereageerd heeft op het klachtenrapport naar aanleiding van het politieoptreden tijdens de Nieuwmarkt-ontruiming. In een interview met Vrij Nederlandneemt Sanders het op voor zijn manschappen: 'Je laat een soldaat achteraf ook niet verklaren waarom hij in de oorlog iemand doodschoot.'10


25 maart 1978, de panden van Krasnapolsky op de Oudezijds Voorburgwal worden gekraakt.

Voor de krakers is de kraak van de 'Kras-panden', die na de diverse ontruimingen gewoon leeg blijven staan, uitgegroeid tot een prestigekwestie. De kraak op de Tweede Nationale Kraakdag wordt minutieus voorbereid. Er komen bergbeklimmers aan te pas om de panden opnieuw in te nemen en er wordt een bezettingsploeg ge�nstalleerd die de panden dag en nacht bewaakt. In de vroege morgen van 9 maart worden ze echter verrast door de ME, die grootscheeps is uitgerukt om de panden voor de vierde keer te ontruimen. Diezelfde avond echter wordt 'Kras' op de politie heroverd. Tegelijkertijd gaat een grote menigte bij Krasnapolsky op de koffie om niet al te zachtzinnig de ontevredenheid over de handelwijze van het hotel kenbaar te maken. De panden zullen de komende vijftien jaar lang woonruimte bieden aan zo'n veertig krakers. In 1994 wordt een deel structureel verbouwd en gebruikt voor jongerenhuisvesting.

Na de kraak- en protestacties tegen de Anti-Kraakwet van begin 1978 brandt er binnen de kraakbeweging een discussie los over de wijze waarop een en ander georganiseerd is. Door de groei die de beweging in deze periode doormaakt, is men gestuit op de praktische moeilijkheden die een open en niet-hi�rarchische organisatiestructuur met zich meebrengt. Hoe groter de beweging en hoe meer kraakgroepen, hoe meer mensen ook een stem in het kapittel krijgen. In een beweging die wars is van autoriteiten betekent dit dat in principe iedereen over alles kan meepraten tot er een zekere vorm van consensus bereikt wordt. Dat gaat van de keuze voor de koffie en het bier, die constant worden gescreend op imperialistische dan wel milieu-onvriendelijke achtergronden, tot de vraag in hoeverre gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeente 'kunnen'. In de buurten, maar ook op het LOK en het SOK leidt dit vaak tot oeverloos heen-en-weergepraat. Ook is niet duidelijk namens wie men eigenlijk het woord voert. Is dat strikt op persoonlijke titel of heeft men een mandaat als afgevaardigde van een of andere kraakgroep? Een hieraan gerelateerde vraag is of het LOK en het SOK �berhaupt beslissingen kunnen nemen die gevolgen hebben voor alle krakers. In de aanloop naar de acties op de Tweede Nationale Kraakdag kiest het LOK een positie die de discussie verder aan het rollen brengt: 'Het lok beschouwt zich als de enige organisatie in den lande, die bereid en in staat is op nationaal niveau de belangen van tienduizenden krakers te behartigen. Het stelt zich partij in conflicten waar die belangen in het geding zijn.' Deze proclamatie in het eerste landelijke bulletin gaat gepaard met de vorming van een kleine groep actievoerders via wie de contacten met de media geacht worden te verlopen: de persploeg. Velen voelen zich door deze verregaande poging tot centralisatie en vertegenwoordiging in hun krakershart getroffen. Het hele idee dat iets of iemand jou zou kunnen vertegenwoordigen, geldt als vloeken in de kraakkerk. Krakers zijn autonoom.

De algemene afkeuring die het LOK treft, bevordert tegelijkertijd het wantrouwen in het functioneren van het SOK. Het Amsterdamse stedelijk overleg heeft immers een flinke invloed op het reilen en zeilen van het LOK. Vooral de medewerkers van de Kraakpandendienst zetten zich in om de enige overkoepelende organisatievormen die de kraakbeweging kent van de ondergang te redden. Tijdens vergaderingen en in discussiestukken die naar aanleiding van de organisatieonrust verschijnen, wordt benadrukt dat er geen sprake van is dat het LOK en het SOK optreden als vertegenwoordigers van alle krakers. De overlegorganen 'zijn niet bedoeld om een beslissingsorgaan te hebben, maar om organisatie en gezamenlijk optreden te bevorderen'11. Door deze zelfopgelegde beperkingen functioneren het SOK en het LOK voorlopig alleen nog maar als bijeenkomsten waar informatie wordt uitgewisseld. Er is geen sprake van centrale strategiebesprekingen noch van een co�rdinerend actieoverleg. De consequentie hiervan is dat het initiatief voor het voeren van acties in principe wordt overgelaten aan de spontane invallen van individuen en kleine groepen.

De intensivering van de interne discussies is niet alleen een gevolg van de groei die de kraakbeweging rond 1978 heeft doorgemaakt, maar heeft ook te maken met een generatiewisseling die inmiddels heeft plaatsgevonden. De gemiddelde 'carri�re' van een actieve kraker duurt ongeveer vijf jaar. Voor de meesten ligt deze periode tussen hun twintigste en vijfentwintigste jaar. Hoewel ze hierna niet meteen kraker-af zijn, verleggen ze zoetjesaan hun horizon en pakken bijvoorbeeld hun studie weer op. Krakers die het langer volhouden krijgen zo voortdurend te maken met een nieuwe instroom, vaak regelrecht uit de provincie. Maar door een surplus aan ervaring en contacten hebben ze bijna automatisch een overwicht op de nieuwkomers. Aan de ene kant vormt deze actie-ervaring, deels neergeslagen in de bestaande infrastructuur, voor de constant wisselende krakerspopulatie een solide basis; zonder actievoerders die hun ervaringen doorgeven, zouden nieuwe krakers steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden. Aan de andere kant is deze ervaring zeer persoonsgebonden en verschaft de dragers ervan bedoeld of onbedoeld een zekere autoriteit.

Hier raken we een heikel punt binnen de kraakbeweging: de rol van woordvoerders en leiders. In de op anarchistische leest geschoeide organisatiestructuur heerst er een voortdurend wantrouwen tegenover elke vorm van autoriteit, laat staan dat er enige vorm van formele beslissingsbevoegdheid uit handen gegeven wordt. Iedereen die zich al te nadrukkelijk opwerpt als leider of woordvoerder wordt onmiddellijk teruggefloten.

Naarmate de kraakbeweging zich verder ontwikkelt, wordt echter duidelijker dat het directe doel, het verkrijgen van zelfstandige woonruimte voor jongeren, steeds meer een afgeleide vormt van het algemene principe: je leven leiden zoals je zelf wilt. Het ideaal is met andere woorden: initiatief van onderaf, vanuit de subcultuur, stimuleren, maar van bovenaf, op het politieke niveau van de organisatie, de kop indrukken. Langzamerhand ontstaat zelfs de mythe dat de verzoening tussen deze twee uitersten binnen de kraakbeweging daadwerkelijk tot stand gebracht is. De realiteit is echter anders. De ambivalente houding tegenover de inzet en de leidende rol van individuele krakers zorgt vanaf 1978 voortdurend voor interne spanningen.

Zo brengt de gang van zaken rond de kraak van de Kras-panden op de Tweede Nationale Kraakdag de nodige interne opschudding teweeg. Een drietal ervaren actievoerders trekt vanaf begin 1978 het initiatief op het gebied van de stedelijke kraakacties naar zich toe: Rooie Pietje uit de Nieuwmarktbuurt, Theo van der Giessen uit de Staatsliedenbuurt en Gerard van der Molen uit de Pijp. De drie weten elkaar te vinden in hun dadendrang en organisatorische kwaliteiten, die onder andere blijken uit het vermogen om in hun eigen omgeving indien nodig een groot aantal medestanders te mobiliseren. Een ander gemeenschappelijk uitgangspunt is hun afkeer van de oeverloze (ideologische) discussies op het LOK en het SOK, die verlammend werken op besluiten over het voeren van acties.12 Het geduld en het inlevingsvermogen die de meer ervaren actievoerders voor de nieuwe lichting aan den dag moeten leggen, worden immers nogal eens op de proef gesteld. Vooral als het op acties aankomt, vinden de krakers die al langer meedraaien dat de ervaring de doorslag moet geven.13 Om helemaal van al het gedelibereer af te zijn worden acties met een kleine groep vertrouwelingen voorbereid en pas op het laatste moment aan de grote groep voorgelegd. De actie bij de Kras-panden is zo'n in het geheim gepland optreden. Hoewel geheimhouding enigszins wordt gerechtvaardigd door het eerder uitlekken van de kraak van het pand van de Amrobank op het Rokin, ziet het merendeel van de deelnemende krakers zich op het moment supr�me voor de keus gesteld zich ofwel te schikken in andermans plannen, ofwel de eigen autonomie te laten prevaleren boven de solidariteit en zich terug te trekken. Gevolg van deze laatste stellingname is dat de actie meestal toch doorgaat, maar zonder dat er dan nog enige invloed op kan worden uitgeoefend.

Kritiek op de gang van zaken rond de kraak van de Kras-panden komt vooral vanuit de ervaren garde uit de Nieuwmarktbuurt en van de redactie van de Kraakkrant. Intern wordt zelfs al gesproken over een ophanden zijnde 'samenzwering'14. De soep wordt echter niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. In een door Nieuwmarktbuurt georganiseerd onderling overleg worden de organisatieproblemen nog eens doorgenomen, zonder dat het evenwel tot een klip en klare oplossing komt. Integendeel, de beperkte rol van het SOK en het LOK bij het bepalen en uitvoeren van acties wordt op deze bijeenkomst bevestigd. De eigengereide vorm van actievoeren door een groep door de wol geverfde krakers zal daardoor steeds meer een eigen leven gaan leiden en in toenemende mate de gehele Amsterdamse kraakbeweging voor het blok zetten.

Heeft de overheid behalve de initiatieven tot de Anti-Kraakwet nog iets constructiefs gedaan om de groei van de kraakbeweging een halt toe te roepen? Wat het ook was, het kwam in ieder geval niet van de D'66-minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Den Uyl (1973 '77), Gruijters. Hij sprak zich in maart 1977 in De Telegraaf uit over de krakers: 'Het is schorem, dat mag je gerust in de krant zetten. Het is hopeloos. Ze kennen alle juridische foefjes en zijn heel moeilijk aan te pakken.' Zijn staatssecretaris van pvda-huize, Van Dam, was medio 1975 met een aparte nota over jongerenhuisvesting gekomen: Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoons Huishoudens (HAT). In de nota wordt voor jongeren vanaf achttien jaar het recht op zelfstandige woonruimte erkend. Er wordt geconstateerd dat er voor deze groep behoefte is aan 150.000 woningen.15 De bedoeling is dat er door middel van ver- en nieuwbouw tot 1980 40.000 HAT-eenheden gerealiseerd worden. Met HAT-eenheden worden kamers bedoeld tussen de 16 en 25 m2. Wat in de nota echter ontbreekt zijn concrete maatregelen om deze aantallen ook daadwerkelijk te realiseren. De uitvoering van de plannen wordt overgelaten aan de gemeenten. Om het hele proces in gang te zetten wordt er in bijna elke grote gemeente van Nederland een adviesorgaan ingesteld dat door het leven gaat als de Stuurgroep HAT. In Amsterdam gaat de Stuurgroep HAT in februari 1976 van start onder voorzitterschap van de wethouders voor Volkshuisvesting en Herhuisvesting. Verder nemen ein plaats woningbouwverenigingen, ambtenaren en het Overleg Stuurgroep Amsterdam (OSA). Het OSA bestaat uit een wisselend conglomeraat van organisaties die zich bezighouden met woningnood en (jongeren)huisvesting, zoals de Holding, de Hulp voor Onbehuisden, de woongroepenbelangenvereniging Centraal Wonen en de Stichting Ide�le Kamerbemiddeling en Huisvesting (SIKH). De eerste twee jaar wordt eindeloos heen en weer gepraat, zonder dat er substanti�le resultaten worden geboekt. In Amsterdam, waar ongeveer de helft van het aantal geplande woningen gerealiseerd zou moeten worden, komt het tot de goedkeuring van plannen voor niet meer dan driehonderd wooneenheden.

Om extra druk op de ketel te zetten wordt begin 1978 de actiegroep 'Geen beschouwing, maar verbouwing' opgericht. Samen met enkele in het OSA actieve organisaties verenigt zich hierin een aantal kraakpanden, die streven naar aankoop en verbouw. Het gaat vooral om grote kraakpanden in het centrum van Amsterdam. Met raadsadressen en demonstraties weet 'Geen beschouwing, maar verbouwing' bij de Stuurgroep HAT hat voor een aantal kraakpanden vanaf eind 1978 zogenaamde 'haalbaarheidsonderzoeken' af te dwingen. Het 'haalbaarheidsonderzoek' wordt een gevleugeld begrip in de kraakwereld; het is de eerste stap naar een mogelijke legalisatie van het kraakpand. Door middel van zo'n onderzoek wordt met behulp van architecten nagegaan of de verbouwing en de latere exploitatie van een kraakpand kunnen vallen onder de Haagse subsidieregelingen voor jongerenhuisvesting. Wanneer het onderzoek met positief resultaat wordt afgesloten komt het desbetreffende pand op de voordrachtslijst van de Stuurgroep HAT te staan. Uiteindelijk wordt begin 1979 door de Stuurgroep HAT een lijst van twintig panden ter goedkeuring aan Den Haag voorgelegd.16 Op deze lijst prijkt, naast de al wat langer door jongeren bewoonde (kraak)panden, ook een aantal panden die recent zijn gekraakt.

Cees Weijers, zelf een voormalig kraker en namens Centraal Wonen lid van de Stuurgroep, wordt in 1978 belast met een inventarisatie van leegstaande panden die naast de reeds bewoonde in aanmerking zouden kunnen komen voor aankoop en verbouw voor jongerenhuisvesting. Tijdens dit onderzoek stuit hij op een aantal leegstaande panden die mogelijk aan de voordrachtslijst van de Stuurgroep zouden kunnen worden toegevoegd. Onwillige eigenaren weigeren echter nogal eens hun medewerking. De uitvoering van een haalbaarheidsonderzoek verloopt veel vlotter met een groep gemotiveerde bewoners. Daarom wordt het kraakspreekuur van de Grachtengordel getipt om bepaalde panden eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. Een van de tips betreft een reeks van zes leegstaande panden aan de Keizersgracht 242-252. Na een wekenlange voorbereiding die onder meer gebruikt wordt om een aantal bewonersgroepen samen te stellen, worden de panden op 1 november 1978 door zo'n vijftig mensen gekraakt. Kort na de kraak gaat het haalbaarheidsonderzoek van start. Dit leidt ertoe dat de 'Groote Keijser' enkele weken later mee wordt genomen op de voordrachtslijst naar Den Haag.

De Groote Keijser is een van de grotere kantoren casu quo bedrijfspanden in de binnenstad van Amsterdam, die vanaf het najaar van 1977 in hoog tempo worden gekraakt. Naast de Grote Wetering en de Kras-panden zijn dat onder andere het voormalige Handelsbladgebouw op de Nieuwezijds Voorburgwal, Prinsengracht 355-359, Singel 500, 186 en 114, Kloveniersburgwal 15 en 17, Herengracht 14, Brouwersgracht 53, de Haarlemmerpoort, Korte Prinsengracht 17 en Prins Hendrikkade 122. Zonder uitzondering gaat het om gebouwen die voor de eigenaren een interessant speculatieobject vormen. Een tegenreactie blijft dan ook niet uit. Kraken is echter nog steeds niet strafbaar en civielrechtelijke procedures nemen lange tijd in beslag. Als er echter namen van de krakers bekend zijn, kan zo'n procedure aanmerkelijk worden versneld. De krakers in de Groote Keijser ontmaskeren na een aantal weken een spion van eigenaar Ogem. Ene Paul van Wissen heeft zich als kraker in een bewonersgroep gemengd en namen van enkele bewoners achterhaald. Op het hierop volgende kort geding dat tegen de betreffende krakers wordt aangespannen, is Van Wissen echter niet in staat de gedaagden ook daadwerkelijk te identificeren. Hilariteit alom, de Ogem verliest de rechtszaak en de krakers blijven voorlopig zitten.

Een doeltreffender methode die door eigenaren wordt gehanteerd om hun pand leeg te krijgen, is de inzet van knokploegen. Er zijn altijd wel een paar louche figuren te vinden die tegen een fikse beloning krakers hun huis uit willen rammen. Eind 1978 krijgt kort na elkaar een aantal kraakpanden te maken met een bezoek van een knokploeg.17 Het gaat er niet zachtzinnig toe, een aantal krakers wordt het ziekenhuis in geslagen. Pas als de knokploeg al bezig is het huis vanbinnen te slopen en de huisraad op straat te smijten, komt de gealarmeerde politie poolshoogte nemen. Nadat ze de partijen uit elkaar gehaald heeft, volstaat ze met het noteren van de namen van de knokploegleden en doet de krakers de suggestie maar een aanklacht te komen indienen. Dat houdt echter in dat ze hun namen bekend moeten maken. Hoewel er intern wordt gezorgd voor een wisseling van de bewonersgroepen van de belaagde panden, daagt in ��n geval de eigenaar de aanklagers voor de rechter om het pand alsnog te ontruimen. Een tegen-kort-geding mag niet meer baten. De rechter acht niet bewezen dat de voormalige krakers er niet meer wonen.

Ook rond de Groote Keijser gaan begin januari 1979 geruchten over de komst van een knokploeg. Dagenlang wordt door honderden krakers de wacht gehouden. Pas als de gemeente in het kader van het haalbaarheidsonderzoek in onderhandeling gaat met de Ogem over de aankoop, verdwijnt het directe gevaar.

Behalve door de confrontaties met knokploegen krijgt de kraakbeweging ook bij een andere gelegenheid te maken met fysiek geweld. Op 23 november 1978 wordt in de Kinkerbuurt, op de hoek van de Jacob van Lennep- en de Nicolaas Beetsstraat een blok huizen ontruimd. Plannen voor nieuwbouw zijn er nog niet, zodat de krakers plaats moeten maken voor een plantsoentje. Daags tevoren roepen de bewoners de hulp in van verschillende buurten om te helpen bij de verdediging van de panden. Een ploeg uit de Staatsliedenbuurt is de hele nacht in de weer om het pand van binnenuit te barricaderen. Vervolgens verschanst men zich op het dak om de komst van de ME af te wachten. Beneden op straat verzamelen zich op de dag van de ontruiming enkele tientallen krakers, die arm in arm een kordon vormen rond het blok. Het is een gezellige boel, een kraker met een trombone zorgt voor een vrolijke noot. Het is niet de bedoeling daadwerkelijk verzet te plegen, maar om zich onder protest te laten wegslepen, zoals dat wel vaker gebeurt. Maar de ME heeft andere plannen. Zodra ze arriveert, worden de voor de panden geposteerde krakers hardhandig weggemept. 'Geen geweld, geen geweld' schalt het door de straat. Maar het mag niet baten. Bont en blauw geslagen moeten ze op de vlucht. Met een waterkanon begint de me vervolgens de krakers op het dak te belagen. Onderwijl worden van diverse kanten ladders tegen de huizen gezet, waarlangs de ME'ers een voor een naar boven klimmen. Maar daar is door de barricadeploeg op gerekend. Ze hebben een grote emmer afgewerkte olie klaarstaan en een pot met veren. Elke ME'er die te dicht in de buurt komt, krijgt een 'pek en veren'-behandeling en moet de aftocht blazen. Als de voorraden zijn uitgeput, worden ook de krakers van het dak de straat op gezet. Bij deze aftocht kermt de een nog harder dan de ander. Zo gehaaid zijn ze wel, want dat versterkt immers het beeld dat er door de me excessief geweld wordt gebruikt.

De hele ontruiming wordt door een kraker vastgelegd op film.18 Duidelijk is te zien hoe de weerloze krakers op straat in elkaar worden geknuppeld. De film wordt binnen de kraakbeweging aan iedereen vertoond die er niet bij was en speelt een belangrijke rol in de discussie over het al dan niet gebruiken van geweld, die naar aanleiding van de ontruiming in de Kinkerbuurt en de knokploegdreigingen op gang is gekomen.


23 november 1978, krakers verdedigen in de Kinkerbuurt enkele slooppanden.

Het gewelddadige optreden van de politie en de knokploegen betekent eind 1978, begin 1979 min of meer de vuurdoop voor de derde generatie krakers. Een actieve kern van ervaren krakers, die bijvoorbeeld de Nieuwmarkt-ontruimingen nog hebben meegemaakt, kent echter het klappen van de zweep. In de Kinkerbuurt bereiden zij zich, in tegenstelling tot de krakers op straat, terdege voor op een confrontatie met de sterke arm. Voor de meeste nieuwkomers echter is het gebruik van geweld lang geen vanzelfsprekendheid: 'Kijk, slaan doen ze t�ch wel, en is verzetten met geweld dan niet zinloos, voor jezelf, je doel en je publiciteit? Anderen denken daar anders over. Zij vinden dat je er best aan mee kunt werken een bepaalde grens van uit de hand lopen te bereiken omdat d�n pas de tegenpartij reageert en maatregelen neemt en je d�n pas laat zien dat je sterk bent en niet over je laat lopen.'19 De film over de ontruiming in de Kinkerbuurt helpt in de discussie de twijfelaars over de streep. Over het algemeen wordt door de krakers onderkend dat een meer dan passieve houding tegenover geweld van politie of knokploegen op haar plaats is. Ook de tegenstanders van geweldsgebruik wagen zich er niet aan de boel op de spits te drijven: 'Het is zeker niet de bedoeling krakers op te splitsen in een harde en een zachte stroming. Samen staan we sterk.'2020 Om de toegenomen bereidheid om defensief geweld te gebruiken kracht bij te zetten worden vanaf begin 1979 wekelijks in de gymzaal van een zojuist gekraakte school in de Staatsliedenbuurt conditie- en gevechtstrainingen gegeven. Ook het leren jack, heel geschikt om klappen op te vangen, begint het kraakmodebeeld te overheersen en vervangt de laatste met kleurrijke motieven bedekte kleding die nog stamt uit de jaren zestig en begin jaren zeventig.


Voorjaar 1979, advertentie in Kraakstaat nr. 8.

De knokploegoptredens en de ontruiming in de Kinkerbuurt geven aan dat aan het einde van de jaren zeventig de situatie rond het kraken steeds explosiever wordt. Door het kraken van speculatiepanden binnen de Grachtengordel worden eigenaren veel directer getroffen dan in de sloopblokken in de saneringsbuurten. Omdat de sloopblokken langzamerhand allemaal zijn opgevuld, komt het grootste gedeelte van de nieuwe aanwas van de kraakbeweging rond 1978 terecht in de grote bedrijfspanden in de binnenstad. De kraakgroepen in de negentiende-eeuwse arbeidersbuurten hebben echter een duidelijke voorsprong in organisatie. Een nadere beschouwing van de distributie van de Kraakkrant in het najaar van 1978 geeft enig inzicht in de onderlinge verhoudingen tussen de diverse Amsterdamse kraakbuurten. De oplage van 1600 exemplaren wordt als volgt verspreid: Staatsliedenbuurt 450, Pijp 250, Nieuwmarkt 190, Grachtengordel 80, Oosterpark 70, Jordaan 60, Indische Buurt 45, Dapperbuurt 20, Kinkerbuurt 20, Haarlemmerbuurt/Vergulde Koevoet 15; de resterende 440 exemplaren zijn bestemd voor de losse verkoop en verzending aan ge�nteresseerden.21 De cijfers zeggen wel iets over de aantallen krakers in de verschillende buurten, maar zijn ook erg vertekenend. In de eerste plaats zeggen ze meer over de aantallen actieve krakers dan over het totale aantal. Wanneer we ervan uitgaan dat de Kraakkrant fungeert als een belangrijk intern communicatiemedium tussen activisten, dan wordt aan de hand van het rapport van de Raad van Kerken, waarin begin 1978 het totale aantal krakers in Amsterdam tussen de vijf- en tienduizend wordt geschat, nog eens bevestigd dat het grootste deel van de krakers zich niet of nauwelijks bemoeit met de gang van zaken binnen de kraakbeweging. Wel moet aangetekend worden dat woongroepen, die voornamelijk in de Grachtengordel te vinden zijn, vaker samen met ��n Kraakkrant doen. Het aantal verspreide Kraakkranten in deze buurt geeft dan ook een vertekend beeld van het werkelijke aantal actieve krakers.

De oplagecijfers werpen ook enig licht op de organisatiegraad in de diverse buurten. Hierbij springt in het bijzonder de positie van de Staatsliedenbuurt in het oog. Geen andere kraakbuurt in Amsterdam kent zo'n uitgesproken vergadercultuur. Om te beginnen is er het co�rdinatorenoverleg: een wekelijkse bijeenkomst van vertegenwoordigers van verschillende kraakblokken in de buurt. Het co�rdinatorenoverleg fungeert als het ware als het dagelijks bestuur van de Woongroep Staatsliedenbuurt. Eens per maand bereiden de co�rdinatoren 'de algemene buurtvergadering' voor, waarvoor alle krakers worden uitgenodigd. Tevens komen vanuit het co�rdinatorenoverleg de vertegenwoordigers naar het tweewekelijkse sok en het maandelijkse lok. Om de toeloop van nieuwe krakers in goede banen te leiden, worden er in het najaar van 1978 in de Staatsliedenbuurt op drie avonden in de week kraakspreekuren gehouden; in andere buurten is dat hooguit ��n keer per week. De kraakspreekuurhouders in de buurt overleggen niet alleen met elkaar, ook is er voor juridische kwesties regelmatig overleg met het advocatencollectief. Natuurlijk is er ook een 'stedelijk kraakspreekuurhoudersoverleg'. Voor de eigen buurtkrant, de Kraakstaat, zijn er aparte redactievergaderingen en het kraakcaf� De Vergulde Koevoet wordt bestierd door de 'Koevoetraad'. Verder is er een apart penningmeestersoverleg ingesteld om de financi�n verantwoord te beheren. De totale omzet van de Woongroep Staatsliedenbuurt bedraagt al snel enkele tienduizenden guldens per jaar. Op buurtniveau nemen de krakers deel aan allerlei overleggroepen met de gemeente over de stadsvernieuwing. Bovendien heeft de Woongroep Staatsliedenbuurt vertegenwoordigers in de Wijkraad en het dagelijks bestuur van het Wijkopbouworgaan.

Onderling bestaat er een redelijke arbeidsverdeling, al zijn er krakers die zich overal mee bemoeien. Hun agenda lijkt meer op die van een overwerkte bureaucraat dan van een revolterende maatschappijhervormer. In andere kraakbuurten is deze vergadercultuur lang niet zo ver ontwikkeld. De tweewekelijkse buurtvergadering in de Grachtengordel bijvoorbeeld, een buurt die eind jaren zeventig wat krakersaantallen betreft de Staatsliedenbuurt naar de kroon steekt, wordt vaak maar door een handjevol pandvertegenwoordigers bezocht. Bovendien verraadt de naam 'Borrelgracht' al het een en ander over de achterliggende bedoelingen van het overleg.

De wijdvertakte organisatiestructuur in de Staatsliedenbuurt vormt de basis voor de dominante positie van de Woongroep in de Amsterdamse kraakscene. Ze zijn op alle niveaus sterk vertegenwoordigd en drukken zo een belangrijk stempel op de gang van zaken binnen de beweging.


6 mei 1977, kraakactie voor jongerenhuisvesting in de Van Hogendorpstraat, Amsterdam.

De oplagecijfers van de Kraakkrant wijzen er bovendien op dat de ontwikkelingen in de andere van oudsher gezichtsbepalende kraakgroep van Amsterdam, die in de Nieuwmarktbuurt, in tegengestelde richting verlopen dan die in de Staatsliedenbuurt. In de Nieuwmarktbuurt neemt het aantal actieve en ervaren krakers af; de meesten gaan zo zoetjesaan in retraite. De overgebleven krakers richten zich weer meer op de strijd van de buurt tegen de oprukkende cityvorming. In het voorjaar van 1978 en 1979 organiseren ze op de zandvlakte van het bijna geheel gesloopte Waterlooplein het 'Anti City Cirkus' tegen de komst van het nieuwe stadhuis/muziektheater. In de Staatsliedenbuurt daarentegen heeft de ervaren kraakkern juist zijn zinnen gezet op een verdere uitbouw van de kraakbeweging en opereert steeds vaker over de grenzen van de eigen buurt heen.

De twee lijnen waarlangs de kraakbeweging zich vanaf de jaren zestig ontwikkelde profileren zich steeds meer. De eerste lijn loopt via Provo, Woningburo de Kraker en de Aktiegroep Nieuwmarkt. Vanuit het principe 'Laat duizend bloemen bloeien' ligt hier de nadruk op zelfwerkzaamheid. Een voet tussen de deur van de bestaande orde moet ruimte cre�ren voor verbeteringen in de eigen omgeving, voor zelforganisatie die gericht is tegen vertegenwoordiging en woordvoerders. Krakers organiseren zich op basis van deze uitgangspunten en niet in de eerste plaats omdat ze gekraakt hebben.22 De redactie van de Kraakkrant, die eind jaren zeventig in haar geheel afkomstig is uit de Grachtengordel, zit geheel op deze lijn, zoals duidelijk wordt uit het 'Manifesto della redacsione': 'De toekomst: dat ben je zelf! Overal proberen mensen de omstandigheden te kraken waarin ze vaak gedwongen worden te leven. Samen met anderen naar eigen inzicht je omgeving weer leefbaar maken. Dat kan van alles zijn. Je straat versieren, bloembakaksies, strijd om gratis en schoon vervoer of bedrijfsbezettingen, huurstakingen of gewoon een maffe optocht. Hele andere manieren van samen leven, samen werken en andere manieren van besluiten nemen, daar gaat het toch om?'23 Vanuit de redactie van de Kraakkrant wordt enthousiast gereageerd op een nieuw, medio 1978 opgericht maandblad in Nijmegen: Wij eisen geluk. Hierin staat niet alleen maar kraaknieuws, het blad kijkt juist nieuwsgierig over de grenzen van het eigen wereldje heen naar andere maatschappelijke misstanden. Het is kenmerkend voor de hierboven omschreven positie dat veel gemakkelijker aansluiting kan worden gezocht en gevonden bij allerlei andere actieterreinen.

De tweede lijn is van een geheel ander kaliber. Hij loopt via de SJ, Aktie'70, de alternatieve jeugdhulpverlening en de AAP en is meer op de politiek gericht, in die zin dat de heersende politieke orde veel directer als referentiepunt geldt voor het handelen. De voet tussen de deur werkt hier als een breekijzer om verstarde politieke verhoudingen in beweging te krijgen. Methodes die hierbij worden toegepast lopen uiteen van het gematigd be�nvloeden van de besluitvorming tot aan de regelrechte confrontatie. Welke methode ook gekozen wordt, cruciaal is dat krakers zich als krakers organiseren. De politieke lijn is veel minder vrijblijvend dan die van de zelfwerkzaamheid en zelforganisatie; er wordt meer belang gehecht aan interne overleg- en samenwerkingsstructuren, zoals het sok en het lok, en de verbreding van de achterban. Ten slotte biedt de politieke lijn meer mogelijkheden tot een radicalisering van de kraakstrijd, zoals uit het volgende citaat naar voren komt: 'De krakers vormen weliswaar een groep die zich in doen en laten onderscheidt van de burgerlijke moraal, maar op het moment dat ze daardoor in conflict komen met de bestaande gezagsdragers zijn ze gemakkelijk te integreren. Zelden of nooit zijn de marges waarbinnen onze beweging getolereerd is verbroken. De vraag is dan: hoe groot is de rol van een dergelijke beweging als ze een zo marginale rol speelt in de Amsterdamse samenleving... We kunnen laten zien dat de kraakbeweging wel degelijk de kracht heeft om door te gaan, ook wanneer zij daardoor niet meer geaccepteerd wordt door de politieke kliek op het stadhuis. We laten zien dat we doorgaan, ook wanneer we daarvoor de wettelijke regels moeten overtreden. Dat is het resultaat en het belang van de confrontatie.'24

Dit fragment is afkomstig uit een discussiestuk van de bewonersgroep van een blok woningen in de Staatsliedenbuurt op de hoek van de Van Boetzelaerstraat en de Groen van Prinstererstraat en heeft betrekking op een campagne die deze groep in april 1979 begonnen is voor het kraken van de zogenaamde distributiewoningen. Het is geschreven door Kees Wouters, gepokt en gemazeld in het Bredaas Kamer Kollektief maar inmiddels in de Staatsliedenbuurt neergestreken. In hetzelfde blok woont ook Theo van der Giessen, sinds jaar en dag professioneel actievoerder en een van de invloedrijkste krakers van Amsterdam.


Voor de leden van de bewonersgroep vormt het openlijk kraken van distributiewoningen een uitgelezen gelegenheid om op een confrontatie met het gemeentebestuur aan te sturen. Door de erkenning van het recht op zelfstandige woonruimte voor jongeren vanaf achttien jaar, dat sinds 1 januari 1978 in praktijk wordt gebracht, zijn de wachtlijsten bij de gemeente inmiddels aangezwollen tot meer dan vijftigduizend woningzoekenden. De wachttijd voor een twee- of driekamerwoning bedraagt minstens zes jaar. Vooral in de negentiende-eeuwse arbeidersbuurten heeft de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH) nauwelijks grip op de woonruimteverdeling. Al vanaf de Tweede Wereldoorlog is het bij veel Amsterdammers gebruik om elkaar de sleutels door te geven en zelf afspraken te maken met de huiseigenaar. Tot aan de campagne van de bewonersgroep in de Staatsliedenbuurt gold binnen de kraakbeweging het kraken van distributiewoningen min of meer als een taboe. Krakers lieten de lege distributiewoningen links liggen omdat ze bevreesd waren voor voorkruipers te worden uitgemaakt, die met hun acties andere woningzoekenden dupeerden.

Bij de keuze van de bewonersgroep om openlijk het taboe te doorbreken heeft een aantal factoren een rol gespeeld. Om te beginnen de groeiende stroom krakers die zich via de spreekuren aanmelden. De traditionele kraakobjecten in de negentiende-eeuwse arbeidersbuurten, de sloopblokken, zijn inmiddels met krakers gevuld en de eerste staan op de nominatie om binnen afzienbare tijd plaats te maken voor nieuwbouw. Een groot deel van de aspirant-krakers komt terecht in de grotere bedrijfspanden in de Grachtengordel, voor de rest moeten binnen de andere buurten nieuwe mogelijkheden gezocht worden. In de Staatsliedenbuurt hebben de krakers zich zo hecht georganiseerd dat ze beter dan wie ook een overzicht hebben van het woningaanbod. Door het slecht functioneren van de GDH blijven veel distributiewoningen in de buurt lang leegstaan, mede omdat ze door de slechte staat van onderhoud niet erg gewild zijn bij de woningzoekenden. Ondanks de lange wachtlijsten is men niet bereid zonder meer iedere woning te accepteren. Het is eerder andersom. Wie lang op een woning moet wachten stelt eisen aan de kwaliteit ervan.

Het kraken van GDH-woningen betekent een stap verder waar het de keuze van te kraken objecten aangaat. De bijbehorende legitimatie leidt tot een verdere radicalisering. Onder het motto 'iedereen is even urgent' wordt het distributiebeleid van de gemeente ontmaskerd als een 'zoethoudertjespolitiek'. Bij deze opstelling hoort een 'consequent verzet' tegen elke ontruimingspoging: 'Vertrouw op eigen kracht en geef dat initiatief niet uit handen.' Op 20 april 1979 wordt voor de eerste keer een poging van de deurwaarder om een woning in de Van Boetzelaerstraat te ontruimen door enkele tientallen krakers verhinderd. Gemeente en politie worden verrast door het verzet en durven de rest van het jaar deze en volgende ontruimingen niet door te zetten.

Met het succes van de tegengehouden ontruimingen achter de hand breidt de bewonersgroep haar campagne voor het kraken van distributiewoningen uit in eigen kring. Om de bestaande scepsis tegen deze nieuwe vorm van kraken binnen de rest van de kraakbeweging weg te nemen, brengt de bewonersgroep in de eigen media een discussie op gang over het distributiekraken. Tevens worden in de loop van 1979 diverse buurtvergaderingen bezocht om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Ook de pers wordt bestookt met artikelen en ingezonden brieven om de aanval op het distributieapparaat te verduidelijken.

Tot een daadwerkelijke confrontatie komt het echter voorlopig niet. Daarvoor staat het Amsterdamse woningbouw- en distributiebeleid nog te zwak in zijn schoenen. Eind jaren zeventig worden er nog altijd meer oude woningen gesloopt dan dat er nieuwe bij komen. Bovendien komt het jongerenhuisvestingsbeleid helemaal niet van de grond. In mei 1979 worden weliswaar de eerste plannen voor de aankoop en verbouw van de door de Stuurgroep HAT voorgedragen kraakpanden door het rijk goedgekeurd, maar de meegeleverde subsidie is veel te laag, zodat men niet daadwerkelijk over kan gaan tot aankoop van de kraakpanden. Door de eind jaren zeventig toegenomen speculatie met onroerend goed, als gevolg van de instortende huizenmarkt, mislukken successievelijk de aankooponderhandelingen met de eigenaren. De gemeente is domweg niet bereid de gevraagde speculatieprijzen te betalen. Zelfs, of liever gezegd juist vanuit de kraakbeweging is hier enig begrip voor.

Al met al heeft de jarenlange kraakstrijd dus zo goed als geen concrete resultaten op het gebied van jongerenhuisvesting opgeleverd. Bovendien is het aantal woningzoekenden tot grote hoogte gestegen en zijn de wachttijden eindeloos. Ook de grootscheepse herstelplannen voor de oude arbeidersbuurten moeten eind jaren zeventig nog grotendeels van de grond komen. Ten slotte is de gemeente niet in staat een vuist te maken tegen de speculatiewoeker. Eind 1979 staat hier een goed georganiseerde en zelfbewuste kraakbeweging tegenover, die ondersteund wordt door een groot aantal maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met woningnood- en jongerenproblematiek. Een kraakbeweging bovendien die door de jaren heen geleerd heeft zich in te stellen op frontale botsingen met de overheid en andere tegenstanders. De lont zit in het kruitvat. Het is niet de vraag �f de boel zal exploderen, alleen maar hoe en wanneer.

Noten [4] Een voet tussen de deur

1. Over huur en verhuur - tegen huisbazenterreur, Bredaas Kamer Kollektief, Breda 1976.

2. Dit getal wordt in een onderzoek van de Raad van Kerken bevestigd: Kraken in Nederland, rapport van de Raad van Kerken, februari 1978, blz 36-37.

3. Zie Kraken in Nederland, blz 36-37.

4. Met financi�le hulp van de Raad van Kerken leggen de krakers het principe van uitzetting 'met het zijne en de zijnen' voor aan de Hoge Raad. Deze verwerpt echter het beroep op 16 december 1977 (NJ 78.561).

5. In sommige steden zoals Groningen en Eindhoven speelt ook de lokale PSP-afdeling een rol in de kraakgroepen.

6. Andere steden waar regelmatig gekraakt wordt zijn Ede, Amersfoort, Leeuwarden, Sneek, Assen, Apeldoorn, Leiden, Tilburg, Rotterdam en Nijmegen.

7. Jaarverslag Gemeentelijke Sociale Dienst Amsterdam 1977, blz 9.

8. In de Duitse herfst van 1977 kwam het tot een gewelddadig conflict tussen de Duitse autoriteiten en de Rote Armee Fraktion (RAF). De voorman van de werkgevers, Schleyer, werd ontvoerd en vermoord door de RAF en in de Stammheim-gevangenis kwamen enkele RAF-leden van het eerste uur om het leven. Moord of zelfmoord, dat is de vraag die Duitsland in de herfst verscheurde.

9. Kraken in Nederland, blz 69-70.

10. Vrij Nederland, 12 februari 1977.

11. Kraakkrant, 20, maart 1978.

12. Zie interview met Gerard van der Molen in Kraakkrant 18, februari 1978.

13. Dezelfde verschillen in ervaring tussen actievoerders hebben ook ten tijde van het verzet tegen de komst van de metro in de Nieuwmarktbuurt een rol gespeeld in de wijze waarop beslissingen genomen werden. Zie bijvoorbeeld het interview met Tjebbe van Tijen in '...De beste aktiegroep ter wereld...', blz 33: 'We hadden natuurlijk ook het aloude probleem van de anci�nniteit. Dat was een hinderlijk element. Want voor je het wist, gebruikte je het. Ikzelf had een enorme hekel aan uitleggen. Dus was het al gauw: je komt pas kijken.'

14. Notulen SOK 8 maart 1978.

15. Dit getal wordt echter van diverse kanten gecorrigeerd in 250.000 woningen. Zie Kraken in Nederland, blz 20.

16. Deze lijst bestaat voor meer dan de helft uit kraakpanden en wordt aangevuld met panden die via de alternatieve jeugdhulpverlening voor jongerenhuisvesting ter beschikkeing zijn gesteld.

17. Brouwersgracht 53, Singel 114 en Weesperzijde 33b ('t Kasteeltje).

18. 'Ontruiming in de Kinkerbuurt', Dwarsfilm, gefilmd door Erik Willems, 1978.

19. Intern discussiestuk van vier krakers - Joost, Gerbrand, Frans en Mart; ook afgedrukt in Kraakkrant 26, januari 1979.

20. Zie intern discussiestuk, januari 1979.

21. Kraakkrant 25, november 1978.

22. Vergelijk het interne discussieverslag in Kraakkrant 20, maart 1978.

23. Kraakkrant 19, maart 1978.

24. Discussiestuk van de Bewonersgroep Van Boetzelaer-/Groen van Prinstererstraat, september 1979; ook afgedrukt in Kraakkkrant 32.


[5] Jullie rechtsorde is de onze niet

'Het jaar 1980 mag dan de vergelijking met jaren als 1491, 1566, 1672, 1748, 1886 of 1918, die als erkend roerige jaren de vaderlandse geschiedenis zijn ingegaan niet doorstaan, door de beoefenaren der openbare ordeverstoring mag het niettemin als een vruchtbaar jaar worden herdacht.' Aldus opent het jaarverslag over 1980 van het Openbaar Ministerie. Het hele jaar door heerst er een voortdurende spanning in Amsterdam die verschillende keren tot een ontlading komt in de vorm van grimmige straatgevechten tussen krakers en politie. Doden vallen er niet. Maar dat is dan ook een van de weinige redenen waarom 1980 niet kan worden bijgeschreven bij de 'erkend roerige jaren'. Voor de rest zijn alle ingredi�nten daarvoor ruimschoots aanwezig.

Het begint allemaal bij de Groote Keijser, de zes sinds november 1978 gekraakte panden aan de Keizersgracht. De aankooponderhandelingen tussen de gemeente en de eigenaar waren begin 1979 afgeketst. In oktober 1979 valt het ontruimingsvonnis in de bus. De bewoners krijgen tot eind november de tijd de panden te verlaten. Zo niet, dan zal de zaak ontruimd worden met behulp van de sterke arm. Nu stond de Groote Keijser in de kraakscene niet bepaald bekend om zijn strijdvaardige bewoners. Het was er op z'n zachtst gezegd een zootje. Iedereen liep in en uit en in de zomer konden toeristen voor een zacht prijsje op de Dam de sleutel van de Keijser meekrijgen voor een tijdelijk onderdak. Wanneer het erom gaat spannen, kiezen de meeste vaste bewoners eieren voor hun geld en zoeken elders onderdak. Van de vijftig oorspronkelijke bewoners blijven er uiteindelijk zo'n kleine tien over die zich niet bij een futloze aftocht willen neerleggen. Hun besluit staat vast: 'Wij gaan er niet uit.'


December 1979, rond de strijd voor de Groote Keijser duikt het medio 1979 ge�ntroduceerde kraakteken op. Het teken is ontleend aan de 'Hobo language'. Op hun zwerftochten op zoek naar werk onderhielden na de afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten de voormalige slaven, Hobo's, onderling contact door middel van een reeks gecodeerde symbolen. De cirkel met de pijl betekent 'ga door'. De pijl wordt in de loop van 1980 door de krakers vervangen door een bliksemschicht. Ze beginnen het pand te barricaderen met beddenspiralen en houten planken. Ondertussen proberen ze bij diverse buurten hulp te krijgen voor hun onderneming. Op hun eigen buurtvergadering, de Borrelgracht, vinden ze nauwelijks gehoor. Bij de voor het merendeel jonge krakers uit de woongroepen in de Grachtengordel ontbreekt niet alleen de ervaring, maar ook de politieke wil om van de Groote Keijser een gemeenschappelijk speerpunt te maken. Dat ligt anders in de negentiende-eeuwse arbeidersbuurten. Vooral de krakers uit de Staatsliedenbuurt ruiken de kansen die 'de Keijser' biedt.

De door hen geprovoceerde confrontatie met de gemeente rond het kraken van distributiewoningen raakt begin november 1979 enigszins op dood spoor, als andermaal een aangekondigde ontruiming niet wordt doorgezet. Zolang de gemeente niet toehapt, valt er geen eer te behalen. Voor de krakers uit de Staatsliedenbuurt komt de ontruimingsdreiging van de Groote Keijser precies op het juiste moment om hun dadendrang een passend vervolg te geven. De panden bieden een uitgelezen mogelijkheid om alles wat de kraakbeweging dwarszit in ��n keer over het voetlicht te brengen: woningnood, speculatie, knokploegen, en een falend overheidsbeleid. De strategie die sinds het voorjaar van 1979 door de krakers in de Staatsliedenbuurt rond het distributiekraken is gevolgdeen intensieve benadering van de pers, de veelvuldige contacten met de andere buurten, en het aangescherpte vocabulaire waarmee de gemeente wordt uitgedaagdwordt rechtstreeks overgeplant naar de Groote Keijser.

Maar eerst wordt orde op zaken gesteld in de panden zelf. Iedereen die niets aan de actie bijdraagt, wordt vriendelijk doch dringend verzocht het pand te verlaten. De eerste barricades worden verwijderd. Om de beddenspiralen te vervangen worden tonnen staalplaat, zandzakken en ander verstevigingsmateriaal de Keijser in getransporteerd. Voor dit doel worden er nachtelijkse 'jatploegen' geformeerd die tot in de verre omtrek de straten afstruinen naar bruikbaar barricademateriaal. De overgebleven oorspronkelijke bewoners laten de overname van de Groote Keijser door de Staatsliedenbuurt gelaten over zich heen komen. Ze hebben ook niet veel reden om zich te beklagen. Binnen de kortste keren wordt een goed geoliede machinerie op gang gebracht die de Groote Keijser in het middelpunt van de belangstelling plaatst.

De eerste klap die wordt uitgedeeld is de bezetting van de gemeenteraadszaal op 19 december 1979. Enkele tientallen krakers vergrendelen de deuren, steken een rookbom af en schotelen burgemeester Polak en de voltallige gemeenteraad een verklaring voor. Naderhand is het geweeklaag onder de notabelen natuurlijk niet van de lucht. Polak vergelijkt het optreden van de krakers met dat van de fascistische bruinhemden dat in de jaren twintig en dertig leidde tot een dictatuur.

Ondanks deze bijtende terechtwijzing is het met de actie wel gelukt om de Groote Keijser op de kaart te krijgen. De media stromen in steeds groteren getale toe. Ze worden te woord gestaan door een persploeg, die zich alleen nog maar met een bivakmuts op laat interviewen. Een cameraploeg van de VPRO mag opnames maken in de munitiekamer van de Keijser, waar onder andere vaten met afgewerkte olie, rookbommen, ontplofbare aardappels en brandblusapparaten klaarstaan voor de strijd. Een speciaal in het leven geroepen propagandaploeg zorgt door middel van brochures voor de nodige achtergrondinformatie over de speculatiepraktijken van de eigenaar Ogem. Ze kunnen hiervoor terugvallen op een eigen onderzoeksbureau, het 'Speculatie Onderzoeks Kollektief' (SPOK). Onder het motto 'De Groote Keijser is overal' worden in het hele land solidariteitsbetuigingen verzameld. De bevolking wordt op de hoogte gehouden met een reeks pamfletten 'Aan alle Amsterdamse mensen' en door de uitzendingen van radio 'De Groote Keijser', die op 13 januari 1980 voor het eerst de lucht in gaat. Enkele weken later wordt de zender omgedoopt tot radio De Vrije Keijser en krijgt ook een veel groter bereik.

Intern bestaat er een strakke organisatie. De verbouwing van de Keijser tot een stalen bunker gaat onverminderd voort, onder andere door de inzet van de ervaren kraker en 'barricadespecialist' Henk van der Kleij. Naar buiten toe wordt het gerucht verspreid dat bij een eventuele aanval op de Keijser de panden door middel van een vernuftige constructie als een kaartenhuis in elkaar zullen donderen.

Mocht het tot een aanval komen komen dan zijn de krakers zelf onderverdeeld in een binnenploeg en een buitenploeg. De krakers van de buitenploeg weten op het moment supr�me precies op welke brug of kruispunt in de omgeving ze verwacht worden om de opmars van de me tegen te houden. Wie in de binnenploeg zit, weet dat zijn leven op het spel kan komen te staan.

Sinds het ultimatum van de rechter, eind november, kan de ontruiming elke dag plaatsvinden. Bijna dagelijks worden over de hele stad pamfletten verspreid met een boodschap in de trant van 'Morgen ontruiming, wees paraat'. De binnenploeg houdt nachtenlang de wacht. Uitvalsbases van de Mobiele Eenheid worden geen moment uit het oog verloren. Degenen die daar geposteerd zijn, staan in voortdurend contact met het actie- en telefooncentrum dat enkele blokken van de Keijser vandaan is gevestigd. Maar keer op keer loopt het met een sisser af.

26 januari 1980, solidariteitsdemonstratie voor de Groote Keijser.

Naarmate de vastberadenheid van de krakers om zich met hand en tand te verzetten breder wordt uitgemeten, neemt de besluiteloosheid van burgemeester Polak om het ontruimingsvonnis daadwerkelijk uit te voeren toe. Op 16 januari, daags voor de zoveelste verwachte ontruiming, doet Polak in een brief een beroep op de krakers om 'tot bezinning te komen' en 'constructieve voorstellen te doen om tot een vreedzame oplossing te komen'. De ontruiming wordt voorlopig uitgesteld.

In de media geeft de burgemeester toe bang te zijn dat bij een politie-ingrijpen doden zullen vallen. Hoewel hij in de brief volhoudt dat de ontruiming hoe dan ook moet doorgaan, komen langzamerhand Polaks motieven naar buiten om het vonnis van de rechter naast zich neer te leggen. 'Je zit hier met de situatie dat er verschil is tussen de formele wet en het rechtsbewustzijn. De wetgever is op het punt van de leegstand in gebreke gebleven en moet een achterstand inhalen. Maar dan moet u dus bij de rechter zijn en bij de wetgever, en niet bij mij.'1 In een gastcolumn voor een juridisch tijdschrift getiteld 'Worstelen met het recht' vult hij aan: 'Openbare orde problemen zijn bijna altijd gevolgen van slecht of niet opgeloste maatschappelijke problemen.'2

Met hun actie rond de Groote Keijser hebben de krakers een bres geslagen tussen politie en justitie aan de ene en de politiek aan de andere kant. De dreiging met gewelddadig verzet heeft na meer dan tien jaar de politiek met de neus op de huisvestingsproblematiek geduwd. De woningnood en het gebrek aan jongerenhuisvesting staan begin 1980 minstens even hoog op de politieke agenda als de problemen rond de openbare orde. Niet dat de krakers daar veel mee opschieten: het enige concrete punt dat het speciale gemeenteraadsdebat over de Groote Keijser op 13 februari oplevert is de aankondiging van een nota over de woningnood in Amsterdam.

Dit povere resultaat maakt de teleurstelling over het uitblijven van de confrontatie bij sommige krakers alleen maar groter, vooral bij de krakers van de bewonersgroep Van Boetzelaerstraat/Groen van Prinstererstraat die de organisatie van de actie voor de Groote Keijser naar zich toe getrokken hebben.

Zeker vanwege de non-hi�rarchische organisatiestructuur die de kraakbeweging kenmerkt, springt de dominante positie van twee krakers van de bewonersgroep bij de Groote-Keijser-actie in het oog. De eerste is Kees Wouters, 'Lange Kees' in de scene. Hij stelt vaak eigenhandig de persverklaringen op en voert in de meeste gevallen het woord in de media. Hij ontpopt zich tevens als het ideologische brein achter de andere zelfbenoemde aanvoerder, de meer pragmatisch ingestelde Theo van der Giessen. Van der Giessen neemt al zo lang een prominente rol in de kraakbeweging in dat voor hem, als een van de weinigen, het verbergen van de achternaam zinloos is geworden. Van der Giessen combineert zijn eigen tomeloze inzet met een welhaast charismatische overtuigingskracht om anderen aan het werk te zetten. In de Groote Keijser is hij de spin in het web. Om zich heen verzamelt hij uit elke buurt een aantal vertrouwelingen, die hij door middel van vaak urenlange telefoongesprekken voor zijn karretje spant. Ondertussen houdt hij de gang van zaken binnen de Keijser scherp in de gaten. Zo werpt hij een zojuist uit Zeeland gearriveerd solidariteits-brok hasj voor de ogen van de verbouwereerde gebruikers demonstratief de gracht in. Maar hij zorgt er ook voor dat de bezettingsploegen niet zonder wc-papier komen te zitten.

