Constandse, A.L. - Crisis oorlog revolutie (1932)
markdown: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Constandse,_A.L._-_Crisis_oorlog_revolutie_(1932)-markdown.tgz epub: http://anarchief.org/wiki/Bestand:Constandse,_A.L._-_Crisis_oorlog_revolutie_(1932).epub
bron: https://archive.org/details/constandse.crisisoorlogrevolutie/
Crisis, Oorlog, Revolutie.
Door A.L. Constandse
Uitgeverij “De Albatros” 1932
Het Karakter der crisis.
De periode, welke wij thans beleven, behoort tot de allerbelangrijkste in de geschiedenis der menschheid. Niet alleen, dat de huidige crisis reeds duurt sinds 1912, sinds den eersten Balkan-oorlog, doch tevens is ze volkomen internationaal en vertoont steeds dezelfde kenmerken, nl. die van een crisis in het kapitalistisch systeem. Gewoonlijk wijt men haar oorzaken aan de rationalisatie, en terecht zegt men, dat eerst het paard is verdrongen door de machine, doch dat thans gaandeweg ook de arbeider wordt overbodig gemaakt door de techniek. Daarnaast schenkt men aandacht aan bijkomstige factoren: de oorlog, het verlies van markten (Centraal-Europa, Azië) de ontzaglijke schuldenlasten, de toeneming der bevolking enz. Doch hoofdzaak zijn deze invloeden zeker niet. Ook zonder den oorlog zou de crisis zijn uitgebroken, en veeleer is de oorlog zelf slechts een gevolg der crisis. De wezenlijke oorzaak ligt wel in het feit, dat de internationale industrialisatie een techniek heeft geschapen, welke niet meer past bij het kapitalistisch systeem. Het productie-vermogen der samenleving is geweldig toegenomen. Eerstens werkt de arbeider in veel sneller tempo, zijn exploitatie is tot het uiterste opgevoerd. Door stukwerk, wetenschappelijke bedrijfsleiding, bezuiniging enz. doen vele arbeiders het werk van twee en meer man: de autobus, die de tram vervangt, laat één arbeider het werk doen van bestuurder en geld-ontvanger. De wever bedient niet meer 4, doch 8, zelfs 12 en 32 weefgetouwen, die geheel automatisch loopen. De letterzetter aan de machine vervangt 4 andere. In land- en tuinbouw kan men met minder werkers, doch met machines en broeikassen de productiviteit geweldig opvoeren. Dikwijls wordt de arbeid minder zwaar; de heiers trekken geen zwaar heiblok meer: de motor doet het rijzen en dalen. Geen sjouwers met zakken op den rug dalen meer in de graanschepen af: het schip wordt binnen enkele dagen leeggezogen. Dit alles zou dus tot de conclusie moeten voeren, dat de techniek in haar gevolgen zegenrijk moet werken: geen gevaar meer voor hongersnood, geen tekort aan huizen, kleeding, voeding, geen armoe meer, doch overvloed voor allen!
Het is echter de waanzin van het kapitalistisch productie-systeem, dat juist deze techniek leidt tot de onrustbarende honger en ellende, welke wij thans kennen. Want het kapitalisme kan bij overvloed van producten niet bestaan. Deze waarheid doet het wezen der crisis begrijpen. Immers overvloed van producten leidt tot lage prijzen. En mogen deze prijzen nog hoog genoeg zijn, om daaruit de loonen en herstellingen voor het bedrijf te bekostigen, ze zijn veel te laag, om het kapitalisme in stand te houden, het systeem eener bevoorrechte klasse. De bourgeoisie toch wil haar leiders hooge salarissen waarborgen (in banken scheepvaartbedrijven bijv. van 60-100.000 gulden per jaar!) den kapitalisten rente en aflossing, den aandeelhouders dividend. En indien het prijspeil bleef dalen, dan
- kon men geen hooge salarissen meer uitkeeren,
- werden alle aandeelen, hypotheekbrieven enz. waardeloos, omdat geen rente meer werd uitgekeerd,
- gingen alle banken failliet (in Nd: Amerika sloegen er verleden jaar reeds 2000 bankroet!)
