FELS Für Eine Linke Stromung - Kritiek op de autonomen
INHOUD
Kritiek op de autonomen
Fels – Für eine Linke Stromung
Voorwoord – AFA
Inleiding
Bestaat er een leven voor de dood?
Stellingen over de opvatting van 'cultuur'
We zijn toch geen campagne-Harrie!
De autonomen maken geen fouten. Ze zijn de fout!!
Eeen poging tot antwoord op Heinz Schenk’s “De autonomen maken geen fouten, ze zijn de fout!!
Nog een ketters artikel 61
Eine Frage an Wolf Biermann
VOORWOORD – AFA
In 1995 schreef Infogroep Schism in de door hen vertaalde brochure van FelS: "AL JAREN ZIJN ENKELEN VAN INFOGROEP SCHISM TAMELIJK ONTEVREDEN OVER DE MOGELIJKHEDEN OM OP CONTINUE BASIS GEZAMENLIJK POLITIEK TE BEDRIJVEN IN DE 'BEWEGING'. WE LIEPEN KEER OP KEER AAN TEGEN BIJVOORBEELD VRIJBLIJVENHEID, GEBREK AAN VISIE EN DE NADELEN VAN CAMPAGNEPOLITIEK."
Wij constateren dat het bovengenoemde nauw aansluit op de ervaringen die een deel van de anti-fascisten binnen AFA de afgelopen jaren heeft opgedaan. Ook zij stuiten op vrijblijvenheid, een sterke scheiding tussen theorie en praktijk, het vrijwel ontbreken van enige kennis van de eigen links-radicale geschiedenis en het frequente en bijna angstaanjagend repetitieve verschijnsel van niet-geëvalueerde en onafgemaakte campagnes. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de 'Toerisme boycot naar Turkije campagne', het einde van de 'Koerdistan-solidariteit' of de gang van zaken rond de seksisme-discussie binnen AFA.
Met Infogroep Schism toentertijd betreuren wij het dat er maar weinig functionerende links-radicale organisaties het leven hebben gezien. We hopen dat we, niet zoals in het geval van de genoemde infogroep, over zeven jaar moeten constateren dat er weinig wezenlijk is veranderd. We denken met het online brengen van een deel van deze brochure, en een door ons zelf toevoegde epiloog, kunnen bijdragen aan een nieuwe organisatie-discussie.
We bedanken de voormalige leden van Infogroep Schism voor het mogelijk maken van de online versie van 'Kritiek op de autonomen'.
AFA
De website van FELS - http://www.nadir.org/nadir/initiativ/fels/ -
Reacties op deze site kunnen naar FELS@XS4ALL.NL.
INLEIDING
Deze reader is een samenvatting van het sinds 1991 lopende organisatiedebat, van het Heinz-Schenk-debat tot aan het ontstaan van de groep-FelS (Für eine linke Strömung).
Het eerste deel van de reader bevat de op het voorterrein van het Heinz Schenk-debat ontstane tekst over organisatiekwesties binnen de autonomen. In het tweede deel volgt dan de kritiek op de autonomen, het zogenaamde Heinz-Schenk-debat.
Het derde deel (NIET OPGENOMEN OP DE SITE!!, RED.) toont de praktische consequenties die we getrokken hebben uit het debat: de oprichting van de groep-FelS.
De meeste van de hier aanwezige teksten (afgezien van de samenvatting van 6 maanden FelS) werden al in de uit Berlijn afkomstige Interim gepubliceerd.
We hebben het verzuimd om samenvattingen te schrijven van onze seminars. We denken er over na om in de toekomst, na het afsluiten van een seminarserie, een eigen reader uit te geven.
We zijn verder een open groep voor iedereen die bij ons wil meewerken, dit op basis van hoe wij ons zelf zien.
Onze nog smalle personele basis kan ondersteuning van een van onze projecten goed gebruiken, we staan echter ook open voor de oprichting van nieuwe groepen. We zijn geïteresseerd in samenwerking met groepen en individuen van buiten Berlijn, die aan het werk zijn in een gelijksoortige richting.
FELS
BESTAAT ER EEN LEVEN VOOR DE DOOD?
I. HET AFHAKEN EN DE GEVOLGEN ERVAN.
Afgelopen herfst schreven we: "Onze artikelen zijn een afscheidsverklaring aan de autonomen." Alle hatelijkheid waarop we daarna werden getrakteerd was vaak gekoppeld aan deze ironische, maar wel degelijk doelbewust gekozen opmerking.
Wij zouden alleen maar kunnen denken in termen van 'partijstrukturen' en hadden nu eindelijk door dat de autonomen geen partij waren. Daarover zouden we vooral erg teleurgesteld zijn, maar goed, nu zouden we immers wel onze eigen partij oprichten.
Het onbegrip had niet groter kunnen zijn. Wat ons zo op de zenuwen had gewerkt aan alle groepen van Duits radicaal-links, waar we steeds met onze koppen tegen aan waren gestoten, was het dogmatisme van ondogmatisch-links. Structuren en jarenlang aanhoudende denkwijzen mochten niet meer ter discussie worden gesteld. Laat staan dat er van daaruit concrete mogelijkheden waren tot verandering. De vormen van politiek handelen zijn immers uitgeroepen tot instant-recepten. Linkse politiek wordt eerder opgevat als strijd van goed tegen slecht dan als een gecompliceerde bemiddeling tussen het gegevene en het gewilde.
Of onze poging, een groep in het leven te roepen die revolutionaire politiek zou kunnen realiseren buiten de bestaande denkstrukturen om, zou lukken was van het begin af aan zeer twijfelachtig. Slechts een enkeling scheen zich in te willen laten met een nieuw project. Zelfs velen, die onze kritiek op zich wel deelden, konden zich geen politiek voorstellen buiten de indeling RAF-RZ-De Autonomen.
Naar aanleiding van de eerste harde reacties hebben we ons zo af en toe afgevraagd of wij soms toch niet degenen zijn die het niet goed zien. Of we het ons niet verbeelden de steen des aanstoots te zijn. Dit omdat we alleen maar uit eigen onhandigheid overal tegenaan lopen. Of het sienleven ons toch nog zo veel te bieden heeft dat het voldoende biedt om onze levens in te vullen.
Een leuke WG (woongroep), zo nu en dan een demo om alle opgekropte woede te ventileren of om alleen maar mee te lopen en je - zoals op 1 mei - met velen kunnen voelen. 'tuurlijk, We hebben de ervaring van de geestelijk doorgedraaiden in de sien - maar zijn er ook niet de uitzonderingen, de mensen die het heel goed gelukt is, hun leven mèt de sien in te richten?
II. EEN KOUDE WINTER EN ANDERE MISVERSTANDEN
Qua sfeer begon Fels precies dáár waar we inhoudelijk wilden stoppen: in de vergaderruimte van een Oostberlijns kraakpand, waar het zelfs nog ijskoud was als de kachel twee uur van tevoren was aangezet. Daarom werd de bijeenkomst soms verplaatst naar een kamer van een huisbewoner, wat de chaotische, geïmproviseerde indruk van onze onderneming nog versterkte.
De eigenlijke problemen begonnen nu pas echt. Aan de ene kant was er de noodzaak om als open groep te functioneren, omdat nieuwe organisaties en debatten zich niet uit een besloten kringetje laten ontwikkelen. We geloofden daarom dan ook dat alle pogingen tot dusverre om links-radicale politiek te veranderen waren mislukt, omdat er alleen nieuwe geïsoleerde groepjes ontstaan waren die bij wijze van spreken niet meer boven de rand van hun eigen bord uitkwamen.
Aan de andere kant was het duidelijk dat velen alleen maar naar ons zouden toekomen, omdat we uitdrukking hadden gegeven aan een wijd verbreid gevoel van ontevredenheid. Maar hun en onze ontevredenheid werd gevoed door verschillende en vaak tegengestelde motieven.
Ik herinner mij nog een bepaalde avond in Februari, waarop maar een kwart van de aanwezigen uit de eigenlijke oprichtingsgroep stamde; wij moesten dus voortdurend tussen de drie kwart bezoekers (die voor het eerst kwamen) bemiddelen - waaronder tegenover elkaar staande groepen als degenen die vonden dat de autonomen er niet genoeg op los sloegen en te veel zouden lezen en een kleine trotzkistische sekte, die waarschijnlijk in de hoop naar ons toe was gekomen om bij ons aan gefrustreerde, radeloze en daarom dankbare autonomen een nieuwe oriëntatie te kunnen geven.
Voor buitenstaanders moeten deze avonden nogal bizar en lachwekkend geweest zijn. De naam FelS was een noodoplossing, waarmee we tot op heden eigenlijk niet zo tevreden zijn. We hadden - en hebben - weliswaar voldoende fantasie om ons een ander links voor te kunnen stellen, maar bij het geven van namen faalde zij regelmatig. (Bij het geven van namen aan de beide door ons geplande kranten valt te vrezen voor dezelfde noodoplossingen.)
"Linkse stroming" - het begrip stroming geeft niet aan waarvan de stroming, binnen iets, bedoeld is. Binnen revolutionair links - dan zouden we die onzinnige rechts/ links-classificatie herhalen zoals de communistische groepen van met name de twintiger jaren deze hanteerden. Binnen de maatschappij - daarmee zouden we uitdrukking geven aan een pluralistisch beeld van de samenleving, waarin bijvoorbeeld kapitalistische alsook anti-kapitalistische groepen naast elkaar een plaats hebben.
III. DE LUSTEN EN DE LASTEN VAN HET ONTWIKKELINGSNIVEAU
Het ergste zou nu wel eens achter ons kunnen liggen. Weliswaar hebben we natuurlijk nog steeds problemen die we moeten aanpakken, en uiteindelijk niet van tafel kunnen vegen: bijvoorbeeld het probleem van de verschillende kennisniveau's en capaciteiten in de groep. Of het probleem van de dialectiek tussen subjectieve behoeften en objectieve politiek, tussen het concrete en het abstracte. Tot op heden is er geen FelS-sanatorium, noch ideeën die aan de financiële behoeften van de individuen een collectievere vorm kunnen geven.
Het schijnt zo te moeten zijn dat hoe slechter links er voor staat, en daardoor meestal ook de van haar deel uitmakende individuen, des te abstracter de eerste fase van nieuwe linkse politiek moet zijn om langdurig succesvol concrete behoeften aan te kunnen pakken.
De huidige arbeid - die bestaat uit veel lezen en veel schrijven - is in ieder geval noodzakelijk, maar zeker niet geheel bevredigend. We hopen dat door onder andere de samenwerking met andere groepen, die in een gelijksoortige richting denken (een congres in het volgende voorjaar?), deze eenzijdige en individuele manier van werken wat zal worden ingeperkt.
Desondanks, ook subjectief, denk ik, hebben we dit jaar wat gewonnen. Door politiek eindelijk te kunnen plennen - niet langer als een campagneHarrie op de volgende klap van de tegenstander te hoeven wachten - heeft ons een stuk zelfbestemming teruggegeven. We zijn niet meer de eenzame Don Quichottes die vechten tegen de molenwieken van de autonome bedrijvigheid.
En naast ons bewegen zich ondanks alle verscheidenheid enkele groepen, die hoop geven op een gemeenschappelijk perspectief. Groepen uit de drie grote stromingen van de jaren tachtig zijn begonnen met het ter discussie stellen van de dogmatisch verstarde posities. Het principe 'hoop' kan weer zijn intrede doen in de linkse geschiedenis van de BRD:
Alleen als het onmogelijke steeds weer wordt gedacht, valt het mogelijke te redden: dat wat we kennen, is niet alles (Rossana Rossanda)
FELS
STELLINGEN OVER DE OPVATTING VAN 'CULTUUR'
GEEN REVOLUTIE ZONDER ANDERE CULTUUR, ZONDER ANDERE OMGANGS- EN LEVENSVORMEN, ZONDER EEN VERANDERING VAN DE MENSEN, DIE ER AAN DEELNEMEN. TOT ZOVER IS ALLES DUIDELIJK - MAAR HOE EEN ANDERE CULTUUR ONTSTAAT EN HOE ZIJ ZICH VERHOUDT TOT POLITIEK, DAAROVER WORDT BINNEN LINKS WEINIG GESPROKEN. VANDAAR DEZE GEDACHTEN M.B.T. HET CULTUURBESEF:
1.) Tegencultuele- en protestbewegingen, waartoe ook de anti-autoritaire beweging van '68 en de rebellie van de jeugd in de jaren '80/'81 behoren, zijn voor mij in weze tweeërlei:
a.) het uitproberen van nieuwe vormen, waarbij deze vormen relatief willekeurig gekozen kunnen zijn (bijvoorbeeld skins). Dit uitproberen put zichzelf zeer snel uit. Zoals in elk maatschappelijk proces neemt de euforie op een gegeven moment af.
b.) de ontsnapping uit de eenzaamheid door een nieuw gevormde gemeenschap (waarbij deze uitbraak juist ook buiten de protestbewegingen kan plaatsvinden). Vanwege hun spontaniteit zijn maatschappelijke (en zodoende meestal ook culturele) doorbraken oncontroleerbaar en niet te sturen. Zelfs als dat wèl mogelijk zou zijn, zou grip op het tegenculturele proces niet erg interessant zijn. Duidelijk is in ieder geval dat uitbarstingen als deze hun schaduwzijde hebben. Persoonlijk gezien wantrouw ik ze een beetje, omdat individuen vaak meegesleurd worden in hun vaak onverwachte einde. Zij zijn voor mij daarom dan ook geen basis waar ik mijn maatschappelijke identiteit aan zou kunnen ontlenen. Ze zijn uiteraard vormend, kunnen me meeslepen en me nieuwe dingen laten zien, maar hun ritme bepaalt niet het mijne. Waarom juist wij linksen een protestcultuur zouden moeten creëren, is mij daarom duister.
2.) Wat betreft de maatschappelijke processen zijn vooral de 'bewustmakende' elementen voor mij belangrijk. Deze bewustzijnsvormende momenten zijn er net zo goed in culturele bewegingen als in puur opgelegde strijdterreinen (om loon, een jongerencentrum, enzovoort) doorgemaakt, alsook in abrupt uitbrekend klassegeweld (bijvoorbeeld door jeugdbendes in confrontaties met de politie). Daarnaast zijn er een x-tal andere kwesties, vaak kleinigheden, naar aanleiding waarvan mensen een beetje uit hun onderdanige positie beginnen te breken; ze worden op verschillende plaatsen tot zelfstandigere subjecten zonder zichzelf echter meteen "helemaal" te vinden. Deze bewustmakende momenten zijn stappen op een weg, en nog niet het doel zelf.
3.) Tegencultuur kan via het bewustwordingsproces, dat in haar verloopt, een vormend element voor de nieuwe samenleving zijn. Het mensbeeld van een maatschappij wordt bijvoorbeeld door de kunst tot uitdrukking gebracht, maar ook bevordert. Zo wordt door het ontwikkelen en hanteren van revolutionaire levensvormen beetje bij beetje vooruitgelopen op de revolutie (ook als de veranderingen steeds weer ongedaan gemaakt worden vanwege de objectieve maatschappelijke omstandigheden). Tegencultuur is dus "preventieve revolutie". Maar zij kan de revolutie niet vervangen als proces van machtsovername.
Ik ben van mening dat de culturele subversie alléén, als 'standvastige uitholling van het oude systeem', niet leidt tot een blijvende verandering. Elke maatschappelijke transformatie heeft een politieke en militaire strategie nodig. Zonder deze strategie, die door organisaties of kernen van organisaties tot stand worden gebracht, wordt protestcultuur opnieuw geïntegreerd in het systeem (men denke aan de commercialisering van punk, de integratie van de alternatieven, de 'mars door de instituties' van de anti-autoritairen). Dat neemt niet weg dat een politieke strategie zonder tegenculturele elementen alleen maar lustvijandig en formalistisch kan zijn.
4.) Natuurlijk is er een niveau waarop er sprake is van een spontane culturele ontwikkeling, of beter: van de ontplooiing van de veelzijdigheid van de mens. Daar is sprake van als we ons direct en niet al te doordacht uitdrukken. Daarover hoeven we het nu dan ook niet verder te hebben. Daarnaast kan er in mijn ogen ook een bewust te ontwikkelen tegencultuur bestaan, een die buiten alle spontane uitbarstingen om ontstaat. Dat is voor mij boven alles communicatie met zo veel mogelijk verschillende mensen. Gemeenschappelijkheid, een boven jezelf uitstijgen - het benaderen dus van communistische levenswijzen.