Het moge duidelijk zijn dat onder het anarchistische kraakvolk de rol van Lange Kees en Theo van der Giessen van het begin af aan omstreden is geweest. Desondanks wordt, zolang de successen zich aaneenrijgen, hun leidende positie door het merendeel van de krakers geaccepteerd.

Theo van der Giessen en Kees Wouters geloven heilig in de confrontatie met de overheid. Alleen een harde botsing zal in hun ogen 'het falende huisvestingsbeleid blootleggen'3. Met het kraken van de distributiewoningen in de Staatsliedenbuurt proberen ze de confrontatie voor het eerst uit te lokken, maar vooralsnog deinst de gemeente terug en laat de krakers ongemoeid. Rond de Groote Keijser wordt de zaak verder op de spits gedreven, maar opnieuw moeten ze constateren dat Polak wijkt, 'bang'4 als hij is voor de gevolgen van een treffen. Vanwege de status quo valt aan de Groote Keijser voorlopig geen eer te behalen. Een derde mogelijkheid tot confrontatie doet zich echter eind februari voor bij een pand op de hoek van de Constantijn Huygensstraat en de Vondelstraat.

De hele maand februari is het al hommeles tussen krakers en politie. Bij een reeks kleinere kraakacties is de politie er als de kippen bij om de krakers te verwijderen en te arresteren. Om enkele kalkers van leuzen op te sporen overvallen vijf agenten met getrokken pistool zelfs het kraakcaf� De Vergulde Koevoet. Bij de schermutselingen die volgen, worden twee mensen gearresteerd en korte tijd vastgehouden. Er is duidelijk sprake van een verscherpt optreden tegen de kraakbeweging. Ook de bezetters van het op zaterdag 23 februari gekraakte pand aan de Vondelstraat worden niet met rust gelaten. Het pand staat al meer dan een jaar leeg, maar volgens de politie is het nog in gebruik. Ondanks een afspraak om na het weekend op het politiebureau te komen overleggen, worden de krakers 's nachts om vier uur door de Mobiele Eenheid hardhandig op straat gezet. Na een protestactie de zondag erop, waarbij de ruiten van een opleidingsschool van de me aan diggelen gaan en leuzen worden gekalkt, wordt kraakster Nanda gearresteerd op beschuldiging van het bezit van een spuitbus.

Op een stedelijke vergadering in de Groote Keijser wordt besloten terug te slaan en het pand in de Vondelstraat te herkraken. Omdat de Mobiele Eenheid voortdurend op de loer ligt, wordt een listig strijdplan voorbereid waarmee al in het verleden bij de Kleine Komedie ('76) en de Krasnapolsky-panden ('78) de nodige ervaring is opgedaan. Op vrijdagmiddag 29 februari verzamelen een paar honderd krakers zich in drie verschillende kraakpanden. De grootste groep vertrekt om halfzes in een demonstratieve optocht naar de burgemeesterswoning aan de Herengracht. De ME wordt meegelokt, maar blijft op enige afstand. Een halfuur later komt vanuit een heel ander deel van de stad de herkraakploeg in actie. Als de eerste krakers binnen zitten snelt de derde ploeg vanuit een naburig kraakpand toe om het pand van buiten te beschermen tegen de verwachte komst van de ME. Op hetzelfde moment keren de demonstranten in looppas terug van de Herengracht naar de Vondelstraat. Ze arriveren tegelijk met de ME. Voor het pand wordt een grimmige veldslag uitgevochten. De ME verliest en kiest het hazenpad.

De situatie blijft gespannen, iedereen verwacht dat de me opnieuw en nu versterkt zal terugkeren. Er wordt groot alarm geslagen en rond het pand rijzen barricades op. Maar de ME keert niet terug. De Vondelvrijstaat is een feit:

'Het hemelse gerecht heeft zich ten lange leste
Ontfermd over ons, het pand is nu een veste'5

In de loop van de avond stromen duizenden mensen samen, niet alleen krakers maar allerlei sympathisanten en nieuwsgierigen. Stoeptegels worden gelicht en in lange rijen doorgegeven voor de versterking van de barricades. Bouwketen worden tot in de verre omtrek gekaapt om nieuwe barricades op steeds grotere afstand van het gekraakte pand op te richten. Overal verrijzen kampvuren waaromheen krakers de wacht houden. Van alle kanten komen er blijken van solidariteit van de Amsterdammers. Er wordt gekookt voor de krakers, er komen dekens en dozen vol sinaasappels.


29 februari 1980, barricades in de Constantijn Huygensstraat.

De volgende dag klimt een delegatie van de gemeenteraad over de barricades voor overleg. De krakers stellen drie eisen: 1. De bewoners blijven in het pand wonen; 2. De ME blijft in haar hok; 3. Nanda moet vrij. Het hele weekend vindt er over en weer koortsachtig overleg plaats. Het gemeentebestuur schuift langzaam maar zeker op in de richting van de door de krakers gestelde eisen en formuleert op zondagmiddag een verklaring waarin staat dat voorlopig wordt afgezien van ontruiming van het pand en dat gewerkt wordt aan de mogelijke vrijlating van Nanda. Verder worden de krakers uitgenodigd op maandagochtend op het stadhuis verder overleg te voeren over de toekomst van het pand. Hierop vindt er op het kruispunt voor het pand een grote krakersvergadering plaats om te pogen een door alle buurten gedragen standpunt te formuleren. Men besluit onverkort vast te houden aan de drie oorspronkelijke eisen, maar als blijk van goede wil worden de barricades op de Overtoom opgeruimd, zodat de tram er weer door kan.

Op zondagavond zijn er volop aanwijzingen dat de Vondelvrijstaat zonder geweld zal kunnen worden ontmanteld. Met de toezegging dat er voorlopig niet ontruimd zal worden ligt het oorspronkelijke doel van de actie binnen handbereik. Toch komt het tot de lang verwachte confrontatie tussen de krakers en de overheid. Het Openbaar Ministerie heeft weliswaar laten doorschemeren dat de vrijlating van Nanda slechts een kwestie van uren is, maar heeft daaraan wel de voorwaarde verbonden dat zij zich vrijwillig onderwerpt aan een confrontatie met de enige getuige in haar zaak. Haar advocaat, mr. Kersting, meldt echter op zondagavond dat daar geen sprake van kan zijn, omdat Nanda nooit gedwongen kan worden mee te werken aan haar eigen veroordeling.

Zondagnacht rond twee uur arriveert bij het pand een missive van burgemeester Polak, waarin de eerdere tegemoetkomingen nog eens worden herhaald en de krakers nogmaals worden uitgenodigd met een delegatie van vijf � tien man om 12.00 uur op het stadhuis te komen overleggen over de toekomst van het pand. Verder gaat Polak ervan uit 'dat U ermee akkoord gaat dat de barricaden aan het begin van de ochtend worden ontruimd door de burgerlijke gemeentelijke diensten. De me zal dan niet behoeven te worden ingezet. Ik verwacht v��r 03.30 uur vannacht de bevestiging dat U hiermee akkoord gaat.'

Deze verklaring is tot stand gekomen buiten de fractievoorzitters om, die het hele weekend in de weer zijn geweest voor een geweldloze oplossing. Urenlang heeft Polak zich zondagavond afgezonderd terwijl vanuit Den Haag door de minister van Binnenlandse Zaken Wiegel en zijn collega van Justitie De Ruiter druk op hem is uitgeoefend om de zaak te forceren.6

De krakers lezen in het ultimatum de bevestiging van hun vermoeden dat de hele geweldsmachinerie niet alleen klaarstaat maar gedurende het overleg met de gemeente is opgebouwd. Verontwaardigd wijzen ze de voorstellen van Polak van de hand. Volgens hen gaat hij 'op geen enkele wijze op de gestelde eisen in, doet hij geen enkele redelijke toezegging en biedt hij geen enkele zekerheid'. Verder beklagen ze zich dat ze niet behoorlijk in staat worden gesteld om in de korte tijd die hun rest tot een democratische besluitvorming te komen. De krakers, dat wil zeggen de kleine groep die in de nacht van zondag op maandag de onderhandelingen voert, volharden daarom in hun standpunt dat ze de barricades pas verder zullen (laten) ontmantelen wanneer aan alledrie de oorspronkelijke eisen voldaan is. Met het ultimatum heeft Polak, onder druk van Den Haag, in ��n klap de op gang gekomen toenadering getorpedeerd. Het gemeentebestuur en de krakers stevenen regelrecht af op een confrontatie.

Rond zes uur in de ochtend werpt een politiehelikopter boven de barricades pamfletten uit: 'Blijf in de huizen. De colonneeenmaal in bewegingkan niet worden gestopt. Het is daarom levensgevaarlijk zich op of bij de barricaden te bevinden.' Eindelijk wordt het leger ingezet in de strijd tegen de woningnood. Het is een zucht van verlichting die niet alleen gehoord wordt bij de felste tegenstanders, maar ook in krakerskringen zelf. Vijf Leopard-tank 'dozers', twee pantserwagenpelotons, twee genie-bergingstanks, een voertuig voor gewondentransport en achttien pelotons marechaussee, aangevuld met enkele pelotons ME uit het land, bestormen vervolgens de barricades. Tot verbijstering van de weinige krakers die zich op dat vroege uur nog tussen de verdedigingswerken bevinden, klimmen twee van hen voor op een tank die recht op een van de barricades afgaat. Daarbovenop staat Theo van der Giessen als enige de aanrollende tank op te wachten. Pas op het allerlaatste moment weten ze zich alledrie in veiligheid te brengen. Met donderend geweld doorbreken de tanks de barricades en schuiven ze aan de kant. Het pand zelf wordt verder met rust gelaten. Nanda komt dezelfde dag nog vrij.


3 maart 1980, het leger doorbreekt de barricades in de Constantijn Huygensstraat.

Op verschillende plaatsen in de stad breken rellen uit, waarbij door de krakers volop met stenen wordt gegooid naar leger en politie. Aan beide zijden vallen tientallen gewonden. Op de persconferentie die meteen volgt op het grootschalige optreden van leger en politie probeert Polak de keiharde breuk met de kraakbeweging te bagatelliseren. Alsof er van die kant enig begrip voor het gewelddadige optreden bestaat, poneert hij dat de krakers de confrontatie hebben vermeden en oproepen hebben gedaan om geen verzet te plegen. De rellen zijn dan ook volgens Polak van een andere kant gekomen en niet van de kant van de krakers. Zo brengt hij het hachelijke onderscheid aan tussen de 'redelijke' krakers, die voor een goede zaak staan en de nietsontziende relschoppers. Is dit na�viteit of een gewiekste poging om de kritiek vanuit de gemeenteraad op het ingrijpen de wind uit de zeilen te nemen? Vaststaat in ieder geval dat er die dag geen kraker wordt gearresteerd, ook geen relschopper trouwens. Om de krakers niet nog verder tegen zich in het harnas te jagen neemt de korpsleiding het zekere voor het onzekere.7 Zo kan het gebeuren dat een kraker die op heterdaad wordt betrapt bij het gooien van stenen, wordt afgevoerd naar het politiebureau, aldaar onder druk in een verklaring het gooien toegeeft, maar een uur later weer buiten staat.

De terughoudendheid wat betreft het maken van arrestanten wil echter niet zeggen dat de botsingen tussen krakers en politie op straat zachtzinnig verlopen. Na de smadelijke nederlaag in het lijf-aan-lijfgevecht volgend op de herkraak op vrijdagmiddag, heeft de politie nog een appeltje te schillen met de krakers. Op de dag van de tankaanval worden voor het eerst politieagenten in burger tegen de krakers ingezet. Hoewel ze niemand (mogen) arresteren, nemen ze als een soort losgeslagen knokploeg de hele dag door hardhandig demonstranten te grazen. Het optreden van deze 'stillen' vormt de hoofdmoot van de tientallen klachten die over het verloop van 3 maart 1980 verzameld worden door het in 1977 ingestelde 'Klachtenbureau Politieoptreden'.

Ondanks of eerder dankzij het machtsvertoon van de overheid in de Vondelstraat komt de kraakbeweging gesterkt uit de strijd naar voren. 'De victorie begint bij de Vondelstraat' is een leus die op dat moment de geestdrift binnen de kraakgelederen het best omschrijft. Op de avond van de derde maart lopen in Amsterdam vele duizenden mensen mee in een vreedzame protestdemonstratie.8 De tanks en de krakers vormen internationaal voorpaginanieuws en de Amsterdamse woningnood rukt op 'tot een landelijk vraagstuk van de grootste urgentie'9.

Het feit dat de kraakbeweging nu eindelijk haar tanden laat zien en niet meer met zich laat sollen, brengt haar echter in een uitzonderlijke positie. Enerzijds bezorgt de strategie van de confrontatie de kraakbeweging een onmiskenbare politieke invloed, anderzijds krijgt ze als gevolg van de keuze voor de harde lijn te maken met een toenemende repressie en criminalisering van de kant van de overheid, die poogt deze opmars in de kiem te smoren. De wegen die door de krakers gevolgd worden om aan die paradox te ontkomen, bepalen voor een belangrijk deel het verdere verloop van het roerige jaar.

Vooralsnog wordt de succesvolle strategie van de confrontatie voortgezet. Kort na de gebeurtenissen in de Vondelstraat komt een aantal krakers bij elkaar om de volgende stappen te bespreken. Het gaat om dezelfde groep die de touwtjes in de Groote Keijser en de Vondelstraat strak in handen heeft gehad: een kern uit de Staatsliedenbuurt, aangevuld met vertrouwelingen uit met name de Pijp, de Indische buurt, de Nieuwmarktbuurt en de Jordaan. Het overleg fungeert als een 'schaduw-SOK', dat het reguliere sok alleen nog maar gebruikt als een kanaal voor de mobilisatie van krakers voor de door hen voorbereide actieplannen. Afgesproken wordt om het voor de kraakbeweging gunstige tij uit te buiten en de komende aprilmaand uit te roepen tot 'actiemaand'. De apotheose van de campagne moet plaatsvinden op 30 april, wanneer Beatrix in de hoofdstad ingehuldigd wordt als de nieuwe koningin. Ter voorbereiding van deze dag wordt een aantal actievoorstellen besproken. De bezetting van het pvda-hoofdkantoor en van de Nieuwe Kerk halen het niet. De kraak van luxeappartementen en de bezetting van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting worden met meer enthousiasme begroet. In nog kleinere kring dan dit schaduw-sok komen ontwerpen voor affiches ter opluistering van de kroningsdag aan de orde. Half maart verschijnen de eerste exemplaren: '30 april aktiedag! Kom naar Amsterdammaar denk eraan, helm hoofdzaak!'


De eerste stedelijke kraak in het kader van de actiemaand vindt plaats op 2 april. Er staat voor Amsterdam een nieuw doelwit op het programma: leegstaande luxeappartementen.10 In een nieuwbouwcomplex aan de Prins Hendrikkade tegenover het Centraal Station worden tot verbijstering van enkele legale bewoners de resterende leegstaande woningen bezet. In hun enthousiasme laten de initiatiefnemers echter na een bewonersploeg samen te stellen, zodat na de kraak in allerijl woningzoekenden moeten worden opgetrommeld die in het nieuwe bolwerk hun intrek willen nemen. De kraak van de luxeappartementen betekent een nieuwe provocatie aan het adres van de gemeentepolitiek. In een eerste reactie kunnen alle gemeenteraadsfracties niet anders dan hun begrip uitspreken voor deze actie tegen leegstand in een tijd van nijpende woningnood.

Een dag later bestormt een grote groep krakers het kantoor van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting. De zaak wordt voor een paar uur bezet en uit de inventaris worden tientallen dossiers meegenomen van woningen die op de nominatie staan voor ontruiming. Na deze actie worden de krakers met minder sympathie bejegend. De verdeling van het woningbestand in een tijd van schaarste is voor het stadsbestuur heilig. De krakers benadrukken juist dat het GDH de schaarste alleen maar in stand houdt. Het distributieapparaat fungeert in hun ogen als een bliksemafleider voor de daadwerkelijke aanpak van de woningnood. In deze opvatting worden ze hoe langer hoe meer gesteund door de ambtenaren van het GDH zelf. Anderhalve maand eerder legden zij uit onvrede met het slechte functioneren van de dienst voor een dag het werk neer.

Na de gedane arbeid op de burelen van het GDH trekken de krakers in een demonstratieve optocht naar het Paleis op de Dam, waar enkele rookbommen tot ontploffing worden gebracht onder het aanheffen van de leus 'Geen woning, geen kroning'.

Er is geen ontkomen meer aan. Ook voor de buitenwacht wordt het langzaam maar zeker duidelijk dat de kraakbeweging de dag van de inhuldiging zal aangrijpen voor een grootscheeps protest tegen de woningnood. Ook minister van Binnenlandse Zaken Wiegel voelt de bui al hangen en op de avond van de demonstratie op de Dam spreekt hij het volk voor de televisie streng toe: '30 april m�et een feestelijke dag worden. Elementen die zouden proberen die dag te maken tot een dag van rellen, kan ik niet aanvaarden.'11

De zenuwen beginnen toe te slaan. Politie en justitie houden een klopjacht tegen het '30 april aktiedag'-affiche dat inmiddels overal in het land is opgedoken. Buiten Amsterdam doen ze verschillende invallen bij jongerenorganisaties en kraakpanden die het affiche voor het raam hebben hangen. De gemeente Amsterdam is er als de kippen bij om een onder anderen door krakers georganiseerd muziekfestijn op 30 april in de Pijp, het 'Braakfestival', te subsidi�ren. De na de inhuldiging geplande rijtoer van de koninklijke familie door de binnenstad wordt afgelast en wethouder Schaefer laat doorsijpelen dat hij op korte termijn bereid is, desnoods zonder Haagse subsidie, de eerste serie kraakpanden aan te kopen, waarvoor de plannen al sinds mei 1979 klaarliggen. Hij doelt hierbij in het bijzonder op het Handelsbladcomplex, dat letterlijk op een steenworp afstand ligt van het Paleis op de Dam. De Amsterdamse woningbouwverenigingen kondigen aan alles op alles te zetten om te voorkomen dat op 30 april nog woningen leegstaan. Van regeringswege wordt een week voor de inhuldiging bekendgemaakt dat de voorstellen voor de Anti-Kraakwet definitief worden ingetrokken.

De aanstaande koningin en haar gemaal proberen in een ontmoeting met de hoofdredacteuren van de Nederlandse dag- en weekbladen op geheel eigen wijze tegenwicht te bieden aan de oplopende spanningen. Beatrix beschouwt de krakersacties moederlijk als 'een emotionele reactie van mensen met echte problemen'. Prins Claus' begrip gaat een stapje verder. Hij ziet de aangekondigde acties 'als onderdeel van een bredere en diepere algemene westerse weerstand tegen het systeem '. Maar de 'irrationele anti-monarchistische component' die hij hierin constateert, laat zich niet zo snel beteugelen wanneer zelfs de hoofdredactie van de Volkskrant het aangrijpen van het komende kroningsfeest om aandacht te trekken 'zeer wel verdedigbaar' noemt: 'Maar al te vaak heeft Oranjegedruis als een deken over maatschappelijke problemen en conflicten gelegen.'12

In de weken voorafgaand aan de kroning heerst er een collectieve paranoia, die in wezen door niets anders teweeg is gebracht dan door ��n simpel affiche, door een klein groepje in elkaar geflanst. Hoe meer de onrust zich ontwikkelt, des te zwaarder de lucht boven de hoofdstad wordt. Ook een deel van de kraakbeweging probeert zich alvast in te dekken tegen de eventuele gevolgen van de aangekondigde acties.

Begin april meldt Derk Sauer, zelf een voormalige kraakactivist, zich bij de persploeg met het plan een film te maken over de kraakbeweging en de acties rond 30 april. De bedoeling is dat de film kort na de inhuldiging uitgezonden zal worden door de Vara.13 De persploeg wil meewerken, maar stelt wel bepaalde voorwaarden. Behalve de controle op de eindmontage eist zij dat 'nergens in de uitzending gesuggereerd mag worden door beeld of tekst dat de gemeenschappelijke Amsterdamse kraakgroepen op wat voor manier dan ook enige verantwoordelijkheid dragen voor het uitbrengen van het zogenaamde oranje affiesje met de tekst 30 april aktiedag '. De afspraken worden op 5 april door beide partijen ondertekend. Er wordt verder nog onderstreept dat ze strikt vertrouwelijk zijn en te allen tijde buiten de publiciteit moeten blijven.

Het ongekende succes van het eerste affiche zet de makers ervan aan om de stemmingmakerij nog verder op te voeren. Half april verschijnt een tweede affiche met een oproep om op 30 april te verzamelen bij de Dokwerker voor een demonstratie 'met effekten!!!'. De oproep wordt opgesierd met de foto van de rookbom die in maart 1966 de trouwstoet van Beatrix en Claus verstoorde. Dit keer is het affiche niet anoniem, maar claimen de 'Autonomen' de verantwoordelijkheid. Voor de overgrote meerderheid van de krakers is het een volstrekt mysterieuze groep. Desalniettemin wordt iedereen erop aangesproken. De oproep wordt dan ook binnen de kraakgelederen niet door iedereen met gejuich ontvangen. Zowel de Amsterdamse persploeg als het landelijk overleg houdt niet op te benadrukken dat het de krakers op 30 april er niet om te doen is chaos te veroorzaken en het feest te verstoren, maar om zoveel mogelijk huizen te kraken.


Het LOK heeft 30 april uitgeroepen tot Nationale Kraakdag. In vele steden en dorpen wordt die dag, met wisselend succes, gekraakt. De oogst bedraagt al snel enkele honderden panden. Opvallend is dat krakers buiten Amsterdam behalve met de politie ook de nodige moeilijkheden hebben met burgerknokploegen, al dan niet betaald door huizenbezitters. Een van de vele incidenten die zich op dit vlak op 30 april voordoen vindt plaats in Baambrugge. Nadat de ruiten van een gekraakt pand zijn ingegooid, komt de gierkar voorrijden en wordt de gier met grote hoeveelheden naar binnen gespoten.

Op 30 april is het centrum van Amsterdam hermetisch afgesloten en omgebouwd tot een ware vesting. Duizenden politieagenten uit alle delen van het land zijn opgetrommeld om de orde te handhaven. Ver van de koninklijke plichtplegingen bouwen de krakers hun eigen feestje op een kruispunt voor een diezelfde morgen gekraakt pand in de Kinkerbuurt. Het autoverkeer wordt tegengehouden, maar de tram mag erdoor. Men is nog maar net bezig om de zelf meegebrachte kraampjes op te bouwen, wanneer als een donderslag bij heldere hemel de me de straat inrijdt en r�cksichtslos op alles wat los en vast zit begint in te hakken. Na een halfuur verdwijnt ze weer, even plotseling als ze gekomen is. Deze tactische blunder van de politieleiding pompt de adrenaline flink op: 's middags geven de krakers in groten getale gehoor aan de oproep van de Autonomen voor de demonstratie vanaf de Dokwerker.

Rond twee uur zet de betoging van een paar duizend mensen zich in beweging in de richting van de Dam. Op de Blauwbrug, bij het Waterlooplein, worden ze staande gehouden door een linie me. Het is het startpunt voor het oproer dat door velen werd gevreesd, maar waar anderen alleen maar van hadden kunnen dromen. Voor het oog van de verzamelde wereldpers worden bikkelharde straatgevechten uitgevochten. In de loop van de dag slaat het oproer over naar grote delen van het centrum. De demonstranten komen uiteindelijk dicht in de buurt van de Dam en kunnen slechts met vereende krachten worden tegengehouden. Het zijn ondertussen allang niet meer alleen krakers die voorop gaan in de strijd. Het oproer trekt een allegaartje aan van mensen die ook wel eens zin hebben in een verzetje; toeschouwers raken buiten zichzelf en staan opeens met een steen de ME te bekogelen. Het feest dat Wiegel wilde, loopt uit op plunderingen en vernielingen, die tot diep in de nacht de stad teisteren. Er worden bij de kroningsrellen veertig mensen gearresteerd, van wie de helft niet uit Amsterdam blijkt te komen. Niet een van de gearresteerden is bij de krakers bekend. Het waren voornamelijk gewone burgers, een onderwijzer, een corrector, een dakdekker, een tekenleraar et cetera et cetera. Een paar dagen later komen de meesten weer vrij. Dertien anderen worden in de loop van mei veroordeeld tot straffen die aanzienlijk lager uitvallen dan ge�ist. De vonnissen vari�ren van twintig dagen voorwaardelijk plus boete tot vier maanden, waarvan twee onvoorwaardelijk.


30 april 1980, de ME verdedigt de toegang tot de Dam, waar op dat moment Beatrix in de Nieuwe Kerk wordt ingehuldigd.

30 april 1980, rellen op het Rokin.

Dat er iets stond te gebeuren was voor de meeste krakers wel duidelijk, maar dat het zo uit de hand zou lopen is voor velen een complete verrassing. 's Avonds verschijnt een vertegenwoordiging van de persgroep op de televisie, die zich openlijk distantieert van de rellen: 'Wat er hier gebeurd is vandaag heeft niks meer met kraken te maken... Wij vinden het zinloos.' Deze verklaring veroorzaakt een golf van verontwaardiging in krakerskringen. Niet dat iedereen nu stond te juichen bij de ontstane chaos, de overgrote meerderheid van de krakers heeft op z'n minst gemengde gevoelens bij het gebeurde. Het is vooral de ingesleten weerzin die geuit wordt tegen het feit dat een paar krakers de verleiding niet hebben kunnen weerstaan om namens de hele kraakbeweging te spreken. Maar als de Amsterdamse kraakbuurten een dag later op een stedelijk overleg bij elkaar komen om tegenwicht te bieden aan de wat al te voortvarende distanti�ring, kunnen ze het niet eens worden over een breder gedragen verklaring. In een concept dat klaarligt wordt weliswaar het geweld niet goedgepraat, maar er wordt met een zeker begrip gesteld dat het voortkomt uit een 'algemeen gevoel van ongenoegen'. Dat gaat een deel van de aanwezige krakers echter nog te ver; ze nemen het op voor de 'afgeknapte achterban', die nog in volledige verwarring zijn wonden zit te likken.

Met deze verlamming in de besluitvorming weten de Autonomen wel raad. Als iedereen al op het punt van vertrekken staat, dwarrelt er een persbericht binnen waarin de Autonomen de volledige verantwoordelijkheid opeisen voor de ongeregeldheden. Tegelijk ontkennen ze ten stelligste dat de krakers de aanstichters zouden zijn. Het bericht wordt gretig overgenomen door de landelijke media.

De distanti�ring van de persgroep aan de ene en de verklaring van de Autonomen aan de andere kant geven aan dat het de krakers niet gegeven is zich in extreme situaties, in het bijzonder die waarin het gebruik van geweld aan de orde is, met eensgezinde standpunten in de openbaarheid te presenteren.

De ontwikkelde organisatievorm van de kraakbeweging, waarbinnen de individuele vrijheid hoogtij viert, sluit uit dat sterk uiteenlopende standpunten bij elkaar gebracht kunnen worden. Alles wat in zo'n situatie toch in de vorm van een standpunt naar buiten komt, versterkt onmiddellijk de interne verdeeldheid. Rond de kroningsrellen van 30 april 1980 manifesteert zich voor het eerst een openlijke tweedeling binnen de kraakbeweging tussen degenen die zich afkeren van het geweld en de confrontatie en zij die de ingeslagen weg tot het uiterste willen vervolgen. In dezelfde persverklaring van de Autonomen wordt aangegeven waarlangs deze weg zoal voert: 'Amsterdam heeft woensdag [30 april] voor het eerst kennis kunnen maken met een nieuwe methode om terug te pakken wat de bezittende klasse van ons jatte.' Ze propageren het 'autonoom' winkelen: 'Sla in die ruit, neem mee die buit!' De geest van het geweld is uit de fles en lijkt moeilijk meer in bedwang te houden. Delen van de kraakbeweging cultiveren de mythe van het geweld:

ZIJ zeggen
Stenen zijn geen argumenten
En
Slaan met knuppels
Bombarderen met sloopkogels
Vergiftigen met chemie
Verpesten met atomen
Moorden met gevangenissen
ZIJ hebben gelijk
Stenen zijn geen argumenten
Stenen zijn nog maar
Aarzelende pogingen
Om ons uit te drukken
In de enige taal
Die zij verstaan
WIJ hebben nog veel te zeggen!

Het antwoord van de overheid op de kroningsrellen laat niet lang op zich wachten. Van de kant van de politie wordt aanvankelijk gepleit voor het invoeren van stroomstokken en stopkogels. Dat gaat echter de meeste politici te ver, zij zien meer in een versneld invoeren van de Leegstandwet. De Anti-Kraakwet is weliswaar definitief van tafel, maar in het ontwerp voor de Leegstandwet zijn nog voldoende antikraakbepalingen opgenomen om het kraken zoveel mogelijk uit te bannen. Tenzij eigenaren hun pand hebben aangemeld in een leegstandsregister, wordt het kraken alsnog strafbaar gesteld. Zittende krakers krijgen ��n jaar de tijd om te verhuizen. De pijn van het leegstandsregister wordt voor de huiseigenaren echter verzacht doordat in het nieuwe wetsontwerp wordt opgenomen dat krakers in het vervolg niet meer op naam, maar anoniem gedagvaard kunnen worden. Behalve het leegstandsregister, waarvan echter nog allerminst duidelijk is wat ermee gedaan kan worden en wie het zal betalen, betekent het wetsontwerp voor de krakers verdere repressie en criminalisering. Maar voorlopig is de Leegstandwet nog niet ingevoerd en heeft de Raad van State al weer een aantal kanttekeningen bij het voorstel gemaakt.

Er valt echter ook wel wat kritiek te beluisteren op dit eenzijdige antwoord op de roep om recht en orde. 'Als het [kraken] een verstoring van de rechtsorde is, dan valt het in deze categorie te vergelijken met het omkeren van een bakkerskar in de hongerwinter. En zoals wel overal wordt ingezien: de hongerwinter zelf was een van de allergrootste verstoringen van de rechtsorde in de vaderlandse geschiedenis,' aldus H. J. A. Hofland.14 Het is een opvatting die ondanks het vertoonde geweld inmiddels door brede lagen van de bevolking ondersteund wordt. Meer op de achtergrond reageert de overheid dan ook op heel andere wijze op de krakersonlusten. De Nederlandse regering besluit kort na de kroningsrellen een onderzoek te laten uitvoeren door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, waarin de 'diepere oorzaken' van het oproer aan de oppervlakte moeten worden gebracht. In het uiteindelijke rapport 15 wordt geconcludeerd dat 'het huisvestingsbeleid in Amsterdam onmiskenbaar grote spanningen opgeroepen heeft onder de bevolking'. Hierop laat de Raad volgen 'dat structurele verbetering van de besluitvorming weliswaar niet mag worden afgedwongen door ongeregeldheden, maar hij wijst er toch op dat herhaald verzet een signaal kan zijn om de inspanningen op dit punt te vergroten'.

Ook het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk werpt zich vol overgave op de ongeregeldheden en publiceert begin juni een nota over agressief gedrag van jongeren getiteld Jeugd en agressie. Uitgangspunt voor het voorgestelde beleid is 'dat de jeugd draagster kan zijn van maatschappelijke veranderingen'. Het is daarom van belang excessief agressief gedrag te beschouwen als een 'signaal van maatschappijkritische aard' dat beantwoord moet worden door het realiseren van 'optimale ontplooiingskansen' voor jongeren.

Deze en andere begripvolle en schuldbewuste zienswijzen geven vooralsnog meer sturing aan het overheidsoptreden dan de roep om verdergaande repressie in de vorm van de Leegstandwet. Kort na 30 april wordt in de Amsterdamse gemeenteraad de aankoop van de eerste tien kraakpanden bekrachtigd. Ook de mogelijkheden voor haalbaarheidsonderzoeken worden ruimer. In 1980 komen er meer dan honderd kraakpanden in het aankoop- en verbouwingscircuit terecht. Het grootste gedeelte hiervan zal in de jaren die volgen door de gemeente verworven worden ten behoeve van jongerenhuisvesting.

De vergrote inspanningen om de kraakbeweging enigszins de wind uit de zeilen te nemen zijn ook wel op hun plaats. Alle commotie rond de Groote Keijser, de Vondelstraat en 30 april hebben in het hele land een golf van nieuw kraakelan teweeggebracht. Het kraken blijft niet meer beperkt tot de grote en middelgrote steden. Tot in de kleinste dorpen en gehuchten worden krakers gesignaleerd. Er is vrijwel geen gemeente meer in Nederland die niet met het fenomeen te maken krijgt. Vrij Nederland haakt in op de nieuwe tendens en volgt in een wekelijkse rubriek 'Gekraakt voor u' de ontwikkelingen op de voet. De samenstellers van deze rubriek verzorgen tevens elke week een 'kraakkwartier' in het KRO-programma Rauhfaser op Hilversum 3 en vergeten hierbij niet melding te maken van de her en der in het land gesignaleerde leegstand. In Amsterdam zijn er in 1980 zeventien buurten met een eigen kraakspreekuur die, op de tuinsteden in West na, de hele stad omspannen.16 De spreekuren spelen als vanouds een belangrijke rol bij de praktische hulp aan nieuwe krakers. De toegenomen spanningen rond het kraken zorgen evenwel voor een verschuiving onder de woningzoekenden die zich op de spreekuren vervoegen. De potenti�le krakers die bereid zijn de vaak verregaande consequenties van de keuze voor het tumultueuze krakersbestaan te aanvaarden, verdringen langzamerhand hen die in een laatste wanhoopspoging komen aankloppen om hulp. Deze verandering gaat gepaard met een verhoogde eis van zelfwerkzaamheid, waarbij de potenti�le krakers worden aangespoord de kraak zoveel mogelijk zelf voor te bereiden; alleen bij het binnentreden van de woning zelf wordt nog assistentie verleend. De wervelwind van gebeurtenissen die over de kraakbeweging is neergedaald, heeft zeker bijgedragen tot deze verandering. De organisatie draait op volle toeren, waardoor de werkdruk op de actieve krakers tot grote hoogte is gestegen. Door van nieuwe krakers zelfwerkzaamheid te eisen worden oude krakers verlost van veel tijdrovende klussen.

De alternatieve hulpverlening luidt in juni de noodklok. De Kraakpandendienst wijst er in een brief op dat de kraakspreekuren in toenemende mate fungeren als 'zeef voor politiek gemotiveerden' en roept op om de mensen die niet aan de verhoogde eis van zelfwerkzaamheid kunnen voldoen niet aan hun lot over te laten: 'Duidelijk is dat er bepaalde mensen zijn die dringend een huis nodig hebben en waarbij kraken de enige oplossing is. Bij de kraakgroepen in de buurten komen ze niet aan de bak, omdat ze nauwelijks bereid of in staat zijn een bijdrage aan het georganiseerd verband te leveren.'

Doordat de kraakspreekuren zich omvormen van hulpverleningsinstanties tot rekruteringsbureaus voor nieuwe medestanders, groeien de kraakgroepen en de alternatieve hulpverlening langzaam maar zeker uit elkaar. Terwijl deze verwijdering in Amsterdam geruisloos optreedt, verloopt dit proces in andere steden, waar de band van oudsher veel hechter is, vaak met de nodige conflicten. In Utrecht ontstaat uit onvrede met de Kraakbond het 'Krakerskollektief', dat zich veel meer toelegt op de strijd tegen speculatie en de belangen van woongroepen. De Kraakbond houdt in 1981 op te bestaan. In Den Bosch gaat na een interne splitsing de 'Kraakgroep' verder zonder het JAC. In Groningen ten slotte is het 'Krakerskollektief' geen lang leven beschoren. Al eind jaren zeventig komt het daar tot een splitsing tussen de 'Praktisch Kraakgroep Groningen' (PKG), waarin de hulpverlenende instanties zich verzamelen en de 'Kraakorganisatie Groningen' (KOG), die veel bredere politieke doelstellingen heeft. De situatie duurt voort tot 1981, wanneer de PKG opgaat in het Centrum voor Woningzoekenden en de KOG alleen overblijft.

Ook buiten de landsgrenzen heeft de strijdlust van de kraakbeweging de nodige gevolgen. De beelden van de tanks en de rellen hebben in heel West-Europa grote indruk gemaakt, met als gevolg dat krakers uit Amsterdam graag geziene gasten zijn bij hun collega's in het buitenland. Met de zomer voor de deur zwermen de krakers als zendelingen uit over Europa. Al kort na 30 april worden verschillende tournees ondernomen. Eind mei is er een speciale bijeenkomst met Amsterdamse krakers georganiseerd in Londen. Een film gemaakt door het aan de kraakbeweging gelieerde collectief 'Dwarsfilm' over de gebeurtenissen in de Vondelstraat - 'Een Vondelbrug te ver' - , wordt vertoond om de idee�n en werkwijzen kracht bij te zetten. De contacten met de Engelse krakers gaan al terug tot de jaren zestig. Er is altijd sprake geweest van een uitstekende verstandhouding. Als het zo uitkwam werden er over en weer solidariteitsacties uitgevoerd of geldinzamelingen gehouden. In augustus 1978 werd bijvoorbeeld een groep demonstranten opgepakt voor de Engelse ambassade in Den Haag tijdens een betoging uit solidariteit met krakers die zojuist in Londen uit hun huis waren gezet. Omgekeerd mochten vestigingen van Nederlandse bedrijven in Londen, zoals klm en Shell, na ontruimingen in Amsterdam regelmatig rekenen op een picketline.

Een andere delegatie wordt in dezelfde periode afgevaardigd naar Keulen, waar ze te gast is in een oude, gekraakte chocoladefabriek die met ontruiming bedreigd wordt. De krakers zijn uitgenodigd door een bundeling van Keulse actiegroepen en politieke partijen om informatie te geven over het kraken in Amsterdam. Ook op deze trip gaan de films mee, behalve de Vondelstraat- nu ook de Kinkerbuurt-film. Tot hun verbazing worden de Amsterdamse krakers ter plekke door een lokaal boulevardblad begroet met de kop: 'Hilfe, die Kraaker kommenK�ln vor dem Chaos?'17 Het is missschien te sterk om een direct verband te veronderstellen, maar uit het feit dat kort na de ophef die de kraakbeweging in Amsterdam veroorzaakt heeft, de onrust overslaat naar menige stad in het buitenland, mag voorzichtig afgeleid worden dat de Europese krakers zich op z'n minst hebben laten inspireren. Eind mei is het raak in Z�rich. De gemeente weigert al enkele maanden mee te werken aan de totstandkoming van een ruimte voor alternatieve, niet-commerci�le concerten. Diverse jongerengroepen hebben daarom de 'Rote Fabrik' gekraakt en zijn zelf maar hun 'Autonomes Jugendzentrum' (AJZ) begonnen. Om hun actie kracht bij te zetten is op 30 mei het operagebouw uitgekozen voor een demonstratie tegen de bestaande verdeling van de gemeentelijke subsidies voor kunst en cultuur. De politie is opgetrommeld om de operabezoekers ongehinderd toegang tot het gebouw te verschaffen en gelast de demonstranten het plein voor de ingang te verlaten. Het loopt compleet uit de hand. Twee dagen lang is Z�rich in de greep van de 'Operarellen', waarbij barricades worden opgeworpen en winkels worden geplunderd. Begin september komt het opnieuw tot grote geweldsuitbarstingen, als het AJZ ontruimd wordt.

Op 9 mei, goed een week na de kroningsrellen, staat Bremen in vuur en vlam tijdens een massale antimilitaristische betoging tegen het Duitse leger en de Navo. De zogenaamde Bundeswehr-rellen markeren voor Duitsland het begin van een onstuimig jaar dat vooral op het conto geschreven kan worden van Duitse kraakgroepen, die na een jarenlange onderdrukking in diverse steden weer voet aan de grond proberen te krijgen. Half juni is Freiburg het toneel van massale protesten tegen de ontruiming en de sloop van een gekraakt pand in de binnenstad. Tienduizend demonstranten komen op de been en vijf dagen lang staat de stad op stelten door barricades en straatgevechten. In november zijn krakers uit Amsterdam te gast in Hamburg op een manifestatie van een aantal linkse groepen onder het motto: 'Die Krawallanten [relschoppers] kommen.' Twee weken later hangt boven een soortgelijke bijeenkomst in Hannover de leus: 'Bremen, Z�rich, Amsterdam, nun ist auch Hannover dran.' Volgende halte is Berlijn. Hier breken half december voor het eerst grote krakersrellen uit na enkele ontruimingen in de wijk Kreuzberg. Van de Duitse politie komen berichten dat er niet alleen een groep Amsterdamse krakers is gesignaleerd, maar dat ook de gehanteerde strijdmethodes rechtstreeks lijken te zijn overgeplant uit Nederland.18

Voorlopig laatste pleisterplaats op de tournee is N�rnberg. Eind januari '81 zijn Amsterdamse krakers te gast in een jongerencentrum om het kraken in de stad, dat nog in de kinderschoenen staat, op gang te helpen. De meegebrachte film over de Vondelstraat blijft helaas door een technisch mankement op de plank liggen. Maar als de film enkele weken later alsnog vertoond wordt, raken de gemoederen zo verhit dat besloten wordt en masse in een demonstratieve optocht door de stad trekken. Onderweg sneuvelen ruiten en moeten enkele auto's het ontgelden. Wanneer de stoet is teruggekeerd in het jongerencentrum besluit de politie in te grijpen. Ze omsingelt het gebouw en alle 141 aanwezigen worden gearresteerd.

Het in Amsterdam ge�ntroduceerde kraakteken wordt in de loop der jaren overal ter wereld door krakers overgenomen, om te beginnen in 1980 in Duitsland. In Amsterdam verharden na 30 april de conflicten rond kraakpanden steeds verder. Hoewel op de achtergrond het nodige in beweging is gekomen rond het legaliseren van de door de krakers geschapen jongerenhuisvesting, verwordt de kraakstrijd op straat in alle openheid tot een uitzichtloos machtsconflict. Een en ander leidt in het verdere verloop van het jaar tot een aantal grimmige confrontaties, waarin zowel de krakers als de overheid zich van hun meest onverzoenlijke kant laten zien.

Op 31 mei kraakt een aantal bewoners van de Groote Keijser een nieuw pand. Na maanden in voortdurende spanning geleefd te hebben achter staalplaat en zandzakken, zijn ze toe aan rust. Ze kiezen een groot leegstaand pand dat van het Singel 370 loopt tot de Herengracht 329, de Vogelstruys. Al snel moeten ze echter weer alle zeilen bijzetten om zich een knokploeg van het lijf te houden en zijn ze tot aan hun oren in speculatieperikelen en een ontruimingsdreiging verwikkeld. De eigenaar, een louche onroerendgoedhandelaar, laat justitie het pand weer leeg opleveren op grond van huisvredebreuk. In de ochtend van 3 juli ontruimt de ME. Maar dat laten de krakers niet op zich zitten. Diezelfde middag nog bestormen ze het pand, zetten de stromannen van de eigenaar op straat en herkraken de Vogelstruys. Hierop komt de ME weer in actie. Vrijwel onmiddellijk rukt ze uit om het pand voor de tweede maal die dag te ontruimen. Ze wordt op de grachten bestookt met een regen van stenen, maar zelf laat ze zich ook niet onbetuigd; sommigen gooien gewoon terug, anderen rijden als dolle stieren met de ME-bussen op de krakers in. Aan beide zijden vallen de nodige gewonden. Van de arrestanten blijven er uiteindelijk zes voor langere tijd in hechtenis, op beschuldiging van huisvredebreuk en het gooien van stenen. Het is voor het eerst sinds jaren dat in de scene bekende krakers dit lot treft.

Ze missen hierdoor de strubbelingen rond de gekraakte luxeappartementen aan de Prins Hendrikkade. Voor ��n van hen, Henkie Borst, is dat mogelijk nog pijnlijker dan voor de anderen. Tegen hem persoonlijk heeft de eigenaar namelijk een kort geding aangespannen om de appartementen weer leeg te krijgen. Dat is te danken aan de loslippigheid van de pvda-fractieleider in de gemeenteraad Pelle Mug. Na de kraak in april voerde hij overleg met de krakers, waarbij onder anderen Henkie Borst aanwezig was. Doordat hij vervolgens diens naam prijsgeeft aan de tegenpartij, heeft hij voor de krakers definitief afgedaan. Niet veel later wordt Mug nagedragen dat hij als huisbaas een van zijn etages aan een bordeel verhuurt. Met de staart tussen de benen verdwijnt hij van het politieke toneel. Hoewel Henkie Borst ondertussen nog steeds gevangenzit, veroordeelt de rechter hem eind juli om 'met de zijnen' binnen twee weken de luxeappartementen te verlaten. E�n dag voor de ontruiming, op 19 augustus, wordt hij samen met de andere Vogelstruys-arrestanten vrijgelaten.

De voorbereiding van de krakers op de ontruiming verloopt chaotisch. Anders dan bij de Groote Keijser en de Vondelstraat ontbreekt ditmaal de strakke regie van een kleine, maar hechte groep kraakbonzen. Die hebben de bewoners na de kraak met de nodige moeite buiten de deur weten te houden. Ze besluiten weliswaar het pand net als bij de Keijser te barricaderen en te verdedigen met een binnen- en een buitenploeg, maar het lukt niet hier de buurten voor op de been te krijgen. In de kraakgelederen groeit de twijfel over de zin van alweer een knokpartij met gewonden en arrestaties. Ondertussen verschijnen er echter wel foto's in de krant van een dakgoot vol met gooi- en smijtwerk, waaronder koelkasten. 'Klaar voor de strijd' luidt het onderschrift; Amsterdam maakt zich op voor de zoveelste gewelddadige confrontatie tussen krakers en politie. Maar door het uitblijven van de steun vanuit de buurten wordt, naarmate het tijdstip van de ontruiming nadert, de onhaalbaarheid van het oorspronkelijke strijdplan steeds duidelijker. Van de nood wordt echter een deugd gemaakt en er wordt een alternatief plan uitgewerkt: de trukendoos gaat open.

Op de dag van de ontruiming is er een enorme troepenmacht in Amsterdam samengebracht. Tweeduizend manschappen staan klaar om de luxeappartementen te heroveren. Er worden verschillende hoogwerkers ingezet, waarmee containers vol agenten op het dak worden gedropt. Aan een van de hoogwerkers bungelt een bakje van waaruit een groepje scherpschutters het dak nauwlettend in de gaten houdt. Als de aanval is ingezet verschijnt in een van de ramen kraker Moos met een megafoon, die in een verklaring de verbouwereerde autoriteiten meedeelt dat op hem na alle krakers allang uit het pand vertrokken zijn en dat men met zo'n overmacht tegenover zich een geweldadig treffen uit de weg gaat. Heel Nederland kan meegenieten, want om Moos heen staat een grote afvaardiging van de landelijke media die zijn woorden tot in de kleinste uithoeken laat weerklinken. Het is een publiciteitsstunt van de eerste orde, met dank aan de pastoor van de naburige Nicolaaskerk. Via een geheime doorgang heeft hij de krakers kort voor de ontruiming een ontsnappingsroute geboden en hen opgevangen in de pastorie.


19 augustus 1980, ontruiming van de luxeappartementen op de Prins Hendrikkade.

Niet iedereen kan zich echter vinden in de vredelievende boodschap die vanuit de appartementen aan de Prins Hendrikkade wordt verkondigd. De meer militante fracties binnen de kraakbeweging zijn niet zo gemakkelijk in toom te houden. Als Theo van der Giessen doorkrijgt dat de krakers van de Prins Hendrikkade afstevenen op een geweldloze ontruiming, grijpt hij de microfoon van radio De Vrije Keijser om, tegen de afspraken van het stedelijk overleg in, de hordes alsnog in beweging te krijgen. Zijn oproep zal ertoe bijdragen dat voor het ontruimde pand op het Stationsplein rellen uitbreken.

Politie en justitie laten zich trouwens ook niet veel gelegen liggen aan de poging tot de�scalatie. Moos is nog niet uitgepraat of de volgende ontruimingsoperatie wordt ingezet. Dit keer gaat het om een pand in de Huidenstraat. Ten grondslag aan het ontruimingsvonnis19 ligt een juridische vondst, die al snel tot de 'Huidenstraattruc' wordt omgedoopt. Na jaren tevergeefs gewacht te hebben op een anti-kraakwetgeving, hebben huiseigenaren een juridisch wapen in handen gekregen, dat het ze wel erg gemakkelijk maakt om hun panden te laten ontruimen. Met de 'Huidenstraattruc' omzeilen ze de civielrechtelijke voorwaarde dat krakers altijd op naam gedagvaard moeten worden. In het kort komt de truc erop neer dat de eigenaar in zee gaat met een tweede partij, een aannemer of een andere koper, met wie hij een contract sluit voor renovatie of verkoop. Die tweede partij constateert echter dat niets met het pand begonnen kan worden omdat het bewoond is. In een kort geding tegen de eigenaar wordt vervolgens over de rug van de bewoners heen lege oplevering ge�ist. In het geval van de Huidenstraat wijst de rechter in eerste instantie de vordering af. Het gerechtshof valt echter in hoger beroep wel voor de nieuwe vondst en bepaalt dat de eigenaar 'met al de zijnen' het pand moet verlaten.20

De ontruiming in de Huidenstraat komt totaal onverwacht. Omdat het pand om de hoek ligt bij de Groote Keijser, gaan er al snel geruchten dat ook deze zes panden aan de beurt zijn. Als de berichten het slagveld bij de Prins Hendrikkade bereiken, spoeden de krakers zich massaal terug naar de Keijser. In een mum van tijd worden er met alles wat los en vast zit barricades op de grachten opgericht. Om de gemoederen weer tot bedaren te brengen moet de politie de krakers zwart op wit bevestigen dat de Groote Keijser die dag met rust gelaten zal worden.

De volgende schermutselingen vinden drie weken later plaats. Weer vormt de Vogelstruys de aanleiding. Op 8 september staat het proces gepland tegen de arrestanten die zes weken in voorarrest hebben gezeten. Dit clubje heeft inmiddels binnen de scene de status van politieke gevangenen verworven. Ze kunnen zelfs rekenen op de steun van hun moeders, de 'maffe mammies', die het openlijk opnemen voor hun zonen. Door de krakersadvocaten Donk en Kersting wordt er alles aan gedaan om aan te tonen dat de ontruiming onrechtmatig was, omdat het pand bij de kraak wel degelijk leegstond; niet de krakers, maar de politie pleegde daarom huisvredebreuk. Aanvankelijk lijkt deze strategie haar vruchten af te werpen. De rijksrecherche wordt ingeschakeld om een onderzoek in te stellen. Pas in maart 1982 komt het tot een uitspraak: de krakers worden alsnog schuldig bevonden, maar alleen Henkie Borst wordt veroordeeld tot vier maanden onvoorwaardelijk.

Aan de vooravond van het proces wordt de Vogelstruys opnieuw gekraakt. Een dag later ontruimt de ME. En voor de vijfde keer dit jaar breken er grootschalige onlusten uit. Op het Rokin worden weer barricades opgericht en in brand gestoken. Ook de middenstand moet het opnieuw ontgelden: ruiten sneuvelen en etalages worden geplunderd. Een deel van de kraakbeweging wil de huid zo duur mogelijk verkopen. Ze hanteert de strategie van de maximale schade. De kosten voor een ontruiming moeten zo hoog oplopen dat de overheid in het vervolg wel eieren voor haar geld zal kiezen. Dat ze hierdoor steeds meer Amsterdammers flink tegen zich in het harnas jagen, wordt op de koop toe genomen.

Ook de onvrede onder de politieagenten neemt hand over hand toe. Het zit ze sowieso al niet lekker dat ze elke keer op de krakers worden afgestuurd om de hete kolen uit het vuur te halen van een falend huisvestingsbeleid. Als ze dan ook nog de opdracht krijgen van de burgemeester om overtredingen van de krakers door de vingers te zien, komen ze in opstand.

Eind september zetten krakers voor de Groote Keijser de gracht af voor een 'kraakverzetmanifestatie', compleet met informatiekraampjes, theater, muziek en live-uitzendingen van radio De Vrije Keijser. Polak drukt de politie op het hart tolerant te zijn en geen nieuwe rellen uit te lokken. Ge�rriteerd gaat de politie vervolgens over tot prikacties. Ze laat weten dat als het bevoegd gezag de Groote Keijser aanwijst als een vrijplaats, het personeel zich niet geroepen voelt om elders in het district op die dag wel op naleving van de regels toe te zien.

Het heeft er alle schijn van dat de harde repressiemaatregelen waarmee de krakers korte tijd later worden geconfronteerd, vooral de politie tevreden moeten stellen. Voor 10 oktober hebben de Autonomen op de van hen bekende wijze met een gepast affiche opgeroepen tot een demonstratie. Deze keer, het protest in de Nieuwmarktbuurt indachtig, tegen de offici�le opening van het laatste stuk metro tussen het Waterlooplein en het Centraal Station. De stoet trekt door de stad, waarbij hier en daar de ruiten van enkele aanstootgevende gebouwen, zoals het Paleis op de Dam, eraan moeten geloven. Aangekomen bij het hoofdbureau van politie op de Marnixstraat, wordt de demonstratie razendsnel van vier kanten tegelijk ingesloten door de ME; 163 demonstranten worden gearresteerd.