- gingen ook de staatsbanken over den kop, de staten betaalden geen rente meer en zouden evenzeer failliet zijn!
M.a.w. indien de bourgeoisie bleef dóór-produceeren, dan zouden allen wel alles kunnen koopen – niemand behoefde gebrek te lijden –alles ware in overvloed voorhanden– doch het kapitaal werd op groote schaal vernietigd, ja ging zelfs te gronde!
Het behoeft geen betoog, dat de bourgeoisie het niet zoover wil laten komen –dat ze dus reactionnair wordt– politiek doch vooral economisch. Ze wil terug! En dus moet ze op groote schaal vernietigen en beperken. Een vierde der katoenoogst wordt verbrand – de suikerproductie tot de helft beperkt – met koffie stookt men ovens (15 millioen balen koffie zijn de laatste jaren verwoest!) rubberwouden laat men verwilderen, de aanplant der gewassen wordt beperkt, de fabrieken worden gesloten, de schepen opgelegd, land- en tuinbouw-productie beperkt. Wat verwacht men hiervan? Met trots wijst de bourgeoisie op de kunstzijde-industrie, die na sluiting van tal van fabrieken en door internationale markt-verdeeling weder gered is: voldoende prijzen en géén te groote productie. En ze denkt aan den oorlog: hoe ook toen op groote schaal is vernietigd, hoe toen millioenen uit de bedrijven zijn weggetrokken – hoe toen ook overal een tekort ontstond, en hoe toen de prijzen en winsten geweldig zijn gestegen. Want het kapitalisme bloeit alleen, als er tekort is: het moet dus ellende kweeken, om te kunnen bestaan.
De gevolgen der productiebeperking zijn rampzalig voor de arbeidersklasse: enorme werkloosheid, waardoor overal méér dan de helft der productieve arbeiders (die uit fabrieken, transport-, land- en tuinbouwbedrijven) uit het voortbrengingsproces zijn geworpen, met de waarschijnlijkheid, daarin nooit meer terug te keeren. Want sleept het kapitalisme zich nog voort, dan komen voor opengevallen plaatsen de jongeren het eerst in aanmerking: ze zijn het goedkoopst en zelfs hen kan men niet aan werk helpen. Want in Nederland bijv. worden elk jaar 100.000 jonge menschen méér geboren dan er sterven – elk jaar komen er 100.000 bij, van wie bijna 50.000 een betrekking zoeken!
De toekomst der werkloozen is inderdaad die van ondergang in ellende. Aangezien het aantal menschen toeneemt, doch de productie geweldig afneemt, moet met automatische zekerheid het grootste tekort, de diepste misère, tenslotte hongersnood ontstaan. In Centraal-Europa bestaat die: tal van werkloozen leven op één maaltijd daags, verschaft door de liefdadigheid. Per jaar plegen in Duitschland 24.000 armen zelfmoord, in Hongarije en Oostenrijk is dit aantal naar verhouding nog grooter! In Amerika komen honderden werkloozen van honger om. In China sterven millioenen! Indien werkloozen uitkeering krijgen, wordt deze steeds geringer. Want de belastingen nemen af, dus wordt op alles bezuinigd. En alle belastingen worden opgebracht door de werkenden. Ook de bourgeois laat zijn belasting door zijn arbeiders verdienen. Waar het aantal werkenden steeds geringer wordt, en dezen steeds armer, komt er dus aan hun uitbuitingsmogelijkheid een grens, die reeds lang hereikt is. Alleen barbaarsche ondergang in honger en ellende kan het kapitalisme den werkloozen brengen!
Partij en Vakbeweging.