Deze levenswijzen komen niet voort uit individueel aan te leren capaciteiten. Het zijn namlijk collectieve ontwikkelingsprocessen -voornamelijk in de vorm van een systematisch leerproces- waaraan je deel kunt hebben door te werken aan iets gemeenschappelijks.
5.) Het gemeenschappelijke project van links dat het dichtst bij mij staat is de revolutionaire organisatie. Waarom? Wel, als er iets is aan de sien dat mij op de zenuwen heeft gewerkt, dan is het wel het met zichzelf bezig zijn; haar eigen starheid, tegelijk een gevolg en een weerspiegeling van het burgerlijke individualisme.
'Ieder staat het dichtst bij zichzelf', luidt de burgerlijke variant van het autonome 'subjectivisme'. De beslissende vraag is dus waar en hoe wij onze individuele subjectiviteit tot één geheel laten samensmelten. Het proces om zich op een zelfbewuste manier te organiseren (als organisatie) is zo'n versmelting. Dit betekent dus het werken aan collectiviteit, aan tegencultuur, aan een nieuwe samenleving.
Dit vorige hangt ook sterk samen met de kwestie van succes en falen. Succes, resultaat, dat betekent voor mij: nieuwe mensen voor je winnen; ook tussendoor, op afzonderlijke punten, successen bevechten, op een goede en duidelijk bepaalde manier ergens tussenbeide komen; door de maatschappij opgemerkt worden. Ongeacht wat we zeggen en denken, elke structuur laat zich ook beoordelen op haar efficiëntie.
Precies dat is voor ons uitgesproken belangrijk, want wie verricht nou graag tijdrovend werk, als het werk niet minstens af en toe succes met zich meebrengt? Wildgroei is als trend (afgezien van sienbruiloften) tamelijk ineffectief. Het meest frustrerende werk blijft als ervaring het minst in je hoofd hangen. Maar datzelfde frustrerende, onaangename werk wordt tot drie, vier keer toe steeds opnieuw gedaan. Ook daarom moeten wij weg zien te komen uit de (in de wilde weg groeiende en subcultureel bepaalde) sien.
SAMENGEVAT:
Door het ontbreken van plenning (en de daardoor ontstane perspectiefloosheid) geeft de sien als organisatievorm ons niet het gevoel dat we vooruitkomen (of het zou zo moeten zijn dat de bewegingsdynamiek ons dit gevoel ook geeft zonder ons toedoen). Door haar subculturele afscherming voorkomt zij de discussie met "buiten". Zij blokkeert dus ook het bevrijdende opgeven van het burgerlijke individualisme. Mijn stelling is daarom dat het juist voor ons revolutionairen in de beweging subjectief noodzakelijk is om te spreken over zo'n abstract onderwerp als de organisatiekwestie. Dit omdat we anders nauwelijks iets anders dan onszelf kunnen waarnemen en geen maatschappelijke relevantie zullen bereiken. Het gegeven dat andere aanzetten tot organisering, zoals het ML-sektarisme en zweverige praatclubjes, zijn stuk gelopen, overtuigt mij niet van het tegendeel. De ML-fase (de K-groepen in het begin van de zeventiger jaren) was volgens mij alleen maar de niet-dialectische ontkenning van de anti-autoritaire beweging, zoals wij op vergaande wijze de niet-dialectische ontkenning zijn van de ML-fase.
TOT SLOT
(en zo "subjectief" als iets maar kan zijn)
- Het is voor mij plezierig om politiek actief te zijn, wanneer dit vanaf het eigen stekje toegaat op andere sociale werkelijkheden. Alleen daar houd ik op om een slechts voor mijzelf denkend subject te zijn en ontmoet ik anderen. Daar steekt bij mij de volgende gedachte achter: lijm tussen de eenzamen zijn - het bereiken van consensus - het opbouwen van communistische levensvormen.
- Met betrekking tot de in de mode geraakte discussie over de tegenstelling tussen de eigen subjectiviteit en abstracte politiek: politiek is onvermijdelijk een abstractie van zintuiglijke waarnemingen. Dat is verder niet erg. Wij als mensen zijn immers zeer veel meer dan alleen maar "denkenden". Voor mij wil dat zeggen dat ik mijn spontaniteit en creativiteit net zo tot uiting wil laten komen als mijn behoefte aan bewust geplande en uitgevoerde politieke arbeid. Bewustzijn en spontaniteit, creativiteit en systematiek zijn voor mij dialectisch gepaarde begrippen, begrippen dus, die elkaar nodig hebben.
- De huidige vormen van de sien-wildgroei zijn voor mij niet voldoende. Ik bedrijf steeds meer politiek buiten de autonome samenhangen, en doe daar goede ervaringen mee op. Ik kan me nu zelfs voorstellen volledig uit deze samenhangen te groeien. Daarentegen waardeer ik nog steeds "autonome" of links-alternatieve leef- en cultuurvormen. Ik leef graag in de linkse woongemeenschappen. Ik houd van de kraakkroegen, het omkeren van het zich op een bepaalde manier te moeten kleden en het niet hoeven te betalen bij voko's. De sien is als erfgenaam van de anti-autoritaire beweging en de jeugdrebellie cultureel gezien waarschijnlijk, als men rekening houdt met de eigen herkomst en de externe omstandigheden, helemaal niet zo slecht (vaak niets anders dan de 'buitenwereld', vaak nog individualistischer, maar soms ook toch buitengewoon revolutionair).
Zij is echter politiek gezien onbevredigend en volledig achterhaald door de realiteit van een steeds harder wordende sociale werkelijkheid. Ook voor het samenleven (dus voor de culturele sfeer) zouden politiek meer succesvolle activiteiten zinvol zijn, want bevredigde mensen hebben minder problemen met elkaar.
Dus: niet de partij in plaats van de sien, maar tegencultuur, sociale beweging en revolutionaire organisatie als verschillende, elkaar aanvullende sferen. Onze individuele perspectiefloosheid kan alleen een collectief gestructureerd antwoord krijgen. Ons probleem valt enkel en alleen op te lossen met het bereiken van een gemeenschappelijke abstractie. Daarom zijn de moeilijkheden die we in het dagelijks leven, in onze subcultuur ondervinden zeer nauw verbonden met de organisatiekwestie.
DE ZETTELKNECHT
WE ZIJN TOCH GEEN CAMPAGNE-HARRIE!
==I==. De geschiedenis van de autonome beweging is die van campagnes.
Ook wij hebben gehoopt om vanuit een single-issue-beweging tot een politiek te kunnen komen die een continue basis heeft. Ondanks dat wij vinden dat dit concept heeft gefaald (sinds de anti-kernenergie-beweging in 1986), hebben we tandenknarsend deelgenomen aan de IMF- en Shell-campagne. Dit omdat het ontbrak aan alternatieven, hoewel we de spoedige ineenstorting van de campagnes voorvoelden. We vonden een niet tevredenstellende praktijk namelijk beter dan helemaal geen praktijk.
Met deze bijdrage nemen we voor het eerst stelling tegen de nieuwste campagnes. Als we voorbeelden naar voren brengen dan bedoelen we met name de anti-olympische spelen-campagne. Inhoudelijk slaat onze kritiek echter ook op bijvoorbeeld de vluchtelingencampagne.
Daarnaast hebben we in principe niets in te brengen tegen een vluchtelingen- of olympia-campagne. Ze moeten echter wel het resultaat zijn van strategie-discussies en niet de vervanging zijn van deze discussies.
==II.== Een politieke beweging moet zichzelf door studie een maatschappelijke totaal-analyse eigen maken - en moet een permanente openbare discussie voeren (in zoverre als de repressie het toestaat), zowel onder elkaar, alsook met andere maatschappelijke groepen. Vanuit deze analyse moet zij de middelen bepalen overeenkomstig de omstandigheden van het moment. En zij moet ook zwaartepunten vaststellen.
==III.== De autonome praktijk ziet er, zoals bekend is, anders uit. Een totaal-analyse van de samenleving vindt er over het geheel genomen noch onder elkaar, noch in de discussies met andere groepen plaats, noch in het openbaar, noch in besloten kring - hoogstens eventueel in de eigen kliekjes. Die zijn echter op zichzelf genomen politiek gezien nauwelijks tot handelen in staat, laat staan dat ze een maatschappelijke relevantie kunnen verkrijgen.
==IV.== Zo blijft steeds weer het wachten op externe gebeurtenissen - op grote projecten - over. Bijeenkomsten van politieke tegenstanders, aanvallende fascisten, ontruimingen. Eigenlijk moesten we onze huidige tegenstanders toch eens voor het eten uitnodigen of ter ere van hen een buurtdisco houden:
hoe saai zou de herfst van '88 geweest zijn zonder IMF, hoe saai München zonder de conferentie over de wereldeconomie '92 en hoe saai is het leven in sommige kraakpanden zonder de invallen van de wouten.
Als eigenlijk iedereen opgelucht is om gelukkig weer een aanleiding te hebben om te kunnen demonstreren, hoewel men naar buiten toe over de aanleiding klaagt, dan wordt de situatie toch aardig schizofreen. Bezigheidstherapie is echter geen politiek perspectief.
==V.== Waar zowel de aanleiding als de vorm (indien mogelijk militant op alle niveaus) van de politiek vaststaan, ontstaat noodzakelijkerwijs een instrumentele verhouding ten aanzien van theorie.
Theorie dient alleen nog maar voor het goedkeuren van de reeds toegestane praktijk. Dit leidt tot een verminderd begrip van de theorie: theorie is niet het beschrijven van maatschappelijke verhoudingen en de daaruit voortvloeiende mogelijkheden tot ingrijpen, maar alleen de beschrijving van de machinaties van de vijand. Zelfs het alleen maar optellen van feiten wordt nog als theorie bestempeld. Als consequentie daarvan zet zich dan ook het zichzelf ontmaskerende begrip 'inhoud' door: het 'vat' is al gegeven, het hoeft alleen nog maar met 'inhoud' te worden gevuld. Waar deze inhoud uit bestaat, is uiteindelijk willekeurig, alleen de vorm is dat niet.
We geloven dat er dan ook precies bij deze onjuiste onderlinge verhouding tussen theorie en praktijk een samenhang bestaat met onze beroemd-beruchte zwijg-woongemeenschappen (WG's). Wie de praktijk al heeft vastgelegd, dus niet meer strategisch kan discussiëren, die rest alleen nog de technische details: de geliefde discussie blok ja-nee, vermomming ja-nee etc.
==VI.== We wijzen de campagnes om verschillende redenen af: zowel vanuit politieke alsook persoonlijke. Onze persoonlijke redenen zijn echter te veralgemeniseren en daardoor even politiek.
Uit opgedane ervaringen niet kunnen leren, gemaakte fouten steeds weer moeten maken, omdat er eenvoudigweg geen podium bestaat om ervaringen, los van kritiek op de wijze van manoeuvreren, van bewegen, te kunnen bediscussiëren: dat is wat één- of tweemaal persoonlijk van iemand gevergd kan worden. Daarna helpt ook de beschrijving van de vijand in de wildste kleuren niet meer.
Bovendien is deze politiek volkomen ongeschikt om de objectrelatie van het individu met de maatschappij op te heffen. Integendeel, ze versterkt haar juist nog. Want omdat de politiek niet ontwikkeld wordt vanuit zelfbepaalde aanzetten, maar enkel en alleen voortkomt uit het verzet tegen de strategie van de vijand, worden we zelf toch nog wel het slachtoffer van hun plannen en hun tijdgebonden intenties. Ook een vis die aan de hengel spartelt en zich verzet is een object dat onderworpen is aan handelingen van de hengelaar.
Ook zijn we niet meer bereid om politieke fouten te compenseren door een subjectief verhoogde inzet. Als het politiek niet gewenst wordt, zoals nu door het autonome deel van de anti-olympia-campagne, om intensieve publicitaire activiteiten te ontplooien, zodat werkelijk tienduizenden op de been zijn, gaan we ondanks buikpijn toch naar de demo, alleen maar omdat het er dan niet zo armoedig uitziet. Dat leidt tot de bevestiging van de stelling dat het afdoende is om alleen in de sien te mobiliseren.
De praktijk lijkt ons ondertussen niet alleen politiek gezien ontoereikend, maar fout tot en met contraproduktief. Als niet toereikend zouden we bijvoorbeeld een radicale praktijk bestempelen, die zich slechts op een deelterrein (internationalisme, bajes) uitstrekt, maar niet of nauwelijks werkt aan een revolutionair totaalstrijd-project. Hier zeggen we ook: liever zo'n praktijk als helemaal geen.
Een politiek, maar met een revolutionaire pretentie, die in plaats van strategische discussies te voeren, verkrampt zoekt naar aanleidingen om te kunnen actievoeren, die in wensdenken gevangen zit en daardoor illusies produceert ("misschien lukt het met deze campagne om de sprong naar de continuïteit te maken"), die niet leidt tot het eigen maken van politieke theoretische begrippen, maar tot politiek onvermogen, kan zich op de lange duur alleen maar tegen ons zelf keren. Dit zelfs ook als bijvoorbeeld de olympiade kan worden voorkomen.
We stellen dan ook een langdurige schadelijke werking van campagnes vast: er is weliswaar een vermoeden van de eigen hulpeloosheid aanwezig, maar er ontbreekt elk instrumentarium om dit te kunnen verklaren of om zich politiek anders te kunnen voorstellen. "We voeren nu eerst een campagne: we weten dat dit niet het meest optimale is, maar we weten niet beters te bedenken", is een faillietverklaring van je eigen politiek.
==VII.== Wie de vijand alleen maar in diens offensieven opmerkt en aanvalt, programmeert de nederlaag voor. Beginnen bij het sterkste, moeilijkste punt, leidt zeer zelden tot resultaten. En zelfs waar die werden bereikt, stellen we een merkwaardige desinteresse in deze resultaten vast.
Aangezien de vijand altijd ergens in de aanval is, wordt succes nauwelijks waargenomen, laat staan gebruikt. Er wordt echter direct overgegaan naar het volgende punt (opgemerkt worden slechts militaire successen zoals 1 mei '87 en '89, deze successen ontwikkelen zich tot mythen).
Zo'n politiek, die nooit vooruitgang kan laten zien, moet tot demoralisatie of ergere psychische storingen leiden. Het beeld van de almacht van de vijand wordt zo versterkt.
Een politieke theorie die de vijand alleen op het moment van diens aanval herkent, kan alleen maar een onvolledig beeld van de maatschappij bieden. Omdat militant links dit beeld als compleet beschouwd, wordt het foutief. De stelling van de faschisering heeft hier haar oorsprong en deze legitimeert naderhand de voortdurende conspirativiteit en leidt daardoor tot een verdere isolatie van de werkelijkheid. Verder legitimeert zij ook de onderschatting van elke andere actievorm dan de directe aanval. Zo worden themagebieden, waarin in eerste instantie nauwelijks uitzicht is op directe acties, overgelaten aan de reformisten (bijvoorbeeld gezondheidszorg-, arbeid-, school- en studentenstrijd).
Het gevolg daarvan is dan weer een politiek die voorbij gaat aan de eigen behoeften, omdat er niet daar (bij de eigen behoeften) wordt begonnen, maar bij kwesties, waarop juist een militaire aanval mogelijk lijkt te zijn. Daarmee is ook onder andere het geringe interesse in successen in de lopende campagnes te verklaren.
==VIII.== Bovendien is de autonome campagnepolitiek in feite politiek reformisme. Sinds het laatste hoogtepunt van de anti-kernenergiebeweging is niet meer over het hoofd te zien dat het autonome concept om in deelstrijdbewegingen door militant ingrijpen tussenbeide te komen, ze te leiden van rel tot revolutie en van single-issue-opstand tot opstand tegen het hele 'systeem', was mislukt. In plaats daarvan waren de autonomen getransformeerd tot de bewapende arm van de Grünen.
Terwijl de autonomen ondanks of juist vanwege (want op dat moment begon de aanleiding weg te vallen, want de beweging viel in door haar zelf gegraven kuil) de ook door hun inzet bevochten deelresultaten desolater uit de strijd kwamen dan toen ze die hadden betreden, klommen de Grünen procentueel omhoog en werden van single-issue-partij een maatschappelijke handelende kracht.
De autonomen zorgden voor krantekoppen en voor politieke druk. De Grünen daarentegen konden concrete politieke concepten laten zien en wisten hoe ze participanten aan deelstrijden aan zich konden binden door langdurige politieke activiteiten.