De eerste massa-arrestatie sinds de ontruiming van het Maagdenhuis in 1969, kan bijzonder effici�nt verlopen omdat als krakers vermomde 'stillen' zich tussen de demonstranten hebben gemengd. Ze gaan nogal ruig tekeer en nemen het voortouw bij het stenengooien en de vernielingen. Als de demonstratie al wat begint te verwateren, nestelen de stillen zich op de kop van de stoet en lokken de actievoerders naar het hoofdbureau. Aldaar heeft de me zich verdekt opgesteld om op het juiste moment te kunnen toeslaan. Na de problemen rond de woningnood jarenlang op hun beloop te hebben gelaten, zit het Amsterdamse gezag opgescheept met een geradicaliseerde kraakbeweging, waarvan sommige delen geen gelegenheid onbenut laten om het conflict verder op de spits te drijven.

De situatie rond het belangrijkste symbool van de kraakbeweging, de Groote Keijser, wacht nog altijd op een definitieve oplossing. De druk op het gemeentebestuur om de Groote Keijser te ontruimen, wordt vanuit de regering in Den Haag steeds verder opgevoerd. Wiegel en Van Agt laten op 13 oktober twee straaljagers laag over de Keijser vliegen om infraroodopnames te maken. In Amsterdam realiseert men zich maar al te goed dat een ontruiming van de Groote Keijser een regelrechte oorlogsverklaring is aan de kraakbeweging. Niet alleen zal een ingreep met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitlopen op grote ongeregeldheden, de verhoudingen met de actievoerders in de stad zullen voor jaren grondig verstoord raken. Er m��t een andere oplossing gevonden worden.

In het najaar van 1980 verschijnt De Keizerkraker als een 'illegale' parodie op de bekende striphelden.


Op de achtergrond is wethouder Schaefer al maanden bezig een eventuele aankoop voor te bereiden. Half oktober kondigt hij een principeovereenkomst aan met de eigenaar: de gemeente zal de zes grachtenpanden aankopen voor 1,8 miljoen gulden. Er wordt aan de krakers maar ��n harde voorwaarde gesteld: radio De Vrije Keijser, een doorn in het oog van de autoriteiten, moet het pand uit. Omdat er al enige tijd niemand meer woont in de Keijser, wordt de kwestie voorgelegd aan de stedelijke vergadering. Niemand is gelukkig met de door de gemeente voorgestelde deal. Men vindt eigenlijk dat de panden gevorderd moeten worden en niet dat de eigenaar met de geboden prijs alsnog beloond wordt voor zijn speculatiepraktijken. Nog gevoeliger ligt voor sommigen de verwijdering van de radio. Men is niet gewoon zich de wet te laten voorschrijven, maar aan de andere kant realiseren de meesten zich ook wel dat een nieuwe locatie voor de zender snel gevonden is. Bovendien heeft ook in krakerskringen de commotie van het afgelopen jaar de nodige sporen nagelaten; de actiemoeheid slaat langzamerhand toe. Uiteindelijk geeft de stedelijke vergadering de radio op en gaat akkoord met de aankoop.

Opnieuw wreekt zich echter het feit dat op een stedelijke vergadering weliswaar beslissingen kunnen worden genomen, maar dat dit nog niet betekent dat alle krakers zich hier ook bij neerleggen. Dat de Groote Keijser omgebouwd zal worden van een strijdbaar bolwerk tot een braaf wooncomplex vol HAT-eenheden wekt weerzin bij sommige voormalige bewoners en enkele medewerkers van radio De Vrije Keijser. Zij zien de vrijplaats, waar ze zo hard voor geknokt hebben, tussen hun vingers door wegglippen. Daags nadat een delegatie van de kraakbeweging met de verantwoordelijke wethouders om de tafel heeft gezeten om de afwikkeling van de Keijser met definitieve afspraken te bekrachtigen, besluiten ze een daad te stellen en de Groote Keijser te herkraken. De panden staan immers leeg en bovendien kan meteen een feest gehouden worden om het tweejarig jubileum van de kraak te vieren. Met onder de arm de zender van de radio, die ze een week eerder uit protest zelf uit de Keijser hebben meegenomen, dringen ze naar binnen. Helaas lukt het niet om met een live-uitzending het nieuws van de herkraak wereldkundig te maken, maar ook een belronde langs de buurten doet wonderen. Enkele tientallen krakers stromen toe. De sfeer is weinig ontspannen; de meeste aanwezigen hebben wel in de gaten dat er meer aan de hand is dan een vrolijk krakersfeest. Naarmate de avond vordert en de alcoholconsumptie stijgt wordt de stemming steeds baldadiger om ten slotte om te slaan in regelrechte vernielzucht.

Als het feest ten einde loopt en de meeste opgetrommelde krakers vertrokken zijn, blijft de kern van de herkrakers, samen met enkele punks van kraakpand 'Huize Chaos' aan de Sarphatistraat, in het souterrain van de Keijser over. Deze ruimte was afgelopen zomer voor het publiek toegankelijk gemaakt en verbouwd als infocentrum, waar de standpunten van de krakers overzichtelijk over het voetlicht worden gebracht. Van hieruit worden de vele verzoeken voor educatieve rondleidingen, lezingen en informatiebijeenkomsten in goede banen geleid. De herkrakers beschouwen deze voorlichtingsactiviteiten als schijnheilige pogingen om in het gevlij te komen bij het klootjesvolk. De behoefte anderen te overtuigen heeft bij hen allang plaatsgemaakt voor de opvatting dat je als kraker het hele circus van de bureaucratie en het politieke establishment gewoon moet passeren, om aan gene zijde je problemen zelf op te lossen en je leven in te richten zoals je zelf wilt.

Aan het einde van de nacht vieren de herkrakers hun frustratie over de gang van zaken rond de Keijser bot op het interieur en de tentoonstellingsborden. Ruiten gaan aan diggelen en overal worden graffiti op de muren gespoten, vooral gericht tegen de kraakbons van de Groote Keijser, Theo van der Giessen. In een pamflet dat na de rausjpartij met de hulp van een redactielid van de Kraakkrant wordt verspreid, worden de grieven tegen hem kernachtig samengevat: 'Dat gemanipuleer, gereken hoe je de verschillende groepen kunt organiseren om je eigen doel te bereiken, dat kennen we, nietwaar? En de manier van leven van onze grote organisator: net zo burgerlijk en op een zekere toekomst gericht als al die andere politici en managers. Dat je geen plezier in zo'n soort leven hebt, dat zeggen ze zelf, of zoals Theosterk argument voor de meutezegt: Ik doe al driekwart jaar niet waar ik zin in heb. Arme Theo, sterke held, fantastische kerel, droom van mijn revolutie, aahhh!!! effe piesen. Doe wat je wil, niet alleen op 30 april.'21

De interne rebellie wordt meedogenloos de kop ingedrukt. De volgende dag worden de herkrakers op diverse plaatsen van hun bed gelicht. Nadat hun huizen overhoopgehaald zijn, worden ze meegevoerd naar de Keijser waar ze zich tegenover de verzamelde krakers, in het bijzonder zij die bij het infocentrum betrokken zijn, moeten verantwoorden. Het gaat er bepaald niet zachtzinnig toe. Ze worden geschopt en geslagen en door een ge�motioneerde menigte toegeschreeuwd en uitgescholden.

Binnen de kraakgelederen worden de herkrakers alom scherp veroordeeld. Met de vernieling van het infocentrum hebben ze in ��n klap maanden werk om zeep geholpen en dat wordt door niemand geaccepteerd. In eerste instantie dreigen hierdoor de achterliggende beweegredenen ondergesneeuwd te raken. Pas als de gemoederen weer tot rust gekomen zijn komt in de Kraakkrant een uitgebreid debat op gang waarin ook de herkrakers de gelegenheid krijgen het hoe en waarom van hun actie te verduidelijken.

Al te veel tijd om bij het voorval stil te staan is er niet, want de volgende grote ontruiming kondigt zich al weer aan. De bewoners van de Grote Wetering tegenover het Rijksmuseum hebben te kennen gegeven hun pand niet zonder slag of stoot op te geven. Het is inmiddels goed gebruik om die aankondiging gepaard te laten gaan met de nodige barricaderingswerkzaamheden, waardoor de politie weer gedwongen wordt met groot materieel uit te rukken. Op 2 december 1980 dalen de containers neer op het dak van de Wetering. Tot verrassing van iedereen stappen behalve de ME ook Sinterklaas en Zwarte Piet uit. Als de politie dacht met dit speelse gebaar de angel uit het krakersverzet te kunnen verwijderen, komt ze van een kouwe kermis thuis. Rond de Grote Wetering breken voor de zoveelste keer onlusten uit. Maar veel krakers zijn niet op hun achterhoofd gevallen en kijken wel uit om zich nog langer op straat door stillen in elkaar te laten slaan of om ingesloten en gearresteerd te worden. Om toch hun protest te laten blijken verzamelen ze zich in kleine groepjes van zo'n vijftien tot twintig personen op vooraf afgesproken plaatsen. In een wijde cirkel om het daadwerkelijke strijdtoneel heen trekken ze een spoor van vernielingen door de stad; vooral makelaarskantoren, gemeentelijke instellingen en last but not least de banken moeten het ontgelden. Met 'kraaienpoten', aan elkaar gelast en bijgepunt draadstaal, en priemen zijn ze voorbereid om de autobanden van de achtervolgende politie onklaar te maken. Iedereen steekt zich zoveel mogelijk in dezelfde outfit, waardoor achteraf van eventuele herkenning geen sprake kan zijn. E�n zo'n groep die vanuit de Staatsliedenbuurt opereert, staat bekend als de 'zwarte-helmenbrigade'. Een andere groep, vanuit de Nieuwmarktbuurt geformeerd, is erin gespecialiseerd om met klauwhamers etalage- en autoruiten in het voorbijgaan te versplinteren.

Voor de logge ME-pelotons zijn deze groepen in de wirwar van straatjes in de Amsterdamse binnenstad nauwelijks te lokaliseren; ze duiken plotseling op, maar verdwijnen weer net zo snel als ze gekomen zijn, op naar een volgend object om hun woede op te koelen. Pas als het ze te heet onder de voeten wordt, lossen de groepen op en verdwijnen in de massa.

Het is een bizar en grimmig antwoord op de toegenomen repressie van de overheid, die met massa-arrestaties, stillenterreur en steeds meer en langere gevangenisstraffen de krakers probeert af te schrikken de straat op te gaan. Op grote delen van de kraakbeweging mist dit zijn uitwerking niet, maar er blijft altijd een harde kern over die nergens voor terugdeinst en meegaat in de geweldsspiraal. Een en ander leidt enkele weken later tot de 'kantoorlog', een Amsterdamse variant op de Kristallnacht.

Bij een pand aan de Prinsengracht 715 valt een paar dagen na de kraak, eind januari 1981, een dagvaarding in de bus voor een kort geding: meneer X en mevrouw X zijn op een vage foto aangewezen als bewoners en worden voor het gerecht gedaagd. Op 5 februari accepteert de rechter deze anonieme dagvaarding en bepaalt dat het pand onmiddellijk ontruimd dient te worden. De krakers beschouwen de uitspraak als een voorproef op wat hun na de invoering van de aangekondigde Leegstandwet te wachten staat en reageren furieus: 'Nu hebben ze ook onze laatste rechten ingepikt.' Als de politie een dag later verschijnt om het pand te ontruimen wordt groot alarm geslagen. En met succes, de aanval wordt afgeslagen en rondom het pand verschijnen de barricades. Het hele weekend is er koortsachtig overleg met gemeenteraadsleden, maar vooral burgemeester Polak wenst voet bij stuk te houden. Op zondagavond is er een grote stedelijke vergadering, waar wordt besproken hoe op de aanstaande ontruiming gereageerd zal worden. Het is duidelijk dat men zich niet willoos zal laten afvoeren. De strategie van de prikacties zal op grote schaal uitgevoerd worden. De aandacht zal zich speciaal richten op alle banken die zich in de ogen van de krakers schuldig hebben gemaakt aan het financieren van de praktijken van onroerendgoedspeculanten.

Op maandag 9 februari ontruimt de ME 'Pand X'. De gracht wordt afgezet zodat een bulldozer en een pantserwagen rustig hun werk kunnen doen. Op de afgesproken tijd en plaats gaan een paar honderd krakers op weg voor een van tevoren uitgestippelde bankentocht. Systematisch worden overal in de stad bankkantoren bezocht en de ruiten ingekinkeld. De politie staat erbij en kijkt ernaar, het enige wat ze kan doen is het doorgeven van de getroffen banken aan het hoofdbureau. Bij elke poging om de demonstratie in te sluiten splitst die zich op in kleinere groepen om zich later weer op een vooraf afgesproken punt te hergroeperen.

De ABN doet een dag later aangifte van ingegooide ruiten bij elf filialen plus het hoofdkantoor; in totaal ongeveer vierenzeventig winkelruiten met een totale opppervlakte van meer dan 900 m2. Maar de ABN was niet het enige doelwit. Ook de ruiten van een klein dozijn Amrobankfilialen gaan eraan, en die van de Westland-Utrecht Hypotheekbank, de Friesland-Groningen Hypotheekbank, Slavenburgs Bank, Van Lanschot en de Centrumbank. Verder moeten de ruiten van de Effektenbeurs, de Kasassociatie, het Financieele Dagblad en een hele reeks verkeersbureaus en luchtvaartmaatschappijen het ontgelden; en in het voorbijgaan die van de seksshops van Christine le Duc, De Bijenkorf en de ontruimde Vogelstruys. Tot slot gaan ten overstaan van de verbouwereerde agenten de ruiten van het politiebureau Warmoesstraat aan diggelen.

De door de 'bankentocht' veroorzaakte ravage is ongekend, de hele binnenstad ligt bezaaid met glassplinters. Voor de krakers is het niet meer dan een logische volgende stap in een steeds verder escalerend conflict: 'Wie niet horen wil moet maar voelen. Leegstandwet is oorlog! Wij willen wonen, wij willen leven en subito!'

Met de bankentocht en de ontruiming van Pand X wordt een roerig jaar afgesloten, tenminste wat Amsterdam betreft. Het grootschalige krakersverzet slaat namelijk over naar de provincie. Voor de geschiedenis van de reeks opeenvolgende krakersopstanden die in 1980 is ingezet, gelden de verwikkelingen rond de Piersonstraat in Nijmegen als een passende afsluiting.

Eind 1980 tekenen zich in Nijmegen de contouren af van een conflict tussen krakers en het stadsbestuur dat geenszins onderdoet voor dat in Amsterdam. Inzet van de controverse is een geplande bovengrondse parkeergarage aan het Zeigelhof, een pleintje tussen de arbeidershuisjes aan de Piersonstraat en de Karrengas in het hartje van de stad. De discussie over de bouw van parkeergarages in het centrum sleept zich al jaren in de Nijmeegse gemeenteraad voort en heeft meerdere keren gezorgd voor crises tussen de politieke partijen. Zes jaar gehannes resulteert uiteindelijk in een politiek compromis dat leidt tot de uitvoering van het Zeigelhofplan: 'de parkeergarage die niemand wil'22.

Ook de arbeidershuisjes in de Piersonstraat moeten plaatsmaken voor de garage. Nadat de oorspronkelijke bewoners in de zomer van 1980 zijn vertrokken, worden de veertien huisjes gekraakt. De krakers weigeren te wijken voor het 'prestige-object': 'De Pierson mot blieve.' Als de gemeente eind december de bezetters sommeert de huizen te verlaten, kondigen de krakers een 'oorlog' aan. De stadsbestuurders zitten duidelijk met het genomen besluit in hun maag en de discussie over de garage wordt in januari heropend. Tevergeefs, de gemeenteraad blijkt niet bij machte het omstreden plan zelfs maar op te schorten.

In de nacht van 15 op 16 februari wordt 'Vrijstaat de Eenhoorn' geborengenoemd naar een groot pakhuis aan het Zeigelhof. Net als in de Vondelstraat gaat er een afleidingsmanoeuvre aan vooraf. Midden in de nacht vertrekken honderden krakers voor een demonstratieve optocht door de stad. De politie hapt toe en blijft in hun buurt. Hierdoor krijgt een andere groep de gelegenheid in alle rust barricades op te werpen rond de Piersonstraat. Via radio Rataplan, de plaatselijke kraakpiraat, worden de lijnen met de buitenwereld vierentwintig uur per dag opengehouden. De Nijmegenaren worden ge�nformeerd en er gaan oproepen de lucht in om de barricades te komen verdedigen. Vanuit het hele land stromen krakers naar de vrijstaat toe. Als radio Rataplan door een speciale commando-eenheid van de militaire politie wordt overvallen weet iedereen dat het menens wordt. Gekleed in zwarte pakken en met bivakmutsen hakken de commando's zich met bijlen een weg naar binnen en slaan in een paar minuten de hele studio aan gort.


Het beleg heeft precies een week geduurd als in de vroege morgen van 23 februari het beproefde ontruimingscircus weer op gang komt, compleet met de vanuit de helikopter afgeworpen pamfletten, een Leopard-tankdozer en pantserwagens. 'Waarom weigerden de verantwoordelijke politici een stukje gezichtsverlies te accepteren ten dienste van het stadsbelang?' vraagt De Gelderlander zich in een hoofdredactioneel commentaar23 bijna wanhopig af, wanneer de balans wordt opgemaakt van het geweld dat Nijmegen op de dag van de ontruiming teisterde. Er wordt nog wekenlang verschillende keren door vele duizenden mensen geprotesteerd tegen de ontruiming en tegen de parkeergarage. Het zijn de grootste betogingen die Nijmegen ooit gekend heeft. Die parkeergarage is er natuurlijk nooit gekomen. Wel krijgt Nijmegen tot ver in de jaren tachtig te maken met een van de radicaalste kraakgroepen van het land.


Alle krakersopstanden bij elkaar maken 1980 voor Nederland tot het meest bewogen jaar sinds de Tweede Wereldoorlog. De revolutie breekt niet uit, maar dat is dan ook het laatste waar de kraakbeweging haar zinnen op heeft gezet. 'Zoek het maar uit, we doen het zelf wel' is meer de houding die de krakers bindt. Slechts een verdwaalde hippie haalt het nog in zijn hoofd voor te stellen via de hiertoe ge�igende kanalen invloed uit te oefenen. In die zin markeren de gebeurtenissen van 1980 ook een breuk met het verleden. De jaren zestig en zeventig, het tijdperk van de benauwende ideologie�n en het dogmatische politieke verzet zijn voorgoed voorbij. De stoffige vergadercultuur is ingeruild voor de spontaniteit van de directe actie: 'Anything goes!'


Noten [5] Jullie rechtsorde is de onze niet

1. Interview met Polak, De Groene Amsterdammer , 1 mei 1980.

2. Ars Aequi, juli 1980.

3. De Groote Keijser is overal, februari 1980, blz 3.

4. De Groote Keijser is overal, februari 1980, blz 3.

5. Vrij naar Vondel. Zie Kraakkrant 37, maart 1980.

6. Zie onder andere het verslag van de gebeurtenissen in de nacht van zondag op maandag op het stadhuis in De Vondelstraat - Verslagen van Radio Stad 29 februari - 3 maart 1980, Amsterdam, 1980, blz 147 - 148. (Voor de toenmalige PvdA-fractie binnen de gemeenteraad was indertijd klip en klaar dat Polaks handelingen in de nacht van zondag op maandag werden gestuurd vanuit Den Haag. Een en ander werd nog eens bevestigd in een gesprek met het toenmalige fractielid Tom Keune dat ik in 1996, enkele maanden voor zijn dood, met hem voerde.)

7. De terughoudendheid van de overheid heeft zeker ook te maken met de aangekondigde stakings- en actiedag van de FNV die voor de volgende dag, 4 maart, in Amsterdam op het programma staat. Onder druk van de gemeente heeft de FNV de protestbijeenkomst tegen het loonbeleid van de regering-Van Agt, die gepland stond op de Dam, op het laatste moment verplaatst naar de RAI. 'Om geen olie op het vuur te gooien', aldus een woordvoerder. Op de bijeenkomst zelf klinkt vanuit de basis echter steeds luider: 'Naar de Dam, Naar de Dam!' Hierop voelt Herman Bode, vice-voorzitter van de FNV, zich geroepen tot zijn befaamde uitspraak: 'Willen we naar de Dam? - Dan gaan we naar de Dam!'. In de demonstratie van de RAI naar de Dam lopen ongeveer dertigduizend mensen mee, die onderweg duidelijk laten blijken wat ze van het optreden tegen de krakers vinden. 'Bezuiniging OK, maar dan op de ME', 'Staken en kraken - allebei een recht', 'Wonen en werk voor iedereen' etc.

8. Schattingen lopen uiteen van 5.000 (De Telegraaf) tot tussen de 10.000 en 15.000 (krakers). Het is hoe dan ook de grootste demonstratie die de kraakbeweging in Amsterdam ooit op de been heeft weten te krijgen.

9. Hoofdredactioneel commentaar NRC-Handelsblad, 13 maart 1980.

10. In Amersfoort werd al in 1973 voor korte tijd een nieuw appartementencomplex gekraakt.

11. Tros-Aktua, 10 april 1980.

12. de Volkskrant, 5 april 1980.

13. De film 'Een koninkrijk voor een huis' wordt uiteindelijk nooit uitgezonden op tv.

14. Haagse Post, 23 augustus 1980.

15. Democratie en geweld - Probleemanalyse naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam op 30 april 1980, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, december 1980.

16. Plantage/Sarphatibuurt, de Pijp, Oosterparkbuurt, Staatsliedenbuurt, Hugo de Grootbuurt, Kinkerbuurt, Grachtengordel, Haarlemmerbuurt, Nieuwmarkt/Burgwallen, Weesperbuurt, Vondelpark/Concertgebouwbuurt, Schinkelbuurt, Rivierenbuurt, Dapperbuurt, Indische Buurt, Noord en Betondorp.

17. Zie Kraakkrant 47, november 1980.

18. Zie De Telegraaf en Trouw 16 december 1980.

19. Hof Amsterdam 10 juli 1980 (NJ 80.594).

20. Het is niet de eerste keer dat de truc wordt toegepast. Bij een ontruiming op 6 maart 1974 van enkele door een groep van de Stichting Centraal Wonen gekraakte panden aan de Keizersgracht 530-534, wordt de truc voor het eerst toegepast. Het is dezelfde advocaat als in 1974, Kingma, die bij de Huidenstraat deze kunstgreep weer van stal haalt.

21. Dit is de tekst van het manuscript. In het uiteindelijk verspreide pamflet is de naam van Theo weggelaten.

22. Zelfs het CDA, een constante machtsfactor in de Nijmeegse politiek, maakt er geen geheim van dat ze tot op het laatste moment is blijven hopen dat de Raad van State de ingediende bezwaarschriften van de omwonenden zou honoreren. Zie De Gelderlander, 8 januari 1981.

23. De Gelderlander, 24 februari 1981.


[6] Om meer dan woningnood alleen

Als begin 1981 de rookwolken zijn opgetrokken, kan de balans van een jaar onstuimig krakersverzet worden opgemaakt. In vergelijking met 1979 is het landschap drastisch gewijzigd. De door sommige fracties binnen de kraakbeweging nagestreefde confrontatie met de politiek heeft daadwerkelijk plaatsgevonden. En met succes, de woningnood onder jongeren is hoog op de politieke agenda terechtgekomen. Deze ontwikkeling heeft er tevens toe bijgedragen dat een nieuwe generatie krakers die vanaf 1980 de kraakbeweging instroomt, met open armen ontvangen kan worden. Een handjevol kraakpanden is in het afgelopen jaar met het nodige tumult ontruimd, maar ondertussen zijn er in heel Nederland honderden bijgekomen. Bovendien komen veel reeds langer gekraakte panden na een onrustig begin van ontruimingsdreigingen in wat kalmer vaarwater, doordat ze in een aankoopprocedure belanden.

De politieke confrontatie stuit echter in de ogen van steeds meer krakers op bepaalde grenzen. De opeenvolgende gebeurtenissen van 1980 hebben de strijd meer en meer verengd tot ad-hocverzet tegen het optreden van politie en justitie, en tegen politieke beslissingen die een directe bedreiging vormen voor de kraakbeweging. Het gevoel achter de feiten aan te lopen en meegesleurd te worden in een spiraal van geweld en tegengeweld, begint hoe langer hoe meer krakers tegen te staan. Langzaam maar zeker verliest de beproefde strategie haar aantrekkingskracht: de confrontatie om de confrontatie is geen perspectief waar het merendeel van de krakers warm voor loopt.

Een van de eerste stappen die de omslag inluiden is een initiatief van een groepje krakers uit de Nieuwmarkt /Burgwallenbuurt. Onder het motto 'Met de ME op de thee' zoeken ze eind 1980 contact met de manschappen van de Mobiele Eenheid: 'Voor ons en waarschijnlijk ook voor jullie is het heel eng en spannend met elkaar een gesprek aan te gaan. Wij hopen dat het leidt tot een beter inzicht in elkaars beweegredenen, een informatieuitwisseling en een vermindering van vooroordelen vanuit beide kanten.' Door de leiding van het Amsterdamse politiekorps worden zes ME'ers geselecteerd. Medewerkers van de Raad van Kerken en het Mozeshuis in Amsterdam bemiddelen bij de gesprekken, die in maart 1981 op gang komen. 'We willen hun in een gesprek duidelijk maken wat er achter onze agressie zit als we hen voor/op/achter onze barrikades tegenkomen,' aldus de krakers in een verslag in de Kraakkrant. De ME'ers leggen eveneens verantwoording af aan hun eigen achterban, want 'het is tenslotte niet niks dat de politie een gesprek aangaat met haar grootste tegenstanders van het afgelopen jaar'1. De insteek van de ME'ers bij de gesprekken is het terugdringen van de geweldsspiraal: 'De bewapenings- c.q. beschermingswedloop tussen politie en krakers heeft inderdaad een schokkende vorm aangenomen. Het lijkt inmiddels of iedere ME'er aan bodybuilding doet en de krakers zien er soms al even vervaarlijk uit.'2

Er worden zes gespreksronden gehouden en de serie wordt afgesloten met een speciale uitzending voor de ikon-televisie in het najaar. Veel levert het allemaal niet op. De me'ers verschuilen zich achter de beslissingen van het bevoegd gezag die de krakers juist ter discussie willen stellen. De verschillende posities lijken per definitie onoverbrugbaar. Maar er wordt tenminste gecommuniceerd, en wel direct, dat wil zeggen zonder de tussenkomst van de media. Het is sowieso een nieuwe tendens dat de krakers zich in toenemende mate onafhankelijk maken van de gevestigde media. In de ogen van de krakers maken die zich schuldig aan 'sensatiezucht'; alleen als er tegels uit de straat worden gelicht, lijkt de pers nog in beweging te komen. De onvrede met de 'burgerlijke' media betreft vooral de serieuze en linkse pers; ter rechterzijde hebben de krakers nimmer op enig begrip hoeven rekenen. De welwillendheid waarmee aanvankelijk nog over de krakersgrieven geschreven wordt, slaat in de loop van 1980 steeds vaker om in een afstandelijke en kritische berichtgeving. Journalisten die het in de ogen van de krakers al te bont maken, komen op een zwarte lijst en worden geboycot; vooral verslaggevers van Het Parool treft dit lot.

Met het opzetten van eigen communicatiekanalen onderhouden de krakers zelf de lijnen naar de buitenwereld om hun kant van de zaak over het voetlicht te brengen. De presentatie, begin 1981, van de film 'In een tank kun je niet wonen' onderstreept deze strategie. In deze documentaire van een klein uur, gemaakt door het filmcollectief Dwarsfilm, wordt de eigen visie van de krakers getoond op de verwikkelingen rond het kraken vanaf 1978. De vertoning van de film vormt een vast onderdeel tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten die georganiseerd worden door de Stichting Voorlichting Kraken. Op aanvraag trekken de krakers het land door om zelf uit te leggen waarom ze kraken en wat er zoal bij komt kijken. Discussies over het geweldsgebruik worden hierbij niet uit de weg gegaan. Na 1980 geven de voorlichters tientallen keren acte de pr�sence op scholen, in buurthuizen, voor plattelandsvrouwen en bij studentencorpora. Ook op uitnodigingen van politieacademies en de marechaussee wordt welwillend ingegaan. Vaste prik is elk jaar een optreden bij de introductie van nieuwe studenten. In samenwerking met de Universiteit van Amsterdam organiseren de krakers voor honderden studenten rondleidingen door gekraakt Amsterdam. Het levert elk jaar weer een gegarandeerde instroom van nieuwe krakers op.

Voor de analyses en achtergrondverhalen, die bij de gevestigde media geen gehoor vinden, is er uitgeverij Lont. Vanaf 1981 verschijnt een aantal boeken om het in de media geschetste karikaturale beeld van de kraker als nietsontziende relschopper te corrigeren. Het zijn onder andere Het hek van de Dam, een terugblik op de kroningsrellen van 30 april; Als je leven je lief is, een serie diepte-interviews met krakers; en Lens om Lens, over de rol van foto's in de berichtgeving over krakers. Huisdrukker van de kraakbeweging in Amsterdam is begin jaren tachtig het collectief 'De Raddraaier'. De persen draaien op volle toeren, niet alleen voor de meer op de buitenwacht gerichte uitgaven, ook de interne communicatie beleeft een duidelijke opleving.

Wie begin 1981 het kraaklandschap overziet en het vergelijkt met de tijd voordat de grote opstanden uitbraken, valt meteen de explosieve groei van de eigen media op. In een jaar tijd is er een groot aantal radiostations, muur- en buurtkranten, vlugschriften en periodieken bij gekomen.

Kennen eind jaren zeventig alleen Amsterdam, Den Haag (De Blaauwe Kraker), Den Bosch (Kleintje Muurkrant), Nijmegen (Kraakblaadje) en Arnhem (Arnhems Huisvuil) een eigen blad voor kraaknieuws, in 1980 krijgen ze uit alle uithoeken van het land gezelschap, zoals uit Rotterdam (Skwat), Delft (Delfts Zwart), Leiden (Kraakhelder), Groningen, Utrecht (Krak), Dordrecht (Krakende Stemmen), Haarlem (De voet tussen de deur). Veel Brabantse kraakgroepen sluiten zich aan bij de aan de Landelijk Organisatie Belangengroepen Huisvesting (LOBH) gelieerde 'Brabantse Aktiegroepen Huisvesting' (BAH). De BAH geeft een eigen blad uit, de Bah-Bla. In het Amsterdamse zijn de grotere kraakbuurten overgegaan tot de uitgave van aparte buurtkranten. De Staatsliedenbuurt (Kraakstaat) en de Indische Buurt waren eind jaren zeventig de eerste, maar vinden in 1980 navolging in de Grachtengordel en Jordaan (Grachtenkrant, met een speciale editie voor de Jordaan), de Pijp en Zuid (Krakend Zuid) en de Nieuwmarkt-/Burgwallenbuurt (Burgwallenkrant). Er komen bovendien aparte uitgaven voor specifieke doelgroepen: De Stoeptegel speciaal voor kinderen, een Kraakkrant in het Engels voor buitenlanders, aparte huiskranten in de grotere kraakpanden (bijvoorbeeld NAP (Nieuw Amsterdams Persbureau) in het Handelsbladgebouw) en last but not least De Intiem, met de laatste roddels uit de scene. De Laatste Waarschuwing verschijnt vanaf februari 1980 als wekelijks bulletin om krakers in de stad snel op de hoogte te kunnen brengen van de actuele stand van zaken. Het is een aanvulling op de Kraakkrant die vanwege zijn maandelijkse frequentie de stroom gebeurtenissen niet meer kan bijhouden.

Degenen voor wie al deze periodieken nog niet genoeg zijn, brengen gewoon zelf een pamflet of een krantje in omloop. Het voert te ver om in dit kader een overzicht te geven van de grote verscheidenheid aan publicaties. Gemeenschappelijk hebben al deze blaadjes, die vaak verwant zijn aan de in de punkscene her en der opduikende 'fanzines', dat ze in elkaar gezet worden door ��n persoon en vaak niet meer dan ��n , hooguit twee- of driemaal verschijnen.

Verschillende regio's hebben verder de beschikking over eigen piratenradiostations; naast Amsterdam (De Vrije Keijser) en Nijmegen (Rataplan) zijn dat onder andere Utrecht (Gladiool) en Den Bosch (Radio Vrij Den Bosch). Kroon op het medianetwerk is de ontwikkeling van eigen televisiezenders. Nadat eind 1980, begin 1981 langzamerhand alle Amsterdammers op het nieuwe kabelnet zijn aangesloten, verschijnen er na sluitingstijd van de reguliere programma's allerlei vrijbuiters op televisie, die hun programma voornamelijk vullen met goedkope pornofilms en advertenties voor tapijthallen, sportscholen en de slager op de hoek. Al snel komt ook in krakers(kunstenaars)kringen het idee van de grond voor een eigen televisieprogramma, maar dan met videokunst, muziek en actienieuws. Het kraken van het kabelnetwerk is een fluitje van een cent. Met behulp van een kleine zender wordt ingestraald op de centrale schotelantenne van de kabelmaatschappij, die vooralsnog het opgevangen signaal gewoon doorgeeft. Aan het eind van de zomer van 1981 experimenteert een clubje rond de kunstenaars Maarten Ploeg en Peter Klashorst vanuit een zojuist gekraakt en tot discotheek 'Bizar' omgetoverd pand op de Rozengracht als eerste met een eigen televisieprogramma getiteld Bizar-TV, dat later omgedoopt wordt tot PKP-TV (Ploeg-Klashorst-Ploeg)3. Enkele weken hierna begint Vrije Keijzer TV, met haar wekelijkse uitzendingen.


De overgave waarmee de kraakbeweging zich stort op de ontwikkeling van de eigen mediakanalen heeft naast de onvrede met de gevestigde media en de noodzaak de steeds groter wordende kraakgemeenschap op de hoogte te houden nog een dieper liggende grond. De cpn heeft gedurende haar hele bestaan genoeg gehad aan ��n enkele krant om de achterban te informeren, het volksdagblad De Waarheid; voor de kraakbeweging geldt eerder het tegenovergestelde: iedere kraker zijn eigen medium. De communisten wisten precies waar ze voor stonden: de socialistische heilstaat. Het enige wat de krakers zeker weten is wat ze niet willen. De kraakbeweging verandert na 1980 steeds meer van een beweging v��r jongerenhuisvesting in een 'tegenbeweging', t�gen autoriteiten, onderdrukking, uitbuiting, dwang, discriminatie, milieuvervuiling, kortom, tegen alles en iedereen wat mensen in de weg staat hun lot zelf in handen te nemen.

Waar dat eigenmachtige lot uiteindelijk toe moet leiden, is geen vraag die de doorsneekraker bezighoudt. Eerst maar eens proberen de machten die je direct bedreigen van het lijf te houden. Maar terwijl die eigen plek wordt veiliggesteld, breidt voor veel krakers de horizon zich uit tot allerlei andere maatschappelijke misstanden: er beweegt meer dan de kraakbeweging alleen. Het kraakpand vormt niet alleen een veilig onderkomen waar naar hartelust met woonvormen kan worden ge�xperimenteerd, maar fungeert tevens als uitvalsbasis van waaruit onrecht in de samenleving wordt bestreden.

Na een korte bloeiperiode houden overal in het land de aparte kraakkranten op te bestaan. In mei 1981 verschijnt in Amsterdam de laatste Kraakkrant (nr. 51). Het is niet zo dat de redactie het belang van het kraaknieuws ontkent, de bedoeling van de opheffing is om de horizon te verbreden. Ruim een halfjaar lang worden voorbereidingen getroffen voor een nieuw, 'onafhankelijk' weekblad waarin de verbinding moet worden gelegd met 'allerlei andere subversieve, alternatieve en eksperimentele ontwikkelingen, met een onderstroom van verzet tegen de bestaande rechtsorde en maatschappelijke instituten en machten en om te komen tot een nieuwe basis en nieuwe vormen van verzet'4. Tot op het laatste moment blijft er onduidelijkheid bestaan over de nieuwe naam voor het weekblad. Namen als Gluk, K'daver en Tiswat worden een tijdje uitgeprobeerd, maar ten slotte afgewezen. Kort voor het geplande nulnummer steekt 'Pleuris' de kop op, volgens de bedenker is dat Grieks voor marge of zelfkant. De naam sneuvelt op het laatste moment wegens 'het gebrek aan optimisme' dat eruit spreekt. Uiteindelijk wordt het Bluf!; de initiatiefnemers bluffen dat ze wekelijks genoeg stof hebben om een interessant blad te maken en een onafhankelijke redactie kunnen voeren. Begin 1982 rollen de eerste nummers van de persen van De Raddraaier.

Elders vinden gelijksoortige omschakelingen plaats. Er worden alternatieve stadskranten opgezet in onder andere Utrecht en Arnhem (De Vrije Arnhemmer). Groningen krijgt de Pinox, Den Haag het Grondarchief, Rotterdam doet het met Buikloop dat korte tijd later overgaat in de Peteroliehaven en in Haarlem leest men De Echte Opregte.

De onafhankelijke koers die Bluf! wil varen, heeft meteen gevolgen voor de oplage. Op het laatst werden er van de Kraakkrant 2500 exemplaren gedrukt. Meer dan de helft hiervan werd rechtstreeks door de buurten afgenomen, die ze vervolgens verspreidden onder degenen die maandelijks bijdroegen aan de actiekas. Door verschillende kraakgroepen wordt de onafhankelijkheid van Bluf! met argusogen bekeken, vooral in de buurten die rond het kraken een sterke machtsbasis hebben gecre�erd. Er zijn buurten die daarom weigeren Bluf!, net als de Kraakkrant, centraal af te nemen en het aan iedereen persoonlijk overlaten zich al dan niet te abonneren. In de Staatsliedenbuurt, traditioneel de grootste afnemer van de Kraakkrant, gaat men uit onvrede met de berichtgeving over het kraken zelfs over tot een algehele boycot van Bluf! en wordt na een pauze van twee jaar de eigen Kraakstaat weer op poten gezet. Op de achtergrond speelt een belangrijke rol dat zich in de Staatsliedenbuurt de meest uitgesproken voorstanders van de confrontatiepolitiek genesteld hebben. Ze hebben lak aan de verbreding zoals voorgestaan door Bluf! en blijven zich op het kraken fixeren. In de eerste maanden daalt de oplage van Bluf! tot ruim onder de tweeduizend exemplaren. Na verloop van tijd stijgt de oplage weer wat, maar die van de laatste Kraakkranten zal Bluf! nooit evenaren.5

In de eerste maanden van haar bestaan heeft Bluf! tevens moeite met de medewerking van vrouwen. Er is een groep vrouwen die wel aan Bluf! wil bijdragen, maar dan alleen op een eigen vrouwenpagina, onafhankelijk van de rest van het blad. De door mannen overheerste redactie heeft daar problemen mee. Zij streeft er juist naar een samenhang tussen alle verschillende onderwerpen aan te brengen en er onderling in de redactie over te discussi�ren. Voor de vrouwen is zo'n onderlinge uitwisseling echter een reeds gepasseerd station. Door schade en schande wijs geworden organiseren veel vrouwen zich binnen de kraakbeweging vanaf 1980 in een aparte vrouwenkraakgroep. 'We hebben namelijk gemerkt dat het onprettig is om als individuele vrouw aan kraakacties deel te nemen... Het is niet de bedoeling ons af te scheiden, maar ook in de kraakbeweging voeren manlijke normen de boventoon, die het ons moeilijker maken aktief te zijn, onze eigen idee�n te vormen en onze mond te roeren,' aldus een toelichting van de vrouwenkraakgroep.6 De groep kraakt eigen panden, die alleen voor vrouwen bestemd zijn. Dat het bij het kraken af en toe misgaat wordt door de vrouwen voor lief genomen; het belangrijkst is dat ze zelf het heft in handen hebben. Er komt een vrouwenkraakspreekuur, een aparte alarmlijn voor vrouwen en een vrouwenradio. De vrouwenpagina in Bluf!, 'd'heksels', verdwijnt al na een halfjaar en krijgt een vervolg met het Vrouwenweekblad, dat medio 1982 verschijnt.

Het zelfbewuste optreden van de vrouwengroepen mist zijn uitwerking op de rest van de kraakbeweging niet. Er ontstaat bijvoorbeeld een apart vocabulaire. Met termen als 'krakersters' en 'bewonersters' wordt ook door mannen gepoogd om, in eerste instantie alleen met de pen, recht te doen aan de inbreng van de andere sekse. Tevens ontstaat er een regelrecht taboe op alles wat in de openbaarheid aan seks doet denken. Zelfs het kleinste slippertje wordt meedogenloos aan de kaak gesteld of botweg gecensureerd:


De wekelijkse avonturen van Betty Bluf! worden in Bluf! 120 (24 mei 1984) gecensureerd. Na fel protest wordt een week later dat wat volgens sommige medewerkers van Bluf! het daglicht niet kon velen, alsnog aan de openbaarheid prijsgegeven.


In tegenstelling tot de jaren zestig en begin jaren zeventig wordt bij seksualiteit niet de bevrijdende kracht benadrukt, maar de bijdrage aan de onderdrukking van vrouwen. Alle (mannelijke) uitingen van of toespelingen op (vrouwelijke) seksualiteit worden gezien als bevestiging van de scheve man-vrouwverhoudingen en beschouwd als seksistisch. De strijd tegen porno heeft dan ook een hoge prioriteit bij de aan de kraakbeweging gelieerde radicale vrouwengroepen. Menige seksshopetalage wordt onder handen genomen en op Schiphol worden sekstoeristen naar Azi� met veel tamtam uitgezwaaid. Een andere in het oog lopende actie vindt plaats op internationale vrouwendag, 8 maart 1983. Een groep van honderdvijftig vrouwen bestormt een zojuist aangekomen transportwagen van Van Gend & Loos bij het Centraal Filmbureau van de krijgsmacht in Heemstede. Doelwit zijn de seksfilms die via dit bureau over de kazernes gedistribueerd worden. Onder het motto 'Vrouwen ruimen het leger op' worden de in de vrachtwagen aanwezige films over het terrein uitgerold en in de bomen gehangen. 'Het traditionele vrouwbeeld, dat vrouwen geen zelfstandige wezens zijn, wordt binnen het leger bevestigd en versterkt. Met pornofilms worden vrouwen misbruikt om het moreel van de soldaten hoog te houden,' aldus een persbericht van de vrouwen.


8 maart 1983, vrouwenactie tegen seksfilms in het leger, Heemstede.

Met deze actie bemoeien de vrouwen zich nadrukkelijk met een terrein dat tot voor kort bijna uitsluitend het domein was van de mannen van 'Onkruit'. Deze antimilitaristische actiegroep is in 1974 ontstaan als groepje ontevredenen met de Vereniging Dienstweigeraars. Zij groeit uit tot een vergaarbak van mensen uit het hele land die zich daadwerkelijk willen verzetten tegen het militarisme. Dienstweigeraars, die een beroep doen op de Wet Gewetensbezwaarden en in plaats van de dienstplicht anderhalf tot twee jaar tewerk worden gesteld in de maatschappij, maken zich in de ogen van Onkruit veel te gemakkelijk ondergeschikt aan de heersende machtsverhoudingen. Wanneer je je consequent verzet tegen alles wat je niet zint, is 'totaalweigeren' de enige logische stap. Het jaar in de gevangenis dat erop staat, moet je er dan maar voor over hebben.

In de tweede helft van de jaren zeventig groeit Onkruit uit tot een club die zich met veel meer bezighoudt dan alleen 'totaalweigeren'. Het hele systeem dat het geloof in gezag, volk en vaderland in stand houdt, moet eraan geloven: 'Geen man, geen vrouw, geen cent voor het leger.' Vanaf 1977 worden verschillende keren F-16's met verfzakjes bekogeld en in Den Bosch wordt een munitiefabriek bezet. Niet geheel toevallig zijn de Onkruit-groepen het best vertegenwoordigd in steden waar ook flink gekraakt wordt. In 1979 ontstaat er binnen de kraakscene in Amsterdam een autonome Onkruit 'afdeling'. Dit is niet bepaald een praatgroepje. Meestal duikt het op om een spoor van vernielingen na te laten. Zo wordt in de aanloop naar Sinterklaas het oorlogsspeelgoed van Vroom & Dreesmann vernield en moet de officiersmess op het marine-etablissement in Amsterdam eraan geloven. Ook zijn er hongerstakingen uit solidariteit met hongerstakende totaalweigeraars.

Begin jaren tachtig specialiseert Onkruit zich in het binnendringen en overvallen van onderdelen van de krijgsmacht of hiermee samenwerkende bedrijven en onderzoekscentra. Doel is het buitmaken van zoveel mogelijk 'geheime' documenten, die aan moeten tonen hoe men zich voorbereidt op oorlog in plaats van vrede, en hoe die oorlog 'tegen de eigen bevolking is gericht'.

Een van de meest geruchtmakende acties op dit gebied is de inbraak bij het Provinciaal Militair Commando (PMC) in Amsterdam-Zuid in mei 1981. Een halfjaar later worden de buitgemaakte documenten, onder meer uitgebreide draaiboeken over hoe de bevolking in geval van oorlog in toom gehouden moet worden, in Paradiso tentoongesteld en gepubliceerd als de PMC-papers.

Op 27 april 1983 breekt Onkruit-Amsterdam twee commandobunkers open in Katwijk en Noordwijk; later dat jaar worden de buitgemaakte documenten onder de titel 'Bunker in, Bunkerbuit' tentoongesteld.


Militarisme en seksisme zijn niet de enige actieterreinen waarheen de krakers hun aandacht verleggen. Er bestaan vloeiende overgangen naar andere maatschappelijke misstanden. Met een constante bevlogenheid trekt de gemiddelde kraker ten strijde tegen nu eens het ene dan weer het andere onrecht dat zijn pad kruist.

Transporten per trein met munitie of atoomafval zijn een geliefd actiedoel. Regelmatig blokkeert men ergens in het land de doorgang door pontificaal midden op de rails te gaan zitten en zich aan elkaar vast te ketenen. Ook alles wat met atoomenergie te maken heeft, mag rekenen op de warme belangstelling van de militante actievoerders. De antikernenergiebeweging (AKB) laat vanaf de tweede helft van de jaren zeventig regelmatig van zich horen. De nucleaire opwerkingsfabriek van UCN in Almelo is enkele malen het doelwit van acties. Ook sluit men zich aan bij de Duitse protesten tegen de bouw van de opwerkingscentrale bij Kalkar, net over de grens bij Nijmegen. Vanaf 1980 wordt de kerncentrale in Dodewaard, twintig kilometer ten westen van Nijmegen, een belangrijk speerpunt in de protesten van de AKB tegen de gevoerde atoompolitiek. De actiegroep 'Dodewaard gaat dicht' eist de sluiting van de centrale.

De actiegroep is onderdeel van een veel bredere landelijke beweging, die haar grootste aanhang heeft in Arnhem en Nijmegen. De antikernenergiebeweging werkt met verspreid over het land gevormde basisgroepen van elk zo'n twintig personen en hanteert de geweldloze blokkade als voornaamste actiemiddel. Daar komt echter verandering in als in de loop van 1981 steeds meer krakers zich in de strijd mengen en eigen basisgroepen op poten zetten.

Bij een blokkadeactie van de kerncentrale in Dodewaard in oktober 1980 wordt de deelname van enkele kraakbasisgroepen door de organisatie met de nodige argwaan bekeken; men is bang dat er door de Amsterdamse groepen geweld zal worden uitgelokt. Deze reputatie is vooral de Amsterdamse krakers duidelijk vooruitgesneld. Verschillende keren wordt de krakers te verstaan gegeven dat de meerderheid van de basisgroepen gekozen heeft voor een vreedzame actie. Als Amsterdamse groepen erop uittrekken om in de omgeving bij toeleveringsbedrijven van de centrale korte prikacties uit te voeren, houdt men het hart vast. Het lukt uiteindelijk de blokkade, ondanks gemor onder de Amsterdammers, drie dagen vol te houden zonder geweld.

De volgende grote blokkade van de kerncentrale in Dodewaard in september 1981 zal heel wat meer commotie teweegbrengen. De Nijmeegse scene is ondertussen, na de Piersonstraat, danig geradicaliseerd. Het zal ertoe bijgedragen hebben dat de basisgroepen inmiddels zijn onderverdeeld in drie categorie�n: de principieel geweldlozen, de in principe geweldlozen en de rest, die zich niet door een ME'er meer of minder laat afschrikken. Binnen de organisatie wordt deze keer erkend dat acties van de verschillende basisgroepen naast elkaar moeten kunnen bestaan. Vooral de Amsterdamse basisgroepen kunnen zich in deze opzet veel beter vinden.

In afwachting van de blokkade doet de commissaris van de Koningin in Gelderland, de VVD-coryfee 'Molly' Geertsema, alvast een duit in het zakje om de spanning nog meer op te voeren. In een interview met het weekblad Televizier 7 herinnert hij aan het Piersonstraat-oproer en vraagt zich af waar de duizenden die er in februari 1981 uit heel Nederland op afkwamen, het geld voor een treinkaartje en eten vandaan haalden. 'Als je mij vraagt waar dat geld vandaan komt, dan is mijn vermoeden dat het van bankovervallen afkomstig is,' zegt Geertsema plompverloren. De duizenden antikernenergieactivisten die op de aangekondigde blokkade verwacht worden, schuift hij in de schoenen op dezelfde manier aan hun inkomsten te komen. Deze wereldvreemde poging om de activisten te criminaliseren draagt bij tot de geladen sfeer als de blokkade op zaterdag 19 september 1981 van start gaat. Het Oud Strijders Legioen en een ultrarechts clubje dat zich 'Werkgroep voor gezag en orde' noemt, verwelkomen de demonstranten met een vliegtuigje dat boven het actieterrein rondcirkelt met de tekst 'Laat de democratie niet kraken'. De radicale basisgroepen hanteren een eigen leus:

Tegen gezag en orde
helpt alleen de woeste horde.

Onmiddellijk na aankomst gaan de radicale actievoerders, terwijl ze de nieuwe leus aanheffen, op de ruimschoots aanwezige ME af. Ze worden bestookt met een regen van traangasgranaten. Als de rookwolken zijn opgetrokken hebben zich tientallen stillen tussen de demonstranten gemengd om iedereen die ze te pakken kunnen krijgen te molesteren en te arresteren. De politie wordt hierbij geassisteerd door enkele aanwezige burgerknokploegen. Ondertussen duikt het verzetsfront 'Willie Wortel en de lampjes' op. Deze groep laat zich niet zo snel beetnemen. Ze heeft zich gespecialiseerd in het saboteren van hoogspanningsleidingen. Bij de strijd tegen de atoomstroom hanteren ze een betrekkelijk simpele methode. Met behulp van pijl en boog, nylontouw en koperdraad worden, met wisselend succes, in de buurt van de kerncentrale hoogspanningsleidingen met elkaar verbonden en kortgesloten. Deze vorm van sabotage kwam overwaaien uit West-Duitsland, waar ze veelvuldig is toegepast. De werkelijk aangerichte schade is nooit bekendgemaakt, omdat de elektriciteitsmaatschappijen er de voorkeur aan gaven daarover te zwijgen.

Wanneer het traangas happen en de arrestaties twee dagen aanhouden en de demonstranten bovendien steeds belaagd worden door de knokploegen, wordt de blokkade opgeheven. Men richt zich op de hulp aan de meer dan vijftig arrestanten en bereidt een grote demonstratie voor in Arnhem, waar de zaterdag erop meer dan veertigduizend mensen zullen meelopen.


19 september 1981, demonstranten worden bestookt met traangas tijdens de blokkadeacties bij de kerncentrale in Dodewaard.

Met het aantreden van Ronald Reagan in het Witte Huis, in januari 1981, krijgt het sinds de Vietnam-oorlog bestaande anti-Amerikaanse sentiment een nieuwe impuls. Zijn koude-oorlogspolitiek wakkert niet alleen allerlei pacifistische tendensen aan onder grote delen van de Nederlandse bevolking, maar stimuleert ook het radicale smaldeel om weer eens ouderwets uit te halen in de richting van de supermacht. Onder een kleine groep leven er even plannen om de grote antikruisrakettendemonstratie op 21 november 1981 in Amsterdam langs beproefde paden uit de hand te laten lopen. Een oproep in die richting wordt echter door de rest van de kraakbeweging verontwaardigd van de hand gewezen. Meer geestdrift is er voor de acties tegen de Amerikaanse ondersteuning van de conservatieve en contrarevolutionaire krachten in Midden-Amerika. Wat het Cuba van Fidel Castro was voor de generatie van de jaren zestig, zijn de Sandinisten in Nicaragua voor de krakers. Hun overwinning op de door Amerika gesteunde grootgrondbezitters in juli 1979 wordt gekoesterd, als ware het de eerste stap op weg naar de definitieve ontmanteling van grootkapitaal en speculantendom. Menig kraker meldt zich dan ook begin jaren tachtig enthousiast aan om met de in eigen huis opgedane ervaring voor enkele maanden de vele bouwploegen te versterken die in de binnenlanden van Nicaragua de revolutie moeten bestendigen.