Wat doen, wat kunnen de huidige organisaties der arbeidersklasse doen tegen deze ellende? Niets, Maar dan ook volmaakt niets. De partijen gaan voort, beloften te geven, de massa te mobiliseeren voor de verkiezingen, voor een machteloos kletscollege als het parlement. De S.D.A.P. wil rust en kalmte en bezadigdheid. Haar burgemeesters handhaven de harde wet, beschermen den eigendom, laten de werkloozen uit-één-ranselen. Haar wethouders beheeren zuinig de kap. financiën en redden het burgerlijk systeem. Haar leiders worden lid van het Juliana-comité, om door de rotste en beleedigende liefdadigheid de arbeiders zoet te houden met de afleggertjes der bourgeoisie en de dubbeltjes van de farizeesche bedeeling. In het buitenland zetten de soc. dem. ministers sinds jaren hun reactionnaire politiek voort. In Duitschland, na de revolutie te hebben vermoord, pantserkruisers te hebben gebouwd, en de regeering-Brüning het leven te hebben gered, maken ze propaganda voor de candidatuur van maarschalk Hindenburg als president der “keizerlijke” Republiek. In Engeland zag een arbeidersregeering toe, hoe het aantal werkloozen van 1 tot 3 millioen steeg – doch ze smoorde den opstand in Britsch-Indië in bloed. In Italië, na in 1922 de bezetting der bedrijven en de revolutie te hebben onmogelijk gemaakt, liep de heele bende, Daragona voorop, over naar het fascisme. In Spanje, waar in Januari de anarchisten in Catalonië in 7 dorpen de revolutie doorzetten en de commune prodameerden, werden ze overweldigd en verbannen door een regeering (van burgerlijke en soc. democratische ministers) welke in 1932 uitgeeft voor het militairisme 1000 millioen peseta’s, voor sociale zaken 75 millioen en voor de werkloozen niets! De soc. democratie, die in Japan staat aan de zijde der militaire regeering, is overal een reactionnaire partij geworden.
En de “linkschen”? Ze critiseeren best, en in de praktijk volgen ze precies dezelfde conservatieve methodes! De bolsjewiki maken de arbeiders wijs, dat er in het parlement nog best iets te bereiken valt. Ja, voor de leiders: ze kunnen er autoriteiten door worden, nieuwe gezaghebbers, die de oude vervangen. Maar tegen het kapitalisme en de banken en het militairisme vermag het parlement niets.
Honderd gewapende fascisten zijn in staat het naar huis te jagen! Wat bijna overal reeds is gebeurd. Toch zeggen Wijnkoop en de bolsjewiki: eisch met ons parlementaire maatregelen. Verhooging der uitkeering, 100 gulden extra-steun, wijziging der arbeidswet enz. Daartoe wilde Wijnkoop in Februari nieuwe verkiezingen uitschrijven “omdat dit parlement niet meer beantwoordt aan de juiste verhoudingen in het land”. De C.P. verwacht dus zetelwinst. Best. Maar is het niet misdadig, thans de arbeiders te willen zoethouden met verkiezingen en de aandacht af te leiden van het feit, dat ze het in het kapitalisme alleen nog slechter, en zeker nooit beter kunnen krijgen – en aldus hun ellende te verlengen, de noodzakelijke revolutie uit te stellen?
Toen in het bolsjewistisch Rusland groote werkloosheid heerschte, waren de uitkeeringen zéér verschillend en tal van werkloozen bekwamen géén steun (in 1929 waren er nog bijna 2 millioen werkloozen) doch de hoogste uitkeering bedroeg nooit méér dan de helft van het loon. Thans heeft men in Rusland voor de industrialisatie (5-jarenplan) behoefte aan geschoolde arbeiders, is er bijna geen werkloosheid, doch de loonverschillen zijn zoo enorm, dat in eenzelfde fabriek de eene groep soms vier maal zooveel als de andere verdient – dat sommige vak-arbeiders zeven maal zooveel verdienen als de ongeschoolde, en dat ingenieurs, leiders enz. vaak 15 maal zooveel ontvangen als de minst-betaalde arbeiders. Precies dus als in Europa. Dit russisch staatskapitalisme met verschillende bevoorrechte klassen is toch wezenlijk geen ideaal voor het proletariaat! Temeer, waar het bolsjewisme als staats-politiek de vaderlandsliefde, het militairisme, de partij-dictatuur en het leiders-fascisme wel verdedigt in dat land, waar het aan de macht is gekomen.