Historisch gezien is dit geen nieuwe stand van zaken: steeds weer zijn er massabewegingen geweest, die gebruikt zijn door leiders en andere maatschappelijke krachten voor hun eigen doeleinden. Dit was het gevolg van het gegeven dat de massabewegingen op basis van hun klassepositie geen eigen concepten konden ontwikkelen. Nieuw is alleen maar dat de autonomen deze steeds weer uit de nood geboren situatie als een politiek recept probeerden te verkopen. Daardoor stelden zij vrijwillig de massa ter beschikking over wiens rug geschiedenis wordt gemaakt. En dit, terwijl ze op basis van hun materiële situatie wel degelijk in staat waren geweest om eigen concepten te ontwikkelen.
Wat zijn er in de jaren na '86 niet voor halsbrekende toeren uitgehaald om het stigma van het de-facto-reformisme-ondanks-revolutionaire verpakking te ontlopen:
- het thema milieu werd opgegeven, omdat de reformisten hier het sterkst georganiseerd waren - andere terreinen werden sterker aangepakt: vluchtelingen, herstructurering etc. omdat de autonomen hoopten dat de reformisten deze terreinen dan niet zouden kunnen bezetten.
- afbakeningswoede ten opzichte van verschillende analyses van de reformisten en het afstoppen van vermeende radikaleren, omdat in hun veronderstellingen de vijand als nog erger wordt gezien.
Zo beschouwen we de economistisch-machtsstrategische analyserende leus "Geen bloed voor olie" als realistischer dan de poging om de golfoorlog te interpreteren als een vernietigingsoorlog tegen de Arabische bevolking. De poging om zich juist af te bakenen van de reformisten, in plaats van het 'maatschappelijk perspectief' van de verscheidene projecten van de vijand, leidde tot een samenzweringstheorie, die niet viel te bewijzen.
- Het überhaupt afwijzen van het stellen van concrete eisen ("We zijn eenvoudigweg alleen maar aanwezig").
- Het afwijzen van ieder bondgenootschap met reformisten respectievelijk met iedereen die niet behoord tot militant links.
Het resultaat daarvan is gelijk aan NUL.
Of men hield zich bezig met het beoefenen van een praktisch existentialisme en kon men naast het direct aan te vallen object bij een rel geen politiek doel meer benoemen (zie bijvoorbeeld 1 mei). Dit betekent uiteindelijk het verlies van elke politieke speelruimte. Of men zou de ervaring moeten opdoen dat reformisme niet een kwestie is van het thema en dat ieder onderwerp uiteindelijk reformistisch valt in te vullen. Het resultaat daarvan zou dan weer de oude arbeidsdeling zijn. Die ook nu weer in de olympia-campagne aanwezig is: de autonomen gaan de straat op en houden in ieder geval nog een manifestatie in het lokale sienestablishement voor degenen, die het toch allemaal al weten. De AL (Alternative Liste)/Bund Naturschutz enzovoorts organiseren openbare discussies, informeren de pers enz. en interpreteren dus ook de acties van de autonomen naar de pers toe: "Politie wilde rellen provoceren".
Nadat de uitdrukkelijke afwijzing van iedere samenwerking met reformisten in de IMF-campagne in '88 net zo was mislukt als de intensieve samenwerkingspolitiek tot '86, bestaat er nu geen enkele politieke lijn meer: elke groep bedrijft zoals het haar goeddunkt met een zekere willekeur samenwerkingspolitiek. Het resultaat van de olympia-campagne zal zijn: de AL zal sterker uit de confrontatie te voorschijn komen. Deze extra kracht zal zij nodig hebben om haar onvermijdelijke verlies aan image en profiel, veroorzaakt door de coalitie, weer goed te maken. De autonomen zullen uiteindelijk weer even radeloos wachten op de volgende aanleiding voor een militant optreden. Misschien zullen ze de personele verliezen hebben goedgemaakt die haar politiek altijd weer kost.
Dit wil zeggen dat de AL in ieder geval sterker uit de campagne te voorschijn komt, en de autonomen niet eens sterker naar voren komen als ze hun directe politieke doel, de verhindering van de olympische spelen, mochten doorzetten.
==IX.== De tijdelijk begrensde campagnepolitiek is het gevolg van de weigering om de organisatiediscussie te voeren. "Door het ontbreken aan planning in de sien (en de daardoor ontstane perspectiefloosheid) geeft de sien als organisatievorm aan ons het gevoel dat we vooruitkomen (of het zou zo moeten zijn dat de bewegingsdynamiek ons dit gevoel ook geeft zonder ons toedoen). Mijn stelling is daarom dat het juist voor ons revolutionairen in de beweging subjectief noodzakelijk is om over zo'n abstract onderwerp als de organisatiekwestie te spreken. Dit omdat we anders nauwelijks iets anders dan onszelf kunnen waarnemen en geen maatschappelijke relevantie zullen bereiken." (Thesen zum Kulturbegriff, Interim 155/1).
Ook op het reformisme-probleem is anders geen vat te krijgen. Een revolutionaire beweging kan zich niet in de vorm van een burgerinitiatief (want vooral en meestal ondergronds) organiseren, of zij zal diens resultaten bereiken: opzichzelfstaande projecten tegenhouden om daardoor de maatschappelijke status quo te waarborgen en te versterken.
De politieke barometerfunctie, die ondertussen de protestbewegingen hebben voor het systeem in de BRD, bezitten de autonomen ook. Net zoals de protestbewegingen tonen de autonomen in een vroeg stadium maatschappelijke conflicten aan, en staan zodoende op tijd een correctie van de heersende richting toe, zonder organisatorisch het conflict respectievelijk het ontstane concflictspotentiaal verder te kunnen vasthouden.
Als de reformistische concepten zich doorzetten, is dit meestal ook een gevolg van politieke zwakte en het onvermogen van revolutionair links. Het is geen oplossing om geen concrete eisen meer te formuleren. Dat is de luxe van degenen die geen successen nodig hebben, zoals het bevechten van minder huur, asiel voor vluchtelingen en geen olympische spelen. Beslissend is wie uit de strijd gesterkt naar voren komt. Dit kan iedere politieke groep alleen maar bereiken als zij beschikt over maatschappelijke totaal-concepten, als ze de aan de strijd deelnemende mensen kan winnen voor meer permanentere activiteiten.
De campagne zal ondanks onze kritiek plaatsvinden, dat is te wijten aan het conservatisme van links: om zich in slechte tijden, waarin om ons heen van alles verandert, zich des te vertwijfelder aan het oude vast te klampen. Op zijn minst zal dit op de lange termijn tot falen gedoemd zijn. Een groep die zich niet richt naar de historische veranderingen, zal alleen als sekte zonder politieke betekenis voortbestaan, als zij al blijft voortbestaan.
"Met deze serie van fenomenen is een van de belangrijkste kwesties, betreffende de politieke partij, verbonden: namelijk, of de partij in staat is om in het geweer te komen tegen de macht van de gewoonte en tegen de tendens om te mummificeren en anachronistisch te worden. De partijen ontstaan en ontwikkelen zich tot organisaties om de situatie, tijdens momenten die uit historisch oogpunt van levensbelang zijn voor hun klasse, onder controle te krijgen. Maar niet altijd lukt het hen om zich aan te passen aan nieuwe taken en nieuwe tijdperken, niet altijd lukt het ze om zich te ontwikkelen overeenkomstig de complexe krachtsverhoudingen (en de overeenkomstige posities van hun klassen) in een bepaald land of op internationaal terrein. Binnen de analyse van deze ontwikkeling van de partijen moet men onderscheid maken in de volgende zaken: de maatschappelijke klasse: de massa die de partij ondersteunt: de bureaucratie en de centrale leiding van de partij. De bureaucratie is de gevaarlijkste, gewoontelijk conservatieve macht: als zij uiteindelijk een eensgezind, alleen ten dienste voor zichzelf bestaand, zich onafhankelijk van de massa voelend lichaam vormt, dan wordt de partij anachronistisch. En in acute crisismomenten wordt zij ontdaan van haar maatschappelijke inhoud en blijft zij in het luchtledige zweven." (Antonio Gramsci)
HEINZ SCHENK
DE AUTONOMEN MAKEN GEEN FOUTEN. ZE ZIJN DE FOUT!!
'WANT BIJ ONS IS ER GEEN PLAATS VOOR DEGENEN DIE GEEN KRACHT MEER HEBBEN EN DAT WEET IEDEREEN. WANT DEGENEN, ZEGT HIJ ZACHT...DIE ER BIJ ONS NIEUW BIJKOMEN, DENKEN DAT ZE DE GROOTSTEN ZIJN. EN DEGENEN DIE GEEN KRACHT MEER HEBBEN, VERDWIJNEN HEIMELIJK EN GERUISLOOS EN WORDEN NOOIT MEER GEZIEN.' (Michael Wildenhain. Die kalte Haut der Stadt)
'DE BAND MET DEGENEN DIE VÓÓR ONS AAN HET WERK WAREN GEWEEST, WAS ALTIJD SYNONIEM MET EEN OPENING NAAR HET TOEKOMSTIGE. IN DIE ZIN ZIJN WIJ TRADITIONALISTEN, ZEI KATZ. AAN NIETS WAT KOMEN GAAT, KUNNEN WIJ GELOVEN ALS WE HETGENE WAT GEWEEST IS NIET WETEN TE WAARDEREN.' (Peter Weiss. Die Ästhetik des Widerstandes)
Precies aan het einde van de autonome zomerpauze nemen de aanvallen op buitenlanders kwalitatief en kwantitatief toe (openlijke ondersteuning in Hoyerswerda). Tegelijkertijd wordt er in de officiële politiek gedebatteerd over een verscherping van het asielrecht. De aanvallen op buitenlanders worden gebruikt als aanleiding om deze verscherping erdoor te drukken.
De autonomen, die tot dan toe nog een lege agenda hadden voor de herfst, reageren -zoals altijd bij actuele kwesties- als kippen zonder kop. Hectisch wordt er geprobeerd om al datgene goed te maken, wat de maanden daarvoor achterwege was gebleven. Contacten worden aangeknoopt met vluchtelingen. Er worden voor hen onderduikplaatsen gecreëerd. Er worden demonstraties gehouden. Bij een vervoersbedrijf, dat vluchtelingen in de ex-DDR tegen hun wil heeft vervoerd, worden diverse bussen afgefikt.
Politieke concepten voor de lange termijn worden nauwelijks bepraat. In plaats daarvan verscherpen zich de conflicten tussen de 'actie'- en 'politieke'-factie.
(Daarbij zijn degenen, die bij elke aanleiding met de wouten aan het rellen slaan, niet in tegenspraak met de autonome theorie, maar zijn juist diens consequentste uitdrukking. Als er sowieso geen bewuste planning mogelijk is, tactische terughoudendheid bij een bepaalde kwestie niet kan worden gecompenseerd door de langdurige binding van mensen aan ons politieke werk, en het voeren van actie, naar welke aanleiding dan ook, geen kwaad kan - want ook de grootste criticasters komen door gebrek aan alternatieven weer naar de volgende demo - waarom zou dan niet iedere (toevallig) gunstige situatie worden gebruikt voor militante actie?).
Wat we daarmee willen zeggen: het werken voor vluchtelingen onderscheidt zich op geen enkele manier van de andere campagnes van de autonomen (zoals de Interim heeft beweerd in hun voorwoord bij ons artikel 'campagneharrie'!). Integendeel, in zekere zin culmineert hierin een foutieve politiek (hierover later meer). We willen onder geen beding een specifieke campagne bekritiseren, maar juist de fundamentele manier van werken. (Vreemd genoeg hebben degenen met wie we over ons stuk hebben gesproken ons in grote mate gelijk gegeven, maar werd onze kritiek niet betrokken op de campagnes, waarin zijzelf op dat moment min of meer toevallig verzeild waren geraakt ).
Onze discussiestukken zijn een uittredingsverklaring uit de autonomen.
PERSOONLIJKE VERKLARING VAN DE ENE HELFT VAN HEINZ SCHENK:
Ik heb zes, zeven jaar politiek bedreven in autonome structuren. De eerste twee jaar waren typisch de jaren van een jonge 'sponti' (chaotische levenswijze, actionisme, de neiging tot marginaliseren). Daarna pas raakte mijn politieke zelfbeleving voor de eerse keer in een crisis - naar aanleiding van ontbrekende persoonlijke perspectieven, die het gevolg waren van de chaotische manier van leven, en de frequente arrestaties naar aanleiding van het actionisme.
In de verwerking van mijn politieke ervaringen heeft het stuk van de Lupus-groep uit Frankfurt, gepubliceerd in het kader van de Libertären Tagen '87, me geholpen uit mijn kritiek duidelijke conclusies te kunnen trekken. In de projecten en campagnes, waarbij ik sinds '87 betrokken was, heb ik aldoor geprobeerd om deze kritiek toe te passen, dat wil zeggen: continuïteit te realiseren, militante en andere acties alsook theorie en praktijk in de juiste verhoudingen te plaatsen. Mythen te doorbreken. Om uit het ghetto te komen.
Mijn toenmalige kritiek werd en wordt door een groot deel van de autonomen gedeeld. Desondanks is er sinds '87 niets, maar dan ook helemaal niets veranderd, tot zelfs in de kleinste details aan toe (bijvoorbeeld uniformdwang). Als een politieke structuur zich jarenlang resistent toont voor iedere verandering dan is zij blijkbaar niet te hervormen. Ze moet op valse basisleerstellingen gefundeerd zijn, die elke verandering voorkomen. Elke immanente kritiek, die dus alleen maar de symptomen bekritiseert, vereist het voortbestaan van een fundamenteel foutieve politiek, omdat ze diens oorzaken niet herkent. Daarom kan onze kritiek zolang de basisrichting niet klopt geen solidaire kritiek zijn, in die zin dat ze het positieve op de voorgrond plaatst.
Daarbij strookt de scherpte van het artikel minder met de pretentie om de waarheid in pacht te hebben, dan met het feit persoonlijk niet langer op deze manier door te kunnen werken. Ik heb in de afgelopen zes, zeven jaar ergens tussen de tien en twintig groepen en net zoveel campagnes doorlopen. Ongeveer tweederde van de mensen waarmee ik heb samengewerkt, hebben zich teruggetrokken in hun eigen privé leven, één is tijdelijk in de psychiatrie beland, enkelen zijn verslaafd aan de drank geëindigd, eentje zit aan de dope en een ander heeft zelfmoord gepleegd. En daar zijn met zekerheid niet alleen de objectieve omstandigheden of het subjectief onvermogen voor verantwoordelijk: de autonome structuren hebben deze vormen van gelatenheid en vertwijfeling veroorzaakt of op zijn minst bevorderd.
Ik zelf heb het gevoel dat ik stilsta, stagneer, ik leid in toenemende mate meer onder de interne verhoudingen van de autonomen dan onder de maatschappelijke omstandigheden (dat is misschien een privilege van witte, mannelijke middeneuropeanen). Uit het werk valt niet af te zien, waar we precies voor strijden. Het gegeven dat je nooit eens de vragen waar je mee zit op een principiële manier naar voren kunt brengen, maar je altijd alleen maar opnieuw in campagnes moet kunnen storten, werkt op de zenuwen.
Daarnaast maakt het autonome gebrek aan geschiedenis veel moeilijk. Omdat kennis van de geschiedenis niet beschouwd wordt als een basisvoorwaarde voor politiek, bestaat er niet zoiets als een 'collectief geheugen', iedereen begint weer opnieuw bij het nulpunt. Het inbrengen van persoonlijke ervaringen moet daarom blijkbaar steevast als arrogantie worden begrepen; het is niet mogelijk om actie-ervaringen door te geven. Dit maakt de uitwisseling van praktische ervaringen met jongere activisten een illusie. Over het doorgeven van theoretische ervaringen hoeven we het al helemaal niet te hebben. Ik weet ook steeds minder goed waarom ik überhaupt nog theoretische teksten lees, als deze niet zijn toe te passen op de praktijk.
Klaarblijkelijk is het zo dat allen individueel de ervaring moeten opdoen dat slecht voorbereide acties in negen van de achttien gevallen weliswaar goed verlopen, maar dat de andere de soep indraaien; iedereen moet meemaken hoe zich opstapelende arrestaties tot een crisis leiden en bij velen überhaupt leiden tot het individueel afhaken bij politieke activiteiten. Voor ons is het onmogelijk om ook maar één kameraad van het actionisme af te houden; dat krijgen alleen de wouten, met een mooie regelmaat, voor elkaar.
KORTOM:
Als ik zo zou doorgaan, dan ben ik bang dat ik al kan zeggen wat ik in de jaren 1999 en 2000 doe: vanuit eigenhandig tot ghetto's gemaakte structuren zal ik naar de volgende anti-IMF-demonstratie gaan. Ik zal in 2000 tegen de olympische spelen demonstreren, misschien ook in het net weer bij Westberlijn aangesloten Breslau op fascho's jagen. Van de kameraden van 1991 zal nauwelijks nog iemand zijn overgebleven. De nieuwelingen en de anderen die overgebleven zijn zullen verklaren dat de structuren zich net weer iets hebben verbeterd en dat deze campagne héeeel anders is. En bovendien heel belangrijk is, omdat de zwijnen toch juist weer...