In El Salvador zijn de rebellen ondanks verwoede pogingen nog niet aan de winnende hand. Dit wordt geweten aan de massieve steun die de zittende machthebbers ontvangen uit de Verenigde Staten. Als in maart 1982 de vier IKON-journalisten, Koos Koster, Hans ter Laag, Jan Kuiper en Joop Willemsen in El Salvador worden vermoord door vanuit het centrale gezag opgezette doodseskaders, slaat in Amsterdam de vlam in de pan. Wekenlang wordt er gedemonstreerd bij het Amerikaanse consulaat op het Museumplein dat bij die gelegenheden steeds van verschillende kanten onder vuur wordt genomen met stenen en verfzakjes. Pas als er een stalen hek rond het consulaat wordt geplaatst, nemen de schermutselingen af.

Een beter bereikbaar Amerikaans doelwit wordt een maand later opgeleverd in Den Haag. In het kader van de tweehonderdjarige vriendschapsbanden tussen Nederland en de VS is in Madurodam een replica van het Witte Huis gefabriceerd. Kort na de onthulling door koningin Beatrix slaan enkele actievoerders van Onkruit toe en brengen met hun 'aanslag' het Witte Huis zware schade toe. Een diplomatieke rel dreigt. Premier Van Agt reageert 'geschokt' en biedt onmiddellijk de Amerikaanse regering excuses aan. De krakers zijn inmiddels een inzamelingsactie begonnen: Wapens voor El Salvador, munitiepatronen f 7,-, een machinegeweer f 1000,- � f 1500,-.

Solidariteit met groepen buiten de eigen kraakscene wordt echter ook dichter bij huis gezocht. Begin jaren tachtig is er nauwelijks een groepering in de verdrukking die niet op de een of andere manier mag rekenen op steun vanuit de kraakbeweging. Als Molukkers ergens in het land mot krijgen met de politie, gaat er meteen de volgende dag een delegatie op af om ze een hart onder de riem te steken. Zigeuners die tegen hun zin versleept worden van de ene naar de andere plek, mogen rekenen op krakerssupport. Hongerstakende illegale vreemdelingen die met uitzetting bedreigd worden, minderjarige wegloopmeiden, morrende (ex )bajesklanten die voor hun rechten opkomen of psychiatrische pati�nten die wegvluchten uit de inrichtingen, aan de zelfkant van de samenleving staat altijd wel een groep krakers klaar voor opvang of ondersteuning.

Uit een heel ander vaatje wordt getapt wanneer het gaat om de bruine onderbuikgevoelens die begin jaren tachtig langzaam maar zeker weer de kop opsteken. Zeker vanaf het moment dat Hans Janmaat in 1982 voor de Centrumpartij (CP) in de Tweede Kamer gekozen wordt, ontwikkelt zich binnen de kraakbeweging een fel en compromisloos antiracistisch en antifascistisch engagement. Dit wordt alleen maar versterkt wanneer op 20 augustus 1983 de van Antilliaanse komaf zijnde Kerwin Duinmeijer in de binnenstad van Amsterdam dodelijk wordt getroffen door een messteek van een alom als racist bekendstaande skinhead.

Waar mogelijk wordt de confrontatie met de racistische organisaties gezocht. Voor het eerst eind 1983, tijdens de installatie van twee CP-gemeenteraadsleden in Almere. Vanuit Amsterdam vertrekt een omvangrijke groep krakers naar de polder om te trachten de installatie te verhinderen. Onder grote belangstelling van de pers ziet een deel van de groep kans de raadszaal binnen te komen en de bijeenkomst voor enige tijd te verstoren. Een paar maanden later wordt achterhaald waar de Centrumpartij haar jaarlijkse ledenvergadering houdt. Het etablissement in het Brabantse Boekel wordt tijdens de vergadering door actievoerders uit Amsterdam en Nijmegen bestookt met stenen en traangasgranaten. Als de leden van de cp proestend en met betraande ogen naar buiten stromen, ontstaat een straatgevecht tussen de beide kampen. Met veel moeite weet de in allerijl opgetrommelde politie de partijen vervolgens uit elkaar te houden. Het signaal is duidelijk, bijeenkomsten van racisten zullen door de actievoerders, die zich verzameld hebben in het Anti-Fascistisch Front, niet worden geduld. Hoe serieus dit dreigement moet worden genomen zal de leiding van de Centrumpartij enige jaren later nog aan den lijve ondervinden.

De begin jaren tachtig ontstane gevoeligheid voor racistische en fascistische tendensen in eigen land wakkert tegelijkertijd onder de krakers de betrokkenheid aan bij de anti-apartheidsstrijd in Zuid-Afrika. Organisaties die zich al langere tijd met dit deel van de wereld bezighouden, in het bijzonder het Komitee Zuidelijk Afrika en de Anti-Apartheidsbeweging Nederland, zien de inmenging van de radicale actievoerders op hun terrein met argusogen aannet als de al jaren bestaande antifascismecomit�s trouwens. De jonge honden van de kraakbeweging staan er nu eenmaal niet om bekend zich te voegen naar bestaande strategie�n. Ze gaan als een olifant door de porseleinkast. In het verdere verloop van de jaren tachtig zal, nog meer dan bij het kraken zelf, juist in het kader van de anti-apartheidsstrijd dit compromisloze karakter van de gemiddelde kraker goed aan de oppervlakte treden.

Het hier gegeven overzicht geeft weliswaar een globale indruk van de belangrijkste doelen waar de pijlen van de tegenbeweging zich na 1980 op richten, maar is zeker niet compleet. De solidariteitsacties met Britse mijnstakers, het verzet tegen de aanleg van een snelweg door het Utrechtse bos Amelisweerd, de vredesactiekampen bij de aangewezen kruisrakettenbasis in Woensdrecht en het kantelen van gasmeters in de strijd tegen de hoge gasprijzenze vullen de uiteenlopende bewegingen op het strijdtoneel aan. Telkens zijn er weer nieuwe thema's waarin groepen onder de paraplu van de kraakbeweging hun tanden zetten.

De vari�teit aan acties, initiatieven en doelwitten die vanaf 1980 vanuit de 'tegenbeweging' opborrelen, vormt een pragmatisch en opportunistisch antwoord op de impasse waarin het krakersverzet verzeild dreigt te raken. Ze bieden een uitweg om te ontkomen aan het gevoel dat de kraakbeweging steeds meer verwordt tot een anti-ontruimingsbeweging. Het moge echter duidelijk zijn dat een en ander niet betekent dat ook het gewelddadig optreden wordt afgezworen en men zich weer toelegt op vreedzame demonstraties, ludieke acties en het verzamelen van handtekeningen. Of de kraker zich nu met jongerenhuisvesting bezighoudt of met wat anders, zijn of haar bereidheid tot de directe actie en het gebruik van geweld blijft in het begin van de jaren tachtig een van de meest kenmerkende eigenschappen van de krakersidentiteit en de conditio sine qua non voor deelname aan de beweging. Wel is het zo dat naarmate de reactie van de overheid op de massale krakersprotesten zich verscherpt, het verzet steeds vaker wordt gezocht in de vorm van de meer kleinschalige 'hit-and-run'-acties.

Vanaf 1980 verergert de economische crisis die medio jaren zeventig is ingezet. Bezuinigingen en hoge werkloosheidscijfers overheersen in de jaren tachtig het publieke debat. De crisis ontneemt een hele generatie die in die jaren haar plaats opeist in de bestaande maatschappelijke orde, een rooskleurig toekomstperspectief. Niet voor niets wordt de generatie geboren tussen 1955 en 1970, waar het gros van de krakers in valt, aangeduid als de 'verloren generatie'8. In plaats dat de voorgaande generaties de nieuwkomers met open armen ontvangen en zicht bieden op individuele ontplooiingsmogelijkheden, blijkt de toegang op steeds meer plekken afgesloten. Deze blokkades stimuleren het 'doemdenken' over de samenleving als geheel, waarna de diverse misstanden als vanzelf aan de oppervlakte treden. In ieder geval is onder de krakers het vertrouwen in de politiek om iets aan de situatie te veranderen totaal afwezig. 'No future' is een veelgehoorde kreet die, meer nog dan de frustratie, de positie tot uitdrukking brengt van waaruit de actievoerders de maatschappij te lijf gaan. Vanuit zo'n positie valt er misschien weinig te winnen en gloort al helemaal niet het perspectief op een 'betere' samenleving, veel te verliezen valt er ook niet.


Mei 1986, antiverkiezingsaffiche.

De verbreding van het actieterrein wil niet zeggen dat de krakers zich van het huizenfront afkeren. Er wordt altijd wel ergens een pand bedreigd, waardoor men min of meer gedwongen wordt de strijdbijl weer op te graven. Wel is het zo dat het de bedreigde bewoners steeds meer moeite kost om de rest van de beweging te motiveren zich massaal voor het behoud van een pand in te zetten. Het verleggen van de aandacht naar andere actieterreinen impliceert immers dat het opbouwen van een grootschalige organisatie praktisch niet meer op te brengen valt. Na 1980 lukt het nog maar een paar keer om de kraakgemeenschap, op grotere schaal dan de bewoners en de krakers uit de buurt, voor bedreigde panden te mobiliseren.

Voor velen is het kraken nog wel belangrijk, maar het heeft niet meer de hoogste prioriteit. In Amsterdam komt ook de klad in de eind jaren zeventig zorgvuldig opgebouwde overlegstructuur van buurt- en stedelijke overleggen. Alleen het Landelijk Overleg Kraakgroepen komt direct na 1980 nog regelmatig bij elkaar. Maar dat is in de eerste plaats bedoeld om de overal in het land verspreide kraakgroepjes een platform te geven om eens wat lotgenoten te ontmoeten. De Amsterdamse betrokkenheid bij het LOK is minimaal.

Ondanks de afnemende organisatiegraad rond het kraken als zelfstandig politiek item, bereikt het aantal krakers in 1981 en 1982 een absolute piek. Een onderzoek 9 uitgevoerd in opdracht van de Roelof Keller Stichting 10 biedt enig houvast. Net als bij de onderzoeken van Release in 1976 en de Raad van Kerken in 1977 vormt de discussie over de nieuwe anti-kraakwetgeving, deze keer in de vorm van een Leegstandwet, de directe aanleiding om de kraakpopulatie beter in kaart te brengen. Het onderzoek schat het aantal krakers in de hoofdstad eind 1981, begin 1982 op zo'n negenduizend.11 Vergeleken met de eerdere onderzoeken betekent dit zo goed als een verdubbeling. Wanneer deze tendens zich laat vertalen naar het landelijk niveau, wat gezien de opkomst van grote kraaksteden als Nijmegen, Den Bosch en Groningen geenszins overdreven is, dan betekent dit dat het aantal krakers in Nederland in het begin van de jaren tachtig rond de twintigduizend schommelt. Onder hen bevinden zich lang niet alle krakers die geturfd werden in de eerdere onderzoeken. De eerste twee generaties zijn langzamerhand voor het grootste deel ververst. Sterker nog, zelfs de aanwas die vanaf 1978 de kraakbeweging instroomde, begint zich zoetjesaan terug te trekken.

Hoewel in en direct na 1980 het aantal nieuw gekraakte panden dat van de ontruimde nog overtrof, begint in de jaren '81 en '82 de balans langzaam maar zeker door te slaan in de richting van ontruiming. Vooral de stadsvernieuwing en de hiermee gepaard gaande afbraak van slooppanden waarin veel krakers jarenlang een onderkomen vonden, begint eindelijk goed op gang te komen. En hoewel de krakers van de Leegstandwet voorlopig nog niets te duchten hebben - die ligt wegens de kosten die de invoering met zich mee blijkt te brengen voorlopig weer in de ijskast - treden eigenaren steeds doortastender op om krakers uit hun pand te krijgen.


13 januari 1982, als protest tegen de sloop van een huizenblok aan de Wibautstraat, 'de Blaaskop', wordt het beeld van de vooroorlogse sociaal-democratische wethouder voor volkshuisvesting Wibaut van zijn sokkel getrokken.

De Huidenstraattruc blijkt in allerlei variaties een uitstekend hulpmiddel. Niet dat in alle gevallen de krakers zich op basis van deze juridische vondst als makke schapen uit hun pand laten zetten. De twaalf bewoners van Singel 445 in Amsterdam hebben een effectieve tegenmaatregel in petto. In het bekende ��n-tweetje tussen de eigenaar en de huurder dreigen ze in de zomer van 1981 het onderspit te delven. De firma Rosenthal, die om de de hoek op de Heiligeweg een winkel in glas en porselein voert, heeft na de kraak een huurovereenkomst met de eigenaar gesloten en eist vervolgens in kort geding dat het pand leeg wordt opgeleverd. In eerste instantie wordt de eis afgewezen, maar in hoger beroep gaat het gerechtshof alsnog door de knie�n. Ondertussen is een haalbaarheidsonderzoek gestart en de gemeente laat blijken het pand te willen aankopen. Ze doet tot tweemaal toe een bod, maar Rosenthal weigert vooralsnog af te zien van de ontruiming. Hierop wordt door de krakers besloten hun internationale contacten aan te halen. Rosenthal maakt namelijk deel uit van een Duitse keten van glas- en porseleinwinkels. Begin oktober worden ruiten van filialen van Rosenthal ingegooid in M�nchen, Frankfurt en Berlijn. De schade is aanzienlijk. Binnen de kortste keren gaat Rosenthal overstag en trekt het ontruimingsbevel in. Het pand wordt vervolgens aangekocht en 'ver-HAT'.

Het zijn acties als deze die krakers weer het gevoel geven de wereld in handen te hebben. Het succes bevestigt de opvatting dat een vrijwillige en stille ontruiming niet meer is dan een laffe capitulatie tegenover een failliet huisvestingsbeleid, een corrupt justitieel systeem en het speculantendom. Bovendien versterkt het onder sommige groepen de na 1980 steeds openlijker betwijfelde overtuiging dat geweld het enige antwoord is op het onrecht dat de kraakbeweging wordt aangedaan. Klonk bij Singel 445 het glasgerinkel nog ver over de grens, in dezelfde week keert het tumult terug in de straten van Amsterdam.

Op 8 oktober 1981 worden twee panden ontruimd: het laatste overeind staande deel van de Grote Wetering en Huize Lydia in de buurt van het Concertgebouw. De demonstraties die 's avonds georganiseerd zijn worden op enige afstand van de panden gehouden, omdat de MEme de straten heeft afgezet. 'Lydia was onbereikbaar en dus trok iedereen de stad in. In grote en kleine groepen, schreeuwend en prikkend. Banken, konsulaten, reisburoos en uitzendburoos gingen aan diggelen,' aldus het verslag van de demo in de Laatste Waarschuwing.12 Dat het er hierbij niet altijd even kieskeurig toe gaat blijkt uit het vervolg van het verslag: 'Veel mensen zijn boos over de gesneuvelde ruit van de banketbakker. Er wordt geld opgehaald door krakers die er in de buurt wonen.' Het is een voorzichtige poging het geschonden blazoen wat op te poetsen. Veel krakers ondervinden in hun dagelijkse contacten met niet-krakende, maar sympathiserende buurtbewoners dat dit soort plundertochten het imago van de beweging als geheel bepaald geen goed doet. Zouden ze er financieel toe in staat zijn geweest, dan hadden ze waarschijnlijk alle schade vergoed.

Tijdens de kortstondige confrontaties met de politie die avond worden de krakers bestookt met traangas. Na de gummiknuppel, de lange lat en de inzet van 'stillen' is dit het meest vergaande middel dat door de politie tegen de krakers wordt ingezet. Vele honderden traangasgranaten krijgen de krakers in deze jaren te verhapstukken. Hierdoor gaat uiteindelijk ook het gasmasker tot de basisuitrusting van de gemiddelde demonstrant behoren. Als effectieve tegenwapens maakt de kraker eigenlijk alleen maar gebruik van de steen en de rookbom. Opmerkelijk is het daarom dat de ME vanuit de demonstratie na de ontruiming van de Wetering en Huize Lydia met enkele molotovcocktails bekogeld wordt, zonder dat er trouwens slachtoffers vallen. Politie en justitie zijn zeer gebeten op deze brandbommen. Meerdere keren, onder andere in de Vondel- en de Piersonstraat, hebben ze de krakers laten weten dat wat hen betreft het gooien van 'mollies' onacceptabel is en dat hun manschappen in zulke gevallen gemachtigd zijn de krakers neer te schieten. De regels van het spel worden door de krakers ge�erbiedigd. Slechts in sporadische gevallen zijn mollies tot ontploffing gebracht.13 Wel zijn ze verschillende keren achter de hand gehouden; in de Groote Keijser bijvoorbeeld, hoewel zeer tegen de zin van sommige betrokkenen. Katapulten zijn een ander gevreesd middel in de strijd. Het zijn niet te onderschatten wapens. De stalen knikkers die ermee afgeschoten kunnen worden, richten bij goed gebruik dezelfde schade aan als kogels uit een pistool. In de straatgevechten met de politie blijven het echter voornamelijk gadgets die het zelfbewustzijn van de stoottroepen moeten opkrikken. Zelden worden ze in de praktijk uitgeprobeerd.


Na het gooien van de molotovcocktails mag het niet echt een verrassing heten dat de politie geen poot uitsteekt om de krakers bij te staan als ze een paar dagen later door een knokploeg hun huis uitgezet worden. In de nacht van 12 op 13 oktober 1981 worden de vijf bewoners van een gekraakte kapitale en luxueus opgeknapte villa in de Jan Luijkenstraat, de Lucky Luijk in het jargon, door een knokploeg van een stuk of twintig breedgeschouderde sportschooltypes van hun bed gelicht en de straat op gezet. De politie staat erbij en kijkt ernaar, maar is niet van zins het woonrecht van de krakers te herstellen. Doodgemoedereerd suggereert ze nog dat ze de villa voorlopig maar moeten delen met de knokploeg. De ontheemde bewoners dienen een reeks aanklachten in op het bureau, maar er gebeurt niets. Als een paar dagen later kraker Guus als verkenner op een kraakalarm afgaat, wordt hij door een duister type in zijn nek geschoten en belandt op de intensive care. Tijdens een inderhaast bijeengeroepen stedelijke vergadering wordt besloten een daad te stellen tegen de knokploegoptredens en de Lucky Luijk te heroveren. Het plan wordt minutieus voorbereid. Aan alle kanten en van hoog tot laag zal de villa worden bestormd. De dakploeg zal met ladders tegen het pand opklimmen en de knokploeg van boven attaqueren. Een grondploeg doet met slijptollen en hakbijlen het voorbereidende werk voor de binnenploeg. De eerste hindernis wordt immers gevormd door de eerder door de krakers zelf aangebrachte barricades. Degenen die naar binnen gaan, krijgen allemaal kogelvrije vesten plus de dekking van een buitenploeg die met katapulten vanaf de straat en de tuin het pand onder schot houdt. Een ehbo-ploeg is paraat om eventuele gewonden te verzorgen. Voorafgaand aan de aanval wordt door de afzonderlijke groepen uitgebreid geoefend, zowel tegen de gevels van vergelijkbare kraakpanden als in de duinen. De actie wordt een week na het knokploegoptreden, op 20 oktober, uitgevoerd door rond de tweehonderd met leren jassen, bivakmutsen en zwarte helmen uitgeruste krakers. De drie aanwezige bewakers van het pand worden overrompeld, maar zien toch kans zich samen met een hond boven aan de trap te verschansen. En dat is nu net waar de binnenploeg niet op is voorbereid; er ontstaat een patstelling. Pas na tussenkomst van de politie geven de bewakers zich over.

Tijdens het gebeuren herkent een aanwezige agent een van de krakers. Deze voelt zich tussen zijn medeactievoerders behoorlijk opgelaten als de agent hem in het voorbijgaan toevoegt dat hij wel verwacht hem diezelfde avond nog tegen te komen. Dan staat namelijk de afsluitende sessie van de gesprekken tussen de ME en de krakers op het programma.

Hoewel de herkraak van de Luijk succesvol verloopt, komt naderhand de onvrede over de genomen risico's en het geweldsgebruik weer aan de oppervlakte. Dit keer wordt echter niet alleen een uitweg gezocht buiten de gebaande kraakpaden. Voor het eerst worden in onderlinge discussies de pijlen gericht op de interne mechanismen die volgens de criticasters ten grondslag lagen aan de voorbereiding en uitvoering van de herkraak. Het is niet de ingreep zelf die bekritiseerd wordt - vrijwel niemand betwijfelde de noodzaak ervan - maar de wijze waarop deze werd voorbereid en geco�rdineerd.

'Wordt de kraakbeweging afhankelijk van haar eigen knokploeg?' luidt de bijtende vraag. Er wordt zelfs gesproken van een militarisering van de beweging. Er zijn nogal wat krakers die zich flink gestoord hebben aan het technische en autoritaire optreden van de groep die de co�rdinatie van de actie naar zich toe trok. Deze groep rond krakers uit de Staatsliedenbuurt laat zich inderdaad niet veel gelegen liggen aan 'gezeur' vanaf de zijlijn; tijdens de voorbereidende besprekingen worden afwijkende meningen beleefd aangehoord en vervolgens weggewimpeld. Als enkele krakers die voor de buitenploeg gemobiliseerd zijn, als reactie hierop dreigen zich terug te trekken, worden ze gechanteerd met hun solidariteit. Velen bezwijken voor het argument dat wegblijven het risico voor de anderen sterk verhoogt. Voor de zekerheid doen de co�rdinatoren een beroep op de medewerking van krakers uit andere steden.

Door de knokploegperikelen groeit de Lucky Luijk uit tot een nieuw symboolpand, vooral voor de groep die bij de opzet en de uitvoering van de herkraak zo'n dominante rol speelde. Als in de zomer van 1982 de directe ontruimingsdreiging weer toeneemt doordat burgemeester Polak door de rechter gedwongen wordt het pand te ontruimen, zijn ze er als de kippen bij om de hele organisatie rondom het pand uit handen te nemen van de buurt en de bewoners. Vanwege het hoge gehalte aan krakers uit de Staatsliedenbuurt wordt deze overname ook wel aangeduid als de 'staatsgreep'14. � la de Groote Keijser wordt het pand tot inzet gemaakt van een hernieuwde confrontatie met het gemeentebestuur. De barricadering wordt weer ouderwets ter hand genomen: het pand wordt met staalplaten dichtgelast. Verder wordt de Amsterdammers de boodschap van de krakers door middel van affiches, spandoeken en graffiti onontkoombaar onder de neus gewreven: 'Luijk ontruimen=oorlog.'

De gemeente zit in een lastig parket. Aan de ene kant is men het zat zich nog langer door de krakers de wet te laten voorschrijven. Vooral de herkraak, door Polak een 'onaanvaardbare vorm van eigenrichting' genoemd, zit het gemeentebestuur hoog. Aan de andere kant is men gevoelig voor het verhaal van de krakers dat het hier een van de meest onverholen gevallen van speculatie betreft. Bovendien komt midden in het getouwtrek om de Luijk de uitkomst van een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam op tafel.15 Hieruit blijkt dat Amsterdammers in meerderheid positief staan tegenover het kraken, in de meeste gevallen zelfs positiever dan de krakers zelf denken. Van een r�cksichtslose ontruiming kan dus geen sprake zijn. Er komt een tussenoplossing: de gemeente koopt het pand aan, echter dit keer niet voor de krakers zelf, maar voor andere urgent-woningzoekenden die gerekruteerd zullen worden uit de wachtlijsten bij de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH). Vooral voor de bij de Luijk betrokken groep uit de Staatsliedenbuurt is dit onacceptabel; zij voert sinds 1979 haar eigen oorlog tegen het gemeentelijke woningdistributieapparaat. Ze stelt zich bikkelhard op en torpedeert elke neiging van de burgemeester en de verantwoordelijke PvdA-wethouders en de meer tot compromis bereid zijnde krakers om nader tot elkaar te komen.

In de vroege ochtend van 31 juli 1982 ontploft een bom voor de deur van het partijbureau van de PvdA. Het Militant Autonomen Front (MAF) eist de verantwoordelijkheid op. Het is de tweede aanslag van het maf die maand. Eerder heeft het een bom tot ontploffing gebracht voor de poorten van het GDH. Het zijn geen zware bommen, maar provisorisch op scherp gezette gastankjes; de schade blijft beperkt tot gesneuvelde ruiten en ontzette deuren. De klappen komen echter hard aan, vooral intern. De bewoners van de Luijk zijn zo pissig dat ze in een persverklaring de aanslag veroordelen: 'Wij kunnen nooit achter acties staan die uit naam van onbekenden onze strijd in diskrediet brengen.' Hoewel veel meer krakers de gewelddadige escalatie van de MAF-bom van de hand wijzen, krijgen de bewoners weinig bijval. Omwille van de eenheid is het not done je openlijk te distanti�ren van solidaire acties die je niet meteen welgevallig zijn. De vuile was dient binnenboord te blijven.

Ook de redactie van Bluf! zit met de MAF-aanslag in haar maag, maar dan om een andere reden. Ze wordt belaagd door persmuskieten voor wie niet het achterliggende motief van de bommenleggers, maar de gewelddadige escalatie zelf een aanleiding vormt de kraakstrijd op te rakelen. Via de redactie van Bluf! probeert de pers tot vervelens toe in contact te komen met het MAF. Om in ��n keer met de 'sensatiezucht van de burgerlijke pers' af te rekenen, verzint men een list. Voor Ton van Dijk, verslaggever van de Haagse Post, wordt voor f 500,- een exclusief interview met het maf geregeld. Hij wordt geblinddoekt naar een donkere kelder van een kraakpand gevoerd, waar hij korte tijd in de gelegenheid wordt gesteld drie gemaskerde mannen te ondervragen. Voordat hij weer geblinddoekt wordt afgevoerd, mag hij met ze op de foto. Enkele dagen later publiceert de Haagse Post onder de kop 'We zijn het compromis voorbij' trots het exclusieve interview met een foto van Ton van Dijk tussen het gemaskerde MAF.16 Tegelijkertijd verschijnt Bluf! met op de voorkant een foto waarin de rollen zijn omgedraaid: een geblinddoekte Ton van Dijk te midden van de grijnzende actievoerders die voor de gelegenheid hun maskers hebben afgezet. Hoewel het gemeentebestuur kan rekenen op een nieuwe confrontatie, zet het de ontruiming van de Lucky Luijk door. Bij die beslissing kan een andere conclusie van het eerder gememoreerde onderzoek meegespeeld hebben: ondanks de positieve houding van de Amsterdammers neemt de sympathie voor de kraakbeweging zienderogen af wanneer er vernielingen worden aangericht en geweld wordt gebruikt. Vanuit dit perspectief neemt de overheid het oproer dat op 11 oktober 1982 ontstaat na de ontruiming van de Lucky Luijk op de koop toe. De rellen staan bij menigeen in het geheugen gegrift door het beeld van de brandende tram 10 op het kruispunt schuin tegenover het Stedelijk Museum. De krakers hebben altijd ontkend de brand te hebben aangestoken. Volgens hen is de oorzaak het ongeduld en de verkeerde inschatting van een trambestuurder die dacht de barricades, waar toevallig een olievat tussen zat, nog net te kunnen vermijden.


11 oktober 1982, brandende tram na de ontruiming van de Lucky Luijk.

Veel minder bekend is dat na de ontruiming voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog, in Amsterdam de noodtoestand werd uitgeroepen. Het was in heel Amsterdam verboden zich 'zodanig te gedragen dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om de openbare orde te verstoren of te bedreigen'. Het betekende een vrijbrief voor de politie om iedereen met een afwijkend uiterlijk die zich te dicht in de buurt van het ontruimde pand ophield zonder pardon te arresteren. Het resultaat was dat behalve met krakers de politiecellen gevuld werden met argeloze toeschouwers en toevallige voorbijgangers. De noodtoestand bleef drie dagen van kracht. Die gelegenheid nam de politie te baat om in de buurt van de Luijk nog een paar andere panden te ontruimen.

De verslaggeving van de rellen valt de meeste krakers rauw op het dak. Heel anders dan in 1980 is er werkelijk geen greintje begrip voor hun protest. 'In de kraakbeweging, ooit een potentieel sterke en positief te beoordelen macht tegen leegstand en woningspeculatie, is groepsego�sme tot leidraad van het handelen geworden,' aldus het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant.17 'De verwording van een sociale actie' kopt Het Parool bij een evaluatie van het krakersverzet.18 Tegen de achtergrond van de brandende barricades wijst NRC Handelsblad alle mooie woorden van de kraakbeweging als 'hypocrisie' van de hand.19

Sommigen weigeren zich echter neer te leggen bij de nederlaag in het prestigegevecht met de gemeente en houden hardnekkig vast aan hun eigen gelijk. Met een in een oplage van 120.000 exemplaren verspreide huis-aan-huiskrant, Amsterdam ontluijkt, waarin de standpunten nog eens haarfijn uit de doeken worden gedaan, probeert men de vernietigende oordelen in de pers te pareren. De meesten realiseren zich echter dat er verdergaande maatregelen nodig zijn om de kraakbeweging uit het isolement te halen. Voor velen heeft de confrontatieve strategie, waar ze na 1980 toch al de nodige bedenkingen bij hadden gekregen, definitief afgedaan. Dat de voorstanders ervan nu de hele kraakbeweging in de afgrond dreigen mee te sleuren, is de aanleiding voor een heftig onderling debat, dat maandenlang in de eigen media voortwoedt. 'Dichtlassen of openbreken' luidt de kwestie. Bovendien wordt een van de laatste taboes binnen de in principe platte kraakorganisatie nu openlijk ter sprake gebracht: het bestaan van het interne machtscircuit. De kritiek die na de herkraak van de Luijk op gang was gekomen op de onderlinge verhoudingen en beslissingsstructuren, krijgt een vervolg in de zogenaamde bonzendiscussie. Nieuw is niet alleen de erkenning van het feit dat belangrijke besluiten vaak door een klein groepje ervaren krakers genomen worden, maar vooral dat het steeds hetzelfde groepje betreft: '...mede dankzij hen is de Keijser een simbool geworden, mede dankzij hen is die kloterige herkraak van de Luijk gebeurd, en mede dankzij hen weet de pers keer op keer wie zij moeten aanspreken. Maar die korte-termijnsuccessen wegen mijns inziens niet op tegen de gevaren op langere termijn: de afkalving naar binnen toe, mensen die verstek laten gaan of afknappen, mensen die niet meer voldoende informatie kunnen krijgen om zelf het woord te doen, of die op vergaderingen geen zeggingskracht meer hebben.'20 De bonzen reageren zoals het ware bonzen betaamt, hooghartig en badinerend. Bons Leo: 'Ik heb genoeg van het afstandelijke en anti-autoritaire gezeur over bonzen... Ik kots van het achterbakse geroddel en gezwets.' Bons Theo: 'Puberaal gekibbel en kroegpraat. In het verleden zijn vaak genoeg krakersdiskussies verknald door personen met frustraties, intriges en sektebelangen.'21

Met de strijd rond de Lucky Luijk komt een eind aan de hoogtijdagen van het krakersverzet, die begonnen met de barricadering van de Groote Keijser eind 1979. De confrontatie is aangegaan en heeft haar uitwerking niet gemist. Van het begin af aan impliceerde deze harde politieke strategie het gebruik van geweld of tenminste de dreiging ermee. In het kader van de problemen die de krakers aan de orde stelden, werd dit geweld aanvankelijk door grote delen van de bevolking weliswaar niet goedgepraat, maar wel begrepen. De kraakbeweging heeft de ontwikkelingen rond de jongerenhuisvesting in een stroomversnelling gebracht, die zonder het geweldsgebruik niet tot stand zou zijn gekomen. Dit laatste bracht echter het risico met zich mee van een toenemende repressie van de overheid aan de ene en interne verdeeldheid aan de andere kant. Rond de Lucky Luijk keert het gebruik van geweld zich langs beide wegen definitief tegen de krakers.

De voorstanders van de harde lijn weigeren vooralsnog het hoofd in de schoot te werpen, ondanks het feit dat ze binnen de beweging steeds meer een ge�soleerde positie innemen. Het merendeel van de krakers gaat verder langs de andere lijn die binnen de kraakbeweging in de jaren zeventig zichtbaar werd: de lijn van de zelfwerkzaamheid, het experiment en de zelfontplooiing. In de volgende hoofdstukken zullen we onder meer nagaan hoe deze beide richtingen binnen de kraakbeweging steeds verder uit elkaar groeien en uiteindelijk recht tegenover elkaar komen te staan.


Noten [6] Om meer dan woningnood alleen

1. Bernard Welten en Arjan van Gils, Praten met Krakers, Tijdschrift Amsterdamse Politie, juli 1981. (Bernard Welten is van 2004 tot 2011 hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie.)

2. Tijdschrift Amsterdamse Politie, juli 1981.

3. De tweede Ploeg staat voor Rogier van der Ploeg, broer van Maarten (1958 -2004).

4. Uit het verslag van een openbare discussie over het nieuwe blad op 5 september 1981 in de Vergulde Koevoet.

5. Een uitzondering vormen de geruchtmakende nummers waarin allerlei buitgemaakte documenten van veiligheidsdiensten, ministeries of legerafdelingen worden gepubliceerd. In april 1987 wordt een nummer van Bluf!, waarin een kwartaalbericht van de Binnenlandse Veiligheidsdienst is opgenomen, in beslag genomen. Een dag later rolt hetzelfde nummer in veel grotere oplage weer van de persen.

6. Kraakkrant 39 en 41, april/mei 1980.

7. Televizier, 20 augustus 1981.

8. Zie Becker, H.A., Generaties en hun kansen, Amsterdam, 1992. De 'verloren' generatie wordt hierin gepresenteerd als de opvolger van de protestgeneratie (geboren tussen 1940 en 1955).

9. Raad, J.W. van der, Dit pand is gekraakt, Amsterdam, maart 1982.

10. De Roelof Keller Stichting biedt hulp en advies bij woonproblemen en is opgezet door een aantal kerkeklijke organisaties.

11. Het onderzoek geeft de volgende schattingen per buurt: Amsterdam zonder stadsvernieuwingsgordel Artis/Plantage 200 Grachtengordel 1500 Nieuwmarkt 800 Oostelijk Havengebied 75 Rivierenbuurt 200 Schinkel- + Vondelpark-/Concertgebouwbuurt 600 Jordaan 300 Haarlemmerbuurt 150 Watergraafsmeer 50 Overige buurten 300

Totaal 4175

Stadsvernieuwingsgordel Dapperbuurt 250 Indische buurt 600 Kinker- en Hugo de Grootbuurt 500 Oud-Noord 230 Oosterparkbuurt 1400 De Pijp 900 Staatslieden-/Admiralenbuurt 600 Weesperzijdestrook 100 Overige buurten 150

Totaal 4730


12. Laatste Waarschuwing, 12 oktober 1981.

13. Een van de weinige andere gevallen waarin een mollie gegooid is, is in december 1980 tegen een makelaarskantoor na de ontruiming van de Grote Wetering. Kraker Jos, die toevallig in de buurt was, wordt hiervoor gearresteerd en belandt voor vier maanden in voorarrest. Uiteindelijk wordt hij vrijgesproken. In de kraakscene stond hij lange tijd bekend als 'Jos Los' vanwege de solidariteitsbetogingen die voor hem georganiseerd werden.

14. Halte Jan Luijkenstraat, Amsterdam 1983, blz 142.

15. Baschwitz Instituut voor Massapsychologie en Openbare Mening van de Universiteit van Amsterdam, Krakers en Amsterdam; meningen van krakers en Amsterdammers, Amsterdam, augustus 1982. (Het desbetreffende onderzoek is uitgevoerd in het voorjaar van 1982.)

16. Haagse Post, 21 augustus 1982.

17. de Volkskrant, 12 oktober 1982.

18. Het Parool 14 oktober 1982.

19. NRC Handelsblad, 12 oktober 1982.

20. Annegriet Wietsma in Bluf! 44, 18 november 1982.

21. Leo Adriaenssen en Theo van der Giessen in Bluf! 53, 27 januari 1983.


[7] Doe het zelf!

Na het debacle van de Lucky Luijk verschuift de hegemonie binnen de kraakbeweging van de vechters naar de bouwers; de confrontatie wordt naar de achtergrond verdrongen ten gunste van de consolidatie. Per saldo neemt vanaf 1982 het aantal kraakpanden geleidelijk af. Er blijft echter nog een grote, redelijk stabiele voorraad over van panden die niet op de nominatie staan voor een snelle ontruiming. Na de opeenvolgende botsingen in de periode 1980-1982 krijgen opbouw en ondernemerszin alle ruimte. De krakers werpen zich massaal op deze veroverde ruimtes om ze naar eigen inzicht en creativiteit in te richten. In de marge van de bestaande maatschappelijke orde komt een apart kraakrijk tot bloei met eigen voorzieningen en een eigen (sub)cultuur.

Een belangrijke basis voor de opkomst en ontwikkeling van die subcultuur vormen de kraakpanden die zijn aangekocht of waarvoor de aankoopplannen al in een vergevorderd stadium zijn. Omdat de ontruimingsdreiging is weggevallen lenen deze panden zich bij uitstek voor de opzet van allerlei initiatieven die de krakers de mogelijkheid bieden uit hun schulp te kruipen en zich te richten op kringen buiten de eigen bewonersgroep en de bekende kraakscene.

In Amsterdam werden de eerste achttien panden, waaronder bolwerken als Singel 46, het Handelsbladgebouw (beter bekend als 'het NRC') en de Groote Keijser, reeds in twee series verworven in 1980 en 1981. Dit gebeurde echter onder de nodige politieke druk; er werden aan de bewoners dan ook geen voorwaarden gesteld ten aanzien van huur, verbouw et cetera. Gevolg is dat er vaak eindeloze vergaderingen plaatsvinden met de Projectgroep HAT, de opvolger van de Stuurgroep HAT, over de uiteindelijke plannen. De onderhandelingen over het nrc bijvoorbeeld raken bij herhaling in het slop en het duurt meer dan acht jaar voordat overgegaan wordt tot de definitieve verbouwing.1 Inzet van de onderhandelingen vormt bijna altijd de status van de 'bestaande situatie' in de kraakpanden. Met een groot pak regels en voorschriften in de hand wil de gemeente niets liever dan die situatie opheffen en de kraakpanden opdelen in keurige kant-en-klare wooneenheden en bedrijfsruimtes, waar de eerstkomende dertig jaar niet meer naar omgekeken hoeft te worden. De krakers daarentegen weigeren vaak halsstarrig zich te onderwerpen aan de bestaande normen: 'Het is onze fantasie tegenover hun burokratie, tegenover hun verlangen om alles onder controle te krijgen.'2 Ze wonen al jaren naar volle tevredenheid in hun zelf bewoonbaar gemaakte panden en hebben niet zo'n behoefte aan standaardrenovaties. Die gaan niet alleen ten koste van reeds door hen gecre�erde voorzieningen, maar dreigen bovendien de huur alleen maar op te schroeven. Ze nemen genoegen met wat geluidsoverlast en leren te leven met de grote kans dat ze in het 'openbaar gebied' een medebewoner in kamerjas aantreffen omdat die een langere afstand naar de douche moet afleggen dan officieel is toegestaan. Bovendien hechten ze, na jarenlang in hun pand geklust te hebben, aan de zelfwerkzaamheid: 'Zelf aan je pand werken is ��k politiek omdat het een overwinning is op de heersende norm, dat mensen uitsluitend dienen te doen waarvoor ze opgeleid zijn. Het is ook leren dat je veel meer kan dan je altijd dacht. Dat maakt je sterker, minder afhankelijk van deskundigen, specialisten enz.'3

De aangekochte panden en die welke hiervoor op de nominatie staan verenigen zich in het 'Pandenoverleg'. Dit wordt in de onderhandelingen met het ambtenarenapparaat bijgestaan door een van overheidswege gesubsidieerde bewonersfunctionaris. Om te voorkomen dat over elk pand jarenlang onderhandeld moet worden scherpt de gemeente, mede gedwongen door de subsidiegevers in Den Haag, de voorwaarden voor de aankoop van panden aan. Pas als er overeenstemming is over het bouwplan en de hoogte van de huur, gaat de gemeente tot aankoop over. Het aankoopbeleid wordt onderworpen aan strakke subsidievoorwaarden, de zogenaamde budgetregeling, die alle wensen van de krakers in het teken stelt van de financi�le gevolgen. Met de budgetregeling achter de hand koopt de gemeente medio jaren tachtig in hoog tempo een derde serie van zestig kraakpanden op, om ze vervolgens op grote schaal te 'verhatten'.

Alleen met de nodige volharding in de onderhandelingen is het mogelijk om de oorspronkelijke woongroepenstructuur in stand te houden. Veel krakers hebben er bewust voor gekozen in een groep te wonen en de keuken en de sanitaire voorzieningen met elkaar te delen. Het kraken van een pand biedt een uitgelezen mogelijkheid met alternatieve woonvormen te experimenteren.


Woongroep in de voormalige Sociale Academie aan de Weteringschans 263, Amsterdam april 1979.

Vaak ook zijn woongroepen uit nood geboren. Een bij elkaar geraapt zootje krakers wordt door de omstandigheden gedwongen er maar het beste van te maken. Het aanleggen van gemeenschappelijke voorzieningen scheelt een hoop werk, vooral in voormalige scholen en bedrijfspanden die nog voor bewoning geschikt moeten worden gemaakt. Er zijn in heel Nederland vele voorbeelden te geven van panden waar soms een paar honderd krakers tegelijk van de ene op de andere dag samen moeten wonen. Een van de grootste kraakpanden die Nederland ooit gekend heeft, is het voormalige Rooms Katholieke Ziekenhuis (RKZ) in Groningen. Na de verhuizing van het ziekenhuis worden eind augustus, begin september 1979 de verschillende gebouwen gekraakt. Al snel wonen er driehonderd krakers in de voormalige ziekenzalen en operatiekamers. Er wordt een stichting opgericht en er ontstaat een complexe beheersstructuur. Naast de bewonersvergaderingen zijn er diverse commissies en subcommissies die zich met het reilen en zeilen van het RKZ bezighouden. Alle bewoners en gebruikers dienen elke maand f 150, te betalen. Dit betekent dat er maandelijks f 45.000,- bij elkaar geschraapt moet worden. Maar door een strakke organisatie lukt dat wonderwel; geen geringe prestatie, in een pand dat voor een groot deel jongeren herbergt die het RKZ beschouwen als een enorme vrijplaats om zich uit te leven en aan de bestaande orde te ontsnappen. Het succes van de interne organisatie draagt ertoe bij dat het RKZ in november 1981 door de gemeente wordt aangekocht.


Brochure van het Bewonerskollektief Oude Erkazet, Groningen mei 1982.

Tegenover de successtory van het RKZ staan echter de talloze interne problemen waarmee de kraakwoongroepen in den lande doorgaans worstelen. De kraakpanden bieden weliswaar een vluchtroute uit de bestaande maatschappij, maar dat wil niet zeggen dat ze het intern zonder enige vorm van sociale en financi�le orde kunnen stellen. Vooral de in menig groot pand rondzwervende junks en de elke maand weer voorgeschotelde energierekening noopt de bewonersgroepen al snel om enige vorm van organisatie in het leven te roepen.

Een jaar na de kraak van het NRC, in maart 1978, is het een enorme chaos in het uit verschillende panden bestaande complex; iedereen loopt in en uit en doet waar hij zin in heeft. Niemand heeft nog enig overzicht. Een deel van de krakers bevalt dat uitstekend; het pand biedt ongekende mogelijkheden voor allerlei kunstzinnige uitspattingen en ze zijn niet van plan zich deze door wie dan ook te laten ontnemen. Maar als midden in de winter gas en elektra worden afgesloten vanwege een forse betalingsachterstand, slaat een kleine groep bewoners de handen ineen. Ze kraken het pand opnieuw en iedereen die zich niet wil aanpassen aan de nieuwe orde wordt vriendelijk doch dringend verzocht op te hoepelen. In het voorjaar van 1979 komen er meer dan honderd nieuwe bewoners die onder meer verdeeld worden over dertien woongroepen.

Dat krakers lekker gratis kunnen wonen is iets wat ze maar al te vaak door tegenstanders voor de voeten geworpen krijgen. Het wordt echter door de praktijk gelogenstraft. Bijna alle kraakpanden kennen een bouwpot, waaruit de verbouwingen en het onderhoud gefinancierd worden. Iedere bewoner wordt geacht hieraan bij te dragen. Hoewel er in enkele gevallen wordt gewerkt met een bijdrage naar draagkracht, geldt over het algemeen een vast bedrag dat voor iedereen even hoog is en varieert van f 100,- tot f 200,- per maand. De grootste interne problemen doen zich voor rond deze financi�le bijdragen. Vele bewonersgroepen deinzen er uiteindelijk niet voor terug om hardnekkige wanbetalers eruit te zetten.

Er mag dan in de meeste panden een zekere mate van orde heersen, dat neemt niet weg dat er regelmatig sprake is van oplopende spanningen. De toekenning van nog ongebruikte of leeggekomen ruimtes aan nieuwe gegadigden is zo'n bron van onderlinge strubbelingen. In sommige gevallen loopt een en ander totaal uit de hand. In de 'Wielingen' bijvoorbeeld, een in 1978 gekraakt pand in Amsterdam-Zuid. Het pand is zo groot dat er zich verschillende groepen gevestigd hebben, die onderling niets met elkaar te maken hebben. Zo zit er naast de doorsneekrakers een motorclub in het pand. Wanneer de motorclub een vrijgekomen kamer aan een van haar eigen leden toewijst, blijkt een ander deel van de bewoners deze al vergeven te hebben. Het conflict dat ontstaat, leidt uiteindelijk tot een massale vechtpartij waarbij de motorclub de ruiten van het pand ingooit, de andere bewoners met dakpannen bekogelt en ten slotte de desbetreffende kamer in brand steekt.

In het 'Arsenaal', een gekraakt pakhuizencomplex aan het Waterlooplein, maken verschillende groepen aanspraak op het gebruik en beheer van een grote gemeenschappelijke ruimte. De ene groep, de 'Pleinwerker', wil de ruimte betrekken bij activiteiten die in haar koffiebar plaatsvinden; de andere groep, 'Xinema Xinix', ziet meer in filmvoorstellingen en de manifestaties en tentoonstellingen die hieromheen georganiseerd worden. De bewoners zijn verdeeld, het ene deel steunt de Pleinwerker, het andere Xinix. Bemiddeling door neutrale krakers uit de buurt biedt geen uitkomst. De standpunten verharden: het is 'zij eruit of wij eruit'4. Wanneer de beide kampen elkaar op een gegeven moment met flessen en stenen beginnen te bekogelen, wordt het tijd voor een definitieve oplossing. De rust keert pas terug wanneer dwars door het pand een muur is opgetrokken die de partijen uit elkaar houdt.

De krakers van de grotere panden dragen niet alleen bij aan hun eigen bouwpot, maar betalen net als de krakers van de etages in de stadsvernieuwingsbuurten ook een maandelijkse bijdrage aan de actiepot van de buurt waarin ze wonen. Elk pand dat in de slag gaat met de overheid en iedere groep die wat voor actie dan ook beraamt, kan aanspraak maken op de hierin verzamelde gelden; voor het maken van pamfletten, affiches, spandoeken et cetera, voor allerhande materiaal en gereedschap, voor vervoerskosten, kortom voor alles wat bijdraagt tot een geslaagde actie.

Een paar uitzonderingen daargelaten wordt de kraakbeweging van buitenaf niet financieel ondersteund. Alles wordt uit eigen zak betaald. En omdat het overgrote deel van de krakers een inkomen heeft op bijstandsniveau of, met een studiebeurs, nog daaronder, gaat alles lowbudget. De krakeractivist kan echter terugvallen op een enorm netwerk, waarin iedereen wel iemand kent die net datgene kan bijdragen waar op dat moment behoefte aan is. In die zin fungeert de kraakbeweging vaak als een alwetend lichaam dat alles waar het behoefte aan heeft in handen kan krijgen. Auto's, stencilmachines, geluidversterkers, lichtinstallaties, walkietalkies, manifestatietenten, videorecorders et cetera et cetera. Iedereen die wat kan, in bezit heeft of ergens aan kan komen dat voor initiatieven vanuit de beweging van belang is, komt wel voor op een of andere lijst waar krakers gebruik van maken.

Desalniettemin blijven er genoeg plannen over die meer geld kosten dan de actiepot kan ophoesten en waarvoor ook het krakersnetwerk geen soelaas biedt. Het gaat vaak om grotere bedragen, zo tussen de f 500,- en f 1000,-, die nodig zijn voor bijvoorbeeld de grotere acties, het uitgeven van speciale publicaties of het opknappen van gemeenschappelijke ruimtes. Vooral de radio en de televisie kosten veel geld. Voor dit soort grotere uitgaven kan een beroep worden gedaan op de diverse kraakcaf�s. In Amsterdam kent in de jaren tachtig iedere zichzelf respecterende kraakbuurt zijn eigen kraakcaf� of koffieshop. Behalve de al langer bestaande caf�s De Vergulde Koevoet en Roodmerk zijn dat onder andere De Palm (Jordaan), Molly Chaoot (Pijp), Opstand (Zuid), Rioolrat (Staatsliedenbuurt), Het Varkentje (Kinkerbuurt), de Huiskamer (Indische Buurt), 't Streekje (Weesperzijde), de Eerste Hulp (Oosterpark), de Bollocks (Schinkelbuurt), Vrankrijk (Grachtengordel), De Muur (NRC), Barbaar (Wijers). Sommige caf�s bestaan slechts korte tijd en verdwijnen met de sloop of de ontruiming van het pand, andere houden het jarenlang vol en worden keer op keer verhuisd naar een andere locatie.

De kraakcaf�s fungeren niet alleen als belangrijke knooppunten in het krakersnetwerk, maar ook als geldmachines voor de infrastructuur en daaruit voortkomende initiatieven. Ze worden gerund door vrijwilligers en belasting wordt er vanzelfsprekend niet betaald. Hoewel het bier een stuk goedkoper is dan in de legale caf�s, is de winst groot genoeg om aanvragers tevreden te stellen. Duizenden guldens worden er jaarlijks door de verzamelde krakers bijeen gedronken voor acties, projecten en de eigen mediakanalen. Wanneer de reguliere baropbrengst voor dit alles niet toereikend is, worden er aparte benefieten georganiseerd met optredens van bandjes uit de scene.

Met hun eigen kroegennetwerk balanceren de krakers op het randje van de illegaliteit. Worden ze echter in de verleiding gebracht, dan willen ze er nog wel eens afglijden. Alles voor de goede zaak, uiteraard. De anonieme kraakgemeenschap winkelt graag bij postorderbedrijven. Voorzien van een valse naam worden de pakketten met de regelmaat van de klok afgeleverd bij diverse kraakpanden en sloopetages. Het duurt jaren voordat de leveranciers er een stokje voor steken en hele wijken op de zwarte lijst plaatsen. De gereedschapsvoorraad van menige kraakbuurt is dan allang op orde gebracht.

Bij de overal opduikende bladen en buurtkranten zijn, in het precomputertijdperk, elektrische IBM-bolletjestypemachines gewilde objecten. Ze gaan echter het budget van de openbare krakerskas ver te boven. In dat geval bieden de regelmatig voorkomende bezettingen van of overvallen op makelaarskantoren, louche woningbemiddelaars en afdelingen van gemeentelijke diensten uitkomst. In het voorbijgaan worden typemachines achterovergedrukt en, soms op bestelling, afgeleverd bij de redacties.

Doordat aan een aantal noodzakelijke voorwaarden gemakkelijk kan worden voldaan, biedt de kraakbeweging eenieder die van aanpakken weet een uitstekende gelegenheid voor het uitvoeren van eigenzinnige plannen en experimentele projecten. In diverse kraakpanden is een ruime keus aan bijzondere locaties voorhanden waar men zo aan de slag kan, financieel valt altijd wel ergens een mouw aan te passen en om zich heen vindt men voldoende medestanders en/of klandizie. Het enige wat moet worden toegevoegd is een flinke dosis geestdrift en eigen initiatief.