Merkwaardig is de houding der bolsjewiki in China, waar ze precies hetzelfde doen als de Belgische soc. democraten in 1914 tegenover den Duitschen inval. De Chineesche bolsjewiki vechten mee in de eerste gelederen van de legers der Chineesche nationalistische bourgeoisie, met wie ze godsvrede hebben gesloten tegenover Japan. Ze verwijten Tsjang Kai Sjek, dat deze…. géén oorlog wil voeren. Ze roepen uit: “De Chineesche bourgeoisie verhindert strijd tegen de Japansche indringers.” Dit is wel onjuist, maar ze zijn nog chauvinistischer dan de bourgeoisie. (Tribune 8 Februari ’32). “Maar de arbeiders en het werkende volk van Sjanghai strijden voor het leven en de vrijheid en onafhankelijkheid van hun vaderland. Ze geven zich niet over, welke wending ook de oorlog nemen mag. De proletariërs van Amerika en Europa moeten hen te hulp snellen!” (Tribune 25 Febr.) En de Russische arbeiders dan niet? Gelukkig nemen dezen nog aan den oorlog geen deel – blijkbaar tegen den wensch van “De Tribune”, en van…. Trotzki, die hetzelfde wil!
De bolsjewiki aanvaarden dus den oorlog, samen met de bourgeoisie, indien die oorlog gericht is tegen een vijand of concurrent van Rusland: in dit geval tegen Japan. Elken oorlog, die in het belang is van Rusland of van diens bondgenooten (en Rusland heeft zeer vriendschappelijke verdragen met Italië, Turkije en Duitschland – groote financiëele transacties en belangen-gemeenschappen met de Amerikaansche financiers) moeten dus de bolsjewiki tot een zegevierend einde brengen! Boecharin en de partijleiding hebben dit reeds in 1922 en 1923 verkondigd – bij den oorlog van Turkije tegen Griekenland in 1922, thans bij den oorlog tusschen China en Japan wordt dit principe in praktijk gebracht!
De partij kan dus niet anders dan streven naar de verovering van het staatsgezag en dezelfde praktijken toepassen als de bourgeoisie. En de vakorganisatie? Ze behoudt haar leden, omdat ze tot een staats-verzekerings-instelling is geworden. De autoriteiten dwingen de arbeiders lid te worden van een vakbond: en deze is een verlengstuk van staat en kapitalisme. Loonsverlagingen van 5 tot 20 (en meer) procenten zijn zonder strijd aanvaard voor: overheidspersoneel, havenwerkers, metaalarbeiders, typografen, landarbeiders, transport-arbeiders enz. enz. En waar de vakvereeniging strijdt, past ze de methode toe, die volstrekt machteloos is, de wet van het kapitalisme eerbiedigt, en van nederlaag tot nederlaag leidt, n.l. de loonstaking. Want in een periode, dat de pakhuizen vol liggen, de voorraden enorm zijn, de bedrijven geen afzetgebied hebben, en vele moeten sluiten, – in een periode van laagconjunctuur heeft de bourgeoisie (die steeds minder de arbeiders noodig heeft) er géén schade van, indien de arbeiders staken. Desnoods kunnen tal van kapitalisten voor maanden en maanden hun bedrijven gesloten houden –intusschen hun voorraden uitverkoopen tegen stijgende prijzen– en de stakers (kalm gehouden door de leiders) laten krepeeren. In de stroocarton- en textielindustrie staken nu reeds duizenden gedurende maanden zonder eenig uitzicht op de overwinning. (Alleen een oorlog zou de prijzen doen stijgen – want dan zou men arbeiders weer kunnen gebruiken als geldmaak-machines en kanonnenvleesch!) De stakers zitten diep onder de schuld – hun uitkeeringen zijn gering – het steunvermogen der arbeidersklasse is niet groot meer. Een langzame afmattings-taktiek mergelt het proletariaat uit. En de bolsjewiki dringen áán op zulke loonstakingen, beloven de overwinning, mits maar de R.V.O. de leiding heeft. En terwijl sinds 1921 elke groote staking is verloren, wijst “De Tribune” op 2 gewonnen stakingen onder R.V.O. leiding, in “bedrijven” (schrik niet) waar hoogstens…. 