Misschien is dit alles ook alleen 'maar' een generatieconflict. De leeftijd van de meeste autonomen en de duur van hun engagement laten het in ieder geval zien: dat ze eerder een radicale jeugdcultuur vertegenwoordigen dan een leeftijdsongebonden beweging. Ook hun cultuur en hun politiek dragen de kenmerken van een specifieke (jeugd)fase, die van de afbakening, van het 'afzetten tegen'. Ik stel dit, zonder er een bepaalde waarde aan toe te kennen. Om te weten waarvoor we strijden, moeten we ons allereerst afgrenzen van wat we afwijzen.
Ik ben ervan overtuigd dat ik bij de autonomen niet ouder zal kunnen worden. Ik weet dat ik tégen de omstandigheden hier ben en een revolutionair proces noodzakelijk acht. Maar in stukken waar voor de 250ste keer de strategieën van de vijand worden geanalyseerd, ontberen niet een bepaalde saaiheid.
De vragen waarmee ik op dit moment rondloop zijn van een andere orde. Het zijn de vragen, die in de autonome sien nauwelijks worden gesteld, omdat ze geloven dat het voldoende is om het hoofdproject van het moment tegen te houden en de rest zal dan toch wel ooit op de een of andere manier in orde komen. Ik wil daarentegen wèl met 'bijzaken' bezig zijn, bijvoorbeeld me de vragen naar HOE een revolutionair proces eruit kan zien, de vraag naar de mogelijkheid van een overgangsmaatschappij, de vraag naar wat nog geldigheid bezit van de theorie van de afgelopen 150 jaar.
Ook cultureel heb ik met de autonome sien niet veel meer op. De tijden, waarin ik het nodig vond om volledig in het zwart en met legerkisten aan rond te lopen om aan mijzelf en alle anderen te laten zien dat ik ook bij de gevaarlijke autonomen hoor, zijn voorbij. Het verbeten gebrek aan humor van vele autonomen heeft er voor gezorgd dat ik weer buiten de sien op zoek ben gegaan naar voor mij belangrijke persoonlijke relaties. Bovendien ben ik het zat om mijn afwijkingen van de autonome normen steeds maar weer te moeten verklaren of zelfs te rechtvaardigen.
Nog eens met nadruk: ik zie dit niet als arrogantie.
Als dit desondanks zo overkomt, is dat precies het resultaat van het niet aanwezig zijn van een 'collectief geheugen'. Daardoor is er alleen de keus tussen het verdringen van ervaringen of het individueel leren uit de opgedane ervaringen, wat dan juist weer wordt opgevat als arrogantie en betweterij. Het probleem is volgens mij niet alleen het verschil tussen jongeren en ouderen, maar het gegeven dat voor de omgang met de jongeren geen goede vorm beschikbaar is. Ik beschouw het in ieder geval ook voor mijzelf als een slechte oplossing om mij - zoals sommige 'oude' autonomen - te beperken tot het aanzwengelen van campagnes en het leiden van demonstraties en de jongeren steeds weer te laten stoten aan de repressie ('We hebben jullie moed nodig en jullie onze sluwheid').
Als we dus autonome politiek fundamenteel ter discussie willen stellen, dan niet alleen maar vanwege diens gebrek aan effectiviteit, maar omdat zij niet voldoet aan haar oorspronkelijke pretentie om subjectieve emancipatie als voorwaarde te beschouwen voor het revolutionaire proces (en omgekeerd). Het in het komende gedeelte van het artikel genoemde begrip 'subjectivisme' voorkomt juist de bevrijding van het subject.
Een politiek die slechts een objectieve factor tegen het 'systeem' vormt, echter geen subjectieve emancipatie mogelijk maakt, kan weliswaar korte termijn successen behalen, maar brengt elke linkse politiek op de lange termijn in diskrediet. Zo was ook de SED (1) een objectieve factor tegen het kapitalisme.
HET SUBJECTIVISME – HULPMIDDEL BIJ HET UITLEGGEN VAN DE WERELD
Om te begrijpen waarom er zich bij de autonomen een subjectivistische theorie ontwikkelde, is een terugblik op diens geschiedenis noodzakelijk - en dat is al moeilijk genoeg.
Omdat een eigen geschiedschrijving niet noodzakelijk wordt geacht, zijn we aangewezen op een reconstructie op basis van oude kranten, verhalen van de paar nog aanwezige 'opa's en oma's' in de sien en onze eigen politieke ervaringen. Zekerheid kan dit natuurlijk niet verschaffen. We kunnen van het een en ander alleen maar een vermoeden hebben. Bovendien moeten we, omdat er geen duidelijk geformuleerde platformen of posities bestaan, uit de autonome 'woestenij' datgene zien uit te filteren wat de autonomen, ondanks alle verschillen met elkaar, verbindt. Ook dat is niet eenvoudig.
De autonomen ontstonden in het begin van de jaren tachtig vooral als erfenis van de sponti's in de context van de kraakbeweging. Na de achteruitgang in '82-'83 bleven er toch nog velen over die verder wilden gaan met revolutionaire politiek. Wat doet revolutionair links in slechte tijden, als zij het op kritische wijze eigen maken van marxistische theorie afwijst (onder verwijzing naar de ML-traditie van vooral de K-groepen) en daarmee ook begrippen als maatschappelijke omstandigheden, materialistisch denken en dialectiek verwerpt? Hoe stelt zij zich voor om 'meer' te worden, de verhoudingen aan het 'dansen', aan het bewegen, te krijgen?
Het voluntaristische (vrijblijvende) (2) subjectivisme wordt tot verklaringsmodel uitgeroepen, en wel in de betekenis dat: 'de revolutie plaatsvindt als de mensen het willen'. Voor de kwestie waarom ze het momenteel dan niet willen, blijft als verklaring alleen over: kwaadaardigheid, repressie en afstomping door de media en consumptie. Op zijn hoogst komt daar dan nog een scheut vulgair-marxistische verelendungstheorie (3) bij. Dit voluntaristische subjectivisme duikt bij de autonomen in twee vormen op, die zich echter goed met elkaar laten verenigen.
===A)=== Betreffende het persoonlijke gedrag: Er komt een tendens tot het marginaliseren van zichzelf uit voort, met uitwassen als uniformdwang, überhaupt het ontwikkelen van een verregaand eenvormige subcultuur op alle terreinen (punk tegen klassiek etc.). Naast de onzinnige pogingen om bepaalde uitingen van smaak a priori als links te bestempelen (en andere niet) en daarbij een conformisme af te dwingen dat zeker niet links is, zijn de eeuwige persoonlijke pretentie-debatten het gevolg van deze variëteit van het autonome subjectivisme.
Nu is het zeker zo dat het persoonlijke niet van het politieke valt te scheiden. Gedrag moet in zoverre dus ook worden bediscussieerd. Wat het echter problematisch maakt, is dat boven alles de pretentie van onberispelijk gedrag zweeft en er nooit rekening wordt gehouden met de individuele achtergronden. Het is eenvoudigweg onzinnig om gedrag te verlangen dat juist pas in een bevrijde samenleving mogelijk is - en niet onder de huidige omstandigheden. De genadeloosheid, waarmee tegen iedereen wordt opgetreden, die niet voldoet aan deze pretenties, verhindert juist een verdere ontwikkeling van individuen.
Om concreet te worden: natuurlijk zijn er ook grenzen aan de speelruimte. Verkrachters etc. hebben in linkse groepen niets te zoeken. Wie echter bijvoorbeeld jaloezie tot niet toelaatbaar gedrag bestempelt, bouwt daardoor een interne repressie op, die individuen alleen maar het permanente gevoel van ontoereikendheid kan geven, en hen zo noopt tot zelfverloochening. Daarnaast maakt dit het onmogelijk om problemen ter discussie te stellen. De poging om door voorbeeldig persoonlijk gedrag de onrechtvaardigheid in de wereld te bestrijden, doet denken aan christelijke methoden. Geen wonder dat een gebrek aan humor zijn intrede doet en veel autonomen zure moralisten zijn, en daarin zo sterk lijken op de protestanten.
===B)=== Betreffende het politieke gedrag: als maatschappelijke verandering niet afhankelijk is van de gegeven omstandigheden, maar van de subjectieve wil, en als de keuze van de middelen daardoor niet afhankelijk zijn van de situatie, maar het militantste middel altijd het beste is, dan is degene het meest consequent die het vaakst militante middelen inzet. Dat is uiteindelijk de kern van de anti-impi-stelling 'breken met het systeem' en de oorzaak van het autonome actionisme.
Misschien zijn de verschillen tussen de huidige RAF/anti-impi's en de autonomen ook niet groter dan de accentuering van de diverse subjectivismen: terwijl de RAF/anti-impi's de politieke breuk als voldoende beschouwen, kennen de autonomen net zo veel of nog meer waarde toe aan het subculturele. Zo valt ook de ghettomentaliteit van de autonomen te verklaren: wie zich een politiek proces niet kan voorstellen als het tot elkaar komen van verschillende maatschappelijke groepen, waarbij verschillen wel aanwezig blijven, maar juist gelooft dat de hele wereld zó moet worden als de eigen sien, die kan alleen maar een instrumentele verhouding tot de anderen ontwikkelen. Daarom (en minder vanwege het racisme in ons) zijn de vluchtelingen nu OBJECT geworden van autonome bemoeienissen, net zoals het in '86 de Oberpfälzers waren. Ze zullen evenzo worden gedumpt, als duidelijk wordt dat zij in geen geval de intentie hebben om deel uit te gaan maken van de sien.
Het subjectivisme werkt echter ook negatief in op het veel geroemde collectieve proces. In haar kielzog neemt het namelijk het objectfetisjisme op sleeptouw. Dat betekent dat politiek uiteindelijk geen sociaal proces is, maar een toename van militante acties, demo's etc. En aan het aantal militante acties en demonstraties zou dientengevolge de mate van rijpheid van een links individu zijn af te leiden.
Het gevolg daarvan is wederom de stelling 'alleen in onze strijd komen we samen', die door sommigen theoretisch wordt onderschreven, maar zich vooral uit in de praktische activiteiten. Steeds als we vanwege politieke redenen niet aan een lopende campagne wilden deelnemen of simpelweg niet konden, zijn we zo goed als volledig uit de sien gedonderd. Individuen verworden zo tot deeltjes in een raderwerk, die alleen dan in een revolutionair proces als waardevol worden gezien, als ze een 'output' aan acties voortbrengen. Dit is echter niets anders dan kapitalistisch denken, dat de individuen afmeet aan de hand van de waarde van door hen geleverde prestaties. En prestatie ziet als voorwaarde voor de vrijheid.
SUBJECTIVISME BETEKENT HET VERLIES VAN DE INTERNE DEMOCRATIE
De interne democratie (democratie niet in de betekenis van parlementaire democratie, maar als mogelijkheid om de gang van zaken te beïnvloeden binnen de eigen groepen of organisaties) is een voorwaarde voor iedere emancipatoire politiek. Deze is bij de autonomen niet aanwezig. Kritiek kan alleen maar worden geuit als een vrijblijvende oproep. En oproep die echter - omdat er geen bewuste planning mogelijk is en de vormen van autonome politiek a priori vaststaan, zonder enig effect zal moeten blijven.
Ook dit is het resultaat van het subjectivisme: daar waar het niet meer gaat om de aanpassing van de politieke vormen aan de maatschappelijke omstandigheden, maar om de simpele toename van de individuele prestaties, is fundamentele kritiek overbodig geworden. Vanwege dezelfde redenen waren de reëel-socialistische staten bijvoorbeeld niet in staat om de geringe produktiviteit van de eigen economie tegemoet te treden met hun politieke betoog, maar konden ze die alleen maar aan de tegenstander toeschrijven en beantwoorden met oproepen om de eigen prestatie te laten toenemen. Ze maakten de fout om hun vorm van socialisme niet als één van de vele mogelijke te beschouwen, maar haar te zien als de voor altijd en alle tijden enig mogelijke vorm. De poging om zich buiten de geschiedenis te plaatsen, werd bestraft met haar verdwijnen.
Daardoor wordt de hulpeloosheid en machteloosheid ten opzichte van een maatschappij, die beschouwd wordt als onveranderbaar, versterkt door de hulpeloosheid en machteloosheid ten opzichte van een onveranderlijke, nauwelijks te beïnvloeden sien.
HET AUTONOME ORGANISATIEMODEL ALS ANTWOORD OP HET TIJDPERK VAN DE MASSACONSUMPTIE
De oorzaak van het gegeven dat autonomen een interne organisatorische democratie niet belangrijk vinden, zit 'm ook in hun verkeerde maatschappijtheorie. Zou de oorzaak van de maatschappelijke ellende in de metropolen inderdaad voornamelijk repressie en controle zijn, dan kon een model van een samenleving dat de individuen onttrekt aan die controle en de dwang om zich aan het systeem te conformeren daadwerkelijk een zekere subjectieve emancipatie mogelijk maken. Als ze dan ook maar enigszins met succes politiek te werk zou gaan.
De BRD-samenleving van de tachtiger en negentiger jaren slaagt er in toenemende mate in om haar individuen te isoleren. Bewuste handelingen voor een maatschappelijk samenleven worden van haar inhoud ontdaan (uitbreiding van de dienstverlenende sector = produktief maken van steeds meer terreinen van persoonlijke verhoudingen). En er vindt nog nauwelijks communicatie plaats die de kleine groepjes overstijgt.
Linkse politiek begaat een doodzonde als zij niet in deze situatie de maatschappelijke versplintering probeert op te heffen door organisatie, maar in plaats daarvan het maatschappelijk succesvolle model van de kapitalistische staat als enige mogelijkheid naar voren blijft brengen. De bestrijding van processen die tot individualisering leiden, is immers niet mogelijk door organisatie van net zoveel kleine groepjes.
Terugkijkend kan daarmee ook worden verklaard waarom de autonomen in het begin van de tachtiger jaren een grotere effectiviteit hadden dan nu. Ze waren het laatste, misschien enig mogelijke antwoord van links op het 'Modell Deutschland'. Dat wil zeggen: geïnstitutionaliseerde oplossingen van conflicten, de integratie van maatschappelijke tegenstellingen door massaconsumptie, gestandaardiseerde modellen om te leven; van de inbouwkeuken tot met-twintig-aan-het-werk-tot-aan-het-pensioen-, en het gezin als maatschappelijke norm. Het had aantrekkingskracht om zich tegen deze systeemdwang teweer te stellen. Dit was zeker ook zo omdat de dwang tot aanpassen eerder ideologisch was dan economisch (van de soos of de studiebeurs leven was nog mogelijk).
Deze voorwaarden zijn er nu niet meer. De afwijzing van het gezin is het recept tot succes van de yuppies. Flexibiliteit en spontaniteit zijn de voorwaarden tot het maken van carrière. Massaconsumptie wordt vervangen door aan de ene kant luxeprodukten en goedkope produkten aan de andere kant. Dit betekent dat het verschil in leefwijzen in ieder geval in de grote steden geen provocatie meer is, en eerder een noodzakelijke voorwaarde is voor de opsplitsing in honderden verschillende belangengroepen. Subcultuur heeft daardoor geen explosieve lading meer, maar voegt slechts aan de verschillende levensstijlen er nog één toe.
HARTMANNISME EN VLUCHTELINGENCAMPAGNES: DE THEORIE WORDT AAN DE PRAKTIJK AANGEPAST.
Tot aan Hoyerswerda hebben we ons afgevraagd waarom de autonome activiteiten met vluchtelingen zich zo merkwaardig voltrekken. Waarom zitten groepen een half jaar lang in intieme kring te praten over hun eigen racisme zonder ook maar één vluchteling, als is het maar vanaf 5 meter afstand, gezien te hebben? (Wij kennen zulke groepen.)
Waarom vinden er sinds een jaar of vijf aanslagen van de RZ plaats met betrekking tot dit thema, die in geen enkele verhouding meer staan tot de oude RZ-pretentie om in verbinding te staan met een beweging, laat staan om degenen te bereiken waarvoor de solidariteit was toebedacht? En zonder dat dit door de RZ ook maar op een kritische wijze was overdacht? Waarom hebben de autonomen tot aan Hoyerswerda niet ook maar één keer hun traditionele actionistische werkterrein betreden, dat wil zeggen het beschermen van de asielcentra tegen aanvallen?