Wanneer begin jaren tachtig de werkloosheid de pan uitrijst, met aantallen die wat jongeren betreft boven de twintig procent uitkomen, klinkt vanuit de kraakbeweging het verfrissende geluid van de Nederlandse Bond Tegen Arbeidsethos (NBTA). Onder het motto 'het is best fijn om werkloos te zijn' wordt de aanval ingezet op de heersende arbeidsmoraal, die het werken uitsluitend in verband brengt met een betaalde baan. 'Waarom zo bang voor die komende maatschappij met miljoenen werkvrije mensen,' aldus een pamflet van de NBTA. Ze propageren de 'bewuste baanloosheid' die mensen verlost van geestdodend en ongezond werk. De persoonlijke ontwikkeling wordt centraal gesteld in plaats van de met de paplepel ingegoten arbeidsdiscipline. Ze zien zichzelf niet als 'vrije-tijds-messiassen'. Integendeel: 'Er is veel werk aan de winkel... van belang is echter dat mensen zelf iets doen.'5 De NBTA ageert vooral tegen de 'sollicitatieplicht' en pleit voor de erkenning van vrijwilligerswerk als alternatief voor een vaste baan. Er wordt door de krakers weliswaar flink aangeschopt tegen een loopbaan in de burgerlijke maatschappij, maar dat wil niet zeggen dat ze de hele dag op hun luie reet zitten. Binnen de kraakbeweging heerst een opvallende werkcultuur. Deze 'prettig gestoorde zelfuitbuiting', zoals die ook wel genoemd wordt 6, staat ver af van de hedonistische levensstijl die in de jaren zestig door sommigen gepropageerd werd om aan het burgermansbestaan te ontsnappen. Van overheidswege wordt de zelfwerkzaamheid onder de krakers niet gewaardeerd. Met het toenemen van de economische crisis barst op het front van de sociale zekerheid een bezuinigingswoede los, waarvan onder anderen krakers het slachtoffer dreigen te worden. Op 1 april 1985 treedt de 'voordeurdelersregeling' in werking. Iedereen met een bijstandsuitkering die een huishouden deelt met anderen, wordt f 150,- per maand gekort. Voor krakers geldt bovendien nog een extra korting van ongeveer hetzelfde bedrag omdat ze, volgens offici�le normen, geen huur betalen. Veel krakers dreigen in ��n klap meer dan 30% van hun inkomen kwijt te raken. Niet dat er nu meteen paniek uitbreekt. In de eigen media worden tal van tips aan de hand gedaan om de kortingen op slinkse wijze te omzeilen. Om een zelfstandig huishouden te cre�ren worden piepkleine keukentjes en douchecabines binnenskamers gebouwd of men verhuist gewoon op papier naar een 'veilig' adres. Soms zijn de rechercheurs van de Sociale Dienst de krakers behulpzaam en accepteren de woongroepkeuken als priv�-keuken van de individuele krakers.

De 'krakerskorting' kan men ontlopen door het oprichten van allerlei stichtingen en verenigingen, waaraan vervolgens huur wordt overgemaakt die anders in de bouwpot zou terechtkomen. Ook kan bijvoorbeeld een medebewoner zonder uitkering optreden als verhuurder, aan wie de rest van de bewonersgroep netjes de huur overmaakt. Trucs te over; er zijn dan ook weinig krakers die zich door de aangekondigde kortingen laten verrassen. Al met al is er weinig dat de leefwijze van de krakers kan verstoren. Alleen een ontruiming op zijn tijd gooit nog wel eens roet in het eten. Maar de doorzetters vinden altijd wel een nieuw pand waar de draad kan worden opgepakt. In de eerste helft van de jaren tachtig kent de kraakbeweging een wildgroei van allerlei initiatieven, projecten en bedrijfjes die samen de basis vormen van een typische subcultuur waarin men van 's morgens vroeg tot 's avonds laat kan opgaan. Hieronder volgt een overzicht van de Amsterdamse situatie. Het is verre van compleet, maar het geeft in ieder geval een indruk van de wijdvertakte infrastructuur van de Amsterdamse kraakwereld.

Overdag wordt er gewerkt in allerlei timmerbedrijfjes, meubel- en fietsenwerkplaatsen. Het vrouwencollectief van garage 'De Knalpot' houdt zich bezig met de reparatie van auto's en motoren. Verder vormt de verbouwing een geliefde bezigheid. Is men niet aan het werk in het eigen pand, dan is er altijd wel wat te doen in de vele gemeenschappelijke ruimtes. Een verbouwing biedt ook de gelegenheid voor een frisse start, als een bepaald initiatief door onenigheid onder de betrokken vrijwilligers ter ziele dreigt te gaan. Voor het benodigde gereedschap zijn er her en der in de stad gereedschapsuitlenen opgezet, zoals 'De Blauwe Duim'. En er zijn altijd wel ergens cursussen om te leren het gas- en lichtnet aan te leggen of te lassen; kennis van het laatste komt ook van pas wanneer weer eens een pand gebarricadeerd moet worden. Degenen die het specialistische werk niet aandurven, kunnen een beroep doen op klussencollectieven, zoals de 'Karweiven', of zich laten voorlichten bij het Bouwcaf�. Als de ouders druk zijn, kunnen de kids tijdelijk gestald worden in een van de cr�ches die zijn opgericht in enkele kraakpanden (bijvoorbeeld 'Peutertje Kraak' en de 'Tettertjes'). Voor de wat oudere kinderen is er de 'Leefwerkschool' in een gekraakt pand op de Keizersgracht.

Ter ondersteuning van de vele acties, die tussen de bedrijven door onverminderd doorgaan, wordt de EHBA opgezet: Eerste Hulp Bij Akties. Als redders in de nood plukt die de in de strijd gewonde krakers van de straat. Ze heeft zelfs de beschikking over een oude bus die tot ambulance is omgebouwd. Voor de meer chronische klachten is het gezondheidscentrum 'De Witte Jas' in het leven geroepen door enkele afgestudeerde artsen, fysiotherapeuten, tandartsen en vroedvrouwen. Ze richten zich vooral op degenen die met hun gezondheidsklachten nergens anders terecht kunnen, zoals illegale vluchtelingen en anderen die om uiteenlopende redenen onverzekerd rondlopen. Maar ook krakers die gehavend binnenkomen en zich niet ��n, twee, drie bij de offici�le instanties willen of kunnen aanmelden, omdat er wellicht van politiezijde belangstelling voor hen bestaat, worden in behandeling genomen.


Ter opluistering van acties en demonstraties kunnen speciaal getrainde muziekgroepen worden opgetrommeld. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig begeleidt de 'Loeiende Koevoet' met gitaren, een accordeon en liedteksten op de wijs van bekende Hollandse deuntjes menige kraakactie. Later is het vooral de 'Fanfare van de Eerste Liefdesnacht' die de actievoerders een hart onder de riem steekt met swingende arrangementen voor blaas- en slaginstrumenten. Voor 30 cent per poststuk brengt het Ondergronds Postbedrijf Amsterdam (OPA) van 1981 tot 1983 de post rond in Amsterdam voor activisten en 'instellingen die zich inzetten voor een betere wereld'. De post moet op een adres in het centrum worden afgeleverd en wordt driemaal per week bezorgd. Langs deze weg bespaart onder andere Bluf! zich enkele jaren de nodige portokosten.

Voor wie geen tijd of zin heeft om te koken is er een grote keus aan kraakrestaurants. Eind 1984 zijn er verspreid over de stad zo'n tien gelegenheden, zoals de Gemarineerde Eenheid, de Trog en Woeste Walmen. Voor een bedrag tussen de f 5,- en f 10,- wordt een volledige, vaak vegetarische of veganistische, dat wil zeggen zonder dierlijke producten bereide maaltijd geserveerd. Voor krakers met een ruimer budget was er een tijdlang kraakrestaurant 'Onder de Rook', waar in een intieme sfeer bij kaarslicht en met gesteven tafellakens en servetten een exclusieve maaltijd kon worden genuttigd. Voor hun inkopen kunnen de restaurants terecht bij 'De Spruitjes'. Deze winkel is ondergebracht in het NRC en biedt een groot assortiment onbespoten groentes en andere levensmiddelen. Brood en pizza's worden gebakken bij 'De Samenhang'.

Als er 's avonds niet vergaderd hoeft te worden, zijn er binnen de kraakscene een groot aantal gelegenheden om uit te gaan. Eventueel kan ter voorbereiding het uiterlijk gefatsoeneerd worden bij kapper Barbiera, maar ook een bezoek aan een van de sauna's is niet te versmaden. Films worden vertoond in Xinema Xinix, Cavia of de Lange Adem; theatervoorstellingen zijn te zien op de podia van het Van Ostadetheater, Zaal 100, de voormalige Victoria-bioscoop of het Commelin-theater. In de Staatsliedenbuurt organiseren de krakers vanaf 1983 in september een jaarlijks terugkerend buurtfestival 'De Staatsliedengreep'. Een week lang staat de buurt dan in het teken van muziek- en theatervoorstellingen en andere kunstzinnige performances. Doorzakken en napraten kan in de vele kraakcaf�s, die tot diep in de nacht open blijven. Dansliefhebbers kunnen terecht in de Fluks of in Vrankrijk.

Veel kraakpanden lenen zich bij uitstek voor het organiseren van grote feesten en muziekoptredens, in het bijzonder de pakhuizen en voormalige bedrijfsgebouwen. Waar het maar enigzins mogelijk is wordt een concertzaal ingericht. Bekende en wat grotere zalen door de jaren heen zijn de Schuilkelder in de Groote Keijser, het NL-centrum, de Emma, de Van Hall-hal, Vrankrijk, en de OCCII. Maar ook worden er regelmatig concerten georganiseerd in andere grote panden, zoals de Wielingen en Wijers.

Wie er de voorkeur aan geeft thuis te blijven, kan altijd nog naar de radio luisteren of tv-kijken en afstemmen op de eigen kanalen. Het offici�le Nederlandse televisieaanbod bestaat aan het begin van de jaren tachtig alleen nog uit Nederland 1 en 2. De televisiepiraten die in 1981 de kabel kraken en als eerste een poging doen om het aanbod uit te breiden, is geen lang leven beschoren. De ontruiming van de Lucky Luijk in oktober 1982 is voor het gemeentebestuur aanleiding de doorgifte van Vrije Keijzer Televisie definitief te blokkeren. Om de beschuldiging van censuur de wind uit de zeilen te nemen worden een week later ook alle andere televisiepiraten van de kabel geweerd. De groep rond Vrije Keijzer Televisie gaat verder als de Video Persgroep Amsterdam. De videoproducties die ze aflevert worden vertoond in het interne circuit. Om het bereik te vergroten wordt in toenemende mate samenwerking gezocht met de Hilversumse omroepen, met name de IKON en de VPROo. PKP-TV dat inmiddels omgedoopt is tot Rabotnik TV is samen met de krakers van het voormalige VKTV betrokken bij de opzet van SALTO, de Stichting Amsterdamse Lokale Televisie Omroep. In 1984 maken Rabotnik TV en Staats TV, een groep uit de Staatsliedenbuurt die eerder bij VKTV betrokken was, als een van de eersten gebruik van de legale mogelijkheid om eigen programma's op de lokale televisie te vertonen. Beide aanbieders zullen korte tijd later fuseren tot Staats TV Rabotnik.

Wordt de televisiekabel afgesloten voor vrijbuiters, de ether blijft vrij. De kraakradiopiraten zijn niet zo gemakkelijk aan banden te leggen. De radiostudio's zijn vaak weggestopt in het binnenste van grote kraakpanden, waar het daglicht niet doordringt. De panden waar de studio's een onderkomen vinden, moeten vooral ook hoog zijn, opdat de zendmast ver boven de stad kan uitsteken. Voor de Radio Controle Dienst (RCD) is het derhalve een koud kunstje te achterhalen waar de zenders zich bevinden. De RCD is voortdurend gespitst op het oprollen van piraten, vooral als het luchtverkeer of een andere offici�le zender gestoord wordt. Het is daarom zaak de studio zo goed mogelijk van de buitenwereld af te schermen. Een van de bekendste en best beveiligde radiostudio's bevindt zich in het Tetterode-complex in de Kinkerbuurt. De studio kan pas bereikt worden na een lange tocht door hermetisch afgesloten ruimtes met door middel van staalplaat gebarricadeerde deuren. Wie zulke voorzorgsmaatregelen niet in acht neemt, kan binnen afzienbare tijd een inval van de RCD verwachten. Tegen de speciale stormtroepen van de Mobiele Eenheid is echter weinig opgewassen. Tijdens de ongeregeldheden na de ontruiming van de Lucky Luijk wordt een inval gedaan bij radio De Vrije Keijser in Tetterode. Een RCD-rapportage over een storing van de ether wordt als voorwendsel gebruikt om de in de ogen van de autoriteiten opruiende zender het zwijgen op te leggen.

Hoewel de RCD enkele malen kraakpiraten te pakken krijgt, moet hij constateren dat de zenders vaak weer binnen de kortste keren terug in de lucht zijn. Het is op den duur dan ook effici�nter de zenders via via te waarschuwen dat ze ander radioverkeer storen en aan te dringen op passende maatregelen dan om weer met man en macht uit te rukken om de zenders voor hooguit een paar dagen uit de lucht te halen.

Radio De Vrije Keijser is door de jaren heen een constante factor in de gekraakte ether van Amsterdam (en houdt dat vol tot 2005). Het station richt zich hoofdzakelijk op nieuws en achtergronden over kraken en andere actieonderwerpen. De bij politie en justitie beruchte reputatie heeft het station vooral te danken aan de live-uitzendingen tijdens acties, demonstraties en andere schermutselingen. Veel actievoerders lopen bij zulke gelegenheden met een kleine transistorradio op zak en volgen met een oortelefoontje nauwgezet de vanuit de studio doorgegeven informatie over 'stillen' en troepenbewegingen van de ME.

Muziek is een heel ander hoofdstuk. Er is een aantal radiopiraten in de kraakscene die zich bijna uitsluitend bezighouden met experimentele popmuziek. Met het offici�le radioaanbod is het begin jaren tachtig droevig gesteld. Er is welgeteld ��n zender waar popmuziek te beluisteren valt: Hilversum 3. En op deze zender moet je nog door een woud van hitparades een weg zien te vinden naar muziek die niet de bedoeling heeft zo min mogelijk af te wijken van de door de commercie gebaande muzikale paden. Vanaf 1981 fleuren achtereenvolgens de piraten WHS, GOT, Radio X, Radio 100 en Patapoe de ether op met muziek die vrijwel nergens anders te beluisteren valt. De Staatsradio en Radio Dood laten vooral snoeiharde punk horen.


Dat de punkmuziek en de bijbehorende levensstijl vanaf het eind van de jaren zeventig gemakkelijk aansluiting vinden bij de kraakbeweging, mag geen verbazing wekken. Net als de krakers schoppen punkers overal tegenaan. Het is alleen allemaal nog een stuk heftiger. Maar ook minder uitgesproken politiek, het credo van de punk is toch vooral: lang leve de lol. Hoewel de punk zijn eigen normen en waarden kent en zich grotendeels afspeelt binnen een aparte subcultuur zijn er vele dwarsverbanden met de kraakwereld. Bijna alle punks wonen in kraakpanden. Door de bank genomen zijn ze een stuk jonger dan de gemiddelde kraker. Velen zijn weggelopen van huis en kraakpanden bieden een voor de hand liggend onderdak. Zien ze kans om samen een pand te kraken dan kunnen ze zich naar hartelust uitleven. Van de panden die dit lot treft, blijft uiteindelijk weinig meer over dan een uitgeleefd casco. Bekende punkpanden in Amsterdam zijn het Oosteinde, de Uilenburcht en Huize Chaos.

Voor de actieve krakers zijn de punks in de eerste plaats de recalcitrante broertjes en zusjes die vaak moeilijk in toom te houden zijn. Als ze zich al inlaten met de veelzijdige politieke strijdpunten, gebeurt dit vooral op straat tijdens confrontaties met de overheid en andere tegenstanders. Bij deze samenwerking is er in het gunstigste geval sprake van een onderscheid tussen denkers en doeners. De krakers bedenken en organiseren de acties en gaan met pamfletten en persverklaringen onder de arm achter de frontlinie aan, waar de punks het voortouw nemen. De punks laten zich niet door de eerste de beste hindernis - een etalageruit, een hekwerk of een ME-linie - uit het veld slaan. Zonder schroom kiezen ze voor de aanval, waar andere krakers op veilige afstand de kat uit de boom kijken. Een voorbeeld van deze samenwerking is een demonstratie die begin juli 1982 gehouden wordt tegen de zojuist begonnen bouw van de Stopera. Een paar honderd actievoerders trekken langs het bouwterrein waar een paar graafmachines en hei-installaties staan geparkeerd. De kop van de stoet kan de verleiding niet weerstaan en breekt dwars door de omheining. De bouwmachines worden flink te grazen genomen en sommige gaan in vlammen op.

Meer nog dan om de extreme losbandigheid staat de punk bekend om zijn muziek. Aanvankelijk biedt vooral het gevestigde clubcircuit in Nederland de gelegenheid om met het nieuwe fenomeen kennis te maken. Die rol wordt echter eind jaren zeventig langzamerhand overgenomen door de gekraakte concertzalen. De oerpunk valt nog te zien en te horen op de in 1979 in Amsterdam geopende punkpodia, zoals club DDT666 van Diana Ozon en Hugo Kaagman in de Sarphatistraat en later in NoName in het NRC. Deze laatste club krijgt echter te maken met overvallen van neofascistische jongerengroepen als de Vikingjeugd. De hevige vechtpartijen die ontstaan leiden al na een paar maanden tot een definitieve sluiting.

Als de kraakinfrastructuur vanaf 1980 overal in het land de gelegenheid krijgt wortel te schieten, bloeit ook de punkmuziekscene weer op. Beginnende bandjes vinden in kraakpanden niet alleen een overvloed aan ruimte om te oefenen, maar ook podia om het ingestudeerde aan het publiek voor te schotelen. Het is een muziekcultuur die zich ontwikkelt buiten alle gevestigde kanalen om. Naast de punk ontstaat de 'hardcore'. Vele tientallen bands steken de kop op, met illustere namen als The Nitwitz, de Wanda's, Frites Modern, The Workmates, Lol en de Ellendelingen, B. G. K. (het Balthasar Geraerdts Kommando), The Vopos, Gep�pel en niet te vergeten the Ex. Deze laatste, in 1979 opgerichte, band is de enige die de tand des tijds doorstaan heeft en dertig jaar later nog steeds - internationaal - aan de weg timmert.

Samen met anderen 7 staat de zanger van the Ex, Jos Kleij alias G. W. Sok, aan de wieg van 'De Konkurrent'. Dit in 1982 opgerichte bedrijfje houdt zich bezig met de verkoop en distributie van onafhankelijk uitgebrachte lp's, singles, cassettes, fanzines, posters, buttons, T-shirts en alles wat er nog meer in 'eigen beheer' vanuit de punk-, hardcore- en alternatieve muziekscene op de markt gebracht wordt.

Wat eerst in de muziek gebeurde, vindt later plaats in de beeldende kunst. Kunstenaars ontdekken de ongekende mogelijkheden die gekraakte panden bieden. Je hoeft niet meer met je werk te leuren bij allerlei galerie�n, of veel geld te besteden aan de huur van een eigen atelier, maar begint je eigen kunstenaarsparadijs.

Eind 1979 kraakt een groep studenten van de Rietveldacademie een voormalig theater aan de Warmoesstraat 139. Onder hen Ad de Jong en Guus van der Werf, die als leden van een popgroep al eerder kennismaakten met de voordelen van een eigen plek. Als een demonstratie van de nog verborgen, maar veelbelovende mogelijkheden wordt bij de opening in 1980 een lege en vrije ruimte aan het publiek getoond. 'W139' ontwikkelt zich langzaam maar zeker tot een tentoonstellingshal en werkplaats voor een reeks beginnende kunstenaars. Om de vrijheid en de onafhankelijkheid te waarborgen worden pers, kunstcritici en tentoonstellingsmakers buiten de deur gehouden. De kunstenaars beheren zelf het gebouw en richten de exposities in.

Na een grote tentoonstelling in 1981, waar zo'n dertig beeldende kunstenaars aan meedoen, voor een belangrijk deel afkomstig van de Rietveldacademie, ontstaat onder anderen bij Peter Giele het idee voor nog een ruimte waar kunstenaars hun gang kunnen gaan. Na maandenlange voorbereidingen wordt in juni 1982 in de voormalige drukkerij van het NRC-complex galerie 'Aorta' geopend. Peter Giele is heel wat minder beducht voor de invloed van de pers en de gevestigde kunstkliek, met als gevolg dat de groep die regelmatig in Aorta werkt en exposeert, al snel door de gevestigde kunstkenners wordt gebombardeerd tot een nieuwe kunststroming: de 'Nieuwe Wilden'; onder hen Rob Scholte, Peter Klashorst, Maarten Ploeg, Aldert Mantje, Bart Domburg en Sonja Oudendijk. Na Aorta stort de onvermoeibare Peter Giele zich op een nieuw initiatief en richt in 1987 aan het Singel de discotheek 'Roxy' op. De sfeer en de idee�n die begin jaren tachtig ten grondslag lagen aan Aorta, worden hier klaargestoomd voor de jaren negentig. Het wordt een van de eerste plekken in Amsterdam waar een nieuwe muzieksoort ten gehore wordt gebracht: de house. De Roxy, die trouwens helemaal niets meer met de kraakscene te maken heeft, brandt in 1999 af, wanneer in het gebouw het plotselinge overlijden van Peter Giele op gepaste wijze wordt herdacht.

W139 en Aorta zijn twee van de bekendste kunstenaarsinitiatieven die in kraakpanden tot bloei gekomen zijn. Vergelijkbare initiatieven in andere steden waren V2 in Den Bosch, de Fabriek in Eindhoven en Kunst en Komplex in Rotterdam. Wat dichter bij Amsterdam bevindt zich het dorpje Ruigoord. Dit lieflijke plekje is gelegen in een landelijk gebied ten westen van Amsterdam, waar al sinds eind jaren zestig een uitbreiding van de Amsterdamse haven is gepland. Eind 1972, begin 1973 worden de leeggekomen huizen gekraakt. Eerst met de bedoeling om er enkele communes op te richten, maar al snel stroomt het dorp vol met dichters en kunstenaars. Als de bestaande huizen allemaal gekraakt zijn, worden er eigenhandig bouwsels aan het dorp toegevoegd. De uitvoering van de plannen voor de havenuitbreiding van Amsterdam wordt jarenlang uitgesteld, zowel vanwege de economische crisis als door toedoen van allerlei juridische procedures. Ruigoord ontwikkelt zich tot een kunstenaarsenclave. In het dorpskerkje vinden geregeld exposities, voordrachten of andere kunstuitingen plaats. In 1999 bereikt het uitbreidingsspook uiteindelijk het dorpje. Ruigoord wordt net niet helemaal van de kaart geveegd; alleen het kerkje en enkele omliggende huizen worden door de oprukkende bulldozers gespaard. De overgebleven Ruigoorders betalen inmiddels een bescheiden huur en met steun van de gemeente Amsterdam worden er nieuwe ateliers bijgebouwd.

Overal in de grotere kraakpanden van Amsterdam zitten talloze kunstenaars die de ruimte benutten als atelier en voor exposities. Vanzelfsprekend wordt er veel ge�xperimenteerd met kunstvormen die in de gevestigde galerie�n en musea geen voet aan de grond krijgen: veel dynamisch werk met vuur en andere effecten, maar ook allerlei performances en grote monumentale werken. Berucht in dit opzicht zijn de kunstenaars in de in 1985 gekraakte voormalige Rijkskledingmagazijnen aan de Conradstraat. Na een spectaculaire ontruiming in 1988 vinden velen van hen eind jaren tachtig een nieuw gekraakt onderkomen in de Graansilo op een schiereiland in het IJ, een paar kilometer ten westen van het Centraal Station.

Net als de punk- en de muziekscene neemt de beeldende-kunstscene in de kraakwereld een eigen plek in. De betrokkenheid van de kunstenaars in gekraakte panden bij het wel en wee van de rest van de beweging is echter gering. Ze houden zich verre van de wereldverbeteraars die in hoog tempo van de ene naar de andere actie rennen. Dit leidt ertoe dat hun nogal eens het verwijt wordt gemaakt alleen maar te profiteren van omstandigheden die door anderen bevochten zijn. Het engagement van de kunstenaars in de kraakscene komt echter vooral tot uiting in de niet-aflatende inspanningen om vergeten ruimtes in de stad tot leven te brengen. Juist omdat die initiatieven buiten de gevestigde kunstkanalen tot stand komen op onverwachte locaties, weten ze voortdurend de nieuwsgierigheid van buitenstaanders te prikkelen en zijn ze bij uitstek in staat de bijdrage van de kraakbeweging aan de dynamiek van de stad in een gunstig daglicht te stellen. In die zin geven ze met hun activiteiten tegenwicht aan het beeld van de nietsontziende relschopper, waar de kraker in toenemende mate onder te lijden heeft.

Het vermogen om de oorspronkelijke politieke strijdpunten van de kraakbeweging aan te passen is niet alleen voorbehouden aan kunstenaars. Steeds openlijker klinkt in plaats van de roep om meer jongerenhuisvesting de eis van erkenning van de in de veroverde ruimtes in praktijk gebrachte initiatieven en leefwijzen. Voor het merendeel van de krakers vormt de kwaliteit van hun bestaan in de panden langzamerhand een belangrijkere politieke motivatie voor hun betrokkenheid bij de beweging dan de woningnood. Je huis verliezen is ��n, maar dat daarmee je hele manier van leven op het spel komt te staan is nog veel bedreigender.

De verschuiving van de speerpunten van de kraakbeweging van kwantiteit naar kwaliteit leidt ertoe dat met hernieuwd elan de eigen kring kan worden opengebroken om nieuwe medestanders, klanten en sympathisanten op te zoeken. Je hoeft allang niet meer zelf met woonproblemen te kampen te hebben om toch bij de activiteiten van de kraakbeweging betrokken te raken. In toenemende mate worden initiatieven ontplooid en projecten opgezet die niet alleen bedoeld zijn voor krakers uit de eigen subcultuur, maar juist ook ge�nteresseerden daarbuiten proberen aan te spreken. Net als op het terrein van de politieke acties is hier sprake van een verbreding van de horizon. Met de uitbouw van de infrastructuur worden niet alleen de eigen idealen van de krakers verwezenlijkt, het is tevens een poging uit het isolement te breken en weer aansluiting te zoeken bij een breder publiek.

Een belangrijke rol in dit proces is weggelegd voor de 'woonwerkpanden'. In een woonwerkpand, de naam zegt het al, wordt zowel gewoond als gewerkt. Het gaat onder andere om voormalige scholen, ziekenhuizen en bedrijfsruimtes die groot genoeg zijn om naast bewoners ook plaats te bieden aan degenen die er alleen maar werken, de 'gebruikers' genaamd. Veel van de initiatieven die hierboven de revue zijn gepasseerd, worden ontplooid in deze woonwerkpanden. In Amsterdam zijn er tientallen van. Ze vari�ren in grootte en ook de verhouding tussen bewoners en gebruikers verschilt nogal. De grootste woonwerkpanden, zoals Tetterode, het NRC en Wijers, herbergen vaak tientallen bewoners en bieden plek aan een groot aantal bedrijfjes, kunstenaarsateliers en gemeenschappelijke voorzieningen. In andere panden ligt de nadruk meer op de bedrijvigheid en zijn de bewoners in de minderheid. Sommige kleinere panden stellen welwillend een of meerdere ruimtes ter beschikking voor specifieke activiteiten. Verspreid over de stad krijgen de woonwerkpanden steeds meer een buurtfunctie, door het aanbieden van allerlei openbare voorzieningen. De restaurants, caf�s, theaters, kindercr�ches, gereedschapsuitlenen en kinderboerderijen et cetera staan ook open voor andere buurtbewoners.

Ook buiten Amsterdam bloeit de subcultuur op. Elke grotere stad met een eigen kraakgemeenschap kent wel een groot woonwerkpand dat uitgroeit tot het centrum van de plaatselijke scene. Den Haag heeft 'De Blauwe Aanslag', Utrecht de 'ACU', Arnhem 'Hotel Bosch', Rotterdam het 'Poortgebouw', Nijmegen de 'Grote Broek', Groningen z'n 'RKZ' en Den Bosch 'de Paap'; soms ontstaan er ook grote woonwerkpanden op het platteland, zoals de 'Groote Weiver' in Krommenie. Een caf�, een restaurant en een concert- annex filmzaal behoren tot de basisinrichting, waaromheen andere initiatieven zoals infowinkels of boekhandels, werkplaatsen en drukkerijen kunnen gedijen. Het zijn stuk voor stuk panden die eind jaren zeventig of begin jaren tachtig zijn gekraakt en zich door de jaren heen een vaste positie hebben verworven in het culturele en (alternatieve) politieke leven van de verschillende steden. Alle genoemde centra buiten Amsterdam hebben de eeuwwisseling gehaald, ofwel omdat ze inmiddels aangekocht en gelegaliseerd zijn (ACU, Poortgebouw, RKZ, de Paap, de Grote Broek en Hotel Bosch), ofwel omdat een dreigende ontruiming keer op keer wordt uitgesteld.

Lang niet alle woonwerkpanden krijgen de kans zich zo lang staande te houden. Vele zijn in de tussentijd gesneuveld en met hen tal van ongebruikelijke initiatieven en experimentele projecten. In de conflicten met de overheid die hieraan voorafgingen, vormde de woonwerkcultuur de inzet. Na het verzet tegen de woningnood en de speculatie, dat met het verlies van de Lucky Luijk over zijn hoogtepunt heen leek, hervindt de kraakbeweging rond het gevecht om de woonwerkpanden nog ��n keer de kracht zich opnieuw te manifesteren. De strijd om het behoud van Wijers in Amsterdam vormt de volgende fase in de ontwikkeling van het grootschalige krakersverzet.


De gebouwen van de voormalige woningtextielfirma Wijers op de kop van de Nieuwendijk en de Nieuwezijds Voorburgwal worden gekraakt op 3 oktober 1981. Het is een enorm complex met een hoofdgebouw van zeven verdiepingen, dat in verbinding staat met zestien kleinere panden eromheen. Zo'n vierhonderd mensen helpen mee met de kraak en het verstevigen van de vele ramen en toegangsdeuren, want knokploegen zijn in deze tijd zeer actief. Het pand stroomt geleidelijk vol met meer dan honderd bewoners en tal van gebruikers in de ateliers en oefenruimtes voor bands. Verder komen er een caf�, een restaurant, een theaterzaal, een avondwinkel, een galerie, een kindercr�che en een skateboardbaan. Alle bewoners en gebruikers betalen f 100,- per maand, waarvan onder andere de grote hoeveelheid gasbetonblokken wordt betaald, waarmee de grote ruimtes worden opgedeeld in kleinere eenheden.

Het haalbaarheidsonderzoek dat wordt uitgevoerd, loopt op niets uit: de verbouwing tot HAT-eenheden blijkt veel te duur en zou ten koste gaan van de aankoop van een reeks andere kraakpanden. De eigenaar en de hotelketen Holiday Inn sluiten met de gemeente een conceptovereenkomst voor de sloop van Wijers en de bouw van een hotel, 31 woningwetwoningen, 72 HAT-eenheden en een parkeergarage. Die laatste mocht echter alleen gebouwd worden als de gemeenteraad niet binnen afzienbare tijd een positieve beslissing zou nemen over de aanleg van een andere parkeergarage, tegenover het Centraal Station. De plannen vallen de krakers rauw op het dak. Niet alleen dreigen ze hun pand kwijt te raken, daarbovenop komt in hun ogen ook nog eens de versjachering van de binnenstad ten behoeve van de toeristenindustrie. Vooral de parkeergarage is onacceptabel. In hun afkeer van de 'cityvorming' worden ze gesteund door enkele bewonersorganisaties uit de buurt. Zodra de plannen voor de hotelbouw bekend worden, gaan de krakers aan de slag met alternatieve plannen. Er wordt een Werkcongres gehouden, waarop het alternatief een nadere invulling krijgt. Een dertigtal bedrijfjes meldt zich aan die zich allemaal wel in Wijers willen vestigen. Op het moment dat de gemeenteraad aanstalten maakt over de gesloten conceptovereenkomst een besluit te nemen, worden de alternatieven gepresenteerd. De gemeenteraad ziet daarin in meerderheid echter geen aanleiding de voorgenomen plannen te wijzigen. De PvdA-achterban sputtert nog wat tegen, maar kan uiteindelijk geen vuist maken. Op 29 juni 1983 valt het besluit over de sloop van Wijers en de bouw van Holiday Inn.

Nu beseft de gemeenteraad ook wel dat in tijden van grote werkloosheid spontane initiatieven voor het cre�ren van werkgelegenheid niet straffeloos genegeerd kunnen worden. De betrokken wethouder van economische zaken, de CDA'er Heerma, gaf tijdens de behandeling van de conceptovereenkomst al aan dat hij de alternatieve plannen van Wijers waardeert, maar dat die wat hem betreft niet onlosmakelijk verbonden zijn met het pand zelf. Aan het gemeenteraadsbesluit over de sloop en nieuwbouw wordt daarom toegevoegd dat de gemeente de krakers een andere locatie aan moet bieden, waar de gepresenteerde plannen alsnog gerealiseerd kunnen worden.

De krakers staan nu voor de keus al dan niet in te gaan op het aanbod van de gemeente. Met het 'dubbelbesluit', zoals de beslissing van de gemeenteraad door het leven gaat, worden ze in een positie gemanoeuvreerd waarop de hele organisatie nauwelijks is ingesteld. Men is niet gewend water bij de wijn te doen en fixeert zich op duidelijke tegenstellingen die niets aan de verbeelding overlaten: het gaat altijd om de good guys tegenover de bad guys. Het vermogen en de bereidheid te opereren binnen de kaders van het gevestigde politieke krachtenveld zijn de kraakbeweging niet gegeven. De interne organisatie- en besluitvormingsstructuur die altijd gericht is op consensus, maakt het bespreken van 'redelijke' alternatieven tot een hachelijke ondernemening.

Door het merendeel van de krakers wordt het aanbod voor vervangende ruimte onmiddellijk weggehoond. 'Wijers, ons onvervangbaar perspectief: voor zinvol werk, voor lage woonlasten, voor een veelzijdige binnenstad' heet het in een pamflet uit juni 1983. Alleen al omdat het gebouw en de activiteiten een monument tegen de cityvorming zijn, is Wijers in de ogen van de krakers niet te verplaatsen.

Vanuit Wijers zelf wordt er alles aan gedaan om te voorkomen dat de discussie over de toekomst van het pand voortijdig op slot gaat. Een kleine groep van tien bewoners die tot nu toe de kar trokken en ook in allerijl de alternatieve plannen hebben ontwikkeld, neemt deze taak op zich. In afwachting van de invulling van het aanbod van de gemeente, proberen ze allereerst het pand bij de rest van de krakers onder de aandacht te brengen. Ze beklagen zich over de geringe belangstelling: 'Hoe is het mogelijk dat het grootste kraakpand van Amsterdam, een pand waarbij het om veel meer gaat dan wonen alleen, hoe is het mogelijk dat dit fantastische pand met ongekende mogelijkheden, zo weinig actieve betrokkenheid oproept in de beweging.'8 Die oproep is niet aan dovemansoren gericht. Sommigen begeven zich in de zomer van 1983 op het vertrouwde pad van de prikacties om zich tegen de dreigende ontruiming te verzetten. Er worden vernielingen aangericht in Halfweg bij een complex van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, dat als financier van het hotelproject optreedt en in de voortuin van ABP-directeur Masson in Zuid-Limburg wordt een 'diepgravend onderzoek' ingesteld naar de malversaties waarbij het ABP in die tijd betrokken is.

Een andere groep krakers van buiten het Wijers-complex toont op een wat minder daadkrachtige wijze haar betrokkenheid. Onder de kop 'Discussie of geweld'9 werkt ze twee strategie�n uit waaruit volgens haar de kraakbeweging een keuze moet maken: 'de harde lijn of scoren', ofwel doorgaan op de lijn zoals gevolgd bij de Luijk - 'we gaan er nooit uit' -, ofwel aansturen op een compromis en ingaan op het aanbod van de gemeente. Beide strategie�n acht de groep onhaalbaar; die van de harde lijn, omdat daarmee het pand sowieso verloren gaat, en die van het compromis omdat er tot nu toe geen re�el aanbod van de gemeente op tafel ligt, waarover zinvol gediscussieerd kan worden. Tussen de regels door klinkt een duidelijke voorkeur er alles aan te doen om de hardliners de wind uit de zeilen te nemen. Ze sturen aan op een situatie waarin w�l sprake kan zijn van een open discussie. Om enige duidelijkheid van de kant van de gemeente te krijgen, interviewen ze wethouder Heerma. Op de vraag of het alternatief voor Wijers ook politiek realiseerbaar is, antwoordt die: 'De gedachte en de initiatieven zijn goed en als bestuur moet je daarop inspelen en daar moet je voorwaarden voor scheppen. Ik denk dat het kan, dat de idee�n en initiatieven die er leven over te nemen zijn.' De bedoeling is dat het op 16 september 1983 afgenomen interview wordt gepubliceerd in Bluf!, maar daar steekt de redactie een stokje voor. Ze wil niet gebruikt worden voor de politieke bedoelingen van de lobbyisten: 'Bluf! moet stelling nemen, de politici aanpakken, niet met deze verantwoordelijken discussi�ren. Interviews in Bluf! mogen nooit open gesprekken zijn, ze moeten worden omgewerkt naar de argumenten waar het om gaat.'10 Met de beslissing het interview niet te publiceren draagt de redactie van Bluf! er in ieder geval toe bij dat voorzichtige pogingen buiten de gebruikelijke zwartwitkaders om een nieuwe politiek voor de kraakbeweging te ontwikkelen, bij voorbaat gefrustreerd worden.

Ook als de gemeente eind september met het langverwachte alternatief op tafel komt, wijst niets erop dat de meerderheid van de krakers geneigd is de vertrouwde stellingen te verlaten. Van het tegenover Artis gelegen Entrepotdok, een groot pakhuizencomplex dat compleet wordt verbouwd voor sociale woningbouw en kleine bedrijfsruimtes, wordt de eerste verdieping van zesentwintig naast elkaar gelegen pakhuizen aangeboden. Bovendien behelst het aanbod van de gemeente de begane grond van zes pakhuizen voor de in de alternatieve plannen opgenomen openbare voorzieningen. De krakers krijgen drie maanden de tijd om er nog eens rustig onderling over te praten alvorens met een definitief antwoord te komen.

Van het begin af aan is echter al duidelijk wat men van het alternatief op het Entrepotdok vindt: veel te klein en bovendien onbetaalbaar voor de armlastige bewoners en gebruikers. Het aanbod van de ruimte op de begane grond wordt opgevat als een belediging. Het Entrepotdok is in de ogen van de krakers zo ver van het centrum verwijderd dat ze verwachten dat er nooit een kip langs zal komen. Bij al deze argumenten speelt op de achtergrond ook de onwil van de bewoners en gebruikers om te verhuizen. Direct na het genomen dubbelbesluit in juni wordt tijdens de eerste de beste huisvergadering al duidelijk dat het alternatief van de gemeente weinig kans van slagen heeft. Na een rondje onder de aanwezige bewoners en gebruikers waarin de meningen worden gepeild, merkt de notulist enigszins beschroomd op dat 'veel mensen er nauwelijks of geen trek in hebben om in een eventueel Heerma-pand het met dezelfde kliek nog 's dunnetjes over te gaan doen'11.

Desondanks wordt vanuit Wijers een Brede Amsterdamse Discussie (BAD) gestart. Dit initiatief wordt niet zozeer ingegeven door de naar buiten toe volgehouden bewering dat op deze wijze tot een weloverwogen JA of NEE tegenover het gemeentelijke alternatief gekomen kan worden, maar is eerder een poging om Wijers en de strijd tegen de cityvorming tot een thema te maken voor alle Amsterdammers en niet slechts voor de krakers zelf. Over de volle breedte van de samenleving wordt gelobbyd en steun gezocht, van Tweede-Kamerleden en vakbonden tot kerken en buurtcentra. En met redelijk succes; veel organisaties spreken hun solidariteit uit met de bewoners en gebruikers van Wijers. Het levert een groot aantal steunbetuigingen op, die af en toe het voorstellingsvermogen van de gemiddelde kraker verre te boven gaan: 'Het nieuwe Jeruzalem wordt vernietigd voor Babylon' heet het in een steunverklaring van de Raad van Kerken.

Anders dan bij de Groote Keijser het geval was, waar de vele steunbetuigingen juist leidden tot een verharding van het krakersstandpunt, groeit bij een deel van de organisatoren van Wijers de neiging het ditmaal over een andere boeg te gooien. Intern circuleert in kleine kring in het najaar van 1983 het stuk 'Hoe JA toch NEE kan zijn'. Beargumenteerd wordt hierin dat door in te gaan op het aanbod van de gemeente voorwaarden kunnen worden gesteld aan het JA en wel zodanig dat het 'zal knagen aan de geloofwaardigheid van de Amsterdamse politieke strategie'. De verwachting wordt uitgesproken dat door middel van onderhandelingen, die ten gevolge van het JA op gang zullen komen, de legitimiteit van het dubbelbesluit onderuitgehaald kan worden, waardoor de stellingnames die rond Wijers geformuleerd zijn, alsnog in het politieke krachtenveld een rol van betekenis kunnen spelen. 'Omdat deze lijn die ik me voorstel alles te maken heeft met het toekomstperspectief van de beweging, moeten dus ook veel bredere eisen op tafel komen, eisen die samenhangen met onze manier van leven, die meer en meer de kop wordt ingedrukt,' aldus het slot van het betoog.

Niet alle krakers zijn echter te spreken over de vanuit Wijers geopperde strategie. In de Staatsliedenbuurt wordt een oproep verspreid om de BAD 'positief' te be�nvloeden: 'Door de media wordt Wijers op dit moment nog steeds gelijk gesteld aan de kraakbeweging. Wat bij ons waarschijnlijk vragen opwekt, is de verbreding die er op het moment met alle moeite wordt nagestreefd en het nog steeds verkrampt politiek bezig zijn.' Als grootste gevaar wordt beschouwd dat je je afhankelijk maakt van de instanties waarop je een beroep doet om solidariteit. De schrijver van 'Hoe JA toch NEE kan zijn', en een van de initiatoren van de verbredingspolitiek, Jaap Draaisma, wordt vanuit de Staatsliedenbuurt vervolgens 'ontmaskerd'. Hem wordt zijn lidmaatschap van de CPN voor de voeten gegooid, en dat is in die kringen zo'n beetje het ergste verwijt dat een medekraker kan treffen; dat riekt naar verraad.

Het is en blijft uiteindelijk een ondubbelzinnig NEE. En dus wordt er ontruimd zonder dat er vervangende ruimte wordt geregeld. Het enige wat alle interne discussies over de strategie van de kraakbeweging, die sinds de ontruiming van de Lucky Luijk gevoerd zijn, concreet hebben opgeleverd, is dat er besloten wordt tot lijdzaam verzet bij de ontruiming. Dat maakt het voor de nieuwe burgemeester, Van Thijn, die al bij zijn aantreden in juni 1983 verkondigde de confrontatie met de kraakbeweging rond Wijers niet uit de weg te gaan, wel zo gemakkelijk om ook van zijn kant de actievoerders tegemoet te komen. De ontruiming van Wijers op 14 februari 1984 is de eerste die van tevoren wordt aangekondigd. Tevens zal Van Thijn op de in het gebouw verzamelde krakers ME 'in vredestenue' afsturen om ze ��n voor ��n in stadsbussen te zetten die hen ver van het pand moeten brengen. Dat laatste blijkt nog een hele klus. Meer dan vijftienhonderd krakers en sympathisanten zijn in de nacht voor de ontruiming in Wijers samengekomen. Bij het vreedzaam wegslepen van de massa verliest de me snel haar geduld en de sfeer wordt grimmiger. Ook op straat is sprake van enkele ongeregeldheden, waarbij 'stillen' weer hun gebruikelijke jacht openen op de actievoerders. Ondanks het feit dat geweld en repressie weer de kop opsteken, verloopt de ontruiming van Wijers alles bij elkaar een stuk rustiger dan de ontruimingen in de jaren daarvoor.


14 februari 1984, krakers in Wijers wachten de komst van de ME af.

Zoals in het verleden wel vaker het geval was, betekende de nederlaag van de krakers rond Wijers nog niet dat alles voor niets is geweest. Niet alleen zorgen de oud-bewoners en -gebruikers van Wijers uiteindelijk zelf voor vervangende ruimte door her en der in de stad nieuwe woonwerkpanden te kraken (onder andere de Binnenpret, Emma, de Conradstraat en een deel van het voormalige Wilhelmina Gasthuis), ook worden in het verdere verloop van de jaren tachtig in en buiten Amsterdam vele woonwerkprojecten gelegaliseerd. Vooral schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van het eigentijdse onderwijs voldoen, zijn in groten getale verbouwd voor de zittende krakers. In deze gelegaliseerde panden zullen veel van de vanuit de kraakbeweging opgestarte initiatieven voortleven.

Rond Wijers is getracht de koers van de kraakbeweging te verleggen: aandacht voor de woningnood maakte plaats voor die van de veel bredere woonwerkcultuur. Van een grote stedelijk georganiseerde en politiek gemotiveerde kraakbeweging is na Wijers echter geen sprake meer. De kracht van de beweging zoals die zich eind jaren zeventig, begin jaren tachtig manifesteerde, lag vooral in het feit dat er ondanks de vele verschillen tussen de krakers een hechte onderlinge band bestond. De twee uitersten - aan de ene kant krakers die de confrontatie zochten met de gevestigde orde en aan de andere kant krakers die zich daar juist verre van hielden om te doen wat ze zelf wilden - hielden elkaar in evenwicht doordat het gros van de krakers ertussen heen en weer schipperde. Men vulde elkaar aan, wat een ongekende dynamiek teweegbracht. Was er geen grote groep krakers geweest die een invulling gaf aan de successen die door middel van de confrontatie bereikt werden, dan zou het kraakrijk nooit tot bloei gekomen zijn. Aan de andere kant verhinderde de strijdbare opstelling van meer politiek doorgewinterde krakers dat de talrijke initiatieven die in de kraakpanden ontplooid werden binnen de kortste keren het loodje zouden leggen door een snelle ontruiming.

Rond de Luijk raakt de balans definitief verstoord. De voorstanders van de harde lijn krijgen de wind van voren en houden zich voorlopig koest. Rond Wijers ontwikkelt zich een nieuwe politiek die veel meer gericht is op verbreding en samenwerking dan op confrontatie. De kraakbeweging als geheel is echter niet bij machte de volgende stap in dit veranderingsproces te zetten: de bereidheid tot het sluiten van compromissen. Als ook de voorstanders van deze nieuwe politiek na de ontruiming van Wijers met lege handen staan, groeien de twee lijnen waarlangs de kraakbeweging zich ontwikkelde definitief uit elkaar. De meerderheid van de krakers trekt zich terug in de panden, zo ze daar �berhaupt al uit te voorschijn waren gekomen, en gaat op in de woonwerkcultuur. Het is voor velen het begin van het grote afhaken, dat hen geleidelijk aan weer terugbrengt in de burgermaatschappij.

Een veel kleinere groep van hooguit een paar honderd krakers zet de strijd voort. De meesten richten zich alleen nog op actiedoelen buiten de klassieke krakersissues om; een kleine minderheid probeert de idealen van de oude kraakbeweging levend te houden. De kern van deze groep bevindt zich in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Hier zetelt het merendeel van de zogenaamde bonzen die na de Luijk aan de schandpaal werden genageld. Onmiddellijk na de ontruiming van Wijers slaan ze terug. Met het stuk 'Kraken of grutten' rekenen ze af met de ontwikkelingen die sinds de ontruiming van de Lucky Luijk de krakers het meest hebben beziggehouden: 'Langzamerhand woekeren onder de protektie van de kraakbeweging(en) de commercie en de alternatieve arbeidsmoraal.' De hele politiek rond Wijers hangt volgens het stuk aan elkaar van 'valse politieke pretenties'. 'Wie geld ziet als salaris in plaats van een mogelijkheid om naar eigen inzichten te leven of als aktiesteun, wie werkkultuur ziet als een alternatieve kopie van traditioneel werken en studeren, wie zich door legalisering onderwerpt aan zijn tegenstanders en aan kontr�le door de staat, raakt steeds meer afkerig van konfrontatiepolitiek.' De auteurs 12 van 'Kraken of grutten' laten aan duidelijkheid niets te wensen over: 'In de toekomst willen we hard werken aan de restauratie van de kraakbeweging.' Hoe een en ander wordt aangepakt en wat dit alles teweegbrengt, zal uit de doeken worden gedaan in het volgende hoofdstuk, dat de verdergaande radicalisering van de kraakbeweging, of wat er nog van over is, onder de loep neemt.


Noten [7] Doe het zelf!

1. Een samenvatting van de jarenlange onderhandelingen over het NRC-complex is te vinden in De stad in eigen hand, blz 192 - 205.

2. Bluf! 156, 7 februari 1985.

3. Bluf! 150, 19 december 1984.

4. Bluf! 97, 30 november 1983.

5. Zie het Bondsorgaan van de NBTA, nr 1, maart 1983.

6. Bluf! 102, 19 januari 1984.

7. De Koekrand, of eigenlijk de Nieuwe Koekrand, is vanaf 1980 de opvolger van de in 1977 onder anderen door Diana Ozon en Hugo Kaagman gemaakte Coecrandt. De titel verwijst naar de aangekoekte rand van de wc-pot in het pand aan de Sarphatistraat waar het blad gemaakt werd. (In dit pand waren ook de punkclub DDT666 en galerie Anus gevestigd). De Nieuwe Koekrand blijft bestaan tot 1990. In totaal zijn er vanaf 1977 negentig nummers verschenen. Zie Johan was punk and he knows it, uitgegeven in eigen beheer door Johan van Leeuwen (1959-2003) in 1997.

8. Bluf! 80, 4 augustus 1983.

9. Bluf! 85, 8 september 1983.

10. Intern stuk voor de redactie van Bluf!, september 1983.

11. Notulen van de huisvergadering van Wijers op 4 juli 1983.

12. Auteur van 'Kraken of grutten' is Leo Adriaenssen, die het stuk voorafgaande aan de verspreiding en publicatie in Bluf! laat circuleren onder 'intimi'.


[8] Bij nacht en ontij

Het tij keert. De pogingen die rond Wijers ondernomen zijn om de strijd van de kraakbeweging in een opener vaarwater te brengen zijn op niets uitgelopen. Het nastreven van brede steun in de samenleving en een gematigder opstelling tegenover de autoriteiten hebben niet het resultaat opgeleverd waarop de voorstanders gehoopt hadden. De rol van de kraakbeweging op het politieke toneel lijkt uitgespeeld. Krakers worden voortaan alleen nog maar geduld op plekken in de marge van de samenleving waar ze weinig meer gehoord worden.

De meeste krakers schikken zich in hun lot en verdwijnen langzaam maar zeker uit beeld van de beweging. Voor groepen die zich niet willen laten terugdringen in de eigen subcultuur vormt de verloren slag om de woonwerkcultuur het startpunt voor een vergaande radicalisering. De interne tegenstellingen tussen de 'softies' en de 'hardliners' zijn rond Wijers andermaal open en bloot op tafel komen te liggen. Was de ontruiming van de Luijk voor de softies de aanleiding de koers van de kraakbeweging bij te stellen, na Wijers trekken de hardliners het initiatief weer naar zich toe.

De radicalisering vindt plaats op twee fronten. Er zijn krakers die koste wat kost de kraakbeweging voor de ondergang willen behoeden. Ze stellen zich op als restaurateurs van de oude structuren en graven zich steeds verder in. Hiernaast verscherpen zich de actiemethodes van de groepen die hun daadkracht al langere tijd richten op doelen buiten de oorspronkelijke kraakstrijd om. Zij legitimeren hun optreden vaak aan de hand van radicale anti-imperialistische denkbeelden. De restaurateurs en de 'anti-impies' bepalen in de tweede helft van de jaren tachtig de verdere ontwikkeling van de kraak- en actiebeweging. Hieronder worden de verwikkelingen geschetst die leidden tot hevige interne broedertwisten aan de ene en nieuwe vormen van polderterrorisme aan de andere kant. De kern van de restaurateurs bevindt zich in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Dat is niet zo verwonderlijk want de ontruimingsgolf die vanaf 1980 met steeds meer kracht over de kraakbeweging heen spoelt, is in 1984 nog volledig voorbijgegaan aan deze stadswijk. Van alle kraakgroepen in het land heeft de Staatsliedenbuurt het meest te verliezen bij het opgeven van de harde lijn van de confrontatie.

Al vanaf 1979 verschanst de woongroep Staatsliedenbuurt zich in de etages die de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH) geacht wordt te distribueren onder de woningzoekenden. Het kreupele distributieapparaat ontneemt de gemeente echter elke grond om met de woongroep de strijd om de gekraakte GDH-etages aan te gaan. Het sturen van de deurwaarder is een verplicht nummer, waaraan geen enkele consequentie verbonden lijkt te zijn.

De samenwerking met deurwaarder Braan verloopt gemoedelijk. Op verzoek van de krakers laat hij altijd weten wanneer en vooral hoe laat hij zal arriveren bij de te ontruimen woning. De woongroep organiseert vervolgens 'een menigte op de stoep' en na een ontspannen onderonsje met de deurwaarder is het feit geschied: overmacht wordt geconstateerd en de ontruiming is tegengehouden. Niet zelden trekt de 'de menigte op de stoep' vervolgens samen met de deurwaarder op naar de volgende te ontruimen woning. Eind 1981 wordt voor de vijftigste maal een GDH-ontruiming in de buurt tegengehouden. Dit heuglijke feit wordt feestelijk gevierd. Deurwaarder Braan krijgt bij deze gelegenheid een vergulde koevoet overhandigd.

Het ritueel rond de ontruimingen vormt in de eerste helft van de jaren tachtig een onderdeel van de dagelijkse routine van de woongroep. De ontruiming van honderden etagewoningen wordt zo voorkomen. De menigte op de stoep schrompelt allengs ineen tot minimale proporties. Maar deurwaarder Braan neemt over het algemeen genoegen met de mededeling dat de rest binnen zit te wachten. Op deze wijze worden er GDH-ontruimingen tegengehouden door niet meer dan ��n of twee krakers.