12 menschen (meest jongens en meisjes) werkten! Zoo wordt de illusie versterkt, dat (nog wel partiëele) loonstakingen succes zouden kunnen hebben. De werkloozen hebben daaraan niets – de werkers worden afgeleid van de eenige oplossing: de onteigening der bezitters. En de bonden (het N.V.V. heeft 15 millioen in naam en op papier) hebben hun geld belegd in kapitalistische ondernemingen, wier aandeelen en hypotheekbrieven geweldig in waarde zijn gedaald, doch tevens onverkoopbaar zijn – zoodat ze hun geld hebben gegeven aan staat en bourgeoisie en thans over niets beschikken!
Zoo blijken alle acties, alle “beproefde” methodes jammerlijk te falen. Hier baat nog slechts één middel, om de werkloozen in de bedrijven, de werkers tot een menschwaardig bestaan te brengen – di. de onteigening der bedrijven, het beheer der productiemiddelen door de werkers zelf en gemeenschappelijk, en het weer opvoeren der productie tot zoo groot mogelijken overvloed, ten bate der werkers en der voortbrengers zelf. Een andere uitkomst is hier niet.
De oorlog noodzakelijk?
Intusschen, indien de revolutie uitblijft, wordt de oorlog een economische noodzaak. Per jaar geven de staten voor hun bewapening uit 10.000 millioen gulden, want ze weten, dat ze op oorlog moeten rekenen. Engeland bijv. gaf in 1914 uit voor zijn bewapening 77 millioen pond sterling, en verleden jaar onder de Arbeidersregeering…. ruim 109 millioen pond. Gemiddeld is de bewapening der staten thans verdubbeld sinds 1914. Waarom bereiden ze zich op den oorlog vóór? Hebben ze geen “Volkenbond” gevormd? Ja, maar iedereen (behalve de achterlijkste politicus) weet, dat deze Volkenbond niet anders is dan een…. conferentie van diplomaten, in verschillende kampen verdeeld, die hun politieke geschillen en econ. oorlogen uitvechten in Genève, totdat het noodzakelijk wordt, ze uit te vechten op ander terrein: door den oorlog. En of (tot enscèneering van dit volksbedrog), W.H. Vliegen nu deel uitmaakt van de delegatie, of dat voor Rusland…. Litwinof aanwezig is, allen behartigen de speciale belangen van den staat, die hen uitzendt, en alle verdragen blijven vodjes scheurpapier. Ondanks alle plechtige beloften breekt de oorlog in China uit, verovert Japan geheel Mantsjoerije, zendt Amerika een vloot van 200 oorlogsvaartuigen naar Azië, dreigt een wereldoorlog, waarin ook Indonesië, het rijke z.g.n. Ned. Indië, zal worden betrokken, omdat zijn installaties voor stookolie en benzine op Borneo, brandstof leveren aan de Japansche militairisten (de vrome leiders van de Koninklijke weten, dat de winst hun God is!) en het bezit van Ned. Indië (rijk aan olie, steenkool, rubber, suiker enz. –ook strategisch van groote beteekenis–) van enorm belang is. Zoo wordt het Nederlandsch, het Europeesch en Amerikaansch proletariaat onmiddellijk bij elken krijg betrokken.