Om daar een antwoord op te krijgen moeten we nog een keer een blik werpen op de autonome geschiedenis: dat de autonome politiek niet meer voldeed, was aan het einde van de anti-kernenergie-beweging niet meer over het hoofd te zien. Met de vergaande integratie van de Grünen en de alternatieve beweging in het politieke systeem was het nationale referentiekader van de autonomen verdwenen.
De bevrijdingsbewegingen in de drie continenten stagneerden en lieten revisionistische tendensen zien (bijvoorbeeld in Nicaragua). Als de autonomen noch terug wilden vallen op oude politieke referenties zoals de Sowjet-Unie of de arbeidersklasse, noch hun eigen politiek op een radicale manier kritisch onder loep wilden nemen, dan bleef er nog maar één revolutionair subject over dat BRD-links de afgelopen twintig jaar niet had uitgeprobeerd: de verpauperde, maar ongeorganiseerde massa's in de drie continenten (en ondertussen ook die in Oosteuropa). Het 'sympathieke' aan hen was bovendien dat hun structuur zeer veel op die van de autonomen scheen te lijken: d.w.z. zonder enige organisatie, en daardoor alleen maar in staat zijn tot spontane opstanden of een individueel afwijzen, te werk gaand zonder historisch bewustzijn en lange-termijn-concepten. De autonome operaïsten-vleugel zette de schouders er nog maar weer eens onder en creëerde het zogenaamde 'Nieuwe Anti-imperialisme'.
Detlef Hartmann en anderen begingen hierbij een fatale fout door niet meer kritisch naar de eigen praktijk te kijken, maar het beeld van de werkelijkheid aan te passen aan de eigen praktijk. Zodoende werden de verpauperde, onbewuste massa's de eigenlijke drijfkracht van de geschiedenis. (Voor een diepgaandere kritiek op de 'Materialien für einen Neuen Antiimperialismus' vinden we de brochure 'Mit den überlieferten Vorstellungen radikaal brechen' van de Autonomen Studis/Bolschewik uit Freiburg interessant.)
De ontbrekende ontwikkeling van autonome theorie maakte het de Hartmannisten mogelijk om deze onzin maandenlang zonder veel tegenspraak te verbreiden, in bijvoorbeeld de IMF-campagne of in de Berlijnse voorbereiding van de campagne met betrekking tot de golfoorlog (bijvoorbeeld in het speciale nummer van de Interim). Het is in het bijzonder te betreuren dat zij hun stellingen niet aan de hand van actuele gebeurtenissen, die hun theorieën hadden kunnen weerleggen, hebben gecontroleerd.
In ieder geval heeft de onbegrijpelijke stelling dat Jeltsin in de Moskause Putsch alleen maar de 'Kasper' (Kasper: het vriendelijke en onschuldige spookje in tekenfilms voor kinderen) van de sowjetische massa's is geweest nog een reactie opgeroepen (zie Interim).
Verder is het Hartmannisme een tendens die, door de wijze waarop zij zich doorzet, veroorzaakt dat de autonomen buiten de moraal staan. Natuurlijk zijn activiteiten voor vluchtelingen meer dan noodzakelijk: de bescherming tegen aanslagen alsook juridische ondersteuning en activiteiten gericht op de media. Dit, omdat links altijd de taak heeft om maatschappelijke scheidslijnen te signaleren, onderdrukten te ondersteunen en bij te dragen aan de organisering van diezelfde onderdrukten. Omdat de vluchtelingen echter bekeken worden als revolutionaire subjecten, daar helemaal geen feiten voor kunnen worden aangedragen omdat volledig onduidelijk blijft hoe zij kunnen veranderen van klasse 'an sich' in een klasse 'voor zich' zal:
a) de campagne in het water vallen en
b) zich ten aanzien van de vluchtelingen van tevoren een instrumentele verhouding ontwikkelen.
Misschien is hier een deel van de oorzaak te vinden voor het feit dat het autonomen verweten wordt, eurocentrisch en racistisch te zijn. Het kwalijke is dan, dat het subjectivisme een belemmering is om dit verwijt op te vatten als een inhoudelijke kritiek op de eigen theorie en praktijk. En dit verwijt kan dan alleen weer geïnterpreteerd worden als individueel foutief gedrag. Zoals de ondersteuningsgroep uit Tübingen schrijft: 'Toen onze biologische maaltijden niet goed bevielen, merkten we dat ook wij zoiets als dankbaarheid hadden verwacht' (Interim 150, Radikal 143).
We geloven dat dit slechts het resultaat is van hun instrumentele verhouding ten aanzien van de vluchtelingen alsook de ghettoïsering en het zichzelf beschouwen als een politieke elite. Wie anderen instrumentaliseert als de 'reddingsboei' in de eigen politieke noodsituatie, heeft voor hen geen daadwerkelijke interesse. Dat leidt er nu juist toe om helemaal niet op het idee te komen dat de geliefde biohap anderen wel eens niet zo goed zou kunnen smaken - en het verklaart ook waarom sommige autonome vluchtelingenwerkgroepen zonder contact met vluchtelingen denken te kunnen werken.
De vluchtelingencampagne is vermoedelijk de laatste 'reddingsboei' van de autonomen: daarna blijft hen niet anders over om, zoals het zich nu al zichtbaar wordt, de gezamenlijke theorie- en praktijkaanzetten van de afgelopen 10-20 jaar te verwerken tot een onbeschrijfelijke brei van willekeurig te gebruiken stukken tekst.
De gevolgen zijn echter nog zwaarwegender. Het toekeren naar een pure internationalistische politiek, zoals de RAF die al begin zeventiger jaren is begonnen, is de erkenning dat men op de tegenstellingen in het land geen antwoorden meer heeft en ook niet meer wil hebben.
Twee jaar lang heeft BRD-links het nauwelijks nodig gevonden om met de mensen in de ex-DDR een poging te ondernemen om een gemeenschappelijke politiek te ontwikkelen. Ze duikt daar nog steeds slechts op om met de fascho's op de vuist te gaan. Een strijd alléén om het fascisme en racisme af te slaan, zal echter gedoemd zijn om te falen.
Internationalistische politiek is gebaseerd op politiek in een nationaal kader en de tegenstellingen in het eigen land, net zo als solidariteit gebaseerd is op de poging tot subjectieve emancipatie. De autonome theorie legitimeert daarmee ten aanzien van de vluchtelingencampagne achteraf ook het eigen zelfgekozen ghetto (in de zin van een self-fulfilling-prophecy): eerst bedrijft men nauwelijks politiek met de gedeklasseerden in het eigen land, waarop deze zich steeds meer op rechts richten, waardoor er dan weer argumenten zijn om niets samen met hen te hoeven doen.
[Het stukje Einige Antworten auf Liselotte Pulver und Herrn Hübel laten we weg vanwege het te hoge intern discussiegehalte]
HOE VERDER TE GAAN?
Het is niet zo, dat we alleen maar een puur destructieve kritiek naar voren willen brengen en geen eigen ideeën hebben. We kunnen weliswaar - en dat is ook prima zo - geen perfect model ontwikkelen voor het revolutionair links van de jaren negentig in de BRD, maar we hebben in ieder geval enkele concrete voorstellen voor de volgende stappen:
- een inventarisatie van de linkse politiek in de BRD en de bereidheid om de eigen aanzetten (niet alleen maar revolutionaire politiek op zichzelf genomen) op een radicale manier ter discussie te stellen.
- Alsook de verificatie van linkse politieke theorie van de afgelopen 150 jaar op haar bruikbaarheid. Dit in het bijzonder na het mislukken van het "reële" socialisme en het sinds jaren zestig stagneren van de nieuwe ontwerpen voor een linkse politiek. Er moet ook de wil zijn om een organisatiediscussie te voeren en om politiek op wetenschappelijke wijze van een basis te voorzien en niet op een emotionele manier. Daarnaast moet er gelijktijdig sprake zijn van een aanwezigheid bij - en uitbouw van - de activiteiten op deelstrijdterreinen. Op deze gebieden moet er daadwerkelijk contact bestaan met de buitenwereld en deze terreinen moeten niet een na een half jaar al weer vergeten modethema zijn. Te betwijfelen is het echter of we met onze ideeën wat te vertellen hebben. Of niet juist precies het subjectivisme, dat er voor zorgt dat er politieke acties worden gehouden die los staan van de maatschappelijke omstandigheden, een erkenning voorkomt van de noodzakelijkheid om de linkse politiek te veranderen: of daardoor onze discussies niet als overbodig worden afgedaan en ons verraad wordt verweten.
Dit zal het verloop van de discussie laten zien.
HEINZ SCHENK
1) Sozialistische Einheitspartei Deutschland, de kommie's van de DDR dus
2) letterlijk: uitgaande van de wil (noot v.d. vert.)
3) zo van: de rijken worden rijker, de armen worden armer en dus ...
'Verwacht geen ander antwoord dan het jouwe' (B. Brecht)
EEN POGING TOT ANTWOORD OP HEINZ SCHENK’S “DE AUTONOMEN MAKEN GEEN FOUTEN, ZE ZIJN DE FOUT!!
Hoewel Heinz Schenk's kritiek op de autonome beweging nogal vernietigend is, heeft zijn stuk toch tamelijk veel instemming gekregen. Klaarblijkelijk is wat hij heeft gezegd voor veel autonomen uit het hart gegrepen. Veel van zijn kritiekpunten mogen kwaadaardig zijn, of oppervlakkig, maar een hele serie heeft toch ook vrij precies doel getroffen. We kunnen immers nauwelijks bestrijden:
- dat de relaties die we met elkaar onderhouden gekenmerkt worden door hardheid, vrijblijvendheid en desinteresse,
- dat er nauwelijks enig bewustzijn bestaat van het feit dat we onze eigen geschiedenis moeten vastleggen en ervaringen moeten doorgeven; dit wordt daarom ook in het geheel niet systematisch aangepakt.
- dat door de manier waarop we elkaar (en onszelf) met onze pretenties om de oren slaan onze talenten niet toenemen, maar slechts onze angsten en schuldgevoelens, - dat we een afstandelijke, vaak vrij willekeurige en daardoor instrumentele verhouding tot mensen hebben waarop we ons richten; de mensen dus die we proberen te mobiliseren of tegen iets op trachten te zetten.
Terecht wijst Heinz Schenk erop dat de ongeorganiseerdheid, die wij als politieke inhoud verdedigen, vanwege de vorm waarin zij zich manifesteert zeer goed past in de structuur van de moderne industriële samenleving (uiteenvallen van alle samenlevingsverbanden, individueel strijdersdom als heersende ideologie - de 'postfordistische' maatschappij). Als zodanig kan zij daarom geen explosieve kracht tegen het systeem meer zijn of ontwikkelen.
SUBJECTIVISME
In zijn kritiek komt Heinz steeds weer terug op het 'principe', wat hij als oorzaak ziet voor het gegeven dat de autonomen niet alleen fouten MAKEN, maar juist de fout ZIJN: het subjectivisme.
Heinz geeft niet echt duidelijk aan, hoe hij dit begrip precies opvat. Ik heb het gevoel dat hij op dit begrip alles projecteert wat hij in de autonome structuren zèlf als kwetsend, frustrerend en verwarrend heeft ervaren. De enige definitie die ik in de tekst heb gevonden is deze:
'...voluntaristisch subjectivisme, dat betekent dat de revolutie plaatsvindt als de mensen het willen.'
Dat ligt natuurlijk voor de hand; met deze definitie kunnen we dus niet veel beginnen. Omdat Heinz in zijn tekst dat 'subjectivisme' aldoor als motivering van zijn kritiek gebruikt, heb ik maar eens opgezocht wat de definities van dat begrip zoal zijn:
'De leer, dat vorm en inhoud van het waarnemen door het subject worden bepaald (...) op het ethische gebied relativeert het subjectivisme alle zedelijke waarden, die niet algemeen geldig zijn, maar bepaald zijn door het persoonlijke subjectieve gevoel van het individu.' (DTV-lexikon)
'De opvatting, dat bij de beoordeling van willekeurige feiten hun relatie tot het abstract opgevatte menselijke subject, ongeveer in de vorm van een abstracte nuttigheid voor de mensen, het primaire gezichtspunt zou moeten zijn (dit subjectivisme komt bijvoorbeeld in de industriëel ontwikkelde kapitalistische landen tot uitdrukking in de vorm van een bekrompen egoïsme en een beperkte, vulgaire consumentenideologie).' (G. Klaus, Philosophisches Wörterbuch, DDR)
'Opvatting waarbij het subject (het ik) het primair gegevene is, al het andere is de schepping van het bewustzijn van dit subject (ontkenning van objectieve inzichten, waarden, waarheden).' (Duden-Fremdwörterlexikon)
Zoals Heinz het begrip hanteert, betrekt hij het niet zozeer op het IK, als uitgangspunt van het waarnemen en het oordelen; maar op het wel of geen 'zin' hebben van het subject; en dat kan immers voortdurend veranderen.
POLITIEK VAN DE EERSTE PERSOON
Ik denk dat Heinz het begrip 'subjectivisme' met 'voluntarisme' verward, in begrijpelijke termen: het principe van 'zin hebben'. Dat betekent het niet na hoeven te komen van welke verplichting dan ook. De eisen die mensen gisteren nog aan anderen hebben gesteld, vandaag weer van de tafel vegen als ze iemand tot last zijn. En dat soort 'voluntarisme' is nou precies het tegendeel van het subjectivisme, dat ik als bepalend beschouw voor het autonome begrip van politiek. Met 'subjectivisme' spreken we over de politiek van de eerste persoon. En daarmee bedoelen we dat we niet in plaats van anderen kunnen én willen handelen. Er is daarbij niets en niemand, op wiens opdracht en/of legitimatie we ons kunnen beroepen. Iedere rechtvaardiging voor ons handelen valt op onszelf terug en moet vanuit onszelf te motiveren zijn. En dat geldt voor elk individu. Dat komt overeen met de materialistische opvatting, dat de uiteindelijke motivatie om te handelen altijd gebaseerd is op eigenbelang. Dat lijkt, op deze mnier omchreven, zeer sterk op de ideologie die de volledig geïsoleerde en machteloze maatschappijstructuur doordringt, waarvan wij deel uitmaken en waaronder wij te lijden hebben. Dat is echter maar schijn. Want het eigenbelang is op gecompliceerde wijze met het belang van anderen verbonden. Solidariteit is, in overeenstemming daarmee, het ingrijpen in het conflict tussen anderen vanuit het besef dat het daarbij om de eigen belangen gaat. Deze motivatie onderscheidt zich volledig van degene die steunt op een moralistische eis, die door een groep wordt afgedwongen of die wordt gekocht door het beloven van een betaling in de toekomst. Nou ga ik niet bij iedere gelegenheid na hoe gedrag, waartoe ik mij gedwongen voel, terug is te voeren op het behartigen van mijn eigen belangen. Ik denk dat vanuit het omgaan met belangen er zich zoiets als een bewustzijn ontwikkelt over wat recht en wat onrecht is. Dat bewustzijn wordt bepalend voor het gedrag. De erkenning van wat het eigen belang echt dient, ligt daarin besloten. Hoe meer dit rechtsbewustzijn door de eigen ervaringen en discussies bepaald is, en dus minder door vastgelegde en blindelings overgenomen waarden, hoe evenwichtiger het handelen in het leven van een van ons kan worden. Dat is de reden voor anti-autoritair gedrag.
VERANTWOORDELIJKHEID EN MACHT
Zo'n anti-autoritaire houding is de basis van de autonome beweging. Ze is echter een stap verder dan de anti-autoritaire beweging van twintig jaar geleden. Dit is in ieder geval zo in theorie: zowel de koppeling aan 'autoriteit' alsook de rebellie daartegen blijven in principe aan die houding gebonden. Slechts een daadwerkelijke poging tot zelfbestemming is een stap in de richting van de bevrijding. 'Autonoom' wil zeggen: eigen regels! Dat betekent dat de naam programmatisch is! Nu is de gangbare voorstelling (ook ik heb tot dusver geen andere gevonden) dat de weg naar zelfbestemming alleen gevonden kan worden in de strijd tegen de vervreemding. Dat heeft consequenties, waarop ik zo dadelijk nog terug zal komen.
Strijd tegen het geweld waarmee ik wordt geconfronteerd, impliceert strijd tegen elke aanspraak op heerschappij over mij. Dat betekent strijd tegen de eis van verantwoordelijkheid voor de macht voor mij, waarmee diezelfde macht wordt gerechtvaardigd. (Macht wordt praktisch altijd gemotiveerd met verantwoordelijkheid, respectievelijk met de machteloosheid van de overheersten om de verantwoordelijkheid voor zichzelf op zich te nemen.)