Af en toe klinkt er vanuit het stadhuis wat gesputter bij deze gang van zaken. Herhuisvestingswethouder Wolffensperger laat medio 1982 weten dat het zo niet langer kan: in de Staatsliedenbuurt alleen zijn volgens hem al zo'n vijftienhonderd GDH-etages gekraakt. De eerste de beste poging om de volgende ontruiming daadwerkelijk door te zetten en het gezag te herstellen wordt getorpedeerd door het MAF (Militant Autonomen Front). Begin juli 1982 brengt het MAF een gastankje tot ontploffing voor de poorten van het naburige GDH-kantoor. De schade blijft beperkt tot enkele gesneuvelde ruiten bij omwonenden. De wethouder zelf krijgt enkele dagen later thuis bezoek van een grote groep krakers. Slechts de aanwezigheid van de politie kan voorkomen dat de voorgenomen ontruiming van zijn woning doorgang vindt.

De positie van de woongroep in de buurt is te vergelijken met die van de Aktiegroep Nieuwmarkt in het begin van de jaren zeventig. 'De woongroep houdt zich steeds meer bezig met algemene problemen die de buurt betreffen. Door hun relatief sterke organisatie kunnen ze hierbij vaak zeer effectief optreden (ontruiming van drugspanden, burenhulp), hetgeen hun aanzien in de buurt niet weinig ten goede komt. Kortom deze groep heeft zich een sterke positie in de buurt verworven.' Deze passage is overgenomen uit een notitie over de situatie in de Staatsliedenbuurt van de hand van het Bureau Bestuurscontacten (BBC). Tijdens een bezoek aan het BBC naar aanleiding van een bedreigd pand elders in de stad, in februari 1983, vinden de krakers in de dossierkasten een stapel beleidsstukken en interne notities waarin de kraakbeweging wordt doorgelicht. Uit deze zogenaamde 'BBC-papers' blijkt onder andere hoezeer de gemeente met de ontstane situatie in de Staatsliedenbuurt in haar maag zit. Men is bovenal bevreesd voor een 'uitzaaiing' van het distributiekraken over de rest van de stad. Ten stadhuize worden plannen ontwikkeld om door middel van razzia's de ontruimingen van de gekraakte etages met hele huizenblokken tegelijk uit te voeren.11 Het BBC raadt echter een gewelddadig optreden in de buurt ten stelligste af: 'Wij zijn ervan overtuigd dat toepassing van het geweldsmiddel bij normalisatie van de toestand in de Staatsliedenbuurt niet adequaat is. Een verscherping van de opstelling van de gemeente tegenover de woongroep zou ook de relatie met andere actieve groepen en daarmee ook het stadsvernieuwingsproces in ernstige mate verstoren.' Het BBC adviseert eerst het vertrouwen van de krakers en de andere buurtgroepen terug te winnen door een stevige aanpak van de vele problemen waarmee de verpauperde buurt worstelt. Die problemen zijn het resultaat van een jarenlange verwaarlozing en niet van vandaag op morgen uit de wereld te helpen. Voorlopig moet de gemeente leren leven met de sterke positie van de woongroep in de buurt.

Van lieverlede komt de woongroep terecht in een schijnbaar onaantastbare machtspositie. Af en toe worden er pogingen ondernomen om te bekijken hoe het met haar kracht gesteld is. In april 1983 vindt de politie bij een ontruiming wegens een vermeende huurschuld, die niet eens in de Staatsliedenbuurt zelf plaatsvindt maar een paar straten verderop, een groep vastberaden leden van de woongroep op haar weg. Slechts door massaal het pistool te trekken kunnen de opgetrommelde agenten de krakers afschrikken en de woning innemen.

Begin juli 1984 trachten enkele ambtenaren van de GDH binnen te dringen in een gekraakte woning. De schermutseling die volgt, loopt uit op een bescheiden veldslag met de politie. Twee krakers worden gearresteerd. De volgende nacht worden de burelen van de GDH in brand gestoken. De afdeling urgentiebewijzen gaat in vlammen op, duizenden dossiers gaan verloren. De actie wordt geclaimd door het Leger van Amsterdamse Verontrusten.

Het zijn uiteindelijk de in de buurt opererende woningbouwverenigingen die de knuppel in het hoenderhok gooien. Ze zijn door de gemeente betrokken bij de nieuwbouw en het behoud en herstel van de buurt. In september 1984 dreigen ze hun activiteiten te staken, wanneer er niet op korte termijn paal en perk gesteld wordt aan de kraakactiviteiten van de woongroep. Dit opmerkelijke initiatief trekt de aandacht van de landelijke pers. Het CDA-Tweede-Kamerlid Gualth�rie van Weezel wil er het zijne van weten en brengt een vierdaags werkbezoek aan de Amsterdamse politie. Geschrokken brengt hij voor de Vara-radio verslag uit: 'De Staatsliedenbuurt is eigenlijk geen deel meer van het Koninkrijk der Nederlanden. Daar is dus het gezag opgehouden te bestaan, daar regeren de wetten van de krakers. De politie patrouilleert niet meer om veiligheidsredenen. Wat ik daar ben tegengekomen, zijn eigenlijk Amerikaanse toestanden. Je hebt ook in gedeeltes van New York bepaalde plekken waar de politie niet uit de auto durft te komen. De vrees bestaat dat indien er gewapenderhand opgetreden zou worden er aan beide kanten slachtoffers gaan vallen.'2

In het najaar van 1984 verschijnt een reeks uitgebreide artikelen over de verwaarloosde buurt in de kranten en weekbladen; op televisie en radio wordt de ene na de andere treurniswekkende reportage uitgezonden. Naar aanleiding van de berichten over de buurt komen bovendien de jarenlange frustraties van de politie over het optreden van de woongroep naar buiten. Commissaris Winkel, chef van het bureau Warmoesstraat waaronder de Staatsliedenbuurt ressorteert, verklaart: 'De kraakbeweging heeft nu de macht in de Staatsliedenbuurt. Politieoptreden is er te gevaarlijk geworden. Ons beleid is daarom nu: als we moeten optreden voor iets waar de kraakbeweging bij betrokken is, trekken we ons terug.'3Deze uiting van frustratie is niet in de laatste plaats veroorzaakt door een tragisch incident dat plaatsvond in de zomer van 1982. De woongroep had onderdak geboden aan de uit een Engelse gevangenis ontsnapte Alan Reeve, die daar wegens moord een lange gevangenisstraf uitzat. Om het eerste jaar van zijn vrijheid te vieren, stal Reeve in een slijterij een fles whisky. Hij werd echter betrapt en vluchtte de straat op. In het nauw gedreven schoot hij een van de achtervolgende agenten, Jaap Honing, dood. Wanneer burgemeester Van Thijn in het najaar van 1984 aankondigt de buurt te willen bezoeken, laat hij weten dat hij van de Staatsliedenbuurt een 'testcase' van zijn beleid wil maken.4 Hij doelt hiermee niet op een serieuze aanpak van de door de gemeente verwaarloosde buurt, maar op een afrekening met de krakers. Als reactie mobiliseert de woongroep de hele buurt voor een tribunaal tegen de verantwoordelijke burgemeester. Op 15 december 1984 drommen honderden buurtbewoners samen om maar niets van het spektakel te hoeven missen. Zo bont als het bij elkaar gekomen gezelschap is, zo uiteenlopend zijn de klachten tegen het gemeentelijk beleid: tegen het trage verloop van de stadsvernieuwing, tegen de voortwoekerende bezuinigingen op sociaal-culturele voorzieningen in de buurt, tegen het drugsbeleid, en natuurlijk tegen het falende (her)huisvestingsbeleid. Er is geen ziel in de Staatsliedenbuurt die zich niet op een of andere wijze kan herkennen in de gespuide aanklachten.

In het vonnis van het tribunaal worden, niet geheel tegen de verwachting in, alle aanklachten bewezen geacht. De aangeklaagde burgemeester wordt schuldig bevonden en veroordeeld tot een openbare schuldbekentenis. Binnen vier dagen na de uitspraak dient hij te verklaren dat hij serieus werk zal gaan maken van de aan de meeste van de drie�ntwintig aanklachten verbonden eisen. Last but not least wordt hem bij het niet nakomen van deze voorwaarden de toegang tot de Staatsliedenbuurt ontzegd. Hiermee wordt een bom gelegd onder het aanstaande bezoek van Van Thijn, dat enkele dagen later op het programma staat.

Ongetwijfeld vormde het buurttribunaal tegen Van Thijn een hoogtepunt van de bemoeienissen van de krakers met de buurt. Tien jaar na de voorzichtige en met argusogen bekeken opening van een kraakspreekuur in de Staatsliedenbuurt is het de woongroep gelukt alle actieve buurtgroepen te verenigen achter haar initiatief voor het tribunaal. De aan het tribunaal gekoppelde actie om Van Thijn de buurt uit te zetten, vindt echter alleen maar gehoor bij de woongroep zelf. De meerderheid van de actieve groepen verzameld in de wijkraad is van mening dat iedereen 'het democratische recht' heeft met de burgemeester te spreken. De woongroep staat echter op haar recht om door middel van actie het bezoek te verstoren. Op het hoogtepunt van de eenheid in de buurt scheiden zich meteen de wegen. In de dagen na het tribunaal wordt koortsachtig gezocht naar een compromis tussen de woongroep en de rest van de buurt. Het enige wat de woongroep wil toezeggen is dat de actie niet zal worden opgeblazen tot een grootschalig, stedelijk evenement en dat Van Thijn slechts door middel van geweldloze blokkades de voet dwars gezet zal worden. Interne verdeeldheid binnen de woongroep leidt er echter toe dat de geplande opzet de mist in gaat.

Zoals wel vaker het geval was is er uiteindelijk weinig te doen tegen actievoerders die koste wat kost hun eigen zin willen doordrijven. Wat was bedoeld als een exclusieve en breedgedragen buurtactie groeit uit tot een landelijk media-event. Het hele land krijgt op 20 december 1984 voorgeschoteld hoe een tierende menigte krakers, waaruit met onversneden Duits accent grove beledigingen weerklinken, burgemeester Van Thijn bespuwt en de buurt uitjaagt.

Hadden de krakers door middel van het tribunaal een slag geslagen, de verdrijving van Van Thijn is publicitair gezien een miskleun. Alom wordt geschreven over het isolement waarin de woongroep zich door deze actie gemanoeuvreerd heeft. In tegenstelling tot de meeste andere krakers is dat voor de harde kern in de Staatsliedenbuurt nooit een reden geweest om haar acties aan te passen. In 'Kraken of grutten' werd al verkondigd dat 'het toch niet zo is dat we minder gelijk hebben navenant de pers negatiever is?'. Negatieve publiciteit vormt eerder een aanleiding er nog een schepje bovenop te doen.

Na de ontruiming van Wijers worden vanuit de Staatsliedenbuurt pogingen ondernomen de structuren die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig in de kraakbeweging bestonden, nieuw leven in te blazen. Zo wordt onder andere weer een stedelijk overleg op poten gezet en beleefde het in 1981 reeds verdwenen wekelijkse bulletin de Laatste Waarschuwing een heruitgave. Ook wordt een nieuwe kraakkrant aangekondigd om het 'roddelkrantje' Bluf! te vervangen. Sluitstuk van de restauratie moest een 'politieke handleiding' worden: 'het begin van een bewuste en politieke traditie in radikaal-actief Amsterdam'5. Deze handleiding zou vorm moeten krijgen op de wekelijkse SOK-bijeenkomsten, met dien verstande dat 'mensen die er een discussieavond van willen maken beter kunnen wegblijven', zoals vermeld staat in een gedragscode die door de initiatiefnemers is opgesteld. Het mag geen verbazing wekken dat onder deze restricties de hele restauratiepoging weinig weerklank vindt binnen de eigengereide kraakgelederen. Slechts een klein clubje getrouwen uit verschillende andere buurten ziet er wel wat in. Veel te weinig voor de geplande glorieuze herstart van de kraakbeweging. Het SOK sterft nog voor de zomer van 1984 een stille dood en van de gelanceerde plannen wordt niets meer vernomen.

De beroering aan het thuisfront, die begin juli 1984 wordt ingeluid met de aanslag op het GDH-kantoor, komt voor de restaurateurs uit de Staatsliedenbuurt precies op tijd om de aandacht te verleggen en zich te bezinnen op hun mislukte stedelijke campagne. Maar alle commotie rond het bezoek van Van Thijn levert niet direct het hernieuwde elan op om de in hun ogen lamgeslagen kraakbeweging weer op de been te helpen. Voorlopig laat men de kraakstrijd even links liggen en richt zich handenwrijvend op twee actiedoelen van een geheel andere orde.

De inspanningen om de Olympische Spelen in 1992 naar Amsterdam te halen komen in de loop van 1985 goed op gang. Vanzelfsprekend is er ook een comit� opgericht om de plannen te dwarsbomen, het 'Komitee Olympische Spelen Nee'. Half april krijgt het comit� steun van de krakers uit de Staatsliedenbuurt. Onder het motto 'Geen brood, geen spelen' worden tot tweemaal toe 's nachts fleurige bloemperkjes in de vorm van de olympische ringen omgeschoffeld. Voor deze gelegenheid duiken na een afwezigheid van bijna vijf jaar de Autonomen weer op om de actie op te eisen.

Terzelfder tijd rukken de Autonomen uit tegen het aanstaande bezoek van paus Johannes Paulus ii aan Nederland, dat van 11 tot 15 mei 1985 op het programma staat. Er verschijnt een geruchtmakend affiche. Een gelegenheidscoalitie van het Militant Autonomen Front, het Noordelijk Terreurfront, de Autonomen '80 en de Autonomia Operaia Paese Bassi hebben f15.000,- beloning gezet op het hoofd van de paus. Hij wordt ervan beschuldigd lid te zijn van een 'misdadige en fascisto�de organisatie die zich al eeuwen schuldig maakt aan martelingen (inquisitie), afpersing en oplichting van de armste bevolkingsgroepen en jodenvervolging'. Net als ten tijde van de kroning van Beatrix in 1980 weet de groep die achter de Autonomen schuilgaat, met dit affiche in ��n klap een grimmige en gespannen sfeer rond het pausbezoek te scheppen. Overal in Nederland jagen de autoriteiten met wisselend succes op plakkers van het pausaffiche. Maar ook in de rest van de wereld zorgt het affiche voor de nodige beroering. Met verontwaardiging wordt melding gemaakt van deze ongehoorde provocatie, met vaak directe gevolgen. Zo wordt in Zuid-Amerika een Nederlandse profwielerploeg die deelneemt aan een etappekoers in het Andesgebergte naar aanleiding van het affiche met de dood bedreigd.6


In Nederland vervolgen de Autonomen hun kruistocht tegen het pausbezoek op dezelfde wijze als zij hun campagne tegen de kroning voerden: op het affiche dat de poppen aan het dansen heeft gebracht, volgt er een met de aankondiging van een demonstratie. De Autonomen roepen op tot een 'anti-papenoproer': 'Laat het duidelijk zijn: neem helm, stok en molotovs mee!' Op 12 mei, de tweede dag van het bezoek, ontstaan in de nabijheid van de Jaarbeurs in Utrecht, waar de paus de mis opdraagt, inderdaad de verwachte rellen. Duizenden agenten wachten de demonstranten op; er worden vijfenvijftig arrestaties verricht.

Voor de buitenwacht is het niet moeilijk te achterhalen wie er achter de Autonomen schuilgaan en waar ze vandaan komen. Geen andere buurt in Nederland hangt zo vol met de beruchte affiches als de Staatsliedenbuurt. Bovendien poseert in de Nieuwe Revu 7 een groepje Autonomen pontificaal met geweren in de aanslag voor het affiche waarmee wordt opgeroepen de paus te vermoorden. Hoewel ze door middel van bivakmutsen onherkenbaar denken te zijn, moet het voor degenen die nieuwsgierig zijn naar hun identiteit, onder wie ook politie en veiligheidsdiensten, niet moeilijk geweest zijn in ieder geval ��n autonoom te identificeren: de contouren van het gelaat van kraker Jack van Lieshout, activist van de harde lijn in de Staatsliedenbuurt, zijn zichtbaar dwars door de bivakmuts heen. Een andere veteraan uit de Staatsliedenbuurt, Theo van der Giessen, prijkt zelfs in hoogst eigen persoon op het Autonomen-affiche waarmee wordt opgeroepen tot het anti-papenoproer. Goed te zien is hoe hij op een foto uit 1980 heldhaftig een ME-kordon doorbreekt. Juridisch gezien zijn het hachelijke bewijzen voor hun beider aandeel aan de opruiing, maar gevolg is wel dat ze met meer dan gemiddelde belangstelling in de gaten gehouden worden.


De acties tegen de Olympische Spelen en het pausbezoek zijn slechts twee voorbeelden van een reeks politieke actiedoelen waarop krakers steeds meer gefixeerd raken. Zoals ook uit de mislukte restauratiepoging moge blijken is er aan het kraken zelf weinig eer meer te behalen. Medio jaren tachtig worden op grote schaal kraakpanden aangekocht en het herstelbeleid van de oude wijken, waar de kraakbeweging traditioneel het diepst geworteld was, wordt stevig ter hand genomen. Gewelddadig verzet tegen een ontruiming is de enige manier waarop krakers nog van zich kunnen laten horen. De ontruimingsrel is echter verworden tot een ritueel waarop de autoriteiten steeds beter ingespeeld raken. Op gezette tijden wordt het weer eens opgevoerd. Illustratief voor deze gang van zaken is het circus rond het pand Singel 114 in Amsterdam. Vanaf 1978 worden krakers zeven keer uit het pand gehaald, maar ze herkraken evenzovele keren; ten slotte wordt het in 1987 definitief ontruimd en verbouwd tot luxeappartementen.

De gemiddelde kraker loopt niet meer warm voor de herkraak- en ontruimingsrituelen, laat staan dat hij of zij nog op een alarm komt opdraven. Het toenemende gebrek aan beweeglijkheid en onvoorspelbaarheid, waarden die bij veel krakers hoog in het vaandel staan, versterkt de tendens die al in het begin van de jaren tachtig te constateren viel: er is bijna geen kraker meer voor wie het kraken zelf en alles wat erbij komt kijken de belangrijkste activiteit is. Acties op andere terreinen zijn langzamerhand de hoofdactiviteiten geworden; de kraakbeweging heeft zich omgevormd tot 'de beweging'. Weliswaar vormen binnen die beweging krakers nog steeds de grootste groep, maar de kraakstrijd zelf raakt steeds verder ondergesneeuwd.

Hoe deze verandering haar beslag heeft gekregen, valt af te leiden uit de hausse aan radicale politieke acties die in de loop van 1985 worden uitgevoerd. De prik- en 'hit-and-run'-acties nemen de plaats in van de kraakactie als onmiddellijke uitlaatklep voor de dadendrang van de kraker. Verspreid over heel Nederland worden meer dan honderdvijftig acties geturfd, die aangemerkt kunnen worden als strikt buitenparlementair en min of meer gewelddadig.8 Het aantal dat met kraken te maken heeft bedraagt nog geen tien procent. De methodes lopen uiteen van kalkacties (het met leuzen volschilderen van gebouwen) en bezettingen tot het stelen van geheime documenten, 'proletarisch winkelen', ruiten ingooien en brandstichtingen. De toename van het aantal acties betekent vooral een intensivering van reeds in het begin van de jaren tachtig ondernomen campagnes tegen onder andere militarisme, kernenergie, seksisme, racisme en apartheid. Ze worden aangevuld met acties tegen de op 1 april 1985 ingevoerde voordeurdelers- en krakerskorting. Vooral de nieuwe generatie krakers wordt hierdoor getroffen, omdat ze in steeds mindere mate kan terugvallen op het oude, maar inmiddels langzaam verdwijnende krakersnetwerk om de consequenties van de maatregelen op te vangen.

De intensivering van de campagnes gaat gepaard met een verdergaande radicalisering. Niet alleen de wijze waarop actie gevoerd wordt, ook het achterliggende idee�ngoed wordt aangescherpt. Deze radicalisering komt het meest pregnant tot uiting rond de acties tegen de apartheid in Zuid-Afrika.

Op 7 januari 1985 brengen de 'Pyromanen tegen Apartheid' met succes enkele brandbommen tot ontploffing bij de villa van de oliehandelaar Deuss in Berg en Dal bij Nijmegen. Deuss was een notoire sjoemelaar die via slinkse kanalen het olie-embargo tegen Zuid-Afrika omzeilde en daarmee miljoenen verdiende. De schade aan de villa bedraagt zo'n anderhalf miljoen gulden. Deze daad luidt het begin in van een verscherpte campagne vanuit de beweging tegen het apartheidsregime. De actievoerders worden gesterkt in hun overtuiging doordat in de eerste helft van 1985 de situatie in Zuid-Afrika voor de zwarte bevolking zienderogen verslechtert. Bij herdenkingen van vorige bloedbaden en de hierop volgende demonstraties krijgen zwarte Zuid-Afrikanen te maken met brute repressie waarbij tientallen doden vallen, wat weer tot nieuwe onlusten leidt. Een en ander culmineert in juli '85 in het uitroepen van de noodtoestand, die de weinige rechten die de zwarte bevolking nog heeft drastisch inperkt.

Vrijwel meteen hierna komt in Nederland een reeks acties op gang bij bedrijven en instellingen die handel drijven of zich sterk verbonden hebben met Zuid-Afrika. Op niet al te zachtzinnige wijze wordt duidelijk gemaakt hoe daar binnen de beweging over gedacht wordt. Een kleine greep uit de reeks acties die volgt maakt niet alleen het gewelddadige karakter ervan duidelijk, maar toont tegelijk enkele buitenissige en schijnbaar ludieke namen, waarmee de actievoerders zich tooien. Het 'Commando Crash & Carry' valt binnen bij een importeur van Zuid-Afrikaanse wijnen in het Gelderse Teuge. De deelnemers doen zich voor als opsporingsambtenaren van de fiod en nemen met medewerking van de goedgelovige bedrijfsleiding de complete administratie in beslag. Een andere groep slaat terzelfder tijd de Kaapse Wijnhoek van een wijnhandelaar in Amsterdam aan gruzelementen en het 'Een voor Afrika Kommando' saboteert een benzinestation van Shell. Bij tal van bedrijven, in het bijzonder banken en reisbureaus, gaan wegens hun betrokkenheid bij Zuid-Afrika de ruiten eraan. Een van de groepen die zich hiermee bezighouden is het 'Kommando "Trek Van Den Broek omlaag" ' (een verwijzing naar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek). Als klap op de vuurpijl wordt in de nacht van 16 op 17 september 1985, vlak voor een Tweede-Kamerdebat waarin de toestand in Zuid-Afrika en de mogelijkheid van sancties aan de orde worden gesteld, brand gesticht bij een vestiging van de Makro in Duivendrecht, onder de rook van Amsterdam. Het bedrijf gaat geheel in vlammen op en de schade bedraagt meer dan dertig miljoen gulden. Aanvankelijk wordt de actie opge�ist door de Autonomen, maar kort hierop volgt een uitgebreide verklaring van de 'Revolutionaire Anti Racistische Aktie', kortweg RARA. De impact van de RARA-aanslag is groter dan die van alle voorgaande prikacties bij elkaar. Dat komt niet alleen door de enorme schade die is toegebracht, maar ook doordat aan het eind van de verklaring wordt gezinspeeld op nieuwe aanslagen: 'Veranderingen vergader je niet bij elkaar in een parlement. Veranderingen moet je bevechten. Bevechten door hier - in het imperialistische Westen - al die economische, politieke en militaire instituten aan te vallen, die de onderdrukking hier en elders mogelijk maken.'

Voor enkele aanwijzingen over het ontstaan van RARA keren we terug naar de Amsterdamse tak van de antimilitaristische actiegroep Onkruit. Van 1981 tot 1984 dringt deze groep met enige regelmaat binnen in militaire objecten, met de bedoeling aan te tonen hoe het leger bezig is met voorbereidingen op een oorlog. Vaak worden aanwezige documenten meegenomen en in diverse publicaties openbaar gemaakt. Vanwege deze publicaties groeit er tussen Onkruit en de redactie van Bluf! een nauwe samenwerking, die zelfs zo ver gaat dat er sprake is van een onderlinge uitwisseling: redactieleden doen regelmatig mee aan Onkruit-acties en andersom komen enkele leden van Onkruit de redactiegelederen versterken.

Aanvankelijk worden de acties overdag in de volle openbaarheid uitgevoerd, maar al snel blijken nachtelijke operaties een stuk veiliger voor de betrokken actievoerders. Naarmate de risico's toenemen worden de acties door een steeds kleinere kerngroep voorbereid; slechts bij de uitvoering worden betrouwbare medestanders gerekruteerd die hand- en spandiensten mogen verlenen. Van lieverlede ontstaat het zogenaamde 'Onkruit-model' waarover binnen de rest van de beweging met respect wordt gesproken. De nachtelijke escapades stralen het geheimzinnige en avontuurlijke uit waartoe vele krakers zich voelen aangetrokken. Het actiemodel vindt dan ook volop navolging.

Binnen Onkruit zelf rijzen eind 1984 twijfels over de gehanteerde methode en strategie. De acties op zich mogen dan succesvol verlopen, de belangstelling ervoor neemt zienderogen af. Tegelijk met het opkomen van het breed gedragen protest tegen de kernbewapening verslapt in de landelijke media de aandacht voor de acties en publicaties van Onkruit. Voor een deel van de groep is de schwung eruit. Onkruit is te veel een in zichzelf gekeerde groep geworden en het strakke stramien van de acties is fnuikend voor het perspectief en de creativiteit: 'Als je 's nachts actievoert zie je op een gegeven moment niets meer.'9 Bij anderen overheerst het ongeduld en het gebrek aan resultaat dat al hun inspanningen tot nu toe hebben opgeleverd. De kerngroep van Onkruit-Amsterdam, die een aantal jaren uit zo'n tien tot twaalf personen bestond, valt uiteen. Een deel keert terug naar de grotere en openbare acties, terwijl een ander deel zijn heil zoekt in ondergrondse, door een kleine groep voorbereide aanslagen. Net op het moment dat onderling volop gediscussieerd wordt over de RARA-actie en het toekomstperspectief voor de beweging - de redactie van Bluf! kondigt zelfs een tijdelijke retraite aan om zich te bezinnen op haar eigen rol, in het licht van de veranderingen die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan 10- wordt de kraakscene opgeschrikt door een ontruiming met verstrekkende gevolgen.

Burgemeester Van Thijn grijpt het feit van zijn verdrijving uit de Staatsliedenbuurt aan om de krakers in de hoek te zetten waar de autoriteiten ze jaren geleden al hadden willen hebben. Uit de geheime notulen van het driehoeksoverleg, die tijdens een inbraak in het stadhuis in september 1985 uit de bureaulades worden opgediept, blijkt hoe politie en justitie samen met de burgemeester aansturen op een confrontatie met de woongroep. In de notulen van 4 maart 1985 stelt Van Thijn dat na zijn bezoek aan de Staatsliedenbuurt 'het broze evenwicht dat tussen het wijkcentrum en de woongroep bestond, verstoord is'. Hij acht de tijd rijp voor een slotoffensief. 'In de Staatsliedenbuurt opereert een minderheidsgroep waar de verstoring van mijn bezoek een illustratie van was. De vraag is nu hoe deze minderheid kan worden aangepakt. Er zal een keer doorheen moeten worden gebroken,' aldus Van Thijn in het driehoeksoverleg. Het wachten is slechts op 'een evident geval om voorbeelden te stellen'.

De slag om de Staatsliedenbuurt begint op 24 oktober 1985, wanneer de politie een gekraakte etage in de Schaepmanstraat ontruimt. De woongroep reageert onmiddellijk en met tweehonderd krakers wordt de etage teruggenomen. Hierop besluit Van Thijn de Mobiele Eenheid in te zetten en eens en voor altijd af te rekenen met de woongroep. De krakers worden hard aangepakt. Er wordt geschopt, geslagen en zelfs met scherp geschoten, waarbij een kraker in zijn arm wordt getroffen. Een reeks gewonden en drie�ndertig arrestanten zijn het gevolg. Onder hen Hans Kok, in de kraakscene vooral bekend als bassist van de punkband Lol en de Ellendelingen. Ergens in de vroege morgen van 25 oktober overlijdt hij in een cel op het hoofdbureau van politie aan de Marnixstraat. De autoriteiten wassen hun handen in onschuld en schilderen Hans Kok af als een junk die is overleden aan een overdosis.

De krakers reageren furieus en eisen een onafhankelijk onderzoek naar de doodsoorzaak. Hans Kok zelf verwerft onmiddellijk de status van een martelaar. In de nacht na het bekend worden van zijn dood worden overal in de stad grootscheepse vernielingen aangericht bij gemeentelijke instellingen; onder andere de Dienst Parkeerbeheer gaat in vlammen op. In de weken na zijn dood komt de waarheid met horten en stoten aan het licht. Uiteindelijk blijkt dat hij weliswaar meer methadon had geslikt dan goed voor hem was, maar dat dat onder normale omstandigheden nooit tot zijn dood had kunnen leiden. Nadat hij is opgesloten in de cel is er meer dan veertien uur niet naar hem omgekeken. In wat lijkt op een uitgestelde wraakoefening van de politie hebben alle arrestanten die nacht op een betonnen brits moeten slapen, zonder matras, dekens of verwarming in de cel. 's Morgens wordt er geen ontbijt uitgedeeld. Deze minachting en verwaarlozing zijn Hans Kok fataal geworden.

De pogingen van de politie en justitie om de hele affaire in de doofpot te stoppen zet Remco Campert aan tot het schrijven van het volgende gedicht:

Klein Chili
Leg ze plat in de bus
en sla ze verrot.
Je hoeft niet te denken
de commissaris dekt je wel.
Haat ze als de pest
laat ze creperen in het cachot.
Je hoeft niet te voelen
justitie dekt je wel
Zaaien ze uit
als een kankerbult?
Straks het Olympisch stadion
volksgevoel dekt je wel.
'Opdat we niet vergeten'
dat hoor je zo vaak.
Kom Amsterdammers
let op uw saeck!11

Er komt een reeks van interne onderzoeken op gang die de handel en wandel van de politie rond de dood van Hans Kok onder de loep nemen. Burgemeester Van Thijn komt er uiteindelijk af door 'organisatorische fouten op het hoofdbureau' toe te geven.

In de Staatsliedenbuurt zelf wordt achter de schermen door vooruitgeschoven ambtenaren in de 'Projectgroep' gewerkt aan de wederopbouw van de buurt. Alles wat met stadsvernieuwing en buurtverbetering te maken heeft, loopt via deze ambtenaren. Na het tribunaal tegen Van Thijn en de dood van Hans Kok wordt nooit meer negatief beslist over voorstellen van de Projectgroep. 'Al onze aanvragen werden gehonoreerd en financieel werd ons in die jaren nooit een grens gesteld,' aldus Dick ter Berg, destijds voorzitter van de Projectgroep.12 Bovendien komt een andere ontwikkeling op gang die bijna geruisloos de angel uit het krakersverzet in de buurt wegneemt: het verdwijnen van de kleine huisjesmelkers. Dezen hebben vaak niet alleen door het vragen van woekerhuren de krakers tegen zich in het harnas gejaagd, maar door de verwaarlozing van hun bezit ook bijgedragen aan de verpaupering van de buurt. Via de Projectgroep koopt de gemeente grote hoeveelheden woningen aan en draagt ze over aan de woningbouwverenigingen. 'De naam van de Staatsliedenbuurt kon ons wat dat betreft niet slecht genoeg zijn. Dat kwam ons prima uit. Eigenaren deden hun bezit voor een appel en een ei van de hand. De tijd was rijp om zo veel mogelijk op te kopen, voordat de prijzen ten gevolge van de renovaties weer zouden stijgen.' Hele huizenblokken, ook die waar de krakers zich genesteld hebben, worden in ��n klap opgekocht en successievelijk gerenoveerd. De krakers worden massaal gelegaliseerd en krijgen huurcontracten tegen de laagst mogelijke huur aangeboden. Ten gevolge van deze aanpak verdampt in de tweede helft van de jaren tachtig de inzet van de krakers op het woningfront. Het kraakspreekuur van de woongroep behoorde vanaf 1976 altijd tot de drukst bezochte in de stad, met een constante stroom van gemiddeld zo'n honderd mensen in de maand. Vanaf 1985 neemt deze toeloop echter zienderogen af. Na het wegjagen van Van Thijn en de dood van Hans Kok dondert een van de laatste bastions van de kraakbeweging in elkaar.

De kraakstrijd loopt voor de zoveelste keer een dreun op, maar knock-out is hij nog altijd niet. Veel krakers trekken als dolende ridders van het ene naar het andere actiedoelwit. Aan het rijtje thema's waarnaar de aandacht zich verlegt wordt na de verloren slag om de Staatsliedenbuurt en de dood van Hans Kok het politie- en justitieapparaat zelf toegevoegd. Als de belichaming hiervan moet vooral burgemeester Van Thijn het ontgelden. Korte tijd na de dood van Hans Kok worden voor de ambtswoning van Van Thijn enkele jerrycans met benzine onschadelijk gemaakt. De Autonome Cellen Nederland (ACN) claimen de verantwoordelijkheid voor de mislukte aanslag. Het is een actie die menigeen met afschuw vervult. Ook de dood van Hans Kok is voor de overgrote meerderheid van de krakers nog geen reden om het actietaboe op lichamelijk letsel aan personen te doorbreken. Sommigen beschouwen de actie dan ook liever als een provocatie van de veiligheidsdiensten om de krakers in een kwaad daglicht te stellen; anderen grijpen de gelegenheid juist aan om opnieuw het taboe ter discussie te stellen dat acties van anderen nooit openlijk bekritiseerd mogen worden.13 Hoe dan ook, door alle prikacties van het afgelopen jaar, met die van de ACN en RARA als de meest extreme, doen onderwerpen als infiltratie, informanten en inlichtingendiensten stormachtig hun intrede binnen de beweging. Er wordt zelfs een apart onderzoeksbureau voor in het leven geroepen: 'Buro Jansen & Janssen'.

Precieze gegevens over de interesse van de politie- en andere inlichtingendiensten, zoals de BVD, in het reilen en zeilen van de kraakbeweging zijn niet bekend. Aanwijzingen in deze richting zijn er echter genoeg. Een handjevol informanten in den lande is na intensief speurwerk ontmaskerd. Veel langer echter is de lijst van mensen die benaderd zijn door inlichtingendiensten om informatie door te spelen over vanuit de kraakbeweging ondernomen activiteiten, maar dit verzoek vriendelijk doch dringend van de hand wezen. Uit deze feiten mag geconcludeerd worden dat er ongetwijfeld veel meer mensen in de kraakbeweging hebben rondgelopen die het aanbod van de inlichtingendiensten niet hebben kunnen weerstaan. Uit de grote hoeveelheid mislukte toenaderingspogingen kan anderzijds afgeleid worden dat de inlichtingendiensten er niet echt mee zaten als er weer eens een poging uitlekte. Integendeel, het lijkt er zelfs op dat minstens een deel van de mislukkingen van tevoren is ingecalculeerd om op deze manier onrust te zaaien onder het actievolk en de organisatie te ondermijnen. In de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig kent de kraakbeweging een open organisatiestructuur waarin iedereen over alles kan meepraten en acties vaak en plein public worden doorgesproken. Wie een beetje moeite doet, kan zonder op te vallen binnen de kortste keren zowat de hele agenda van de kraakbeweging achterhalen. Ook voor de prikacties die vanaf 1980 op gang komen, geldt dat het bijna ondoenlijk is ze geheim te houden, zolang ze onder de paraplu van de kraakbeweging worden voorbereid en uitgevoerd. Die openheid is zelfs van toepassing op een groep als Onkruit. Het is weliswaar niet zo dat plannen voor invallen bij militaire objecten open en bloot op straat liggen, maar het is jarenlang een publiek geheim binnen de kraakbeweging wie er precies tot de kerngroep van Onkruit-Amsterdam behoren. Sommige bezettingen lekken dan ook uit; de politie en/of marechaussee zijn dan zo snel ter plaatse dat een aantal deelnemers wordt opgepakt.

Onder actievoerders die gewend zijn in een doorzichtige organisatie te werken, versterkt het besef dat er informanten rond kunnen lopen alleen maar de neiging om zich af te zonderen in kleinere groepen van mensen die elkaar vertrouwen. Omwille van de effectiviteit van de acties ontstaat er rond de verschillende prikacties een kliekjesgeest die tegelijk een soort hi�rarchische structuur onder actievoerders teweegbrengt van binnencirkels, buitencirkels en en het zogenaamde actievee.

Deze verandering van een min of meer open en massale organisatie naar een in mootjes gehakte splinterbeweging, die kenmerken begint aan te nemen van een geheim genootschap, vindt geleidelijk aan plaats in de eerste helft van de jaren tachtig. In 1985 heeft deze ontwikkeling een aantal vergaande gevolgen voor de beweging als geheel. Allereerst wordt het voor ge�nteresseerde buitenstaanders, in het bijzonder de jonge aanwas, heel lastig om zich binnen de steeds hechter wordende vriendenclubs van de beweging een plek te veroveren. Gevoegd bij de redenen die het toetreden sowieso al bemoeilijken - onder andere de voordeurdelers- en krakerskorting en de hardere aanpak van de overheid -, betekent dit per saldo dat het aantal deelnemers aan de beweging met rasse schreden omlaaggaat.

Op de tweede plaats ontstaat een klimaat waarin voor actievoerders de stap van de schemerwereld waarin de meeste prikacties plaatsvinden, naar een ondergrondse uitvalsbasis veel vaker en gemakkelijker gezet wordt. Hiervan getuigen onder andere het hernieuwde optreden van de Autonomen en het ontstaan van RARA. Ten derde heeft de versplintering in allerlei kleinere, op zichzelf staande groepen tot gevolg dat de onderlinge solidariteit steeds sterker onder druk komt te staan. Actievoerders accepteren hoe langer hoe minder van elkaar; sommigen beginnen anderen zelfs openlijk van verraad te beschuldigen. Twee incidenten uit 1986 versnellen deze ontwikkeling.

Het eerste speelt zich af rond een landelijke antifascistische actie op 29 maart van dat jaar. De Centrumpartij heeft bij de kort daarvoor gehouden gemeenteraadsverkiezingen in verscheidene gemeenten, waaronder Amsterdam, voor het eerst een aantal zetels in de wacht gesleept. Hierna worden met een andere ultrarechtse partij, de Centrumdemocraten, fusiebesprekingen gepland op een plaats die vanwege eerdere slechte ervaringen angstvallig geheim wordt gehouden. Om de vergadering te verstoren heeft een groep van enkele tientallen actievoerders zich centraal in het land, in Utrecht, verzameld, zodat van daaruit, op het moment dat de plaats van de vergadering achterhaald is, zo snel mogelijk daarheen opgerukt kan worden. Het blijkt een hotel in het Zuid-Hollandse Kedichem te zijn.

In een lange stoet auto's en busjes naderen de actievoerders over de smalle dijk langs de Linge de afgesproken plaats. Als de eerste demonstranten aankomen loopt de confrontatie meteen uit de hand. Nog voordat de laatste actievoerders ter plekke arriveren, staat het hotel al in lichterlaaie; een uit de kluiten gewassen rookbom is in de gordijnen terechtgekomen en heeft de zaak in brand gezet. De CP'ers komen kuchend en naar adem snakkend aan de achterkant naar buiten. Sommigen zijn gewond geraakt bij hun pogingen vanaf de eerste verdieping het hotel te verlaten; ��n vrouw, de toenmalige vriendin van de leider van de Centrumpartij, Hans Janmaat, zo ernstig dat haar been moet worden afgezet.

De demonstratie is na deze ouverture overbodig geworden en de actievoerders, van wie een deel nog niet eens de plek des onheils bereikt heeft, zoeken in paniek een goed heenkomen. Aangezien men slechts langs dezelfde smalle dijk terug kan en de meeste auto's in de verkeerde richting staan geparkeerd, is dat geen geringe opgave. Slechts een klein aantal mensen lukt het langs de weg door het dorpje te ontsnappen. De meeste auto's keren echter terug en worden op de dijk opgevangen door de inderhaast gearriveerde politie; ongeveer zeventig mensen worden gearresteerd. Sommige arrestanten voelen zich overrompeld door de gebeurtenissen en distanti�ren zich ervan. Bovendien helpen enkelen van hen de autoriteiten met het identificeren van medeactievoerders. Hierdoor worden demonstranten die aan de greep van de politie hebben weten te ontkomen, weken later alsnog opgepakt. Een aantal arrestanten zit door de afgelegde belastende verklaringen weken in voorarrest.

Een zaak met een vergelijkbare afloop speelt zich eind oktober 1986 af. In Amsterdam vindt de ontruiming plaats van een aantal woningen in de Okeghemstraat. Sommige krakers hebben zich verschanst op het dak en werpen hiervandaan molotovcocktails in de richting van de Mobiele Eenheid. Bij de ontruiming worden alle aanwezige krakers gearresteerd. Vanwege de overgevoeligheid voor molotovcocktails bij de politie worden de arrestanten stevig aan de tand gevoeld. De meeste krakers zijn hier wel tegen opgewassen en blijven volharden in stilzwijgen. Een van de arrestanten is echter niet bestand tegen de druk en slaat door, mede omdat hij zich wil distanti�ren van de door zijn medeactievoerders gehanteerde strijdmethodes. Hij legt voor vijf van zijn medearrestanten belastende verklaringen af, die voor hen uiteindelijk leiden tot een aantal maanden gevangenisstraf. Het zijn vooral de restaurateurs die het wegvallen van de onderlinge solidariteit en de toenemende neiging om elkaar te verklikken niet langer met lede ogen willen en kunnen aanzien. Ze richten een 'onderzoeksgroep' op om de in hun ogen verregaande vormen van verraad die zij overal om zich heen zien opdoemen, boven tafel te krijgen.

Ze kunnen zich met deze nieuwe campagne bezighouden omdat de vorige inmiddels met het nodige succes kan worden afgesloten. Sinds de dood van Hans Kok hebben ze een jaar lang de in hun ogen hiervoor verantwoordelijke autoriteiten getreiterd. In het bijzonder burgemeester Van Thijn heeft het moeten ontgelden. In de weken voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart 1986 verschijnt een provocerend affiche waarop Van Thijn Janmaat de hand schudt. 'Mijdt het stemlokaal, spaar uw leven' luidt de waarschuwing die de oproep van de Strijdende Communistische Cellen Nederland om de verkiezingen te saboteren, begeleidt.


Het is een prettige bijkomstigheid voor de restaurateurs dat Van Thijn een vooraanstaande rol speelt bij de pogingen de Olympische Spelen naar Amsterdam te halen. Als sluitstuk van een hele rits protesten vertrekt in het kielzog van de Nederlandse delegatie in oktober 1986 een flinke groep 'Nolympi�rs' naar Lausanne in Zwitserland, waar de definitieve keuze voor ��n van de kandidaat-steden door de leden van het ioc gemaakt zal worden. Alles wordt uit de kast gehaald om de Nederlandse delegatie met Van Thijn aan het hoofd het bloed onder de nagels vandaan te halen en het zorgvuldig opgebouwde imago van Amsterdam als de ideale gaststad voor de Olympische Spelen door het slijk te halen. Dagelijks worden ioc-leden bij de vergaderzaal opgewacht en door de demonstranten beschimpt, bespuwd en met stickers beplakt. Van Thijn wordt consequent uitgemaakt voor de moordenaar van Hans Kok en de demonstranten eisen zijn aftreden. 's Nachts worden bij de hotels in de stad allerlei lawaaidemonstraties gehouden, waarbij de ioc-leden herinnerd worden aan de hun toegezonden zakjes wiet.

Bij de uiteindelijke verkiezing eindigt Amsterdam roemloos onderaan. Om nog eens zout in de wonden te strooien wordt de Nederlandse delegatie bij terugkeer in Amsterdam opgewacht door de inmiddels eveneens teruggekeerde Nolympi�rs. De delegatieleden kunnen bij deze gelegenheid hun frustratie niet langer verbergen. Er wordt over en weer gespuugd en er vallen een paar rake klappen.

De treitercampagne wordt voortgezet wanneer herdacht wordt dat Hans Kok een jaar eerder de dood vond. Opnieuw lukt het om de autoriteiten te provoceren. Op een affiche verschijnen de namen en priv�-adressen van alle politie- en justitiefunctionarissen die volgens de makers op een of andere wijze de dood van Hans Kok op hun geweten hebben: 'Jullie hebben Hans Kok vermoord, wij pakken jullie.' De autoriteiten reageren als door een horzel gestoken. Iedereen die het waagt het affiche voor het raam te hangen, kan een inval verwachten. Sommigen worden in het holst van de nacht van hun bed gelicht en afgevoerd. 'Klein Chili' reageren de krakers op een volgend affiche, waarmee nog even tegen de schenen geschopt wordt van Van Thijn, die zich indertijd al bovenmatig ge�rgerd had aan de kwalificatie van Remco Campert.


Met kraken heeft al het getreiter en geprovoceer weinig meer te maken. Het is vaak niet meer dan een spel waarmee het verval van de beweging verdrongen kan worden. Het bekend worden van de belastende verklaringen die actievoerders rond 'Kedichem' en de 'Okeghemstraat' over elkaar hebben afgelegd, is voor de restaurateurs het startsein om net als na de ontruiming van Wijers de kraakbeweging weer nieuw leven in te blazen. Onder de energieke leiding van twee ervaren actievoerders uit de Staatsliedenbuurt, Theo van der Giessen en Jack van Lieshout, gaan ze ditmaal als 'onderzoeksgroep' aan de slag. 'Wij, opbouwers van de oude beweging, willen eerst en vooral alle kwalijke abcessen en excessen van deze beweging, we bedoelen dus eigenlijk de veroorzakers hiervan, buiten gevecht stellen. Dit is een onplezierige taak omdat zulk een strijd nauwelijks genuanceerd kan plaatsvinden.'14Geheel volgens de vertrouwde werkwijze van de groep verschijnt er weer een provocerend affiche. Ditmaal is het echter niet langer tegen de autoriteiten gericht, maar is de beweging zelf het doelwit.

Het zogenaamde 'verradersaffiche' slaat in als een bom. Vol onbegrip wordt er vanuit de rest van de beweging op gereageerd. Met zulke methodes wil men niets te maken hebben. Dat is weer koren op de molen van de onderzoeksgroep, die uit deze afwijzing de conclusie trekt dat het verraad aan de beweging zich niet beperkt tot enkelingen, maar langzamerhand overal om hen heen de kop opsteekt. Het ageren tegen het verraad gaat over in een veel bredere campagne, die nauwelijks nog onder de noemer restauratie van de kraakbeweging gevat kan worden: 'Een nieuwe kraakbeweging daar werken we aan. Maar dan wel nadat de oude is afgebroken. Nieuwbouw pleeg je pas als de oudbouw gesloopt is en de grond bouwrijp is gemaakt. Wij hebben een perspectief en de kracht om datgene te bereiken wat we willen. Je kan ons helpen, dan gaat het sneller. Je kan ons tegenwerken, dan gaat het langzamer maar ook bloediger.'15

In dezelfde tijd dat in eigen kring de onderzoeksgroep haar sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden in gang zet, wordt het beeld van de beweging in de buitenwereld bepaald door een reeks bomaanslagen en gewelddadige prikacties.

Na een adempauze van tien maanden pleegt RARA in juli 1986 haar tweede brandaanslag op het hoofdkantoor van de in Zuid-Afrika investerende emballagefabriek Van Leer in Amstelveen. Een maand later volgen twee bomaanslagen van de 'Revolutionaire Cellen, Commando Ins Blaue Hinein'. De eerste bom ontploft bij het kantoor van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam, de tweede richt voor miljoenen guldens schade aan bij een satellietgrondstation van de PTT in Amsterdam-Sloterdijk.


In december 1986 en januari 1987 vervolgt RARA haar bommencampagne met een drietal aanslagen tegen Makro-vestigingen in respectievelijk Duivendrecht, Duiven en Nuth. Bij elkaar loopt de schade in de tientallen miljoenen guldens. Na de laatste aanslag besluit de Steenkolenhandelsvereniging (SHV), eigenaar van de Makro, zich uit Zuid-Afrika terug te trekken. Shell is het volgende doelwit van RARA. In juni '87 gaan twee tankstations in Nieuwegein en Zaandam en een oliegroothandel in Alphen aan de Rijn in vlammen op. Met deze aanslagen zet RARAa zich niet alleen af tegen de gematigde 'Boycot Shell-acties' van de gevestigde anti-apartheidsgroeperingen, maar ook, zij het iets minder extreem, tegen de zogenaamde 'Blij dat ik snij'-acties, waarbij overal in het land met de regelmaat van de klok bij Shell-benzinestations de slangen van de pompen worden doorgesneden.


De Revolutionaire Cellen en RARA cre�ren in hun verklaringen, die naar aanleiding van de aanslagen worden uitgegeven, een breuk met een sterk gewortelde traditie binnen de beweging. Hoe uiteenlopend ook, het merendeel van de acties die vanuit de kraakbeweging bedacht en uitgevoerd worden, kenmerkt zich door een direct verband tussen het object van de actie en het uiteindelijke doel. Wie een huis nodig heeft kraakt, wie tegen kernenergie is bestormt kerncentrales, vrouwen gaan macho's te lijf, antifascisten pakken de Centrumpartij aan en antimilitaristen bezetten bunkers en maken geheime documenten openbaar. Zelfs de prikacties tegen de investeringen van bedrijven in Zuid-Afrika zijn zeer direct: tegen het benzinestation waar je dagelijks langskomt, de wijn bij de slijter om de hoek of het reisbureau dat adverteert met de verkeerde reizen. De Revolutionaire Cellen en RARA nemen echter afscheid van dit hier-en-nu-engagement. De aanslagen zelf zijn weliswaar direct gericht tegen de Olympische Spelen of bedrijven met belangen in Zuid-Afrika, het uiteindelijke doel is de omverwerping van het 'imperialistische Westen' en het 'kapitalistisch systeem' in zijn geheel.

Dit soort ideologische retoriek is van het begin af aan wezensvreemd geweest aan de Nederlandse kraakactiecultuur. RARA en de Revolutionaire Cellen, deze laatste groep verdwijnt al snel uit beeld, schurken eerder aan tegen de Rote Armee Fraktion in Duitsland, de Strijdende Communistische Cellen (CCC) in Belgi�, de Grapo in Spanje en de Action Directe in Frankrijk, groeperingen die in de jaren zeventig en tachtig regelmatig van zich doen spreken door bom- en moordaanslagen. Kenmerk van het polderterrorisme echter is dat de aanslagen tot nu toe nimmer gericht zijn tegen personen en dat erop gelet wordt het gevaar voor buitenstaanders zoveel mogelijk te beperken. Persoonlijke ongelukken hebben zich tot nu toe dan ook niet voorgedaan.

Hoe kleiner de kraak-- en actiescene, des te ideologischer getint wordt de strijd van de groepen die nog wel doorgaan. Radicale op marxistische, mao�stische en anti-imperialistische leest geschoeide denkbeelden die bij sommigen altijd al bestonden, kunnen door het wegkwijnen van de grotere verbanden de boventoon voeren. In december 1987 publiceert de onderzoeksgroep haar eindrapport getiteld Parels voor de Zwijnen. Naar aanleiding van deze gelegenheid heeft de groep zich omgedoopt tot de 'Politieke Vleugel van de Kraakbeweging' (PVK). Het rapport vormt een langgerekte klaagzang over 'het verval en verraad binnen de actiebeweging in Nederland'. Voor de PVK zet de neergang van de beweging in na 1981. Vanaf dat moment 'depolitiseerde' de beweging en ging ten onder aan 'eigenbelang', 'normvervaging' en 'vriendjespolitiek'.


In het rapport passeert een groot aantal voorvallen de revue, waarbij in de ogen van de PVK op een of andere wijze van binnenuit verraad aan de beweging gepleegd is. Steeds wordt met naam en toenaam de schuldige hiervoor aan de schandpaal genageld. Wie de vijfentwintig conclusies bestudeert waarmee het rapport wordt afgesloten, kan er niet omheen dat er eigenlijk maar ��n dieper liggende oorzaak aan het verval ten grondslag ligt: 'het gebrek aan ideologie'16. Opvallend is dat dit gebrek als zodanig wordt opgevoerd als de bron van alle ellende, en niet een of andere specifieke invulling ervan. Alsof het voor iedereen zonneklaar is wat die zou moeten zijn. Echter, veel verder dan nogal vage kreten over de 'essenti�le strijd tegen het systeem' komt de PVK ook niet.

De kraakbeweging is altijd een samengeraapt zootje geweest van de meest uiteenlopende types met ieder zijn drijfveren en motieven. Als er al op sommige momenten sprake is geweest van een eenheid, dan kon die alleen maar tot stand worden gebracht door de onderlinge verschillen in politieke motivatie zoveel mogelijk te verdoezelen. Iedereen die wat dit betreft zijn kop boven het maaiveld uitstak werd vrijwel onmiddellijk gecorrigeerd. De anti-ideologische opstelling van de kraakbeweging was daarom behalve een politieke keuze ook een voorwaarde om �berhaupt massaal in actie te komen. Hoe groter de beweging werd, des te groter de druk om ideologische verschillen tussen krakers uit de weg te gaan. In dit licht kan het feit dat medio jaren tachtig allerlei ideologisch getinte denkbeelden de beweging instromen, opgevat worden als een teken dat het niet alleen met de massaliteit, maar ook met de diversiteit van de aanhang van de kraakbeweging langzamerhand gedaan is. Er is geen noodzaak meer juist door het onderdrukken van ideologie�n de beweging bij elkaar te houden. Sterker nog, in weerwil van de zijdelingse bedoelingen achter de hernieuwde ideologische inbreng, zoals 'frontvorming' (RARA) en 'eenheid in politieke motivatie' (PVK), fungeren ze precies op de manier waar vroeger iedereen nog zo bevreesd voor was: ze blazen de beweging, tenminste dat wat er nog van over is, van binnenuit op.