En waarom moet de oorlog uitbreken? Elke kapitalistengroep zoekt afzetgebied buiten de grenzen. Binnenlands is de koopkracht door de groote werkloosheid geweldig afgenomen. Maar de uitvoerhandel vindt alle grenzen gesloten, invoer is in andere landen verboden. Hoe anders de markt te veroveren dan door oorlog? Bovendien heeft elke bourgeoisgroep, om nog zooveel mogelijk winst te kunnen maken, goedkoope grondstoffen noodig – moet ze zelf de petroleumvelden, de mijnen, de productieve gebieden veroveren. En zoo groeit uit handelsoorlog de militaire krijg. Japan verovert Mantsjoerije, zoo groot als Frankrijk en Duitschland tezamen, met 30 millioen inwoners, rijk aan olie, steenkool, ijzer en andere ertsen, aan vruchtbare gronden – en het neemt de markt en de grondstoffen. Japan verovert Sjanghai, den invoerhaven in China, om daar zijn afzetgebied met geweld te behouden. En wat beduidt oorlog? Uitroeiïng van minstens een vierde der menschheid. Luchtaanvallen met brand- en gasbommen, springende projectielen en luchttorpedo’s, die de burgerbevolking uitroeien. Want de luchtvloot wil allereerst de stations, de fabrieken, de havens enz. verwoesten, daarmee gansche steden vernielend. Sjapei, Kiangwan, Woosoeng, enz. getuigen van den massamoord op mannen, vrouwen en kinderen in brandende steden.
Men weet: oorlog kan en kon slechts worden verhinderd door dienstweigering, desertie, muiterij, vernietiging van oorlogsmateriaal, d.i. desorganisatie van den staat. En komt daartoe de arbeidersklasse, dan beduidt dit: revolutie. Alle omwentelingen (in Rusland, in Duitschland, in Oostenrijk en Hongarije) zijn begonnen met het muiten en deserteeren van soldaten en matrozen. Wil men dus niet den oorlog, dan ontstaat op het beslissende oogenblik de revolutie. En zoo komen wij tot de conclusie, dat tegen het kapitalisme en tegen het militairisme slechts de sociale omwenteling een doeltreffend wapen kan zijn.
De Sociale Revolutie.
De Revolutie moet dus wel voldoen, wil ze kimien slagen, aan twee voorwaarden. Ze moet de productie redden uit de handen der bourgeoisie, die haar vernietigt. En ze moet het militarisme stukslaan, den staat ontwapenen en aldus machteloos maken. Daarnaast zal ze slechts internationaal kunnen slagen, omdat alle landen economisch op elkaar zijn aangewezen. Doch aangezien de crisis, de ellende en het oorlogsgevaar internationaal zijn, zal ook de revolutie dit wezen. Immers revolutie wordt niet gemaakt, niet door een partij of groep doorgevoerd –ze komt spontaan voort uit de omstandigheden, die onhoudbaar zijn geworden– uit een samenleving die onbewoonbaar is. Zeker – men kan revol. bewustzijn wekken – vóórbereiden op de revolutie – zelfs de aanleiding tot revolutie verwekken – doch haar oorzaak is…. het kapitalisme zelf, dat de menschheid dwingt, uit zucht tot zelfbehoud, tot de omwenteling over te gaan.
Het anti-militairisme nu is een werkelijk revolutionnaire factor, inzooverre het met de staats-ontwapening wezenlijk ernst maakt. Indien de staat geheel ware ontwapend, zou zelfs de omwenteling bloedeloos kunnen verloopen. Doch waar de bourgeoisie toch nog immer beschikt over gewapende benden, zal het proletariaat steeds zijn bedrijven in staat van verdediging moeten stellen. Aan de bourgeoisie haar wapens en legers ontnemen is het belangrijkst. En zèlf-gewapend kunnen opstandelingen de fascistische benden onschadelijk maken. Doch alle geweld, eventueel door revolutionnairen gebruikt, zal dienen moeten om de bedrijven (stations, havens, fabrieken, postkantoren enz.) en de voorraden te verdedigen, zoodra deze zicht bevinden in handen der arbeidersklasse.