Met de aanspraak op zelfbepaling valt dus ook de verantwoordelijkheid op mij zelf terug, en wel volledig! Ik kan er niemand anders meer de schuld van geven als het slecht met me gaat. (Iedere politieke argumentatie die berust op de ontzetting over aangedaan geweld, legt de verantwoordelijkheid van anderen een stuk meer vast en dus ook de macht, waartegen zich de argumentatie eigenlijk moet richten!)
Betekent dat nu dat we als autonomen zelfkastijdigend altijd de oorzaak van alle shit bij ons zelf moeten zoeken? Allerminst: er bestaat een reëel verschil tussen 'oorzaak' en 'schuld'. Het achterhalen van de oorzaak van iets heeft als doel, passend handelen te ontwikkelen, om zich daar tegen te verdedigen. Anderen ergens de schuld van te geven betekent: door beroep te doen op een gemeenschappelijk rechtsbegrip een ander gedrag op te eisen (schuld komt van: iets verschuldigd zijn). Maar dan kun je lang wachten en jammeren.
Ik ben er van overtuigd dat je uiteindelijk alleen je eigen gedrag kan veranderen. De gedragsverandering van anderen is daar eventueel een reactie op. Dus ook bij de zelfbepaling valt de verantwoordelijkheid volledig op ons zelf terug.
Dat is ook de reden waarom 'voluntarisme' in deze context eigenlijk niet mogelijk is. Als ik de consequenties van mijn handelen altijd zèlf moet dragen, dan kan ik het me nauwelijks veroorloven om simpelweg toe te geven aan mijn lusten. Dat kan ik alleen maar als ik weet dat ik in twijfelgevallen het noodzakelijke aan anderen kan overdragen, dus als ik weet dat er nog steeds iets of iemand ná mij komt. Dat wil zeggen dat serieus genomen eigen verantwoordelijkheid ook zelfdiscipline met zich meebrengt.
LIEFDEVOLLE HAAT
Terug naar het punt, waar de zelfbestemming verloopt via de strijd tegen de vervreemding: de verhitste gevechten voeren we op dit terrein jammer genoeg tegen elkaar! Ik weet ook niet waarom, misschien omdat we elkaars meest voor de hand liggende doelwit zijn.
De zweem van een verwachting, ja, zelf een wat pijnlijke gezichtsuitdrukking wordt vaak ervaren als een 'eis', als een poging dus om ons de wil van anderen op te leggen.
Des te beter iemand, benadeeld door zo'n ervaring, zijn/haar wensen voor anderen probeert te verbergen, des te sluwer en dus potentiëel gewelddadiger lijkt voor hen de vermoede eis. De verdediging wordt dan ook niet meer uitgesproken, maar bestaat simpelweg uit een afwerende houding.
Zo maken we elkaar zwijgend af en bewegen we daardoor emotioneel vaak steeds verder uit elkaar. De meesten die bang zijn om hun vrijheid en zelfbestemming te verliezen door de wensen van anderen, missen de ervaring dat ze eenvoudigweg 'nee' kunnen en mogen zeggen. Dat brengt hen ertoe om tegen alles, wat ze in de situatie zou kunnen brengen, 'nee' te moeten zeggen, al op voorhand terug te meppen. Extreem gesteld: wat we de vluchtelingen tegenwoordig aan steun en zorg opdringen, ontzeggen we elkaar hardnekkig. Waar we op dit gebied alle moeite doen om begripsvol en solidair te zijn, worden we onder elkaar hard en onverschillig.
Om je in zulke verhoudingen staande te houden, moet je toch wel erg veel wilskracht opbrengen. Deze wilskracht heeft wederom te maken met duidelijkheid. Duidelijkheid over de eigen doelstellingen. Maar wie kan nou eigenlijk vanuit zichzelf doelen vinden en helder houden..?
Velen 'droppen' daarom 'out', zoals Heinz dat ook beschreven heeft. Te laat zien de anderen dat de vermeende pretenties niets anders waren dan kreten om hulp. Een andere consequentie is dat we het vermogen kwijt raken om in te kunnen voelen, wat pijn veroorzaakt.
Bij veel autonomen valt een eigenaardig verschijnsel waar te nemen: aan de ene kant zijn ze zeer brutaal in het toedienen van klappen, aan de andere kunnen ze die maar heel moeilijk incasseren. Wat dat - nauwkeuriger bekeken - precies voor oorzaken heeft, kan ik niet zo een-twee-drie hier uit afleiden, maar wat de gevolgen betreft...
Afgemeten aan hoe mensen zich aangevallen voelen door kritiek, komt het voor velen veel te zwak over om gewoon te zeggen: ik wil dat en dat niet, of ik vind dat en dat niet juist. De eigen mening wordt bewapend met bijtende ironie, met bombastisch woordgebruik, met donderende -, maar door iedereen erkende principes, enz. Het is verder werkelijk maar een kwestie van tijd tot de geestelijke klappen, die we elkaar voortdurend aandoen, omslaan in lichamelijke klachten.
AF- EN AANHAKEN
Ik kan dus veel van Heinz' kritiek niet enkel onderschrijven, ik kan er zelfs een puntje aan toevoegen. Maar welke consequenties trekt Heinz eruit? Hij wil 'afhaken', zegt hij. Maar als hij gelooft dat hij kan afhaken, dan wil dat nog niet zeggen dat hij kan aanhaken.
De autonomen zijn geen organisatie. Autonomie is een verinnerlijkte houding. Wie eindelijk tot de overtuiging is gekomen om de verantwoordelijkheid voor zichzelf te dragen, zal daar moeilijk op kunnen terugkomen, zelfs als hij/zij daar aan twijfelt.
De manier waarop Heinz zijn kritiek naar voren brengt, laat zien dat hij in de autonome sien iets heeft gezocht wat deze niet is en wat zij vanuit haar zelfbewustzijn ook niet kan zijn: een politieke thuishaven, die kracht en oriëntatie geeft, die inspanningen met bescherming en geborgenheid beloont. Hij klaagt de autonome beweging aan alsof deze hem iets verschuldigd zou zijn, alsof deze hem iets had beloofd.
Hij probeert de sien aan te vallen, maar daar waar hij grijpt is enkel mist: alles valt terug op hemzelf. Nu zoekt hij een nieuwe (oude) belichaming van collectiviteit, die grijpbaar zou moeten zijn. Helaas is die natuurlijk alleen grijpbaar ten 'koste' van het naar zich toetrekken van verantwoordelijkheden. En dat betekent dat deze collectiviteit onderwerping moet eisen aan de heersende rationaliteit. Heinz wil zich dus, geschrokken van de kilheid van de vrijheid, terug laten vallen in de schoot van de autoriteit. Als hij daartoe in staat is, dan was hij in de autonome beweging werkelijk op de verkeerde plaats.
Maar inderdaad, een vrijheid die niets anders is dan hardheid en kilheid, die heeft ook niet echt iets aantrekkelijks. Maar ik geloof dat de verhoudingen zo niet volledig zijn beschreven.
Er bestaat een geborgenheid in de collectiviteit, ze gaat namelijk uit van de wil om zelf verantwoordelijk te zijn. En dit maakt haar tegelijkertijd mogelijk. De balans van het conflict in de autonome structuren, die tussen de individuen en de gehele pulserende kracht, dat is iets dat heel moeilijk theoretisch te grijpen is. Nog moeilijker, misschien zelfs onmogelijk is het om daar een veelbelovend gedragsmodel uit af te leiden. En ik denk dat het zich daarin op de lange duur alleen kan handhaven bij degenen die geen alternatief hebben.
Terug naar de kritiekpunten van Heinz. Ik heb gezegd dat ik ze voor een groot deel terecht vind. Ze zijn derhalve ook niet afgedaan met het principiële wat ik hier naar voren heb proberen te brengen. Maar hij zou toch op zijn minst moeten laten zien HOE er met de punten van kritiek dient te worden omgegaan. Als iemand de verhoudingen werkelijk wil veranderen en niet alleen maar een rechtvaardiging voor de eigen opgave zoekt, dan moet hij/zij zich zo lang hardnekkig het 'waarom?' afvragen, tot de kritische verschijnselen terug te voeren zijn op de kern van het foutief begrepen (of verschillende) belang. Dan valt daaruit ook af te leiden wat hij/zij doen kan.
LOTTA
NOG EEN KETTERS ARTIKEL
IN DE LAATSTE NUMMERS VAN DE INTERIM ZIJN DIVERSE STUKKEN VAN HEINZ SCHENK GEPUBLICEERD, HELAAS ZONDER DAT ER DAARDOOR EEN INTENSIEVE DISCUSSIE OP GANG GEKOMEN IS. IN IEDER GEVAL NIET WAT BETREFT DE RESPONS IN DE INTERIM, ALS JE DE LOMPE POLEMIEK VAN DE REDACTIE OF DE HULPELOZE INSTEMMING VAN ROY BLACK BUITEN BESCHOUWING LAAT. BLACK IS VAN MENING DAT ER NOG CONCREET DINGEN KUNNEN VERANDEREN. ZIJN OPVATTING IS DAT ER BUITEN DE AUTONOMEN GEEN ANDERE MAATSCHAPPELIJKE KRACHT VAN BETEKENIS IN ZICHT IS. DEZE DENKTRANT IS KARAKTERISTIEK VOOR ALLE AUTONOMEN MET WIE IK TOT NOG TOE OVER DE HEINZ-SCHENK-STUKKEN HEB GEDISCUSSIEERD EN DIE 'IN PRINCIPE' INSTEMMEN MET DE KRITIEK. HET PRINCIPIËLE VAN HEINZ' KRITIEK LIGT ECHTER JUIST IN HET ARGUMENT VAN DE ABSOLUTE NOODZAKELIJKHEID VAN EEN NIET MEER 'AUTONOME' REVOLUTIONAIRE POLITIEK. DEZE NOODZAKELIJKHEID WORDT ECHTER DOOR DE MEESTEN UIT ONZEKERHEID (MET WIE WILLEN JULLIE DAT DAN DOEN) OF UIT TRADITIONALISME ONTKEND.
Ik zou willen proberen om de noodzaak van een werkelijke breuk nog eens te onderstrepen en wel aan de hand van de 'autonome principes', die een kameraad in de Interim nr. 165 heeft samengesteld. Deze geven in het kort namelijk een goede schets van wezenlijke delen van de autonome ideologie (want ondanks hun heterogeniteit hebben ze een zekere ideologie, al ontkennen ze dat graag):
===1.=== Geen samenwerking met wouten, media, partijen en/of dogmatische - tot en met stalinistisch georiënteerde groepen.
Dit gebod komt, aldus de kameraad, voort uit 'het heldere inzicht in de machtsstructuren van dit systeem'. Zo duidelijk kan dit inzicht echter niet zijn, als de cops als structureel geweld worden opgevat, 'net zoals Gropiustadt etc'. De wouten zijn echter juist het meest manifeste onderdeel van het respressieapparaat dat de heersende klasse gebruikt voor de bescherming van haar belangen (aan knuppels hoef ik, denk ik, niemand te herinneren). Gropiustadt vertegenwoordigt aan de andere kant de omzetting van de goederenideologie van het kapitalisme: zij is ëën van de makkelijkste en goedkoopste manieren om het goed 'arbeidskracht' (mensen dus) op te slaan - een deel dus van het 'structurele geweld' als men perse dit begripwil gebruiken. helaas verklaren begrippen als deze het kapitalistische systeem uiteindelijk überhaupt niet. Net zo min is het overzicht op de instituties, zoals de kameraad zich dat heeft voorgenomen, een 'verklaring' van het systeem; het geeft hoogstens inhoud aan het alom geliefde scheldwoord 'klotesysteem'.
Hoewel revolutionairen natuurlijk inderdaad niet met het repressieapparaat kunnen samenwerken, zouden ze de tegenstellingen, die er in het burgerlijke kamp zijn (bijvoorbeeld binnen de partijen of in de media), beslist ten eigen voordele moeten uitbuiten. Dat doen de autonomen gedeeltelijk ook, zonder dat weliswaar in een strategie in te bedden: zo is bijvoorbeeld de taz (Tageszeitung) ondanks alle leugenachtige berichtgeving door de heterogeniteit van de medewerkers nog steeds een bruikbare infrastructuur voor veel autonome activiteiten. En zo is ook de AL (Alternative Liste) lang een bondgenoot geweest bij het doorzetten van concrete eisen.
De morele afbakening vervangt echter in het autonome debat al te vaak een op een analyse gebaseerde afwijzing respectievelijk tactische samenwerking. Aan de ene kant worden er dus morele principes geformuleerd (voor het culturele terrein heeft Heinz Schenk dat al uitstekend uit de doeken gedaan), aan de andere kant zegt onze kameraad:
===2.=== 'We zien ons zelf niet als rationalisten, als propagandisten en als betweters. Dat wil zeggen dat we geen vertegenwoordigingspolitiek en -strijd voeren.'
Aan het elitaire bewustzijn van de autonome sien heeft Heinz Schenk al genoeg aandacht geschonken. De feiten - de ronduit moralistische wijsvinger in de richting van de zogenoemde 'normalen', maar evengoed ook naar de kameraden toe, ontmaskeren dit punt net zo als het gehate woord: propaganda .
Propaganda hebben de autonomen altijd bedreven. Ze werden revolutionairen in een maatschappij waarin het kapitaal de culturele hegemonie heeft in alle leefsferen. Een samenleving waarin de mens alleen maar iets waard is als inwisselbaar goed respectievelijk als consument van produkten. Dit wordt door de massa's in de imperialistische centra kritiekloos geaccepteerd, massa's die voor de instandhouding van het systeem ook zonder enige twijfel nodig zijn.
Wat revolutionaire propaganda echter moet onderscheiden van de autonome missiedrang, zoals Heinz Schenk het heeft uitgedrukt, is dat zij de verschillende werkelijkheden/ bewustzijnen van mensen niet slechts waarneemt, maar deze ook respecteert. Iedere revolutionair zou zondermeer mensen moet beleren, maar tegelijkertijd ook altijd bereid moeten zijn om van hen te leren. Want hij/zij heeft immers als revolutionair slechts een bepaalde ervaringsschat en een door zijn/haar sociale werkelijkheid bepaald bewustzijn (veel autonomen zijn bijvoorbeeld kleinburgerlijk - ik ook - hoewel we dat niet graag zouden toegeven, en daarentegen maar al te graag aan anderen toeschrijven.)
===3.=== 'Onze strijdmiddelen en -methodes bepalen we zelf. De breedte ervan laat zich altijd afmeten aan datgene wat we gemeenschappelijk willen bereiken. Van het uit tactische overwegingen onderhandelen tot en met de militante strijd is alles mogelijk. Logischerwijs voeren we geen geweldsdiscussie: alle verzetsvormen zijn toegestaan, maar moeten zich wel oriënteren op een gemeenschappelijke wil.'
De trots die uit dit autonome dogma spreekt, is niet te miskennen - de wil tot handhaving van het militantiefetisjisme tegen opzichte van de 'peace'-types. Dit omdat de militantie door een gebrek aan een dialectische analyse van de werkelijkheid en een daarop gebouwde revolutionaire strategie ook praktisch gezien de enige betrouwbare afbakening van het reformisme belooft.
Revolutionaire politiek zal altijd geweld gebruiken, maar dat is toch een fundamenteel ander geweld dan het repressieve geweld van het te bevechten systeem van het moment. Om deze verklaring zullen we nooit heen komen. Geweld is alleen maar een noodzakelijk middel om in bepaalde situaties een doel te bereiken (en dat is dus niet: het doel zèlf). In die hoedanigheid is het - zoals alle andere onderdelen van revolutionaire politiek - onderworpen aan de discussie. Een revolutionair proces wordt uiteindelijk alleen maar door de werking van tegenstellingen dialectisch. Door discussies te tabuïseren worden deze tegenstellingen onderdrukt (en waar dat toe leidt, heeft de USSR ons laten zien).
Natuurlijk moeten revolutionairen bepalen met wie ze praten, met wie ze samen willen strijden: dat hangt af van de objectieve verhoudingen waarin we leven en niet van een diffuus 'willen'. Dit gemeenschappelijke willen is namelijk niet meer dan een autonome mythe, hoewel een voor ons zeer bekende kameraad van mening is:
===4.=== 'Van het goedkeuren van hiërarchiën en leiders kan natuurlijk nooit sprake zijn ...'
De moeder van deze gedachte/ dit dogma is de vijandigheid van de autonomen ten aanzien van (enige vorm van) organisatie. Daarbij stellen zij zich hiërarchiën en leiders bij voorkeur voor als kwaadaardige communisten met veel onderscheidingen, een plaats in het centraal comité en lange titels.