Zowel RARA als de PVK heeft de betekenis van de rol van ideologie�n miskend wanneer het erom ging hiermee binnen de beweging navolging en steun te bereiken voor hun acties en restauratiepogingen. De aantrekkingskracht bestond voor het merendeel van de deelnemers aan de beweging nu juist uit het afwezig zijn van welke vorm van overkoepelend en boven de onmiddellijke alledaagsheid uitstekend gedachtegoed dan ook. Al was het alleen maar uit ingebakken weerzin tegen autoriteiten die de 'juiste' lijn voorschrijven. Beide groeperingen krijgen vanuit de beweging dan ook de kous op de kop.

De afrekening met de PVK vindt plaats in het najaar van 1988. Directe aanleiding is het beheer over een kraakcaf� in Amsterdam-Oost, de Eerste Hulp. Omdat leden van de PVK er tijdens een renovatie het meeste werk in hebben gestoken, meent de groep er de scepter te mogen zwaaien. De PVK schrapt de vaste vrouwenavond van het programma; de vrouwenstrijd zou als deelstrijd alleen maar 'vervreemden van het geheel van de sociale strijd'17. Andere krakers in de buurt denken daar duidelijk anders over. Met hulp uit de rest van de stad verwisselen ze het slot en zetten de PVK buiten. Voor de deur ontstaat meteen een handgemeen tussen de bezetters en enkele PVK'ers, waarbij de laatsten het onderspit delven. Maar de PVK slaat meteen terug. In de Pijp wordt door de inmiddels met helmen en knuppels uitgeruste groep de ruimte van het internationale infocentrum 'Frontline' kort en klein geslagen.

De keuze voor Frontline is niet toevallig. Net als de PVK opereert deze groep in radicaal en revolutionair vaarwater. Maar terwijl voor de PVK als het ware de kraakstrijd de moeder van de revolutionaire beweging in Nederland is of zou moeten zijn, afficheert Frontline zich met het verzet op een veel breder terrein, zolang het maar antipatriarchaal, antiracistisch en anti-imperialistisch is. Daarmee staat Frontline aan die kant van de beweging die al jaren geleden het primaat van de kraakstrijd heeft laten varen ten faveure van actie op allerlei andere terreinen.

Er is geen andere groep die zo sterk en openlijk met RARA sympathiseert als Frontline. Het zit de anti-impies dan ook nog steeds hoog dat de Autonomen de eerste aanslag op de Makro in 1985 probeerden op te eisen: 'Jullie goedkope geflirt met de RARA-aanslagen is doorzichtig, want aan de ontwikkeling van die politiek in denken en doen, hebben jullie part noch deel gehad. Die heeft ondanks jullie plaatsgevonden.'18

Vanaf het moment dat de onderzoeksgroep met haar 'verradersaffiche' op de proppen kwam, heeft Frontline het voortouw genomen voor een boycot- en isolatiecampagne van de onderzoeksgroep/PVK. Daarom is Frontline ook aanwezig bij de bezetting van het kraakcaf� de Eerste Hulp. De felle reactie van de PVK tegen het infocentrum van Frontline lijkt erop te duiden dat onder de oppervlakte van de ruzie om de Eerste Hulp onderling wat appeltjes worden geschild over de vraag wie de meest radicale en revolutionaire positie in Nederland toekomt.

Na de verwoesting van Frontline probeert de PVK dezelfde avond de Eerste Hulp te heroveren. In het caf� vindt een keiharde confrontatie plaats met de bezetters. Opnieuw legt de PVK het loodje. Wanneer ze zich terugtrekt uit het caf� sleuren ze op straat een van de krakers uit de buurt mee naar het huis van een van de PVK'ers. Onder bedreiging van een stroomschokapparaat wordt hem een verhoor afgenomen over de bij de bezetting betrokken actievoerders. Als het nieuws over de gijzeling en het verhoor bekend wordt, vallen de bezetters met hun aanhang een ruimte van de PVK in de Staatsliedenbuurt aan en laten ook hier weining van de inventaris heel.

Het antwoord van de PVK is een ongekende terreur- en intimidatiecampagne die de beweging enkele weken volledig in haar greep zal houden. Krakers worden op straat gevolgd door auto's met op het dak gemonteerde schijnwerpers en te pas en te onpas in elkaar geslagen. Niet alleen door Frontline, maar door de hele beweging wordt met verbijstering gereageerd op de zich snel opeenvolgende intimidatiepraktijken van de PVK. Het duurt een aantal weken voordat de kracht en de moed bij elkaar zijn geschraapt om een tegenaanval in te zetten. Voor deze operatie roept de lamgeslagen Amsterdamse beweging de steun in van diverse strijdlustige groepen uit andere delen van het land.

Op 2 november 1988 vindt de finale slag met de PVK plaats. De auto's van Jack van Lieshout en Theo van der Giessen worden voor hun woningen in de Staatsliedenbuurt door tientallen krakers te grazen genomen. Als Van der Giessen het waagt naar buiten te komen, wordt hij door de woedende menigte het ziekenhuis in geslagen.


Alsof de klap nog niet hard genoeg was aangekomen, ziet de politie een week later de kans schoon om haar verzwakte tegenstanders nog een trap na te geven. Een groot aantal politieagenten valt binnen bij Van der Giessen en Van Lieshout. Beiden worden gearresteerd op verdenking van verboden wapenbezit.19 Bij de huiszoeking wordt echter niets aangetroffen en ze worden dezelfde dag nog vrijgelaten. Tegen zoveel geweld is de PVK, die uiteindelijk uit niet meer dan twaalf tot vijftien personen bestond, niet opgewassen. Ze staken hun activiteiten. Een jaar later zal Theo van der Giessen, eens de ongekroonde koning van de kraakbeweging, in afwachting van betere tijden zijn heil zoeken op Cura�ao.

Het bleek uiteindelijk maar een kleine stap om de harde lijn van de confrontatiepolitiek waarbij het gebruik van geweld niet werd geschuwd, ook op tegenstanders uit eigen gelederen toe te passen. Dit geldt in zekere zin ook voor de RARA-aanslag aan de vooravond van de grote blokkade van Shell-research in Amsterdam van 19 tot 21 april 1989.

Na de aanslagen op Shell-doelwitten medio 1987 verschuift de aandacht van RARA naar de inspanningen van de Nederlandse en Europese overheid om de controle op haar eigen burgers te verscherpen en vluchtelingen van buiten de Europese Unie zoveel mogelijk te weren. Het verscherpte vreemdelingenbeleid, zoals dat in het 'Schengen-akkoord' zijn beslag zou krijgen, en de totstandkoming van een verenigd Europa dragen er in de ogen van RARA alleen maar toe bij om de verdergaande 'imperialistische penetratie van de kapitalistische productiewijze'20in de Derde Wereld veilig te stellen. Om 'de noodzaak tot gezamenlijk verzet te onderkennen en strijd te ontwikkelen'21 wordt in januari 1988 een poging gedaan brand te stichten bij drukkerij Elba in Schiedam, waar het nieuwe Europese paspoort geproduceerd zal worden. Deze aanslag wordt echter verijdeld. Drie maanden later valt de politie vroeg in de ochtend binnen bij een reeks kraakpanden in Amsterdam en arresteert acht actievoerders op verdenking van deelname aan RARA.

De bewijslast is echter flinterdun en binnen korte tijd staan zeven van de acht arrestanten weer op straat. Tegen de laatste RARA-verdachte, Ren� Roemersma, meent justitie de zaak wel te kunnen rondbreien. Hij wordt in augustus 1988 veroordeeld tot vijf jaar cel. Na het hoger beroep, enkele maanden later, komt Roemersma echter op vrije voeten wegens een procedurefout bij de huiszoeking die tijdens zijn arrestatie plaatsvond.22


15 april 1988, sympathisanten van de RARA-verdachten demonstreren bij de Bijlmerbajes door met stenen op de metalen toegangspoort te slaan.

Alle demonstraties en solidariteitsbijeenkomsten voor de RARA-verdachten kunnen niet verhullen dat de revolutionaire en anti-imperialistische richting waarin RARA de beweging wil sturen, nauwelijks weerklank vindt bij het gros van de activisten. In ieder geval niet bij het vanuit de beweging opgerichte Comit� Shell uit Zuid-Afrika (Suza). Dit organiseert in april 1989 een groots opgezette, vreedzame spektakelblokkade bij het Shell-laboratorium in Amsterdam-Noord. De strategie bestaat eruit om, net als indertijd rond Wijers, zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij organisaties buiten de eigen radicale en buitenparlementaire kring. Het lukt Suza een groot aantal groeperingen achter zijn initiatief te scharen, niet alleen de gevestigde anti-apartheidsorganisaties, maar ook verschillende politieke partijen, vakbonden en andere maatschappelijke organisaties. Ook de beweging zelf laat zich na jaren van gewelddadige acties en interne twisten weer eens van een andere kant zien. Vanuit het hele land wordt bijgedragen aan de organisatie van de blokkade; er worden maaltijden bereid, slaapplaatsen geregeld, feesten en muziekoptredens gehouden, radio-uitzendingen verzorgd, et cetera.

Als het ernaar uitziet dat het hele evenement een groot succes zal worden, pleegt RARA vlak voor de start van de blokkade een aanslag op het Thermo Shell Centrum in Hilversum. Plaats en tijdstip van de aanslag laten er geen twijfel over bestaan dat RARA het niet alleen op Shell, maar juist ook op de aanstaande blokkade zelf gemunt heeft. In de claimbrief benadrukt de groep dat de blokkade 'geen verbreding van de anti-parlementaire politiek, maar een bewuste verschuiving naar rechts' betekent. Gezien de duizenden demonstranten die gehoor geven aan de oproep voor de blokkade, wordt dit oordeel door vrijwel niemand gedeeld. Sterker nog, de RARA-aanslag wordt binnen de beweging opgevat als een 'stoot onder de gordel'23 en een arrogante poging de blokkade te saboteren.24

De aanslag van RARA krijgt nog een andere betekenis wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de initiatiefnemers van de blokkade in Suza nu net diegenen zijn die indertijd met ondergrondse acties � la Onkruit opgehouden zijn, omdat ze weinig heil meer zagen in ondernemingen die het daglicht niet konden verdragen. Al begin 1985 wordt het streven naar grotere en openbare acties aangekondigd, waarbij 'nieuwe mensen aansluiting kunnen vinden en je je verscheidenheid aan middelen en actievormen kunt demonstreren'25. Met de blokkade maken de initiatiefnemers hun breuk met het Onkruit-model volledig waar. In deze zin vereffent RARA, die dit actiemodel wel is nagevolgd, nog wat oude rekeningen met Suza.

Dat ook het geweld van RARA zich uiteindelijk naar binnen richt, zegt genoeg over de ge�soleerde positie waarin de groep terechtgekomen is. In het begin van de jaren negentig pleegt RARA in het kader van haar campagne tegen het vreemdelingenbeleid nog zes aanslagen. Behalve enkele ministeries en marechausseekazernes wordt in november 1991 de gevel van de woning van de staatssecretaris voor het vreemdelingenbeleid Kosto opgeblazen. Er vallen geen slachtoffers, maar RARA lijkt overtreding van het taboe op lichamelijk letsel niet langer uit te sluiten. Hoe dichter ze bij deze grens komt, hoe verder ze zich van de rest van de beweging vervreemdt. De standaardoproepen aan de beweging om te komen tot 'frontvorming' of 'gezamenlijk verzet' blijven dan ook achterwege. Wat rest is een oorlog van '��n tegen allen'26. Maar na een aanslag gericht tegen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in juli 1993 dooft ook dit smeulende vuurtje.

Eind jaren tachtig krijgt de beweging in de claimbrief bij de aanslag aan de vooravond van de Shell-blokkade door RARA de volgende keuze voorgelegd: 'Of we nemen onszelf serieus en we ontwikkelen ons tot een factor van betekenis. Tot een kracht die je met recht en reden als tegenmacht kan aanduiden, of we verworden tot een politiek-cultureel randverschijnsel.' Na een turbulente periode van interne zuiveringen en zwaarwichtige, ideologische scherpslijperij, gecombineerd met een lange reeks gewelddadige aanslagen en prikacties, valt het de beweging niet zwaar hier een antwoord op te geven. Gesteld voor de keuze verkiezen diegenen die zich nog aangetrokken voelen tot de beweging een eigen plek in de marge van de samenleving. Alles beter dan een revolutionaire tegenmacht, 'die kun je beter als een aandoenlijk stukje nostalgie in de ijskast stoppen'27.


Noten [8] Bij nacht en ontij

1. Gerrit-Jan Wolffensperger in een interview in het Algemeen Dagblad, 3 november 1990.

2. Vara-radio, De stand van zaken, 20 oktober 1984.

3. Vrij Nederland 27 oktober 1984.

4. De Telegraaf, 6 oktober 1984.

5. 'Goed beu', intern discussiestuk voor het stedelijk overleg, voorjaar 1984.

6. De Telegraaf, 19 mei 1985.

7. Nieuwe Revu, 24 april 1985.

8. Zie ondere andere Bluf! 200-201-202, 19 december 1985.

9. Wijnand Duijvendak in Bluf! 162, 21 maart 1985.

10. Bluf! 192, 17 oktober 1995.

11. Het Parool, 22 november 1985.

12. Gesprek met Dick ter Berg op 13 december 1995.

13. Bluf! 195, 7 november 1985.

14. Stadsnieuws 26, augustus 1987. Stadsnieuws, dat eind 1986 van start gaat als Staatsnieuws, is het wekelijks verschijnende blaadje, waarin de onderzoeksgroep de rest van de beweging op de hoogte stelt van haar bevindingen.

15. Stadsnieuws 13, mei 1987.

16. Parels voor de Zwijnen, blz 79-80.

17. De krisis binnen de linksradikale buiten-parlemantaire beweging in Nederland. Uitgegeven door de PVK, september 1989.

18. Politieke plaatsbepaling - ter kennisgeving aan de onderzoeksgroep. Afkomstig van Frontline, oktober 1988.

19. Aanleiding voor het politieoptreden zou een artikel in Het Parool van 18 september 1987 geweest kunnen zijn. Hierin wordt het lidmaatschap van Van der Giessen en Van Lieshout van een schietvereniging onthuld. Bovendien loopt tijdens de vechtpartij op 2 november een van de andere PVK-ers met een pistool te zwaaien.

20. Claimbrief Elba-aanslag 25 januari 1988 van 'Revolutionair Commando No Pasaran' (=RARA), blz 4.

21. Idem, blz 10.

22. Door deze fout wordt een groot deel van het verkregen bewijs als onrechtmatig verkregen aangemerkt. Roemersma wordt uiteindelijk in hoger beroep veroordeeld tot 18 maanden, waarvan zes voorwaardelijk. Hij komt meteen na de uitspraak vrij omdat hij die zes maanden inmiddels al heeft uitgezeten.

23. NN 28, 18 april 1989.

24. NN 33, 15 juni 1989.

25. Wijnand Duijvendak in Bluf! 162, 21 maart 1985.

26. Buijs, F.J., Overtuiging en geweld - Vreedzame en gewelddadige acties tegen de apartheid. Amsterdam 1995, blz 254-259.

27. NN 30, 3 mei 1989.


[9] Tegen de stroom in

Ondanks de interne conflicten en verdergaande radicalisering van delen van de beweging eind jaren tachtig gaat het kraken gewoon door. De voortgaande legaliseringsprocedures rond oude kraakpanden bestendigen de bestaande infrastructuur en steeds weer nieuwe panden vormen de uitvalsbases voor acties van een opkomende generatie. Het in werking treden van nieuwe anti-kraakwetgeving drukt de laatste lichting krakers echter met de neus op het feit dat de hoogtijdagen van de beweging verleden tijd zijn.

Naast de ontwikkelingen die zich vanaf het eind van de jaren tachtig op het kraakfront hebben voorgedaan, wordt in dit laatste hoofdstuk de balans opgemaakt. Zo goed en zo kwaad als het gaat zal er geturfd worden op hoeveel mensen de hier beschreven geschiedenis betrekking heeft. Bovendien wordt nagegaan wat het uiteindelijk allemaal heeft opgeleverd. Naast de resultaten op sociaal, cultureel en politiek niveau wordt ook stilgestaan bij de vraag wat de voormalige deelnemers aan hun activistenbestaan hebben overgehouden.

Het kraken kan echter niet alleen als geschiedenis worden beschreven, want eind jaren negentig trekt het fenomeen nog steeds, zij het in beperkte mate, nieuwe groepen jongeren aan. Dit vormt aan het slot van dit boek de aanleiding om in te gaan op de perspectieven die deze vorm van buitenparlementair en niet-ge�nstitutionaliseerd verzet tegen de bestaande orde nog heeft.

De invoering van de Leegstandwet op 1 januari 1987 1 is een zware klap voor de kraakbeweging. Al vanaf het begin van de jaren zeventig waren er door de wetgever pogingen gedaan het kraken aan banden te leggen. De Anti-Kraakwet kwam echter nooit door de Eerste Kamer, omdat de leegstand buiten schot bleef en dat ging in een tijd van grote woningnood de senaat te ver. De Leegstandwet, waarvoor al begin 1979 de eerste ontwerpen aan de Tweede Kamer werden voorgelegd, moest zorgen voor meer balans tussen het bestrijden van het kraken aan de ene en het aanpakken van de leegstand aan de andere kant. Van het beoogde evenwicht komt echter niets terecht. Hoewel er in de uiteindelijke wettekst nog uitdrukkelijk staat dat de wet bedoeld is 'ter bestrijding van ongerechtvaardigde leegstand van woningen en andere gebouwen', zijn alle voorgenomen maatregelen die hier een bijdrage aan zouden moeten leveren, geschrapt. Van zowel het leegstandsregister en de daaraan gekoppelde strafbaarstelling van eigenaren die hun leegstaande panden niet melden aan de gemeente, als van de ruimere financi�le middelen voor gemeentes om zulke panden te vorderen is, vanwege de hoge kosten die dit met zich mee zou brengen, geen sprake meer. Het enige wat door de jaren heen wel gehandhaafd is, is het anti-kraakgedeelte. Eigenaren krijgen van de wetgever een enorme steun in de rug: zonder allerlei juridische trucs te hoeven toepassen kunnen krakers anoniem gedagvaard worden.


4 maart 1987, krakers demonstreren bij het Paleis van Justitie in Amsterdam tegen de Leegstandwet.

Het kraken zelf wordt met de Leegstandwet nog steeds niet strafbaar gesteld. Er kan dus gewoon doorgekraakt worden, maar de kans om voor langere tijd ongemoeid te worden gelaten neemt zienderogen af. Krakers worden overspoeld met dagvaardingen en het ene na het andere pand wordt ontruimd. De uitzichtloze situatie waarin het kraken terecht lijkt te zijn gekomen, is voor sommigen aanleiding voor een soort afscheidstournee. Met een geheel nieuwe strijdmethode vieren krakers hun onmacht bot: ontruimingen worden niet langer lijdzaam afgewacht, maar met hevige geweldsuitbarstingen geprovoceerd. Alsof ze willen benadrukken dat het enige waar krakers nog invloed op kunnen uitoefenen de datum van hun ontruiming is.

De eerste pleisterplaats op de tournee is Nijmegen. Kort na de inwerkingtreding van de Leegstandwet staat hier de ontruiming op het programma van het enkele maanden daarvoor gekraakte kantorencomplex de Mari�nburg, voor de gelegenheid omgedoopt tot de 'Mari�nburcht'. De uit het hele land opgetrommelde krakers besluiten een voorschot op het gebeuren te nemen. Op 19 januari 1987 blokkeren ze in alle vroegte met brandende barricades de toegangswegen tot de parkeergarage onder het gebouw. Wanneer de politie arriveert, wordt ze onthaald met molotovcocktails en kogels uit katapulten. Wanneer de opgetrommelde me een begin maakt om het zwaar gebarricadeerde pand in te nemen, trekken de krakers door de stad en laten een spoor van vernielingen achter. Bovendien breken ze in bij een aan de Mari�nburcht grenzend bankgebouw en laten van het interieur, inclusief het aquarium, weinig heel. Een eenzame goudvis op de grond is later op de dag in het NOS-journaal de stille getuige van deze razernij.

Niet alleen de invoering van de Leegstandwet, ook het feit dat het Mari�nburg-complex eigendom was van Shell droeg bij tot de verbeten verdediging. Dat daags voor de ontruiming de SHVshv, de eigenaar van de Makro, had aangekondigd zich uit Zuid-Afrika te zullen terugtrekken, vervolmaakte de stemming die nodig was om te komen tot deze, zelfs voor krakersbegrippen buitensporige vernielingen.

De gemeentelijke autoriteiten reageren met een aparte politieverordening die het kraken in Nijmegen verbiedt. Bovendien worden anderhalve maand na de ontruiming acht Nijmeegse krakers gearresteerd en verantwoordelijk gesteld voor de aangebrachte schade. Justitie heeft hiervoor een in onbruik geraakt wetsartikel uit de kast getrokken: artikel 140, dat deelname aan een organisatie die gericht is op het plegen van misdrijven strafbaar stelt. Aan het eind van de vorige eeuw was dit artikel wel eens gebruikt om de anarchistische dominee Domela Nieuwenhuis achter de tralies te zetten en in 1930 werd de onafhankelijkheidsstrijder en latere president van Indonesi� Soekarno er, tijdelijk, mee buitenspel gezet. De acht krakers worden aangemerkt als de kern van een criminele organisatie en, na een aanvankelijke vrijspraak, in hoger beroep veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf, waarvan drie voorwaardelijk. Drie jaar later wordt de uitspraak van het gerechtshof door de Hoge Raad bevestigd.

Op het moment dat heel Europa in de herfst van 1989 in de ban is van de omwentelingen in het Oostblok, stellen krakers in Amsterdam een ontruimingsdatum vast voor hun twee gekraakte panden in de Tesselschadestraat. Het is een reactie op een besluit van de gemeente om, na een aanvankelijk terughoudende opstelling, zelf ook krakers anoniem te dagvaarden met behulp van de Leegstandwet.

De Tesselschadestraat staat in de kraakscene bekend als een anti-impies-bolwerk. Aan de gebruikelijke strijd voor behoud van de panden en tegen cityvorming wordt het 'revolutionaire verzet tegen het verenigd Europa van het kapitaal' toegevoegd. Dat valt niet bij alle krakers in goede aarde; een deel neemt openlijk afstand en beschuldigt de krakers van de Tesselschadestraat van 'grote pretenties die weinig met de realiteit te maken hebben: jongensdromenromantiek tot revolutionaire zelfbevrediging'2.

Op maandagochtend 20 november 1989 worden door een paar honderd krakers voor zonsopgang weer barricades opgeworpen en in brand gestoken. Omdat het niet de bedoeling was de panden nu al te ontruimen, ontstaat bij de autoriteiten de nodige verwarring. Door het ontbreken van een bevel tot ontruiming blijft de ME op afstand en krijgen de krakers twee uur lang de gelegenheid zich uit te leven. Niet alleen voor de panden, ook in andere delen van de stad wordt op vooraf afgesproken plaatsen actie ondernomen met het doel de ochtendspits te ontregelen. Op enkele drukke kruispunten worden autobanden in de fik gestoken en gaan verkeerskasten van waaruit de stoplichten bediend worden, in vlammen op. Als bij een van de kruispunten de politie poolshoogte komt nemen, wordt achter de rug van de agenten de dienstauto in brand gestoken.

Uiteindelijk ontruimt de ME de panden. De krakers reageren desalniettemin triomfantelijk: 'We zijn er weer.' Ironisch genoeg markeert juist deze leus voor Amsterdam het einde van een tijdperk. De rellen rond de Tesselschadestraat vormen de laatste stuiptrekkingen van dat deel van de kraakbeweging dat nog heimelijk hoopte op de terugkeer van de glorieuze tijden aan het begin van het decennium. De grootschalige barricades verdwijnen uit het straatbeeld van de hoofdstad.3

Kregen de bezetters van de Tesselschadestraat nog een vrije aftocht, op zoveel clementie van de autoriteiten hoeven de krakers aan het slot van hun afscheidstournee, een halfjaar later in Groningen, niet meer te rekenen. Het Wolters-Noordhoff Complex (WNC) staat op de nominatie voor ontruiming. Opnieuw besluiten de bewoners in een uitzichtloze situatie hun pand dan maar zelf op te offeren. Grote groepen krakers uit het hele land staan hun Groningse collega's bij als in het weekend van 26 en 27 mei 1990 het centrum van Groningen het toneel wordt van een kleine 'stadsoorlog'. Op zaterdag weten de krakers van achter de barricades de ME met een stenenregen op afstand te houden, terwijl ze ondertussen al plunderend de directe omgeving onveilig maken. Een dag later geven alle 139 in het pand aanwezige krakers zich over. Het merendeel blijft wekenlang in voorarrest; ze worden op grond van artikel 140 stuk voor stuk beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie. Anders dan bij de Mari�nburcht haalt het Openbaar Ministerie uiteindelijk bakzeil: artikel 140 wordt niet van toepassing geacht op de WNCwnc-arrestanten. Behalve de krakers die tijdens de wekenlange verhoren belastende verklaringen over zichzelf hebben afgelegd, en zij die er door de verklaringen van anderen bij gelapt zijn, wordt iedereen vrijgesproken.


27 mei 1990, krakers die zich in het Groningse WNC-complex verschanst hebben, geven zich over.

De meeste van de krakers die het voortouw namen rond de Mari�nburcht, de Tesselschadestraat en het WNCwnc, maakten deel uit van een generatie die de hoogtijdagen van 1980 niet had meegemaakt. Door hun voormalige medekrakers, maar ook door de relbeluste media kregen ze voortdurend ingepeperd dat hun activiteiten van nu niet zoveel meer voorstelden. Vroeger, toen was het groots en meeslepend. Vooral voor de krakers die eind jaren tachtig, begin jaren negentig actief zijn vormt het roemruchte verleden van de kraakbeweging een blok aan het been. Ze willen wel, maar verscherpte wetgeving en een toegenomen repressie beperken de bewegingsruimte tot een minimum.

Geconfronteerd met zoveel tegenwerking wordt van binnenuit regelmatig de gedachte geopperd maar met het kraken op te houden. Maar nog afgezien van het feit dat er geen centraal orgaan bestaat dat zo'n vergaande beslissing zou kunnen nemen, blijven er altijd panden bestaan waarvan de bewoners rekenen op de solidariteit van hun medekrakers. De kraakbeweging kan daarom niet simpelweg worden opgeheven. Waar door de betrokkenen wel een eind aan kan worden gemaakt, zijn de diverse initiatieven die een bijdrage leveren aan de instandhouding van de infrastructuur. In april 1988 werpt de redactie van Bluf! (nr. 313), het bewegingsgebonden blad bij uitstek, de handdoek in de ring. 'Bewegingen gaan per definitie voorbij, zoals een bliksemschicht. Ze verminderen in kracht, daar zijn het bewegingen voor. Er kan veel omdat het tijdelijk is. Met dat wat nu stopt valt geen succes meer te behalen,' aldus de redactie in een afscheidsbrief.4/p

Wie nu denkt dat vanaf het eind van de jaren tachtig de beweging met rasse schreden haar eigen ondergang tegemoetgaat, komt bedrogen uit. Veel krakers be�indigen weliswaar hun activiteiten, maar hun plaatsen worden net zo gemakkelijk ingenomen door anderen, vaak nieuw in het vak. Met elkaar houden ze zo goed en zo kwaad als het gaat het grootste gedeelte van de omvangrijke infrastructuur overeind. Enkele weken na de laatste Bluf! verschijnt de eerste NN. Het is een afkorting van Nomen Nescio; alle actievoerders die gearresteerd worden en hun naam verzwijgen, krijgen dit etiket plus een nummer opgeplakt. Hoewel dit tweewekelijks actiemagazine, vanaf 1996 omgedoopt in Ravage, kampt met immer slinkende oplages - rond de achthonderd in 1999 - weet het het hoofd tot 2006 boven water te houden. Aan het eind van de jaren negentig is Ravage een van de weinige overgebleven actiebladen uit de rijke bladencultuur van de beweging.5 Kleinere, meer plaatsgebonden uitgaven die lange tijd bleven verschijnen , maar inmiddels ter ziele zijn gegaan, zijn de Amsterdamse Grachtenkrant (1980 - 2006), Springstof (1980 - 2006) in Utrecht en Kleintje Muurkrant (1977 - digitaal vanaf 2002) uit Den Bosch. Deze blaadjes konden overleven dankzij de regelmatige financi�le bijdragen van oud-krakers.

Ondanks alle tegenslagen treedt begin jaren negentig toch weer een nieuwe generatie aan om de fakkel over te nemen. Zij staat inmiddels zo ver af van de gebeurtenissen rond 1980 dat ze herinneringen aan die tijd afdoet als 'ouwe-lullenverhalen'. In sommige kraakcaf�s in Amsterdam krijgen de veteranen hun eigen avond toegewezen.6

Hoewel de nieuwe generatie er met frisse moed tegenaan gaat, wordt de speelruimte steeds verder ingeperkt. Met de invoering van de Huisvestingswet in 1993 wordt voor het eerst het kraken zelf strafbaar gesteld. Vanaf juli 1994 krijgen krakers te maken met artikel 429 sexies Wetboek van Strafrecht, waarin het kraken van woningen die korter dan een jaar leegstaan, verboden wordt. Alles wat langer leegstaat kan nog steeds gekraakt worden volgens de oude regels, dat wil zeggen zonder dat je er ogenblikkelijk door de politie uitgezet kunt worden. Door de strafbaarstelling neemt het aantal re�el kraakbare panden dramatisch af. Bovendien hebben de grote steden de naoorlogse inhaalslag op het gebied van de stadsinrichting en volkshuisvesting zo goed als voltooid. De stad raakt vol, er zijn nauwelijks nog vergeten plekken met panden die meer dan een jaar leegstaan. Stad en land moet worden afgestruind op zoek naar geschikte onderkomens. Steeds vaker belanden krakers op hun zoektocht letterlijk en figuurlijk in de marge van de grote steden of nog verder daarbuiten, in de dorpen op het platteland.

Eigenaren die hun pand nu nog langer dan een jaar leeg laten staan, hebben vaak duistere bedoelingen. Speculatie, witwasoperaties of gesjoemel met verbouwingsplannenkrakers komen van alles tegen. Om zich nog enigszins te kunnen verweren tegen de anti-kraakwetgeving en de dubieuze praktijken die ze op hun weg vinden, maken ze steeds vaker gebruik van bezwaar- en beroepsmogelijkheden om hun bestaan in de panden te rekken. Bestond vroeger de verdediging van de krakers uit het aanheffen van de leus 'jullie rechtsorde is de onze niet' en kon verder iedereen het dak op, in de jaren negentig zijn krakers vooral bedreven in het aanzwengelen van allerlei juridische en ambtelijke procedures. De bewoners en gebruikers van de Graansilo in Amsterdam zijn jarenlang in de weer geweest om het statige gebouw voor afbraak te behoeden. Eerst werd gepoogd het pand op de monumentenlijst geplaatst te krijgen. Toen dat eenmaal voor elkaar was volgden taaie procedures om te voorkomen dat tijdens de verbouwing de fa�ade van het gebouw al te zwaar verminkt zou worden. Dat laatste is uiteindelijk maar ten dele gelukt. Begin 1998 gaven de krakers hun pand, waar ze toch nog negen jaar in gewoond en gewerkt hadden, op. Het maakte plaats voor een paar honderd luxeappartementen en sociale huurwoningen.

De 'Kalenderpanden' aan het Entrepotdok behoren eind jaren negentig tot de laatst overgebleven kraakpanden in de binnenstad van Amsterdam. Curieus genoeg gaat het om nagenoeg dezelfde pakhuizen die krakers in 1984 nog verontwaardigd van de hand wezen als alternatief voor Wijers. Er wordt deze keer door de bewoners alles aan gedaan om het woonwerkinitiatief op deze plek in stand te houden en de renovatie tot luxeappartementen te voorkomen. In plaats van barricades en strijdlustige taal wordt tegen al het mogelijke beroep aangetekend of bezwaar gemaakt: tegen de sloop van de bijzondere gietijzeren draagconstructie die zich in het pand bevindt, tegen de geluidsoverlast van het tegenoverliggende Artis en de transformatoren van het energiebedrijf aan de achterzijde, tegen de hoogte van een geplande woontoren bij een aangrenzend appartementencomplex, tegen de bouwverordening, tegen de sloopvergunning, et cetera et cetera. Juridische adviseurs en advocaten zijn allang in de plaats gekomen van de alternatieve jeugdhulpverlening die in de jaren zeventig het kraken nog begeleidde. En allemaal tevergeefs; de Kalenderpanden worden, ondanks dat er in jaren niet zoveel steun is georganiseerd voor het behoud van een kraakand, eind oktober 2000 ontruimd.

Aan het eind van de jaren negentig speelt de strijd van de kraakbeweging zich voornamelijk af in de beslotenheid van de rechtszaal of op het stadhuis waar raadsadressen worden toegelicht. Van een keiharde politieke confrontatie met de gevestigde orde is geen sprake meer, laat staan dat gewelddadige uitbarstingen nog een rol van betekenis spelen. Voor de aloude demonstratie is de 'streetrave' in de plaats gekomen, waarbij actievoerders zich onder begeleiding van strakke houseritmes de straat toe-eigenen. Als een fysieke verdediging nog een rol speelt dan enkel en alleen omdat het er nu eenmaal bij hoort. Tot diep in de jaren negentig sloven krakers zich soms maanden achtereen uit om met ontruiming bedreigde panden hermetisch te barricaderen. Vervolgens sluiten ze zich ergens in de zelf aangelegde bunker op en tellen, als het moment van de ontruiming aangebroken is, af hoe lang de me nodig heeft om ze te vinden. Behalve wat rituele relvertoningen op straat door medekrakers verloopt alles verder zonder slag of stoot. Het enige wat ze er achteraf aan overhouden is een schamper complimentje van de dienstdoende ME-commandant over de degelijke kwaliteit van de barricaderingen.

Naast de veranderingen op het kraakfront zelf zijn in het laatste decennium van de vorige eeuw nieuwe terreinen toegevoegd aan het veld waarop de beweging buiten het kraken om actief was. Een van de meest opvallende is de solidariteit met illegale vluchtelingen. Het kraakcircuit leent zich bij uitstek voor het cre�ren van onderduikadressen. Behalve allerlei vluchtelingen uit de Derde Wereld vinden veel Oost Europese dienstweigeraars hier een plek. In de zogenaamde 'Voku's' (volkskeukens) krijgen degenen die het niet kunnen betalen een gratis, vaak veganistische maaltijd voorgeschoteld. Behalve de vluchtelingen maken ook daklozen hier regelmatig gebruik van.

Gekoppeld aan de vluchtelingenproblematiek is de afwijzende houding tegenover alles wat op Europees niveau aan maatregelen getroffen wordt om de Europese Unie van de buitenwereld af te grenzen. De aandacht voor deze punten leidt onder andere tot de protesten die in juni 1997 georganiseerd worden rond de Eurotop in Amsterdam.

Om de mythe van de gelukzalige eenwording van Europa door te prikken doen onder anderen de Autonomen weer eens van zich spreken. Met een opruiend pamflet worden naar Duits voorbeeld tijdens de Eurotop de 'Chaosdagen' uitgeroepen. Het programma bestaat voornamelijk uit plundertochten langs banken en warenhuizen.

Als door een horzel gestoken reageren de autoriteiten met massa-arrestaties. Meer dan zevenhonderd actievoerders en voorbijgangers worden rond de Eurotop opgepakt op grond van artikel 140. Schrale troost voor de betrokkenen is dat het Openbaar Ministerie opnieuw door de rechter werd teruggefloten en dat alle aanklachten moeten worden ingetrokken.7

Een ander nieuw thema is de aandacht voor het milieu. Mede vanwege het feit dat krakers steeds verder buiten de stad hun heil moeten zoeken, stellen groepen als 'GroenFront!' zich teweer tegen de aantasting van het landschap. In 1997 en 1998 helpt men mee bij de verdediging van het gekraakte kunstenaarsdorp Ruigoord, dat grotendeels moet wijken voor de aanleg van een nieuwe haven, door zich hoog in de bomen aan de takken vast te ketenen. In 1998 worden door GroenFront! langs het geplande trac� van de Betuwelijn de eerste voor de aanleg verlaten boerderijen en andere gebouwen gekraakt. Tijdens de ontruiming begin februari 2000 wordt nog een andere verdedigingsmethode beproefd. Er worden tunnels gegraven die onherroepelijk ineenstorten waneer de ontruimingsmachinerie er overheen walst. Omdat de actievoerders zichzelf mee ingraven is enige samenwerking met de autoriteiten gewenst om ongevallen te voorkomen. De media geven bij deze gelegenheid weer eens blijk van hun voorkeur voor grootschalige ordeverstoringen. Meesmuilend wordt gesproken over een 'poldermodel' tussen politie en actievoerders. De kloof met de roemruchte jaren zeventig en tachtig is geslagen.

Een opvallende ontwikkeling in de jaren negentig is de gestage opmars van de kraakwacht, ook wel 'anti-kraak' genoemd. Zolang het kraken bestaat hebben slinkse eigenaren van het middel gebruikgemaakt om kraken te voorkomen. In de jaren negentig is het fenomeen 'anti-kraak' echter uitgegroeid tot een alternatieve vorm van jongerenhuisvesting.

Krakers beschouwen de kraakwachten als onderkruipers die meewerken aan speculatie. Bovendien zitten ze maar met enkele mensen in een gebouw waar vaak nog tientallen anderen bij kunnen. In het verleden is dan ook regelmatig actie gevoerd tegen de commerci�le bureaus die eigenaren van kraakwachten voorzien. Niet zelden werd hierbij de hele administratie geconfisqueerd en de typemachines voor eigen gebruik meegenomen.

De kraakwachten in de jaren negentig zijn in de regel jongeren en studenten, in ieder geval starters op de woningmarkt, die op andere wijze nog steeds niet of nauwelijks aan betaalbare woonruimte kunnen komen. Hoewel ze als kraakwacht wel een vergoeding betalen, hebben ze verder geen rechten.8 In zekere zin vormen ze dezelfde groep die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig nog vrijblijvend meeliftte met de kraakbeweging en als kraker in een van de vele panden terechtkwam.

Regelmatig wisselen krakers en kraakwachten elkaar na een ontruiming af; soms wonen ze ieder in een apart gedeelte van hetzelfde complex, maar het komt ook voor dat een gebouw met kraakwachten zich spontaan transformeert tot kraakpand. De mentaliteit van kraakwachten verschilt dan ook niet zoveel van die van krakers die zich na enkele jaren woongenot door de eigenaar laten uitkopen. Ook dat is in het verleden meerdere malen voorgekomen. In een enkel geval krijgen nog actieve krakers lucht van zo'n afspraak en kraken zogauw de oude garde haar hielen heeft gelicht, het pand gewoon opnieuw. Zo is het bijvoorbeeld gegaan met de Kleine Prins, aan de Prinsengracht in Amsterdam, dat in 1994 na veertien jaar door de bewoners leeg werd opgeleverd. De gedenksteen, die ze ter herinnering aan hun verblijf in het trottoir hadden gelegd, kregen ze vervolgens door de nieuwe krakers naar hun hoofd geslingerd. Sommige eigenaren gebruikten krakers simpelweg als goedkope kraakwachten, die pas moesten ophoepelen wanneer er concrete plannen voor het gebouw waren of de waarde zo sterk gestegen was dat de verkoop niet langer hoefde te worden uitgesteld.

In de jaren negentig wordt op grote schaal gebruikgemaakt van kraakwachten in verouderde kantoorkolossen uit de jaren zestig en zeventig, die in afwachting van sloop vaak vele jaren leegstaan. De trek van bedrijven naar de rand van de grote steden heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Vreemd is het derhalve niet dat er aan het slot van de hier beschreven geschiedenis in Nederland veel meer kraakwachten zijn dan krakers. Zo zijn er, afgemeten aan de verschillende bureaus die hier hun brood mee verdienen, toch al snel een paar duizend kraakwachten, terwijl het aantal krakers de duizend niet meer overstijgt.

De berekening van het totale aantal krakers gedurende de hele geschiedenis is een hachelijke onderneming. Harde gegevens op basis van nauwkeurig onderzoek zijn niet voorhanden. Opgaven van de krakers zelf blijken maar al te vaak aan de hoge kant. De autoriteiten daarentegen hebben van nature de neiging om de omvang van de oppositie te bagatelliseren. Er zijn in de geschiedenis slechts twee serieuze peilingen geweest, die min of meer onbevooroordeeld en onafhankelijk tot stand zijn gekomen, hoewel ook deze grotendeels gebaseerd zijn op schattingen. De eerste is van de Raad van Kerken uit 1977, de tweede van de Roelof Keller Stichting uit 1981. Deze cijfers dienen hier als uitgangspunt voor een nadere bepaling van de totale omvang.

We hebben elders op basis van de opgave van de Roelof Keller Stichting vastgesteld dat de kraakbeweging haar grootste aanhang kende in de periode '81 '82: rond de twintigduizend krakers. Van de eerste generatie uit de jaren zestig en begin jaren zeventig is dan nog maar een enkeling actief. Een schatting van het aantal krakers uit die periode komt op basis van het aantal kraakpogingen en de demonstraties die eromheen georganiseerd werden, uit op duizend, zeker niet meer.

De tweede generatie is al veel groter en bestaat uit de krakers die in de eerste helft van de jaren zeventig begonnen. Van hen zijn er rond 1981 nog maar weinig over; de meesten hebben afgehaakt of zijn in ruste en bemoeien zich niet meer met de gang van zaken. Op basis van het rapport van de Raad van Kerken kunnen we de omvang van deze groep op zo'n vijfduizend schatten. Veel groter is de groep die tot de derde generatie gerekend mag worden en instroomde in de periode dat de kraakbeweging eind jaren zeventig haar opmars inzette, vooral door het kraken van grotere complexen die oorspronkelijk geen woonbestemming hadden (scholen, kantoren, ziekenhuizen et cetera). Sommige van deze krakers haken, wars van het geweld dat rond 1980 zijn intrede doet, af, maar de meerderheid heeft er belang bij het kraakbestaan voort te zetten. Juist deze derde generatie profiteert het meest van het eindelijk opgestarte aankoopbeleid van de verschillende gemeentes in Nederland.

Vanaf 1982 slinkt het aantal krakers snel, niet zozeer door het aantal ontruimingen als wel doordat het stadsvernieuwingsbeleid in de oude wijken op gang komt. De een na de ander maken de huizenblokken die in afwachting van de sloop door grote groepen krakers bezet worden, plaats voor nieuwbouw. Alleen al hierdoor verdwijnen na 1981 grote aantallen krakers. Tegelijk met deze ontwikkeling stroomt, mede aangetrokken door de gebeurtenissen in 1980, de vierde generatie de kraakbeweging binnen. Medio jaren tachtig bestaat de beweging voor de helft uit de generaties van v��r 1981 en voor de andere helft uit nieuwe aanwas. Al met al halveert in de eerste helft van de jaren tachtig het totale aantal krakers en komt rond 1985 uit op zo'n tienduizend.

Relatief het grootste deel van haar aanhang verliest de beweging in de tweede helft van de jaren tachtig. Diverse ontwikkelingen die hierboven uitgebreid aan de orde zijn geweest, doen de krakersaantallen aan het begin van de jaren negentig slinken tot rond de vierduizend. De derde generatie, de grootste groep, is langzamerhand geheel uit zicht van de beweging verdwenen; rond 1990 was er nog maar een enkeling die tien jaar daarvoor al met kraken bezig was.

Het restant van de vierde generatie staat nu aan het roer. Ze heeft echter te maken met een steeds kleinere instroom van nieuwe krakers. De vijfde generatie, die in de tweede helft van de jaren tachtig bij de beweging betrokken raakt, krijgt klap op klap uitgedeeld, ofwel door een verscherpt optreden van de autoriteiten, ofwel van binnenuit. Het is in ieder geval geen klimaat waar voor nieuwe krakers een grote aantrekkingskracht van uitgaat. In dit licht valt het mee dat er in de jaren negentig nog sprake is van een zesde generatie. Op de drempel van het nieuwe millennium zijn, zoals eerder opgemerkt, in heel Nederland nog hooguit duizend mensen in de beweging actief. Wanneer alles bij elkaar genomen een schatting gemaakt moet worden van het aantal krakers van de zes generaties tezamen, dan komen we uit op een totaal van rond de vijfendertigduizend mensen die zich voor korte of langere tijd kraker hebben genoemd en/of op een of andere manier deel uitmaakten van de (kraak)beweging.9

Los van de krakers zelf is er gedurende de hele geschiedenis sprake geweest van een niet onaanzienlijk aantal mensen dat zich zo betrokken voelde bij de beweging dat ze op allerlei gebied nauw met de krakers samenwerkten of mee demonstreerden. Nog groter is de groep die met de kraakbeweging in aanraking kwam tijdens de vele feesten, optredens, tentoonstellingen, manifestaties et cetera. Ten slotte heeft de kraakbeweging lange tijd kunnen rekenen op massale steun vanuit de bevolking. Tijdens de hoogtijdagen tussen 1978 en 1982 stond in ieder geval een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking positief tegenover kraken.10 Hoe meer echter de beeldvorming over de kraakbeweging in de media overheerst werd door het geweld, des te meer deze steun afbrokkelde. De laatste jaren lijkt het imago echter weer wat te verbeteren. Eind jaren tachtig zou het ondenkbaar geweest zijn dat een grote bankonderneming een sympathiek overkomende kraker in een televisiespotje opvoert om klanten te winnen.11 Deze omslag heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat al tien jaar lang van grootscheepse ongeregeldheden geen sprake meer is.


16 juni 1998, in afwachting van de me wordt een ontruimingsontbijt georganiseerd in de Peperstraat, Amsterdam.

Het opdelen van krakers in subgeneraties heeft te maken met de eerder aangegeven carri�re van de actieve kraker, die gemiddeld vijf jaar duurt. Vooral in de jaren zeventig en begin jaren tachtig bestaat de kraakbeweging echter voor een groot deel uit mensen die zich niet of nauwelijks actief opstellen. De gemiddelde loopbaan van deze krakers is dan ook een stuk korter. Vooral in de sloopblokken is het verloop veel groter dan in de grotere bedrijfspanden. Over het algemeen is het zo dat naarmate krakers meer tijd moeten besteden aan het bewoonbaar maken van het gekraakte pand, ze intensiever bij de beweging betrokken raken. Tijdens de hoogtijdagen van de beweging, wanneer er nog op grote schaal in de oude wijken gekraakt wordt, ligt de omvang van de actieve kern van de kraakbeweging, dat wil zeggen degenen die de organisatie op zich nemen, betrokken zijn bij acties en de infrastructuur draaiende houden, een stuk lager dan het totale aantal krakers. Opnieuw is het moeilijk hier een inschatting van te maken. In het begin en aan het einde van de geschiedenis ligt de actieve betrokkenheid relatief veel hoger dan gedurende de 'top'-jaren. Binnen een grotere beweging is er nu eenmaal meer ruimte voor meelopers die zich afzijdig willen houden. Buiten Amsterdam kunnen krakers minder gemakkelijk in de beweging onderduiken zonder op te vallen, omdat het kraken daar nu eenmaal op veel kleinere schaal plaatsvindt. Hoe kleiner de gemeente waar gekraakt wordt, des te groter, relatief genomen, de actieve kern. Grofweg geschat heeft ongeveer de helft van de Amsterdamse krakers zich in de loop der jaren met het kraken beziggehouden op een niveau dat hun onmiddellijke eigenbelang oversteeg. Buiten Amsterdam ligt dit percentage aanzienlijk hoger en zal rond de 75% schommelen. Op basis van de eerder vastgestelde fiftyfiftyverhouding tussen Amsterdam en de rest van Nederland komen we dan uit op ruim twintigduizend actieve krakers.

Van deze groep was maar een relatief klein gedeelte fulltime actievoerder. Het waren de bonzen en regelneven die de last van de organisatie op zich namen, alsmede degenen die de infrastructuur draaiende hielden, zoals de redacteuren van de diverse kraakkranten en actiebladen en de vrijwilligers in de diverse kraakcaf�s, boekwinkels en andere openbare ruimtes. Met elkaar vormden ze de spil van de kraakbeweging. De rest van de min of meer actieve krakers cirkelde eromheen, op afroep beschikbaar voor acties, opknapwerkzaamheden et cetera.

Kenmerk van deze laatste groep is dat bijna iedereen wel een periode heeft doorgemaakt als fulltime kraker maar na verloop van tijd weer zijn tijdelijk opgeschorte bezigheden oppakte of met de opgedane ervaringen in de bagage nieuwe initiatieven opstartte, die weliswaar met de kraakbeweging verbonden waren, maar buiten het strijdgewoel vorm kregen. Kraken was niet iets wat je erbij deed, maar waar je met je hele ziel en zaligheid in opging. Je hele leven speelde zich af binnen het krakersuniversum. Je kwam elkaar niet alleen elke dag overal tegen, er bestonden ook hechte vriendenclubs, die na de kraaktijd vaak in stand bleven. Behalve voor de gelegenheidskrakers en onderduikers is de terugtocht uit het hectische en altijd maar doordraaiende krakersbestaan een geleidelijk proces geweest dat soms jaren in beslag nam. Het kwam zelden voor dat iemand na een actieve loopbaan van de ene op de andere dag zijn biezen pakte en de hele beweging vaarwel zei.

Hoe sterk de onderlinge band tussen (voormalige) krakers kan zijn laat zich illustreren aan de zaak rond Paul Dams. Enkele weken na de rellen rond de Lucky Luijk, in oktober 1982, wordt Paul herkend op een foto, waarop hij samen met anderen aan een marechausseebusje staat te 'schudden'dat is het gezamenlijk steeds krachtiger heen en weer duwen van een vijandig vehikel totdat het omvalt. Hiervoor werd hij veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijk en een boete van f 750,-. Hij heeft zich allang uit de kraakscene teruggetrokken wanneer tot zijn verbazing een afdeling van het ministerie van Defensie tien jaar later, net v��r de verjaringstermijn, een civiele procedure tegen hem aanspant om de complete schade aan de bus alsnog op hem te verhalen. In 1995 wordt hij veroordeeld tot het betalen van de schade aan de bus, plus rente en de proceskosten, alles bij elkaar zo'n f 27.000,-. Een aantal vrienden en vriendinnen uit de kraaktijd organiseert hierop een inzamelingsactie onder voormalige krakers. Binnen een mum van tijd wordt er f 35.000,- bij elkaar gebracht. De schadevergoeding kan betaald worden en het restant wordt deels aan een groot feest gespendeerd en deels gestort in het proefprocessenfonds van de Vereniging Sociale Advocatuur Amsterdam ter bekostiging van hogerberoepzaken, waarbij principi�le juridische of politieke stellingnames aan de orde zijn.

Omdat het onderling niet gebruikelijk was elkaars achternamen prijs te geven, ontstond er een cultuur waarin aan ieders voornaam een bepaalde omschrijving werd toegevoegd, zodat vooral bij veel voorkomende namen, de een gemakkelijk van de ander onderscheiden kon worden. Het meest gebruikelijk was een korte verwijzing naar de naam of het adres van het pand waar de kraker woonde, zoals Peter van Ostade, Joost Pakhuis of Kees Stad. Maar ook lichamelijke kenmerken werden gebruikt: Dikke Frans, Kleine Joost, Grote Nel en Kleine Nel, Lange Kees of Bert Neus. Opvallende haardracht maakte het ook gemakkelijk: Rooie Pietje en Rooie Fons, Karin Rosso en Peter Langhaar; bij anderen verwees de toevoeging naar specifieke bezigheden: Hans Foto, Geert Bluf!, Kees Fiets, Erik Rookbom of Peter Hopi (vanwege zijn interesse voor indianen). De afkomst kon ook een criterium zijn: Geert Burgemeester, Evert Dominee of Hans Groningen. Vrouwen cre�erden soms aparte bijnamen voor mannelijke collega's: Vieze Martin, Koos Voos of Mooie Fons. Ook degenen die wat bijzonders hadden meegemaakt werden op speciale wijze vernoemd, zoals Jos Los (maanden vast na de Grote Wetering) en Guus Nekschot (naar aanleiding van de knokploegaanslag in '81). Als al deze categorie�n geen uitkomst boden, was er altijd wel een ander persoonlijk kenmerk waarmee krakers konden worden aangeduid: Frank Punk en Frank Filo (die een blauwe maandag filosofie studeerde), Ouwe Simon (door de laatste generatie zo genoemd omdat hij 1980 nog had meegemaakt), Maarten Decibel (die altijd zo uitbundig van zich liet horen) of Ruige Ruud (niet vanwege zijn levenswijze, maar omdat hij altijd zoveel ruwe rietsuiker in zijn koffie dronk).