De arbeidersklasse. Inderdaad. Want de macht mag niet berusten bij een kliek, een partij, een groep leiders – doch uitsluitend bij alle werkers, die tezanten vormen de bedrijfsorganisatie, de dorpscommune, de productie-eenheid. En elke werker, elke producent zal een gelijk recht, een gelijke macht, een gelijke vrijheid, een gelijke stem moeten hebben in het beheer – in het vaststellen der regelen volgens welke men zal voortbrengen. En ook voor een minderheid, die arbeidt, eischen wij vrijheid van meeningsuiting. We erkennen geen rechten voor leegloopers, gewezen bourgeois die willen parasiteeren, leiders die willen regeeren. Als onproductieve elementen zullen ze buiten de bedrijven, en dus buiten de regeling der maatschappij zijn gesteld. Hun zullen geen drukkerijen, geen zalen, geen treinen ter beschikking staan. Een socialistische gemeenschap moet afrekenen met alle parasieten. Doch voor de werkers eischen wij volledige vrijheid van meeningsuiting, propaganda en vereeniging, opdat de gansche arbeidersklasse deel hebbe aan den opbouw van het socialisme.
De internationale organisatie der productie levert reeds nu, technisch, steeds minder moeilijkheden op. Zijn de stations, de postkantoren, thans reeds niet internationaal door dienstregelingen, gemeenschappelijke administratie en organisatie verbonden? De havens, de mijnen, de metaalfabrieken, de landbouwbedrijven enz. zullen elkander plaatselijk en internationaal zeker vinden, voor gezamenlijke productie en administratie. Wij stellen ons voor, dat de federaties van bedrijven (met een eigen, collectieve en eenvoudige boekhouding) zich met elkander zullen verstaan, en dat dus de gemeenschap zal bestaan uit een verbond van bedrijfseenheden: spoorwegen, havens, posterijen, onderwijsinstellingen, bouwbedrijven, land- en tuinbouwcommunes, enz. en dat deze tezamen weder een centraal administratie-bureau zullen oprichten, de gemeenschappelijke boekhouding der federaties, welke een overzicht biedt der maatschappij. Doch besluiten en regelingen gaan niet uit van de administratieve, doch van de productieve bedrijven: geen bureaucratenregiem, doch een regeling van onder-op, uit de bedrijfsarbeiders zelf voortkomende, zij ons doel. En deze regeling zal voornamelijk den ruil betreffen der goederen, met uitsluiting van elken “vrijen” winsthandel, op den grondslag van onmiddellijke doorzending van producent tot consument – met opheffing der middenstandswinkels en oprichting, door de bedrijfsorganisaties, van eigen distributie-bedrijven, warenhuizen enz.
Hoofdzaak zij echter, dat ons als ideaal steeds voor oogen blijft staan: dat de omwenteling moet leiden tot het vormen van bedrijfs-gemeenschappen, die allen grond, alle huizen, alle productiemiddelen beheeren en den privaat-eigendom opheffen. Leidt daartoe het kapitalisme niet zelf? Reeds thans kunnen massa’s landbouwers, arbeiders en werkloozen geen pacht, geen huur, geen belasting meer betalen. Het huidige systeem dwingt tot onteigening, d.w.z. tot de volledige omwenteling der productie-verhoudingen.
Zoo leidt de ellende, de chaos, de werkloosheid, de oorlog – zoo leidt de huidige barbaarschheid tot de noodzaak te erkennen, dat het kapitalistisch systeem onhoudbaar en onbewoonbaar geworden is – dat omwenteling der maatschappelijke omstandigheden – dat grondvesting eener staatloos-socialistische samenleving slechts het eenige middel is tot redding der arbeidersklasse en der menschheid, tot de mogelijkheid eener wezenlijk menschelijke maatschappij.
7 Maart 1932, A.L.C.
–EINDE–