Dat leidt simpelweg tot een gigantisch zelfbedrog: in de praktijk staan boven aan in de autonome bewonderings-/mythologiseringsschaal onbetwist de bewapende strijders (RAF, RZ...). Men bedankt hen voor een goed geslaagde aanslag (in 1989 bijvoorbeeld op de muren van de FU na de aanslag op Herrhausen), maar men bekritiseert de strategie van de helden niet - misschien wel afzonderlijke acties en discussiestukken, maar dan alleen op zichzelf beschouwd.
Onder de autonomen zèlf bestaat er ook een zekere vorm van hiërarchie. Dat is het exacte spiegelbeeld van de vijand in de vorm van de communistische functionaris, maar evengoed niet minder effectief. Je kan deze activisten, het in feite leidinggevende deel van de autonomen ook de 'Centrale Kliek' (CK) noemen. Binnen de structuurloze sien zijn er namelijk mensen die door langdurig te werken erkenning verworven hebben. Op grote vergaderingen is hùn woord bepalend, zíj voeren op besloten wijze de beslissende discussies voor de dagelijkse politieke praktijk (en doen dit dus niet in het autonome medium Interim). Ze zijn bij enkelen wel bekend, maar de doorsnee autonoom kent ze niet (om nog maar niet te spreken van de fracties waarin ze zijn opgesplitst - geografisch/ruimtelijk alsook ideologisch). De CK blijft dus meestal ongrijpbaar en is dus ook niet te bekritiseren.
Het meest favoriete antwoord op zulke/mijn kritiek is: 'Jij bent toch ook deel van iets, jij kunt toch ook zoals ik...' Fout; als nog bijna niemand mij kent, dan kan ik dat niet: ik moet mij eerst profileren, ik moet eerst prestaties laten zien (zoals overal in het kapitalisme), voordat er naar mij wordt geluisterd. Feitelijk gaat het om de handhaving van de eigen persoonlijkheid in het personele netwerk van kliekjes; individualistische strijd dus, in plaats van de deelname aan een collectief leerproces. Het is een kwestie van toeval of je ooit eens mensen uit de kliekjes leert kennen, mensen die iemand hun ervaringen op INDIVIDUELE wijze doorgeven - in de kapitalistische 'buitenwereld' noemen de 'normalen' zoiets gewoon 'vitamine B'.
Natuurlijk zullen er altijd mensen zijn in een revolutionaire beweging die meer ervaring hebben en mensen die er net nieuw zijn bijgekomen. Maar revolutionairen moeten er altijd aan werken om zelf kritiseerbaar/grijpbaar te zijn voor de kameraden en jongere/nieuwe mensen leiden naar de overname van verantwoordelijkheid. Het gaat revolutionairen om emancipatie en niet om profilering van het eigen ik en het werken achter de schermen.
De leus 'We hebben jullie moed nodig en jullie onze sluwheid' karakteriseert het dilemma, waar de kliekjespolitiek ons voor stelt. Verschillende ervaringen met theorie en praktijk worden in een hiërarchie ondergebracht en niet dialectisch verwerkt in een collectief proces. In plaats dat de tegenstellingen uitgedragen, er wederzijds van elkaar geleerd wordt, om samen tot een nieuwe betere, politiek te kunnen komen, zeikt men elkaar bij voorkeur af na zo'n ontmoedigende demonstratie als in Hoyerswerda. Dit, omdat men al zo lang náást elkaar politiek bedrijft. Met de algehele trend van het subjectivisme wordt het almaar moeilijker om een gemeenschappelijk proces op gang te houden.
'Functies' zijn niet principieel slecht. Ze moeten alleen helder omschreven, doorzichtig zijn, en in staat zijn te veranderen. Een kliekje is misschien duurzamer dan een rits titels (om niet verkeerd te worden begrepen: ik wil beide niet). Een revolutionaire beweging zou evenwel mensen moeten hebben die verantwoordelijkheid voor haar willen dragen (en deze ook weer afgeven, als dat nodig is) en zou met iedereen in een voortdurend discussieproces met moeten staan (door praktisch werk, door afvaardigingsstructuren en de media van de beweging). Om dit te realiseren moeten degenen die deze opgave beschouwen als fundamenteel, echter wèl iets volledig nieuws creëren.
'Door hun overtuigde revolutionaire houding, hun voorbeeldige daadkracht en hun onverbrekelijke trouw aan het internationale socialisme hebben ze werkelijk voldoende gepresteerd, wat onder zo verdomd moeilijke omstandigheden moest worden bereikt.
Het begint daar gevaarlijk te worden waar ze uit de nood een deugd maken, de door deze fatale omstandigheden aan hen opgedrongen tactiek nu theoretisch in alle structuren fixeren en het ter navolging willen aanbevelen aan het internationale proletariaat als het model voor de socialistische tactiek.' (Rosa Luxemburg).
De Russische revolutionairen, de Lenin-Trotzki's, zoals Rosa zegt, hebben op dit punt het een en ander gemeen met de autonomen in Duitsland. In het beperkte kader van de BRD zijn zij tenslotte de enige relevante radicale kracht, die het Duitse imperialisme niet alleen ter discussie stelt, maar ook steeds in de praktijk probeert te bestrijden. Ze hebben echter verzuimd om vanuit hun beweging, die kan worden opgevat als de radicale afwijzing van de mislukte aanzet in de jaren zeventig van de K-groepen, een nieuwe organisatievorm te scheppen.
Onder de permanente aanvallen van buitenaf en dwang tot integratie in het systeem verheimelijken zij hun fouten (die ik allemaal zelf ook heb meegemaakt en ten dele nog steeds meemaak), verdedigen hun noodmodel tot in het uiterste en verheffen het tot voorbeeld voor revolutionair handelen (zie de kameraden uit de Interim nr. 165). Tot zover voor dit moment.
ROBERTO BLANCO
Autonome Studis Bolschewik
INLEIDING
Het is eigenlijk nogal lastig om de kritiek die we hebben op de reëel bestaande Autonome Beweging in een kort artikel samen te vatten. Wie de eerder door ons uitgegeven brochure gelezen heeft, zal ingezien hebben dat de teksten die we tot dusverre geproduceerd hebben zich niet gemakkelijk met elkaar in verband laten brengen. We vonden (en vinden) het erg moeilijk om de autonome theorie en de autonome praktijk op zo'n manier ter discussie te stellen, dat het feitelijk één en dezelfde kritiek zou zijn; dat de fouten van de theorie naar die van de praktijk zouden verwijzen en omgekeerd.
De problemen die zich voordoen bij het onder vuur nemen van de autonome beweging, als juist die eenheid van theorie en praktijk, deze problemen komen - dunkt ons - niet voort uit ons eigen onvermogen. Het is binnen de autonome beweging zelf namelijk, dat de scheiding tussen theorie en praktijk zo sterk is.
Vorig jaar, op de Bremer Internationalisme-dagen kon iedereen het met eigen ogen aanschouwen: de volledige, soms grotesk aandoende scheiding tussen theorie en praktijk of, preciezer nog, de scheiding tussen theoretici (v/m) en practici (v/m). De dagen waren georganiseerd door mensen uit het Umfeld van de autonome beweging, namelijk door de uitgeversters van de reeks Materialien für einen neuen Antiimperialismus.
De theoretici hadden dus een oproep gedaan, de beweging was gekomen; de ene groep hield ellenlange referaten, de andere groep luisterde min of meer geduldig en zwijgzaam. Maar zelfs met het praatje over, zeg, de Wereldbank-rellen in Brazilië wist men geen toehoorder van z'n/haar stoel af te krijgen. Velen zullen zich meer dan eens afgevraagd hebben: 'wat moeten we hier in vredesnaam mee?'
De graag aangehaalde stelling, dat men zonder revolutionaire theorie geen revolutionaire praktijk kan opbouwen maakte dat vele luisteraars nog wel enig geduld konden opbrengen met de sprekersters. Maar hoe de prachtige staaltjes van de theorie-cracks de praktische strijd verder zou moeten brengen, daarop kon niemand toch een antwoord krijgen. En toen het er dan feitelijk over ging: 'wat gaan we nou doen in september in Berlijn?' op dat moment konden de theoretici alleen wat hulpeloos hun schouders ophalen en hopen, dat de practici wat te binnen zou schieten, en dat een beetje ordelijk op poten zouden zetten....
Voor beide partijen was dat natuurlijk onbevredigend - zo onbevredigend als de kritiek is die wij in onze brochure hebben weergegeven op enerzijds de autonome theorie en anderzijds de autonome praktijk.
In dit artikel hopen we de waargenomen kloof te overbruggen. Het is onze bedoeling, helderheid te verschaffen over de wijze waarop in de autonome beweging theorie en praktijk met elkaar verbonden zijn. Onze stelling daarbij luidt dat juist de manier waarop deze met elkaar verbonden zijn het grote probleem van de autonomen is. En dat is het niet alleen voor de autonomen: het probleem is feitelijk de bron van het dilemma waarvoor elk revolutionair handelen zich in de imperialistische metropolen geconfronteerd ziet bij de huidige stand van zaken aangaande de klassenstrijd.
THEORIA VULGA AUTONOMICA – DE DOORSNEE AUTONOME THEORIE
Gaan we even uit van de meest bekende verschijningsvorm van de doorsnee-autonoom (v/m). Zo'n doorsnee-autonoom bestaat natuurlijk niet echt, en alles wat je over haar/hem te zeggen hebt wordt al snel weggewimpeld omdat het karikaturaal of al te woest polemisch zou zijn. In discussies duikt altijd wel weer een tegenvoorbeeld op, dat alles weer op losse schroeven zet. Maar hoe dan ook: zonder veralgemeniseringen, die de mensen die ermee geduid worden individueel zonder twijfel een hoop onrecht aandoen, zonder dit soort generalisaties is het niet mogelijk om zinvol te discussiëren. Iedere discussie loopt anders uit op het vertellen van anekdotes. En dat soort 'anekdotisme' is nu wel heel karakteristiek voor de discussies in 'de beweging'. Als wij in het hiernavolgende de voorstellingen en de praktijk van autonomen (v/m) proberen te beschrijven, dan kan dat wat al te overtrokken lijken. In de overdrijving zit echter een soort van waarheidskern, een kern die door het vertellen van leuke verhaaltjes nu eenmaal niet te benaderen zou zijn.
Er wordt nogal wat afgejammerd over het gebrek aan theorie in de autonome beweging. Formuleer je je kritiek op 'de' beweging vanuit dat uitgangspunt, dan trap je gelijk in de val die de specifieke verhouding van autonome theorie en praktijk voor je heeft opgezet. Onze kritiek is niet dat de beweging theorie-loos zou zijn, integendeel. Er is veeleer sprake van een duidelijk omschreven autonome theorie, wiens grote fout het is, niet bewust te zijn van het feit dat ze theorie is en daarom ook zo ontzettend moeilijk te bekritiseren is.
Wat we daarmee bedoelen? In ieder geval niet de verschillende pogingen tot autonome theorie, zoals die door Wildcat of door Autonomie ooit ontwikkeld zijn. Nee, daarmee bedoelen we het doodeenvoudige autonome doorsnee-bewustzijn, dat zelf een vorm van theorie is.
Hoewel het autonome doorsnee-bewustzijn maar heel zelden begrepen wordt als een theorie van de maatschappelijke verhoudingen gaat het toch om een duidelijk omschreven concept van machts- en onderdrukkingsverhoudingen in de wereld. Bekritiseren wij aldus dit doorsnee-bewustzijn, dan doen we dat niet omdat we de autonomen niet serieus zouden nemen. We proberen juist het bewustzijn van 'de autonoom' ernstig te onderzoeken als zijnde een theorie over de samenleving. Een theorie zelfs, die daadwerkelijk verbonden is met een zekere maatschappelijke praktijk. Daar van uitgaande stellen wij de - misschien wat ongebruikelijke - vragen: welke theorie? en welke praktijk? En: hoe hangen deze samen? En daarmee zijn we nog steeds op zoek naar de autonome doorsnee-theorie.
Duidelijk is, dat het op de wereld niet zo is, zoals het zou moeten zijn. Honger. Ellende. Oorlogen. Burgeroorlogen ... En bij ons gaat het ook al aardig beroerd.
Iedere bondsburger zou uitspraken als deze kunnen onderschrijven. Waarin revolutionaire strijders (v/m) zich onderscheiden van Jan de Vries is het feit, dat zij dit niet zien als een natuurlijk feit. Het revolutionaire subject zegt niet, zoals de brave burger dat zal zeggen: 'dat was altijd al zo, dat zal ook altijd zo blijven, daar kunnen wij nix aan doen' maar houdt vast aan het denkbeeld dat het ook anders zou kunnen zijn, dat mensen rationeel, vredelievend en gelukkig met elkaar zouden kunnen leven, als...
Als, ja, als.... We benaderen de kernvraag van de revolutionaire theorie. Als het inderdaad anders zou kunnen zijn, dan is het duidelijk dat er ook iemand schuldig is aan het feit dat het niet zo is. De vraag is dan: wie? Nu wordt het gecompliceerd. En zeker als we het meest domme antwoord dat hierop geformuleerd is weglaten - de paranoïde samenzweringstheorie die de anti-impi's er op na houden - dan wordt het helemaal moeilijk.
Maar nee, natuurlijk: schuldig zijn staat en kapitaal. 'Tuurlijk. Maar daarmee zijn we nog niet verder gekomen, want wie zijn dat, staat en kapitaal?
Moeten abstracte begrippen aldus opgevuld en aangekleed worden, moeten uit lege woorden concrete tegenstanders van vlees en bloed tevoorschijn getoverd worden, dan is er één die zich wel erg nadrukkelijk presenteert:
DE WOUT
DE WOUT is vijand nummer één van alle autonomen. In hem is de staat zichtbaar en tastbaar. Waar en wanneer ook de helmen opduiken en de knuppels getrokken worden, dan weet iedereen hoe en waar de frontlijn ligt: tussen ons en 'hullie'.
Dit is de autonome staatstheorie in een notedop. De staat, dat is het brute geweld. Het is repressie, het is fascisme, punt. Nuanceringen zijn overbodig. Deutsche Polizisten - Mörder und Faschisten. Staat, wouten, repressie, fascisme. Alles loopt door elkaar op de plek waar matten met wouten een heroïsche daad is, een aanslag op de staat, ja uiteindelijk ook een heuse revolutionaire handeling.
Het wereldbeeld van de meeste autonomen is niet zo plomp als dit, hoe vaak dat soms ook zo lijkt te zijn. Ergens weet men wel dat de staat er niet is omwille van zichzelf, dat de staat er ergens anders voor is. De staat - zoveel is wel duidelijk - dient ter bescherming van de belangen van het kapitaal. Waarbij de vraag vervolgens is: wat is het kapitaal? En dat is niet zo gemakkelijk meer aan te wijzen als dat bij 'de staat' het geval is.
Nou, het kapitaal, dat zijn zeg maar de grote banken en de multi's. En het gemene is, dat deze mensen over de héééle wereld uitbuiten. En omdat niemand zich graag laat uitbuiten, hebben zij daarbij de staat nodig. Om mensen te helpen onderdrukken. Anders zou het kapitaal immers wegtrekken.
Hoe dat met die uitbuiting nou precies in mekaar zit, is niet helemaal duidelijk, maar dat hoef je ook helemaal niet te weten. Het is immers glashelder: in de derde wereld creperen de mensen als vliegen. Hier leven ze van de bijstand. En dat, terwijl grote banken en concerns de grote winsten binnenhalen. Uitbuiting is een feit.
Maar hoe nu dit briljante theoretisch inzicht om te zetten in revolutionaire praktijk? Welnu, banken en concerns hebben kantoren, bureaus, verkooppunten etc. En die hebben etalages of in ieder geval een voorpui, waarvan er ruiten in te gooien zijn of ook met verf wat bijgekleurd kunnen worden. Hier en daar zal een molli z'n weg wel gevonden hebben en ook brandblussers met bestrijdingsmiddelen en poedersuiker hebben hun uitwerking niet gemist.
Wat dat nu alles zou veranderen aan het feit dat banken en concerns mensen uitbuiten is niet helemaal duidelijk. In ieder geval doen we iets praktisch, en draaien we geen abstracte kringetjes. (NB. bij demo's stellen de wouten zich altijd op vóór de nationale bank. Een duidelijker bewijs voor een fascistisch komplot van staat en kapitaal is er niet...)
Ook als we de ironie zouden weglaten, zou de analyse hetzelfde zijn: bovenstaande is in grote trekken 'de' autonome theorie. We missen het patriarchaat nog, maar daarover weet tegenwoordig niemand überhaupt nog wat te zeggen. Rest ons nog het hoofdstuk 'technische details' en een uitwijding over groepsdynamische processen.