Een van de meer verborgen achtergronden van de verbondenheid tussen krakers vormde het enorme aantal onderlinge relaties. De beweging vormde voor de betrokkenen een grote vijver waaruit naar hartelust gevist kon worden. Kraakpaartjes waren dan ook een alom aanwezig fenomeen en een niet onbelangrijke motivatie om bij de beweging betrokken te blijven. Nu is het wel zo dat al het onderlinge geflirt en rokkengejaag bij vrouwen nogal eens verkeerd viel. In het van actie doortrokken kraakmilieu waren mannen sowieso al sneller geneigd om zich nogal hanig en stoer te gedragen. Dit gedrag werd alleen maar bevorderd doordat vrouwen gedurende de hele geschiedenis in de minderheid zijn geweest.

Veel vrouwen voelden zich niet serieus genomen of gelijkwaardig aan de mannen als het op actie aankwam. Dit werd soms als beklemmend ervaren of zelfs regelrecht bedreigend en seksistisch. Er zijn dan ook de hele geschiedenis door regelmatig pogingen geweest om de ingesleten traditionele rolpatronen in eigen kring ter sprake te brengen.12 Pogingen die door sommige mannen zo serieus werden genomen dat er aparte mannenpraatgroepen in de scene ontstonden. Hoewel de onderlinge banden ook wel eens knelden, betekende het leven in de kraakbeweging zoveel, dat een onmiddellijke breuk zou leiden tot een acute identiteitscrisis. Desalniettemin zijn alle krakers van lieverlede teruggekeerd in de burgermaatschappij. Het moge duidelijk zijn dat het een ondoenlijke taak is om hier aan te geven wat er uiteindelijk van het omvangrijke en zeer gem�leerde kraakgezelschap terechtgekomen is. Volstaan wordt met het aangeven van een paar opvallende tendensen.

Om te beginnen speelde een of andere vorm van carri�replanning voor de meesten nauwelijks een rol van betekenis. Met de keuze om te kraken werd de eigen individuele toekomst, in ieder geval voorlopig, ondergeschikt gemaakt aan veranderingen in het hier en nu. De reikwijdte van deze ingrepen beperkte zich echter vaak tot de directe omgeving: het eigen pand, de straat of de buurt. Zelden of nooit waren de acties van de kraakbeweging in eerste instantie gericht op grootschalige stedelijke, laat staan landelijke hervormingen. De aanval op de gevestigde orde mag nog zo fel zijn geweest, de behoefte om deze naar eigen inzicht in te richten of zelfs over te nemen was goeddeels afwezig. Om te voorkomen dat de krakers tegen elkaar zouden worden uitgespeeld, achtte men het strategisch van belang om niet over te gaan tot het formuleren van alternatieven. In de sporadische gevallen, onder andere bij Wijers, dat men deze opstelling verliet, leidde dat dan ook onherroepelijk tot interne verdeeldheid. Binnen de kraakbeweging bestond van het begin af aan een weerzin tegen alles wat met macht omgeven was. Ze beperkte zich daarom doorgaans tot primaire eisen en hoe de machthebbers die zouden moeten inlossen, dienden ze zelf maar uit te zoeken.

Het is een gedeeltelijke verklaring voor het feit dat krakers na hun actieve loopbaan nauwelijks op beleidsbepalende posities binnen bijvoorbeeld de politiek, de media of de wetenschap terecht zijn gekomen. In ieder geval in veel mindere mate dan de protestgeneratie v��r hen, die wel uitdrukkelijk streefde naar ingrijpende maatschappelijke veranderingen en uiteindelijk in groten getale zelf op het pluche neerzeeg. Een ander deel van de verklaring is dat die posities, mocht er al interesse voor zijn, op het moment dat de meeste krakers afhaakten simpelweg door de generatie van de jaren zestig en begin zeventig bezet werden gehouden.

Aan de andere kant is het ook niet zo dat krakers er dan maar genoegen mee namen zich als brave en onderdanige werknemers stapje voor stapje een weg omhoog te banen op de carri�reladder. De zelfwerkzaamheid heeft haar sporen nagelaten. Een groot deel van de krakers is voor zichzelf begonnen of heeft in kleine groepen de bedrijfjes die ze in de kraaktijd hebben opgezet, verder uitgebouwd. Onder de laatste categorie vallen bijvoorbeeld een hele reeks drukkerijen en kleine aannemersbedrijfjes.

Het is niet verwonderlijk dat veel ex-krakers de voorkeur gaven aan vrije beroepen als muzikant, toneelspeler, schrijver, grafisch vormgever, beeldend kunstenaar, fotograaf, bergbeklimmer, advocaat, taxichauffeur et cetera. Opvallend is verder het grote aantal voormalige krakers dat, vaak als freelancer, in de media terecht is gekomen. De vaardigheden aangeleerd binnen de kraakbeweging vormden voor velen een uitstekende opstap om bij de gevestigde media emplooi te vinden. Een groot aantal kwam terecht in de schrijvende journalistiek en research. Bovendien bleek de beweging een prima leerschool voor een aantal beroepen binnen de (documentaire)film , radio- en televisiewereld. Vele voormalige krakers werken of werkten als filmproducent, geluids- of cameraman/vrouw, programmamaker, decorbouwer of als presentator/trice. Voor een kleine groep vormden de bezigheden binnen de beweging een springplank voor een carri�re in het bedrijfsleven. Een enkeling die actief was in de muziekscene werd bons bij een platenmaatschappij, voor een ander was de ervaring achter de bar van het kraakcaf� een stimulans om als biergroothandelaar aan de weg te timmeren. Een deel van de voormalige krakers zocht na de stormachtigheid van de beweging de rust van de studeerkamer en werkte aan een promotieonderzoek. Een enkeling heeft het inmiddels tot hoogleraar geschopt. Anderen hebben hun door de jaren heen gewonnen expertise op het gebied van de huisvestingsproblematiek ingezet in allerlei organisaties, zoals huurdersverenigingen en woningbouwcorporaties.

Een ander terrein waarop krakers zich na hun actieve loopbaan in de beweging manifesteren is dat van de non-profitorganisaties op het gebied van onder meer het milieu en de internationale solidariteit. De ruime ervaring met het organiseren van acties was voor verschillende organisaties, bijvoorbeeld de Vereniging Milieudefensie, een van de redenen om voormalige krakers binnen te halen.

De kleine minderheid die uiteindelijk in de politiek terechtkwam, maakt vooral carri�re op lokaal niveau, als gemeenteraadslid of buurtwethouder namens de PvdA of GroenLinks. Representanten van de protestgeneratie uit de jaren zestig wordt nog wel eens voor de voeten geworpen dat ze op de door hen bemachtigde beleidsbepalende posities al snel hun vroegere idealen verkwanselden. Voormalige krakers zullen veel minder met hun verleden achtervolgd worden. De aloude kloof tussen theorie en praktijk werd binnen de kraakbeweging opgeheven. Krakers zijn nooit zo hemelbestormend geweest als hun voorgangers. Ze geloofden niet in de grote, revolutionaire verhalen en waren veel praktischer ingesteld. Geldt voor vele idealen van de protestgeneratie, zoals een diep ingrijpende democratisering en een radicale herverdeling van bezit, dat ze verder weg lijken dan ooit, de ex-krakers kunnen zich vastklampen aan het feit dat bijna alles is bereikt waar in en om de kraakbeweging voor gestreden is.

Wie de feiten op een rijtje zet, kan er niet omheen dat veel thema's die in de kraakbeweging een rol speelden van de politieke agenda zijn verdwenen, niet omdat er geen interesse meer voor bestaat, maar omdat aan de eisen die ermee gepaard gingen inmiddels in zijn geheel of in ieder geval vergaand tegemoetgekomen is.

Om te beginnen de woningnood. We begonnen deze geschiedenis met de vaststelling dat de woningnood een probleem van alle tijden is, maar zelfs wie de strengste normen hanteert, moet toegeven dat eind jaren negentig in vergelijking met de jaren zestig en zeventig de ergste nood gelenigd is. Het grootste probleem is niet langer een tekort aan woningen - er wordt zelfs al gespeculeerd over een toekomstig woningoverschot -, maar het feit dat door de sterk gestegen prijzen van zowel huur- als koopwoningen de laagste inkomensgroepen nogal eens in de problemen raken.

Jongerenhuisvesting (HAT) als aparte categorie bestaat niet meer en is ge�ntegreerd in het volkshuisvestingsbeleid. De HAT-regeling werd afgeschaft, mede omdat alle hiervoor in aanmerking komende panden inmiddels verbouwd waren en zich geen geschikte nieuwe panden meer aandienden. In totaal zijn met behulp van de regeling alleen al in Amsterdam zo'n kleine vierduizend wooneenheden gerealiseerd; bijna allemaal in gekraakte panden buiten het reguliere woningbestand om, in voormalige bedrijfsgebouwen, scholen et cetera. Driekwart hiervan heeft gemeenschappelijke voorzieningen of is geschikt gemaakt voor woongroepen.13 In juni 1996 wordt het laatste 'verhatte' kraakpand opgeleverd: de in 1978 gekraakte voormalige Sociale Academie aan de Weteringschans. Alles bij elkaar genomen zijn er in Amsterdam zo'n tweehonderd kraakpanden aangekocht en verbouwd. In het hele land zijn zeven- tot achtduizend krakers uiteindelijk gelegaliseerd in rond de vierhonderd kraakpanden.14

Niet alle kraakpanden zijn ontruimd of verhat. Onder krakers is de HAT-regeling nooit populair geweest, omdat ze hierdoor een groot deel van de zeggenschap over hun eigen ruimte kwijtraakten. Vaak werd meegewerkt tegen wil en dank. Vanaf het eind van de jaren tachtig kochten daarom de bewoners van een groeiend aantal kraakpanden hun eigen pand aan en namen de verbouwing en het beheer in eigen hand. Met een ruimere erfpachtregeling kwam men de krakers tegemoet, terwijl instellingen als de Triodosbank de nodige kredieten verschaften.

Een van de bekendste eigen aankopen is het complex 'Vrankrijk' aan de Spuistraat in Amsterdam. Deze deal kwam echter pas tot stand nadat krakers de eigenaar onder grote druk gezet hadden om af te zien van zijn plannen voor sloop en de bouw van luxeappartementen.15

Hier en daar kom je nog panden tegen die op eigenaardige wijze aan de ontruimings- en legaliseringsgolf ontkomen zijn. Zo is het voormalige kantoor en opzichtershuis van Rijkswaterstaat op het eilandje aan het begin van het Amsterdam-Rijnkanaal in 1985 gekraakt, zonder dat iemand het iets lijkt te kunnen schelen. Pas in 2011 wordt de kraker na 26 jaar vriendelijk doch dringend verzocht zijn biezen te pakken, omdat het kanaal verbreed zal worden en het huis gesloopt. Een bijzonder geval is ook het pand Nieuwezijds Voorburgwal 22. In 1970 werd dit door kabouters voor de eerste maal gekraakt, om korte tijd later weer ontruimd te worden. Een volgende poging in 1973 had meer succes: een woongroep van acht personen kraakte de drie boven het restaurant gelegen etages en kreeg na verloop van tijd door de toenmalige eigenaar een verbruikerscontract aangesmeerd van f 500,-. Door de successieve verhogingen van het watergeld is het bedrag in 1999 opgelopen tot f 750,-. Mocht dit voor de huidige vier bewoners nog te hoog zijn, dan kunnen ze altijd nog ingaan op de onlangs door de nieuwe eigenaar aangeboden oprotpremie van f 200.000,-.

De kraakbeweging draaide echter niet alleen om de jongerenhuisvestingsproblematiek. Krakers opereerden, zoals we gezien hebben, op tal van actieterreinen. Ook deze zijn langzamerhand voor een groot deel op de achtergrond geraakt, omdat het doel geheel of gedeeltelijk bereikt is. De Centrumpartij en de Centrumdemocraten zijn inmiddels uit alle vertegenwoordigende lichamen weggevaagd, de sluiting van de twee Nederlandse kerncentrales in Dodewaard en Borssele is nog slechts een kwestie van tijd, en de apartheid in Zuid-Afrika behoort officieel tot het verleden. Op andere terreinen is vanuit het perspectief van de voormalige actievoerders een enorme stap voorwaarts gezet. Dat er sinds de jaren zeventig een onstuitbare opmars van vrouwen in het openbare leven heeft plaatsgevonden, zal door weinigen ontkend worden. Voor jonge vrouwen is die felbevochten zelfstandigheid tegenwoordig niet meer dan vanzelfsprekend. En wat de militaristische tendensen binnen de samenleving aangaat, sinds het einde van de koude oorlog is de dienstplicht afgeschaft en houdt het leger zich alleen nog bezig met 'vredestaken'.

Naast de jongerenhuisvesting zijn dit slechts een paar voorbeelden van actiedoelen uit de jaren zeventig en tachtig waarop langzamerhand zoveel resultaat geboekt is, dat vrijwel niemand er nog de barricades voor op gaat. Het zou op z'n zachtst gezegd nogal overtrokken zijn om al deze ontwikkelingen op het conto van de kraakbeweging te schrijven. Krakers vormden geen maatschappelijk ge�soleerde voorhoede die veranderingen afdwong, hun verzet gold eerder als de meest radicale articulatie van een veel bredere golf van veranderingsgezindheid. De doelen die de beweging voor ogen stonden, konden op begrip rekenen bij brede lagen van de bevolking en werden maar al te vaak op meer gematigde toon verwoord door van overheidswege gesubsidieerde of anderszins ge�nstitutionaliseerde organisaties.

Neem opnieuw de jongerenhuisvesting. Van alle thema's waarmee men zich bezighield, is hier de invloed van de kraakbeweging het meest direct aanwijsbaar. Desondanks is het onwaarschijnlijk dat zonder het optreden van de kraakbeweging het tekort aan jongerenhuisvesting niet aangepakt zou zijn. Zoals in de eerste hoofdstukken aan de orde werd gesteld, waren bijna vanaf het ontstaan van de kraakbeweging tal van maatschappelijke organisaties met jongerenhuisvesting bezig. Zelfs van overheidswege werd het probleem niet alleen onderkend, maar waren ook de eerste aanzetten gegevenbijvoorbeeld met de HAT-nota uit 1975 - om er iets aan te gaan doen. Echter, afgaande op de bestuurlijke en ambtelijke activiteit voor en na de krakersoproeren van begin jaren tachtig, kan niet anders dan geconcludeerd worden dat het radicale en openlijke verzet tegen de rechtsorde en het hiermee gepaard gaande gebruik van geweld een adequaat middel is gebleken om de aanpak van de jongerenhuisvesting in een stroomversnelling te brengen.

Hoewel op het vlak van de jongerenhuisvesting de impact het duidelijkst naar voren komt, heeft de beweging op de andere terreinen een vergelijkbare rol gespeeld. Een van de belangrijkste eigenschappen van de kraakbeweging was de veerkracht om in te haken op reeds in gang gezette maatschappelijke ontwikkelingen en deze met een reeks onorthodoxe maatregelen in dezelfde richting voort te stuwen. Hoe nauwer dit verzet aansloot bij opvattingen in de samenleving en de hieruit gevormde organisaties, des te sneller deze ingrepen tot concrete resultaten leidden.

De prijs die voor al dit verzet betaald moest worden, bestond vooral uit de vaak rake klappen die op straat door de MEme en de 'stillen' uitgedeeld werden en de talloze arrestaties. Hoewel de krakers zelf op straat ook hun mannetje stonden, hebben ze aan die matpartijen toch meer blijvend letsel overgehouden dan de goedbeschermde overheidsdienaren.

Behalve lichamelijke kwetsuren zijn er ook nogal wat innerlijke wonden geslagen. Vele honderden krakers zijn tijdens hun actieve loopbaan gearresteerd. Maar ondanks het feit dat er relatief maar een klein aantal voor meer dan ��n of twee dagen vastzat - de meesten stonden na een paar uur weer op straat - en een nog kleiner aantal voor de hem of haar aangerekende daden uiteindelijk veroordeeld is tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waren de intimidatie en de eenzame opsluiting die vele arrestanten hebben moeten ondergaan ingrijpende gebeurtenissen die menigeen niet in de kouwe kleren zijn gaan zitten.


19 september 1981, demonstrant delft het onderspit bij de blokkadeactie van de kerncentrale in Dodewaard.

Al jarenlang wordt het einde van de kraakbeweging aangekondigd. Menige ontruiming gaat gedurende de jaren negentig in de media gepaard met de mededeling dat het hier toch echt het 'laatste bolwerk' betreft. Maar keer op keer blijken krakers zich verschanst te hebben in weer een volgend bastion. Ondanks het getoonde vermogen te volharden in de meest kraakonvriendelijke omstandigheden, lijkt op de drempel van het nieuwe millennium aan de odyssee der krakers toch een definitief einde te komen.

Bij de vaststelling dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de neergaande lijn van de afgelopen jaren binnen afzienbare tijd nog omgebogen kan worden, speelt een aantal factoren een rol. Ten eerste is natuurlijk de aangescherpte anti-kraakwetgeving niet bepaald bevorderlijk voor het bestaan van een grote en actieve kraakbeweging. Er is echter ook sprake van een minder repressieve ontwikkeling die de overgebleven krakers de wind uit de zeilen dreigt te nemen. 'Al decennia lang fungeren de woonwerkpanden als broedplaats voor activiteiten op het gebied van beeldende kunst, bouwkunst, podiumkunst (theater- en dansgezelschappen, popgroepen, dance etc.), vormgeving, film en alle andere denkbare disciplines. Ook vormen zij dikwijls een aanvulling op het voorzieningenniveau in de buurt (bijvoorbeeld een eetlokaal, buurtpodium, cr�che, vergaderruimte etc.). Een belangrijk stedelijk economisch element wordt gevormd door derondom deze disciplines aanwezigeconglomeraten van samenhangende en veelal samenwerkende kleinschalige en innovatieve bedrijvigheid.' Deze passage zou rechtstreeks overgenomen kunnen zijn uit een brochure waarmee de woonwerkpanden hun bestaan rechtvaardigen en zich teweerstellen tegen aanstaande ontruimingen. Ze vormt echter de inleiding van een in juni 1999 door de gemeente Amsterdam uitgebrachte startnotitie voor de beleidsontwikkeling rond woonwerkpanden. Een complete stad swingt is de veelzeggende titel.16 Tot hun schrik lijken de politici en beleidsmakers ten stadhuize tot de ontdekking gekomen te zijn dat de stad weliswaar netjes is opgekalefaterd, maar dat er tussen de bedrijven door niet veel anders meer te doen is dan zielloos consumeren.


18 juli 1988, de woonwerkpanden in de Conradstraat worden ontruimd.

Al in 1984 was voor de kraakbeweging de oprukkende cityvorming een van de belangrijkste redenen om zich te verzetten tegen de ontruiming van het woonwerkpand Wijers. Sinds de krakers op straat zijn gezet, is een hele reeks nieuwe woonwerkpanden gekraakt, soms gelegaliseerd, maar meestal weer ontruimd. De laatst overgebleven panden waren eind jaren negentig gelegen aan de oevers van het IJ. Toen ook hier het ontruimingsspook weer opdoemde, verenigden deze panden zich samen met enkele andere grote kraakpanden in het 'Gilde van Woonwerkgebouwen aan het IJ' en bestookten ze de gemeenteraad met adressen om hun zaak te bepleiten. En met redelijk succes, zoals het zich begin 2000 laat aanzien. Er staat een waar broedplaatsenbeleid op stapel. Miljoenen euro's zullen in de komende jaren door de gemeente Amsterdam ge�nvesteerd worden om nog iets van de binnen de kraakbeweging tot stand gekomen woonwerkcultuur te behouden.17 Sommige bestaande woonwerkpanden zullen gelegaliseerd worden, andere door de gemeente zelf gecre�erd.

Wat is een stad nog zonder vrijplaatsen voor jongeren, zonder plekken waar mensen de tijd en ruimte nemen om te kunnen doen wat juist niet van ze verwacht wordt? Het zijn vragen die ook buiten Amsterdam de besturen van de keurig aangeharkte gemeentes in toenemende mate lijken bezig te houden. Neem nu 'Hotel Bosch' in Arnhem. Niets leek de sloop van dit in 1978 gekraakte pand, dat jarenlang gold als het langst gekraakte pand van Nederland, te kunnen tegenhouden. Maar eind 1999 ziet de gemeente plotseling toch mogelijkheden voor aankoop. En in Den Haag zit men behoorlijk in de maag met de toekomst van het in 1980 gekraakte woonwerkpand de 'Blauwe Aanslag'. Krakers en gemeente vechten voor de Raad van State een jarenlange bodemprocedure uit over de geplande verbreding van de ringweg waarvoor het pand zou moeten wijken. De gemeente heeft inmiddels al wel enkele alternatieven aangedragen waar de activiteiten zouden kunnen worden voortgezet. De 'Blauwe Aanslag' wordt in 2003 ontruimd en gesloopt, maar het terrein ligt anno 2012 nog steeds braak.

Lang niet alle begin 2000 nog gekraakte woonwerkpanden zullen door het broedplaatsenbeleid omhelsd worden. Bovendien blijft het natuurlijk de vraag of dat wat tot bloei kon komen juist omdat het buiten alle gevestigde kaders om tot stand kwam, kan voortleven binnen diezelfde kaders. Desalniettemin behoort het aanstaande broedplaatsenbeleid samen met het begin jaren tachtig ingezette aankoopbeleid tot de belangrijkste concrete resultaten die de acties van de kraakbeweging hebben opgeleverd. Het valt te verwachten dat het aan de jarenlange zwerftocht van veel krakers een einde zal maken.

Naast de anti-kraakwetgeving en het aanstaande broedplaatsenbeleid is er nog een derde factor in het spel die zo goed als uitsluit dat het ineenschrompelen van de kraakbeweging een halt kan worden toegeroepen. Om hier de vinger op te leggen keren we terug naar de roemruchte jaren zestig. Als een vloedgolf overspoelde indertijd een nieuwe naoorlogse generatie het sociale, politieke en culturele landschap. Grote groepen nieuwkomers eisten hun plaats in de samenleving op. Die eis bestond niet simpelweg uit een integratie in de bestaande structuren, maar ging gepaard met de roep om vergaande maatschappelijke veranderingen.

Terwijl de verschillende generaties eind jaren zestig, begin jaren zeventig hun conflicten uitvochten, werd onder de oppervlakte het fundament gelegd waarop de kraakbeweging tot bloei kon komen. Nadat jarenlang achter de feiten aan was gelopen, vond veel van datgene wat in de jaren zestig in gang was gezet medio jaren zeventig zijn bekroning tijdens het eerste kabinet-Den Uyl. Stapje voor stapje werden de maatregelen ingevoerd die het jongeren toestonden zich van het thuisfront los te maken en in alle vrijheid om zich heen te kijken. Door opeenvolgende aanpassingen van de Bijstandswet lag eind jaren zeventig een uitkering klaar voor iedereen vanaf zestien jaar. Studeren kon tot in de eeuwigheid en er stond ook nog een riant beurzenstelsel tegenover. Bovendien kende het kabinet-Den Uyl iedereen vanaf achttien jaar het recht toe op zelfstandige huisvesting.

Deze door de geest van de jaren zestig ge�nspireerde omstandigheden werden door de aanstormende krakers optimaal uitgebuit. Wanneer de kraakbeweging aan het einde van de jaren zeventig in alle grote steden van Nederland flink wortel begint te schieten, staat ze dan ook met minstens ��n been nog in de traditie van de omwentelingen die tien jaar eerder op gang kwamen.

Op hetzelfde moment echter dat de krakers massaal het toneel betreden, wordt onder het kabinet-Van Agt/Wiegel een begin gemaakt met de restauratie. Veel van de maatregelen die het kraken op zo'n grote schaal �berhaupt mogelijk maakten, worden in de volgende jaren stuk voor stuk teruggedraaid. Het voert hier te ver om in het kader van deze geschiedenis na te gaan hoe dit proces van disciplinering van de jeugd precies verlopen is. We kunnen volstaan met het aangeven van de omstandigheden zoals die aan het eind van de jaren negentig gelden. Jongeren tot drie�ntwintig jaar hebben geen recht meer op een uitkering, maar worden als ze geen inkomen hebben verplicht tewerkgesteld. Ook studenten en scholieren zijn in een strak keurslijf geperst. Met een minimale tempobeurs mogen studenten nog maar vijf jaar over hun studie doen. Wie echter niet in staat is om elk jaar ten minste de helft van de vereiste studiepunten te halen, moet de beurs terugbetalen, met rente. Om ervoor te zorgen dat de toekomstige studenten dit studiejuk zonder problemen kunnen dragen, is in 1999 het studiehuis ingevoerd, dat de scholieren van vroeg tot laat aan het werk houdt.

De ruimte om naast de studie enig maatschappelijk engagement te tonen is allang om zeep geholpen. In de tijd die studenten nog rest naast de studie wordt met bijbaantjes de schamele beurs aangevuld. Het zijn kortom geen omstandigheden die jongeren de straat op drijven, laat staan dat het uitnodigt tot een actieve carri�re binnen de (kraak)beweging.

Vanuit dit perspectief is het regelmatig hoorbare geklaag van de hemelbestormers uit de jaren zestig over de geringe maatschappelijke betrokkenheid van de jongere generaties nogal misplaatst. De hernieuwde disciplinering mag dan in gang gezet zijn door verstokte conservatieven uit het CDA en de VVD, vanuit de PvdA en D66 is er, zolang ze in de regering zitten, weinig weerwerk geleverd. En juist deze partijen worden al jaren gedomineerd door de babyboomers van de protestgeneratie. De nieuwe generaties blijft weinig anders over dan zich kritiekloos in te voegen op gebaande paden. Een andere keuze betekent onder de huidige omstandigheden een bestaan aan de zelfkant van de samenleving, zonder vast inkomen en zonder opleiding.

Aan het begin van het nieuwe millennium lijkt de fakkel van verzet die vanaf de jaren zestig van generatie op generatie is doorgegeven, uit te doven. Hoewel vanuit de laatste kraakpanden het vuur af en toe nog opflakkert wanneer ze als uitvalsbasis dienen voor een of andere actie, fungeren ze vooral als vluchthaven tegen de al te opdringerige buitenwereld. Veel kans dat er nog nieuwe panden bij komen waarin krakers de gelegenheid krijgen zich voor langere tijd te nestelen, is er niet meer. De nieuw gekraakte onderkomens bieden vaak hooguit nog maar voor een paar maanden huisvesting, waarna het kraakvolk, al dan niet van hogerhand gesommeerd, weer verder trekt. Het aantal kraken waarbij nog met de nodige ophef aan de buurt wordt verkondigd dat en waarom er gekraakt wordt, neemt dan ook zienderogen af. Het is steeds meer in het belang van de overgebleven krakers zo weinig mogelijk ruchtbaarheid te geven aan de kraak. In die zin is de beweging weer terug bij af. Ook in de jaren zestig zochten de toenmalige clandestiene bewoners vooral vergeten en vervallen woningen op, in de hoop er zo lang mogelijk met rust te worden gelaten.

Ondanks de povere perspectieven is het onwaarschijnlijk dat krakers voorgoed uit het straatbeeld zullen verdwijnen. Zelfs onder de huidige zware omstandigheden zullen er altijd wel jongeren blijven die voor korte of langere tijd in de beweging opgaan. De al langer bestaande tendens echter dat het kraken terrein prijsgeeft aan acties tegen allerlei andere misstanden, zal zich voortzetten. Maar ook in de toekomst kunnen nog genoeg grote en kleinere schandalen rond gebouwen opgerakeld worden; louche huisjesmelkers en nietsontziende projectontwikkelaars zullen altijd weer de kop opsteken.

Desalniettemin komt het voor toekomstige generaties goed uit dat ze in hun jacht op onrecht niet meer afhankelijk zijn van steeds weer nieuwe kraakpanden die als uitvalsbases dienen. Uit het verleden gaat een redelijk uitgebreide infrastructuur mee de eenentwintigste eeuw in, die door een reeks van legaliseringen en 'eigen' aankopen veel minder kwetsbaar is dan vroeger. Juist hier kan de beweging overleven. Of echter de nieuwe generaties van krakers nog omvangrijk en gemotiveerd genoeg zullen zijn om die in stand te houden, is de grote vraag.

Sommigen zullen er geen traan om laten als ook de laatste opstandige elementen het veld ruimen. Zij beschouwen alles wat heden ten dage nog herinnert aan het protest dat in de jaren zestig grootschalige maatschappelijke veranderingen op gang bracht als 'te ver doorgeschoten'. Vooral de tolerantie en de individualisering moeten het in dit opzicht ontgelden; die worden aangewezen als de bron van al het kwaad in de huidige samenleving.

Maar van protest alleen is nog nooit een samenleving te gronde gegaan, wel van de zelfgenoegzaamheid van de macht. Mocht de (kraak)beweging definitief van het toneel verdwijnen, dan is er werkelijk reden om ons zorgen te gaan maken.


Noten [9] Tegen de stroom in

1. Officieel werd de Leegstandwet van kracht op 1 januari 1986, maar de inwerkingtreding van het anti-kraakgedeelte volgde pas een jaar later.

2. Open brief aan de Tesselschadestraat. Afkomstig van kraakcaf�/kraakgroep 'De Harde Kern', 2 oktober 1989. De Harde kern wordt in de jaren negentig omgedoopt tot het 'Autonoom Centrum' en richt zich in het bijzonder op het ondersteunen van illegale vluchtelingen.

3. Geregeld worden er bij ontruimingen in de jaren negentig nog stoeptegels en verkeersborden op straat geworpen, maar nooit meer in die mate zoals in de jaren tachtig. Uitzondering vormt misschien in april 1996 de barricade bij de ontruiming van de panden aan het Zeeburgerpad in een industriegebied in Amsterdam-Oost. Deze is echter zover van de bewoonde wereld verwijderd dat weinigen hem zullen hebben opgemerkt.

4. Bluf! 313, 1 april 1988.

5. Naast een hele reeks van kleinere blaadjes in diverse steden zijn er na het begin van de jaren tachtig ook nog enkele grotere bewegingsbladen opgericht en weer ondergegaan: o.a. De Zwarte (Den Haag 1983-1990), Lekker Fris (Nijmegen 1989-1995), Fahrenheit 451 (Utrecht 1994-1998). Behalve Ravage zijn er in 1999 nog twee andere bladen die regelmatig verschijnen: Activist O24 (Nijmegen 1996-2005) en Dusnieuws (Leiden 1997-2003).

6. De eerste 'ouwe-lullenavond' wordt reeds medio jaren tachtig ingesteld in het kraakcaf� van 'Vrankrijk'.

7. Begin januari 2000 krijgen de ten onrchte gearresteerden f 2500,- p.p. smartengeld toegekend.

8. Eind december 1999 winnen enkele kraakwachten een kort geding dat ze hebben aangespannen tegen de eigenaar. Ze eisten dat ze, op basis van hun maandelijkse vergoeding van f 450,-, als huurders erkend zouden worden, met alle bijbehorende rechten van dien. Of met deze uitspraak het fenomeen kraakwacht zijn langste tijd heeft gehad, zal de toekomst leren.

9. Eerste generatie 1000, tweede 5000, derde 15000, vierde 10000, vijfde 3000, zesde 1000.

10. Zie bijvoorbeeld het eerder gememoreerde onderzoek Krakers en Amsterdam; meningen van krakers en Amsterdammers. Baschwitz Instituut voor Massapsychologie en Openbare Mening van de Universiteit van Amsterdam, augustus 1982. (Het betreffende onderzoek is uitgevoerd in het voorjaar van 1982). De steun voor de kraakbeweging bedraagt hier, ondanks alle voorgaande geweldsuitbarstingen van krakers en politie in 1980 en 1981, nog altijd 78%.

11. In 1998 en 1999 treedt een kraker veelvuldig op in een commercial van de Postbank. 12. Over de treurige belevenissen van sommige vrouwen en de ingesleten traditionele rolpatronen binnen de kraakbeweging zijn in de loop der jaren drie studies verschenen: - Huijsman, C., Meer mannen, minder mensen of: nog te vroeg om afstand te nemen?, scriptie, Universiteit van Amsterdam, vakgroep sociologie en gebouwde omgeving, Amsterdam 1989. - Tricht, J. van, De kraakbeweging lang de feministische meetlat, scriptie, Universiteit van Amsterdam, vakgroep vrouwenstudies, Amsterdam 1995. - Metz, J., Het gekraakte ideaal - Seksisme en omgangsvormen binnen radicaal links, Amsterdam 1998.

13. Projectgroep HAT, Amsterdam 1980 - 1995, Uitgave van de gemeente Amsterdam, april 1996, blz 61.

14. Het blijft een schatting, precieze gegevens zijn niet bekend.

15. 'Gezien de ontwikkelingen van de laatste weken, waarbij U ons zowel zakelijk als priv� hebt geschaad door talloze anonieme telefoontjes, zogenaamd door ons geplaatste advertenties in dagbladen en andere schadelijke acties, het geen culmineerde in de brandstichting in ons bedrijfspand dat daardoor voor 80% uitbrandde, delen wij U hierbij mede dat wij afzien van onze plannen tot ontruiming van het perceel Vrankrijk. Wij vertrouwen dat U daarmee ook uw acties staakt. Mocht u nog ge�nteresseerd zijn in de aankoop van het pand, dan vernemen wij dat nog wel van U', aldus Beheer- en beleggingsmaatschappij Schiethaven B.V. in een brief aan de krakers op 11 februari 1991.

16. Een complete stad swingt, Startnotitie beleidsontwikkeling ateliers en woonwerkpanden, organisatievoorstel, Gemeente Amsterdam, Rosita Mertens, Bestuursdienst/ROIB & Jurgen Hoogendoorn, Stedelijke Woning Dienst, juni 1999.

17. Project Broedplaats; plan van aanpak, Projectmanagementbureau Amsterdam, in opdracht van de Stedelijke Woningdienst Amsterdam, concept 21 oktober 1999. Voor het jaar 2000 is door de gemeenteraad een bedrag van 11 miljoen uitgetrokken voor nieuwe broedplaatsen.


Beknopte chronologie en samenvatting per hoofdstuk

[1] Denken in ruimte

november 1964 Redt een pandje, oproep tot bezettingsacties in het studentenblad Propria Cures. 2-11 januari 1965 Bezettingsactie Generaal Vetterstraat, Amsterdam. 12 februari 1966 Aanval van De Telegraaf op clandestiene bezetters op Kattenburg. april 1966 Provo's Witte Huizenplan. zomer 1968 Uitgaven van de 'werkgroep ruimte' van de 'Kritiese Universiteit' van Amsterdam. 21 december 1968 Eerste (mislukte) kraakactie in Nieuwmarktbuurt van de eerste kraakgroep. januari 1969 'Steen des aanstoots' door de ruiten van een makelaar, een onroerend goed maatschappij en het Bureau Woonruimte van de gemeente Amsterdam. 13 februari 1969 Kraakactie Woningburo de Kraker in de Von Zesenstraat. 28 februari 1969 Kraakactie Woningbureau de Kraker Wijttenbachstraat. maart 1969 Oprichting Woningburo de Koevoet. mei 1969 Uitgave Handleiding voor krakers door Woningbureau de Kraker. 6 juni 1969 Eerste kraakactie door Commune Nieuw Nederland. september 1969 Kraakactie in Utrecht aan het Wed. oktober 1969 Ontruiming Wijttenbachstraat. 5 december 1969 Laatste actie van Woningburo de Kraker.


[2] De gelukkige bezitters

december 1969 Oprichting van Aktie'70. januari 1970 'Ik schaam mij, bewoon mij'-actie van Aktie'70. februari 1970 Aktie'70 sluit zich aan bij de kabouterbeweging en vormt het 'Volksdepartement voor Volkshuisvesting' van de Oranjevrijstaat. 22 maart 1970 Eerste grote en openlijke kraakactie van Aktie'70 in de Sarphatistraat. 31 maart 1970 Demonstratie van Aktie'70 tegen de leegstand in de binnenstad van Amsterdam. april 1970 Kraakactie van de Socialistische Jeugd in de Pijp. 20 april 1970 Krakers nemen hun intrek in een door de gemeente ter beschikking gestelde pand op het Singel. 5 mei 1970 Nationale kraakdag. juni 1970 Uitgave Krakerskrant door de 'Verenigde Nijmeegse Krakers'. 7 augustus 1970 Kraakactie en ontruiming 'Tabacco Road'. 30 september 1970 Kraakactie in de Nes van 'Aktie Pandverbeuren'. 24 december 1970 Kerstoffensief van Aktie'70. december 1970 Oprichting van 'De sterke Arm - voor eenheid in de Dapperbuurt' 2 februari 1971 In het Nijmeegse krakersarrest wordt door de Hoge Raad het huisrecht van krakers beschermd. mei 1971 Oprichting van de 'Holding', een samenwerkingsverband van hulpverleningsinstellingen met onder andere het JAC, Release en het Streetcornerwork. oktober 1971 Aankondiging anti-kraakwetgeving door minister Van Agt. najaar 1972 Kraakacties van 'Kraakgroep Amsterdam'. 4 december 1972 Kraakactie van de 'Helpers van Sinterklaas'. Een gelegenheidsactie op de Nieuwezijds Voorburgwal door (voormalige) kabouters met steun van buurtactiegroepen en hulpverleningsinstelllingen. eind 1972 Begin van de kraak van de panden in het dorpje Ruigoord. maart 1973 Indiening van het wetsontwerp voor de Anti-Kraakwet bij de Tweede Kamer. 20 november 1973 Grootscheepse kraakacties van de Holding. december 1973 Oprichting Kraakpandendienst. januari 1975 Oprichting 'Kraakbond' in Utrecht. april 1975 Oprichting 'Komitee Jongerenhuisvesting' in Den Haag. zomer 1975 Oprichting Kraakbond Maastricht.


[3] Wij blijven hier wonen )

voorjaar 1970 Oprichting Aktiegroep Nieuwmarkt 26 januari 1972 Demonstratie in Amsterdam van de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen het Woningwanbeleid. eind 1973 Oprichting Amsterdamse Aktie Partij (AAP april 1974 Instelling van een distributiegroep voor toewijzing van kraakwoningen in de Nieuwmarktbuurt. zomer 1974 Na de gemeenteraadsverkiezingen gaat de Werkgroep Huisvesting van de AAP door met kraakacties en brengt een nieuwe kraakhandleiding uit: Hulp bij het kraken. oktober 1974 Eerste bijeenkomsten van het 'Gezamenlijke Aktiegroepenoverleg'. 22 januari 1975 Eerste bijeenkomst in Amsterdam van de vanuit het Gezamenlijk Aktiegroepenoverleg gevormde 'Werkgroep Leegstand'. Deze werkgroep wordt enkele weken later omgevormd tot de 'Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand' januari 1975 Opzet van kraakspreekuur in de Staatsliedenbuurt. voorjaar 1975 Ontruimingen in de Nieuwmarktbuurt. 21 juni 1975 Kraakdag georganiseerd door de alternatieve jongerenhulpverlening en de Gezamenlijke Aktiegroepen tegen Leegstand. najaar 1975 Uitgave van de eerste druk van de hernieuwde Handleiding voor Krakers.


[4] Een voet tussen de deur

medio 1975 Uitgave van de nota Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoons Huishoudens (HAT) door het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening, dat de aanzet geeft voor een jongerenhuisvestingsbeleid.

29 november 1975 Eerste landelijk kraakoverleg. begin 1976 Oprichting kraakgroep Den Bosch. 18 mei 1976 De Tweede Kamer neemt de Anti-Kraakwet aan. De wet zal echter nooit door de Eerste Kamer in behandeling worden genomen.

begin oktober 1976 Uitgave van eerste nummer Kraakkrant (Amsterdam) 17 februari 1977 Het onderkomen van kraakcaf� De Vergulde Koevoet wordt gekraakt. oktober 1977 Opening boekhandel t Fort van Sjakoo'td> najaar 1977 Het stedelijk en landelijk overleg kraakgroepen wordt nieuw leven ingeblazen in verband met de dreigende behandeling van de Anti-Kraakwet in de Eerste Kamer. 25 maart 1978 Tweede nationale kraakdag 23 november 1978 Ontruiming door ME van enkele slooppanden in de Kinkerbuurt. najaar 1978 Eerste 'haalbaarheidsonderzoeken' om kraakpanden aan te kopen worden uitgevoerd. 20 april 1979 Voor de eerste maal wordt een ontruiming van een distributiewoning in de Staatsliedenbuurt tegengehouden.


[5] Jullie rechtsorde is de onze niet

1 november 1978 Kraak van de 'Groote Keijser'. 26 oktober 1979 Ontruimingsvonnis Groote Keijser. 19 december 1979 Bezetting Raadszaal, Amsterdam. 13 januari 1980 Eerste uitzending Radio de Groote Keijser. 13 februari 1980 Gemeenteraadsdebat over de Groote Keijser 29 februari 1980 Herkraak pand aan de Vondelstraat. 3 maart 1980 Barricades van de Vondelvrijstaat worden met behulp van het leger ontmanteld. 2 april 1980 Kraak luxe-appartementen aan de Prins Hendrikkade. 30 april 1980 Kroningsrellen. mei 1980 Eerste kraakpanden worden aangekocht. 3 juli 1980 Ontruiming, herkraak en opnieuw ontruiming van de 'Vogelstruijs'. 19 augustus 1980 Ontruiming luxe-appartementen aan de Prins Hendrikkade. 9 september 1980 Vogelstruijs wordt voor de derde maal ontruimd. 31 oktober 1980 Onderhandelingen over de aankoop van de Groote Keijser worden afgerond. 2 december 1980 Ontruiming Grote Wetering. 9 februari 1981 'Kantoorlog' als reactie op de ontruiming van 'Pand X', Prinsengracht 715. 16 februari 1981 Vrijstaat de Eenhoorn wordt uitgeroepen in de Piersonstraat in Nijmegen. 23 februari 1981 Ontruiming van de Piersonstraat met behulp van het leger.


[6] Om meer dan woningnood alleen

najaar 1974 Oprichting anti-militaristische actiegroep 'Onkruit'. najaar 1979 Oprichting 'Onkruit-Amsterdam'. mei 1981 Verschijning laatste Kraakkrant. 19 september 1981 Start tweede blokkade-actie van de kerncentrale in Dodewaard. najaar 1981 Eerste uitzendingen Vrije Keijzer Televisie. 20 oktober 1981 Herovering van de Lucky Luijk, nadat de krakers een week eerder door een knokploeg zijn ontruimd. januari 1982 Verschijning Bluf!. 31 juli 1982 Bomaanslag van het Militant Autonomen Front bij het partijbureau van de PvdA. 11 oktober 1982 Ontruiming Lucky Luijk. Als reactie op de rellen wordt de noodtoestand uitgeroepen een deel van Amsterdam.


[7] Doe het zelf!

3 oktober 1981 Kraak van het Wijers-complex. juni 1982 Opening van galerie 'Aorta'. 3 juli 1982 Het bouwterrein van de toekomstige Stopera wordt overvallen door demonstranten; hei-installaties en graafmachines gaan in vlammen op. 14 februari 1984 Ontruiming Wijers. 1 april 1985 De 'voorddeurdelerskorting' voor mensen met een bijstandsuitkering treedt in werking.


[8] Bij nacht en ontij

20 december 1984 Burgemeester Van Thijn wordt de Staatsliedenbuurt uitgejaagd. 12 mei 1985 Anti-papenoproer in Utrecht naar aanleiding van het bezoek van de paus aan Nederland. 16 september 1985 Eerste aanslag van de Revolutionaire Anti Racistische Aktie (RARA) tegen de Makro in Duivendrecht. 25 oktober 1985 Hans Kok overlijdt in een politiecel na de ontruiming van een pand in de Staatsliedenbuurt. 29 maart 1986 In Kedichem wordt een vergadering van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten verstoord. In het hotel waar de vergadering plaatsvindt wordt brand gesticht. oktober 1986 De campagne om de Olympische Spelen naar Amsterdam te halen, loopt uit op een fiasco. december 1986 Verheviging van de bommencampagne van RARA, met drie aanslagen tegen de Makro. De Makro trekt zich hierop in januari terug uit Zuid-Afrika. december 1987 De Politieke Vleugel van de Kraakbeweging (PVK) brengt Parels voor de Zwijnen uit, een rapport over het verval en verraad binnen de actiebeweging in Nederland. 1 april 1988 Verschijning laatste Bluf!. april 1988 Na een mislukte aanslag in Schiedam in januari '88, worden acht actievoerders gearresteerd op beschuldiging van deelname aan RARA. Zeven hiervan worden korte tijd later weer vrijgelaten. 2 november 1988 Onderlinge veldslag tussen de PVK en rest van de beweging. De PVK wordt definitief buiten spel gezet. 19-21 april 1989 Spektakelblokkade van Shell in Amsterdam. juli 1993 Laatste aanslag van RARA.


[9] Tegen de stroom in

1 januari 1987 Door de inwerkingtreding van de Leegstandwet kunnen krakers anoniem gedagvaard worden. 19 januari 1987 Ontruiming 'Mari�nburcht' in Nijmegen. Naar aanleiding van de aangebrachte vernielingen worden enkele weken krakers gearresteerd en uiteindelijk veroordeeld op grond van artikel 140 (deelname aan een criminele organisatie). 18 juli 1988 Ontruiming woonwerkpanden aan de Conradstraat. 20 november 1989 Kraakbarricades in Amsterdam bij de ontruiming van twee panden in de Tesselschadestraat. 26 mei 1990 In Groningen provoceren krakers de ontruiming van het Wolters-Noordhoff Complex. Na enkele gewelddadige uitbarstingen geven ze zich een dag later over. juli 1994 Het deel van de Huisvestingswet treedt in werking waarin het kraken van panden die korter dan een jaar leegstaan, strafbaar wordt gesteld. juni 1996 Oplevering van het laatste pand dat met behulp van de 'HAT-regeling' is aangekocht en verbouwd. juni 1997 Protesten tegen de Eurotop in Amsterdam; meer dan 700 arrestanten worden op grond van artikel 140 gearresteerd. Later worden alle aanklachten ingetrokken. voorjaar 1999 Kraak van de eerste gebouwen die zijn verlaten in verband met de aanleg van de Betuwelijn door GroenFront!. juni 1999 Uitgave van de gemeentelijke notitie Een complete stad swingt, waarmee het 'broedplaatsenbeleid' wordt opgestart. 29 december 1999 Aankoop van het in 1978 gekraakte pand 'Hotel Bosch' in Arnhem. 31 oktober 2000 Laatste grote kraakbarricades in Amsterdam bij de ontruiming van de Kalenderpanden.


Verantwoording van de geraadpleegde bronnen en literatuur

Op enkele dossiers over het kraken in de jaren zestig op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis na, kon ik bij het schrijven van deze geschiedenis volledig terugvallen op de in het Staatsarchief aanwezige literatuur, periodieken, tijdschrift- en krantenartikelen, rapporten en dossiers. Omwille van de leesbaarheid is afgezien van een al te specifieke bronvermelding in de tekst. Het Staatsarchief is echter zeer gedetailleerd ontsloten en omvat enkele duizenden dossiers. Materiaal over vrijwel alle gebeurtenissen, onderwerpen en thema's die in de tekst ter sprake komen, is in aparte dossiers opgenomen. Met behulp van het internet en de hieraan gekoppelde zoekmachines zijn deze dossiers gemakkelijk traceerbaar (www.dds.nl/staatsarchief). Belangstellenden kunnen zich vervolgens wenden tot het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, waarheen het Staatsarchief na de voltooiing van deze geschiedenis is verhuist.

Naast het raadplegen van geschreven bronnen heb ik tussen 1991 en 1999 met vele tientallen krakers en ex-krakers gesproken over de geschiedenis. Soms kortstondig en in het voorbijgaan, andere keren urenlang en tot in de kleinste details.

Vaak was het voor de voormalige krakers de eerste maal dat zij met de relatieve buitenstaander, die ik was, terugkeken op hun eigen geschiedenis. Behalve allerlei feitelijke informatie die in een informele organisatie als de kraakbeweging nu eenmaal niet geboekstaafd werd, heb ik een hoos aan anekdotes over me heen gekregen. Het overgrote deel van deze verhalen is niet in het boek terecht gekomen. Niet omdat al deze verhalen niet interessant genoeg waren of saai, het tegendeel was het geval, maar omdat ik me in dit boek heb willen beperken tot de hoofdlijnen van de kraakgeschiedenis.

Soms was het zeer verleidelijk om een opmerkelijke anekdote in te passen, maar lukte het mij niet om zo'n verhaal langs een andere weg, schriftelijk dan wel mondeling, bevestigd te krijgen.

Hier volgt een lijst, min of meer in volgorde van opkomst, met alle krakers van toen en nu die ik, soms samen met anderen, alles bij elkaar minstens een uur over de geschiedenis heb doorgezaagd.

Ruud Strietman Tjebbe van Tijen Rob Stolk Kim Borkent Henk Nijman

  • Henk van der Kleij

August de Loor Jan van Bemmelen Frans Panholzer

  • Theo van der Giessen

Cok Oostveen

  • Piet Veling
  • Evelien Gans
  • Ruud Marijnen
  • Harri Willems

Amos van Gelderen

  • Jo van der Spek

Ria van Eck

  • Regien Peterse
  • Leen van den Berg
  • Hans van Dorp
  • Erik Willems

Sandra Rottenberg Berry Heessen Bernadette Randag Wijnand Duijvendak Hanneke Willemse Piet Polderman Mar�se Deckers

  • Kees Wouters

Rens Broekhuis

  • Jack van Lieshout

Stan van Houcke

  • Paulien Hilhorst

Peter Spruijt Vincent Rottier Peter Bakker

  • Rob Kuijt
  • Marga van der Schaaf
  • Joost Pothast

Kees Biekert Geert Lovink Evelien Lubbers Wil van der Schans Karin van der Molen Margreet Simons Geert Ritsema

  • Frans de Wit
  • Annegriet Wietsma

Peter Scholten Just Vercruysse

  • Piet-Jan Over
  • Gusta van Eijk

Hans Verdaasdonk Frits van der Heijden Peter van Hoof Fons Broersen Maarten van Ginkel Peter van der Pouw Kraan Yvon Schoenmaker Jehanne Kohn

  • Benjamin van Crevel
  • Eric Heinen
  • Saskia Boddeke

Eveline Lagarde Ine Poppe Gerard Nijssen Pat van Boeckel Hans Wiltschut Frank van der Knoop Frans-Rein Jurrema Nico Jassies

  • Koos Oosterloo
  • Marc Hofman
  • Jan M�ter
  • Hans 'Groningen'

Walter 'P5' Jan Kalvenhaar Sander Janzweert Oscar Vrij Judith Metz 'Grrrt-Jan' Hel�ne Boeren Jochem Zanda Marit Roggeveen Joris Dobbelaer

Met de met een * gemerkte personen zijn uitgebreide vraaggesprekken gehouden in het kader van de totstandkoming van de filmdocumentaire 'De Stad was van ons'(1996). Verslagen, en in sommige gevallen bandopnames, van deze gesprekken zijn te vinden in het Staatsarchief. De uiteindelijke filminterviews zijn twee jaar na het uitkomen van film in hun geheel opgenomen in de bundel De Stad was van ons.

Omdat sommigen ge�nterviewden na het zien van de film onder dreiging van juridische stappen weigerden om mee te werken aan de integrale publicatie van de met hun gehouden filminterviews, is door een aantal ge�nteresseerde uitgeverijen afgezien van publicatie. Geheel in de traditie van de kraakbeweging zijn vervolgens buiten het Staatsarchief en producent Zuidenwind Filmproductions om, de filminterviews in eigen beheer uitgegeven. Ook verslagen van de gesprekken met de meeste andere hierboven genoemde personen liggen in het Staatsarchief.


Literatuur

Baschwitz Instituut voor Massapsychologie en Openbare Mening van de Universiteit van Amsterdam, Krakers en Amsterdam; meningen van krakers en Amsterdammers. Amsterdam, 1982.

Buijs, F.J., Overtuiging en geweld - Vreedzame en gewelddadige acties tegen de apartheid, Amsterdam, 1995.

Dijst, T., De bloem der natie in Amsterdam - Kraken, subcultuur en het probleem van orde, Leiden, 1984.

Duijn, R. van, Provo - De geschiedenis van de provotarische beweging 1965 - 1967, Amsterdam, 1985.

Mamadouh, V., De stad in eigen hand - Provo's, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging, Amsterdam, 1992.

Raad, J.W. van der, Dit pand is gekraakt, Amsterdam, maart 1982.

Raad van kerken, Kraken in Nederland, Februari 1978.

Tasman, C., Louter Kabouter - Kroniek van een beweging 1969 - 1974, Amsterdam, 1996.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Democratie en geweld - Probleemanalyse naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam op 30 april 1980, Den Haag, december 1980.

Wijkcentrum d'Oude Stadt, '...De beste aktiegroep ter wereld...', Amsterdam, 1984.

De Vondelstraat - Verslagen van Radio Stad 29 februari - 3 maart 1980, Amsterdam, 1980.

Halte Jan Luijkenstraat, Amsterdam, 1983.

Rood Rotterdam in de jaren '30. Raket, Rotterdam, 1984.