De technische details dan maar als eerste. In autonome discussies gaat immers verreweg de meeste tijd zitten in het bespreken daarvan.
Links en rechts, ja en nee: mèt de reformisten of tégen de reformisten, mèt bivak of zonder bivak, gaan we wèl of gaan we niet naar de demo? De criteria waaraan deze vragen getoetst kunnen worden zijn de 'revolutionaire moraal' of de 'vastberadenheid'. Feitelijke -tactische - criteria zijn er voor de afzonderlijke dingen niet te bedenken. Beslissingen worden niet genomen met het oog op de te bereiken 'doelen'. In plaats daarvan wordt er gekeken, welke van de alternatieven het meest 'rechtvaardig' zou zijn. De doel-middelen verhouding staat hierom ook maar zeer zelden op de agenda (hetgeen deze vergaderingen ook zo saai maakt). Over 'meningen' en over 'moraal' valt nu eenmaal slecht te discussiëren, dat soort zinloos gezwets moet je maar voor thuis bewaren...
Interessanter nog zijn de groepsdynamische processen. Keren we even terug naar de staat- en kapitaaltheorie. De vraag die zich in dat verband laat stellen is: waarom laten de uitgebuitenen zich welgevallen dàt ze uitgebuit worden? Het antwoord is - zoals we zoëven al zagen - dat het staatsgeweld de mensen ervan weerhoudt, in opstand te komen. Degenen die zich niet laten weerhouden worden geconfronteerd met genadeloze repressie.
Iedereen weet natuurlijk stiekem al lang dat de passiviteit van de meerderheid van de bevolking zo niet te verklaren is, maar evengoed: hoe moesten we verklaren dat de meeste mensen alles maar laten gebeuren? In het beste geval is het antwoord op deze vraag de volgende: de mensen zijn/worden gemanipuleerd en gecorrumpeerd door de media, en door consumptie.
De precieze inhoud van deze stelling heeft zo zijn weerslag op het proces, zoals dat in de meeste autonome groepen werkzaam is. Want vroeger of later is er altijd wel iemand die beseft dat de autonomen evengoed gemanipuleerd en gecorrumpeerd zijn. Is dit eenmaal geconstateerd, dan komt er in autonome groepen in de regel een wat curieus, ja bijna puriteins ascetisme bovendrijven, een sterke afkeer van 'de buitenwereld' en een genadeloze identificatie met de eigen groep.
We zijn dan al niet ver verwijderd van het punt, waarop de mensen in de scene zich van alle kanten door vijanden omgeven voelen; vijanden die van zins zijn, het beetje identiteit dat zij in de loop van 'de strijd' verworven hebben, af te breken.
Veel van deze angst keert zich tegen andere linkse groepen, zeker wanneer deze het lef hebben, kritiek te uiten. De buitenwereld wordt op een gegeven moment zo ver weggehouden dat er een waanzinnige scheiding in het autonome bewustzijn optreedt. Enerzijds lijkt alles en iedereen buiten het scene-ghetto een vijandelijk leger die het revolutionaire subject willen 'omdraaien', haar/zijn identiteit willen vernietigen; tegelijkertijd is die boze buitenwereld ook een 'borrelende, kolkende massa' die op het punt staat te exploderen, om de grote revolutionaire ommezwaai te voltrekken.
Een ander, regelmatig terugkerend effect van groepsdynamische processen is de zogenaamde patriarchaats-discussie. We willen helemaal niet ontkennen dat er een patriarchaat zou zijn, zomin als we kunnen ontkennen dat sekse-specifieke onderdrukking ook in het groepsproces van autonome sientjes voelbaar is. Het is een zeer belangrijk punt van discussie, en moet dat ook zeker blijven. In autonome kringen wordt er evenwel nooit inhoudelijk over vragen als deze gesproken. In feite blijven gesprekken hieromtrent erg formeel.
Nemen we de Bremer Internationalismustagen van 't vorig jaar maar weer eens als voorbeeld. Er was zowat geen voordracht die aanleiding gaf tot discussie. Pas op het moment dat de patriarchaatsvraag boven kwam drijven - of niet, hoewel dat wel aangekondigd was - brak de hel los. Het resultaat daarvan was dat de aanwezigen zich opsplitsten in een mannen- en een vrouwenvergadering.
In plaats dat in die vergaderingen dan wezenlijk gediscussieerd werd over de relevantie van de vragen omtrent het patriarchaat voor revolutionaire strijd, gaf een en ander aanleiding tot een stevig staaltje van het beroemd-beruchte autonome 'anekdotisme': wie heeft er het sterkste verhaal te bieden? Het geschreeuw over het patriarchaat werd, en wordt in dergelijke situaties bijna altijd gebruikt ter vervanging van andere discussies.
Patriarchaal-seksistisch gedrag is feitelijk aan de orde van de dag in autonome groepen. In plaats dat men daar nu echt flink over discussieert, wordt alles 'verschoven' naar het niveau van de individuele moraal. In het beste geval heeft dat tot gevolg dat mensen 'schuld' wordt gewezen cq. schuld bekennen, en men elkaar belooft dat het in het vervolg allemaal beter zal worden. In andere gevallen komt het echter tot afscheidingen, splitsingen, tot buitensluiting enzovoorts. En die zijn vaak van blijvende aard, niet omdat ze het resultaat zijn van werkelijk inhoudelijke meningsverschillen, maar omdat ze opgehangen worden aan bepaalde omgangsvormen. Natuurlijk, een discussie over omgangsvormen binnen politieke groepen is erg nuttig, ja, noodzakelijk zelfs. Wanneer daardoor de discussies over tactiek of strategie blijvend verdrongen worden, terwijl men er tegelijkertijd blijk van geeft, over dergelijke zaken helemaal niet te kunnen discussiëren, dan verwordt ieder politiek gesprek tot een surrogaat. De autonome groep is dan feitelijk niet meer dan een jeugdclub, waarvan het de leden er om te doen is, zichzelf een identiteit te verschaffen.
DE AUTONOMEN EN DE STAAT
'De staat in zijn specifieke verschijningsvormen wortelt in de materiële levensomstandigheden van de samenleving, in de verhouding van de produktievoorwaarden tot de onmiddellijke producenten' (MEW 25/799ff)
De specifieke vorm, waarin de staat de meerderheid van loonafhankelijken aan zich onderworpen heeft, is maatgevend voor de vorm van de burgerlijke staat. Het 'normale' proces van meerwaarde-produktie steunt aldoor op het niet tot de economie behorende geweld van de burgerlijke staat. Dat geweld uit zich echter op verschillende manieren, hetzij binnen de nationale grenzen, hetzij tussen imperialistische, half-koloniale en koloniale landen. Voor de burgerlijke vorm van machtsuitoefening is de krachtsverhouding tussen de afzonderlijke componenten van de samenleving van doorslaggevend belang.
Het probleem dat zich voordoet in de wijze waarop de autonomen zich verhouden tot de staat is vooral het gebrek aan differentiatie. De staat wordt in geen enkel geval beschouwd als de neerslag van bepaalde kapitaalsverhoudingen: staat en kapitaal zijn immers één (vgl. Hartmann in Autonomie NF 14). Bij die 'analyse' wordt - om er een historisch tintje aan te geven - het begin van deze versmelting geplaatst bij de intrede van het NS-fascisme. Alles wat er daarna, of ook tegelijkertijd mee was, wordt geïnterpreteerd als het resultaat van één enkele, wereldwijde kapitaal-strategie.
Inderdaad kunnen we sinds het aantreden van de burgerlijke samenleving een zekere tendens richting monopolie-kapitalisme waarnemen. De nationale staten zijn echter nog steeds niet 'opgelost', en dat staat - ondanks Europa '92 - ook nog altijd niet op korte termijn te gebeuren.
Het kapitalisme van na de oorlog kenmerkt zich door een toenemende interventie van de kant van de staat in het economische leven, en kan beschouwd worden als een voortzetting van de Amerikaanse New Deal-politiek; dat betekent echter nog niet dat staat en kapitaal één zijn! Deze staatsinterventies hadden lange tijd een anticyclisch karakter. Daardoor kon de arbeidende bevolking langzamerhand in de samenleving geïntegreerd worden. De staat had het fascisme helemaal niet nodig om de winstmarges omhoog te laten schieten.
Autonomen zien de verschillende vormen van heerschappij door de bourgeoisie niet, noch de verschillende fracties waarin het kapitaal is onder te verdelen (vgl. de Nicaragua-politiek van Reagan en Mitterand). Hoewel het zeker juist is, het imperialisme te zien als een wereldwijd, alomvattend systeem, zijn er daarbinnen toch tegenstellingen werkzaam. Kennis van die tegenstellingen is noodzakelijk voor enig begrip van wat er in de wereld gebeurt, en zal wellicht ooit beslissend kunnen zijn voor de strijd van een nieuw revolutionair subject.
Een staat die zichzelf ziet als een burgerlijke democratie geeft revolutionairen (v/m) doorgaans de mogelijkheid hun ideeën openlijk te verspreiden. Zij garandeert hen tenminste gedeeltelijk het recht van vergadering, van demonstratie en staking, enz. In het Amerika van de New Deal waren er militante massa-stakingen en revolutionaire propaganda van kleine splintergroepjes; onder het fascisme werden alle democratische organen kapot gemaakt.
Om dit dilemma te omzeilen hebben autonomen het over de 'fascisering van de staat', zonder 'fascisme' überhaupt te hoeven (kunnen?) definiëren. De 'echte' radicalen maken het zich vervolgens wel heel gemakkelijk, door te roepen dat de staat (alle staten) altijd, overal en met alle middelen al fascistisch geweest is/zijn.
Hoe begrijpelijk deze voorstelling van zaken ook moge zijn vanuit een anti-burgerlijk perspectief, 'waar' is zij toch zeker niet. Om deze halfwas-anarchistische 'staat-fascisme-theorie' te kunnen koppelen aan de zo gekoesterde leugen van de 'Strijd om Vrije Ruimte' wordt hier allerhande kretologie aan vastgeplakt over 'gewapende strijd' en over 'de fascistische elementen van het systeem, die vrijgebombardeerd moeten worden'.
Om verdergaande inflatie van het begrip 'fascisme' tegen te gaan, alsook om de tegenstrijdige manier waarop men er zelf mee omgaat te kunnen rechtvaardigen is dit geniale denksysteem inmiddels uitgebreid met categorieën als: 'erg slecht fascisme' (Auschwitz), 'iets beter fascisme' (Zuid Afrika, Israël, Duitsland), 'goed of te verwaarlozen fascisme' (het Oostblok). Om van alle gezeik af te zijn, hebben we dan ook de volgende, alomvattende subjectief-morele analyse: 'Het fascisme is overal, waar er een klote-streek geleverd wordt'.
Dit geeft ons een helder zicht op de wereld, zonder 'als-en' en 'maren'. Het is oneindig uit te bereiden (eco-fascist, sanerings-fascist, enz.) zodat uiteindelijk geen hond meer kan ontkomen aan de vlijmscherpe messen van de autonome analyse.
Maar laten we ophouden met het voeren van polemiek. 'Fascisme' symboliseert in de autonome terminologie feitelijke repressie: de wouten, Stammheim, kapot-sanering. Verschijnselen die zich voordoen in een doorsnee burgerlijke staat, die voor de autonomen niet meer dan 'de staat' is. 'De Staat' of 'Het Systeem' is hoe dan ook 'De Vijand'.
Omdat onze autonome Kameraden maar heel zelden verankerd zitten in welk sociaal milieu dan ook (behalve dan in het eigen ghetto) en een dergelijk vijandbeeld in de tegenwoordig nog maar zo zelden gevoerde 'brede maatschappelijke discussies' moeilijk uit te tekenen valt, wordt het nietigste scherfje van het totale machtssysteem voor alles verantwoordelijk gemaakt: de WOUT.
Met de fraseologie over de 'woutenstaat' of ook het 'zwijnesysteem' plaatsen de autonomen zich buiten enige vorm van klassenanalyse; men heeft deze ermee altijd proberen te vereenvoudigen. De staat wordt zo tot een mythe gemaakt, de enige, almachtige vijand, die alles in haar greep houdt, en die daarom op elk moment frontaal aangevallen dient te worden. Alleen daar waar zij zichtbaar is, in haar meest nederige geuniformeerde onderdanen.
De politieke vorm van de burgerlijke samenleving kan niet begrepen worden, zonder de sociale inhoud van die samenleving te betrekken bij diens analyse. Nu wordt 'staat' enkel afgeleid uit het principe van de repressie, en niet uit de produktieverhoudingen. De burgerlijke samenleving kan evenwel alleen door middel van de kapitaalsverhoudingen begrepen, bestreden en overwonnen worden!!
L'ANTIFASCISME C'EST BIEN, LA REVOLUTION C'EST MIEUX!!
EINE FRAGE AN WOLF BIERMANN
Frage: Herr Biermann, Sie haben die DM 10.000,-- für Ihren Fontane-Literaturpreis an den Rechtsanwalt Mahler überwiesen, damit westberliner Studenten sich vor westberliner Gerichten besser verteidigen können. Was würden Sie dazu sagen, wenn diese 10.000,- in die Kasse der Baader-Meinhof-Gruppe gewandert sind und sich in Schußwaffen verwandelt haben? Macht Ihnen das keine Sorgen?
Nein.
Frage: Ist das alles…?
Nein, aber Sie erwarten doch wohl nicht, daß ich mich von der 'Roten-Armee-Fraktion' distanziere. Ich möchte nicht in den Orden linker Oberpriester aufgenommen werden, die der Baader-Meinhof-Gruppe ihren Segen verweigern. Lenin hat gesagt, daß der erste Schuß erst abgefeuert werden darf, wenn die Revolution losgeht. Die Kommunisten in der Baader-Meinhof-Gruppe setzten ihr Leben für die Gegenthese ein, nämlich, sie wollen beweisen, wenn nicht endlich der erste Schuß losgeht, die Revolution verschlafen und verfressen wird. Daß nun Leute ihr Leben für eine These aufs Spiel setzten, mag für das gebildete Publikum seine typisch deutsche Komik haben, immerhin hat die RAF wichtige Antworten auf die Frage geliefert, ob und in welchem Maße die Methoden der südamerikanischen Tupamaros in Westeuropa anwendbar sind. Und solche Erfahrungen werden nicht in Wortgefechten gemacht, sondern in praktischen Kämpfen. Billiger sind neue politische Erkentnisse nicht zu haben. Linke Sekten können jetzt gemütlich bei einer Tasse Tee darüber schwätzen, daß Lenin recht hatte, und gelernte Marxisten können jetzt ein halbes Lebenswerk darüber verfassen, daß die RAF scheitern mußte… mir fällt bei dieser Gelegenheit das Gedicht GEGEN DIE OBJEKTIVEN von Brecht ein, in dem es heißt:
Unsere Niederlagen nämlich beweisen nichts, als daß wir zu wenige sind, die gegen die Gemeinheit kämpfen, und von den Zuschauern erwarten wir, daß sie wenigstens beschämt sind!
Karl Marx wußte 1871 in London auch ohne Fernseher, daß die militärische Lage des Proletariats im eingeschlossenen Paris so gut wie aussichtlos war; er riet deshalb dringend von einer Machtergreifung ab. Als aber dann die Kommune in Paris ausgerufen wurde, erteilte Marx nicht wie ein deutscher Professor säuerliche Lehren, sondern solidarisierte sich leidenschaftlich mit dem Pariser Proletariat. Und selbst nach dem letzten Akt auf dem Friedhof Père la chaise hielt er kein Referat über seine politischen Gegner innerhalb der Linken, die Blanquisten und Prudhonisten, weil sie das Volk von Paris in ein voraussehbares Blutbad geführt hatten, sondern er sicherte in seiner Schrift DER BÜRGERKRIEG IN FRANKREICH die Erfahrungen dieser 72 großen Tage, Erfahrungen über die Diktatur des Proletariats, von denen heute noch die Monopol-Bürokraten in den sozialistischen Ländern zittern. Wenn dagegen das Taschenformat der RAF, gemessen an der Kommune, wie lächerlich erscheinen muß, so können wir doch an der Haltung, die Marx vorgeführt hat, lernen, daß jede Kritik an andersdenkenden Genossen nur auf der Grundlage leidenschaftlicher Solidarität angemessen und brauchbar ist. Wenn alle Linken, die jetzt gegen die Baader-Meinhof-Gruppe sind, gegen den Kapitalismus kämpfen würden, brauchten die RAF-leute sich nicht wie Krimi-Gangster mit weißen BMW-kostümen zu verkleiden.