Goldman, Emma - Anarchisme. Wat het werkelijk betekent

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Anarchisme: wat het werkelijk betekent

Door Emma Goldman


Oorspronkelijke titel: Anarchism: what it really stands for

Verschenen: 1911

Vertaling: Janneke van der Meuelen

Digitalisering: Tommy Ryan


Anarchisme: wat het werkelijk betekent

Anarchie

Immer vervloekt, beschimpt en misverstaan,

Zijt gij de grauwe schrik van onze tijd.

‘Chaoot en Saboteur,’ zo schimpt de brave onderdaan.

‘Gij brengt ons oorlog, eind’loos moord en strijd.’

Ach, laat hem razen. Wie nimmer werd vervuld,

Met het verlangen Waarheid achter ’t woord te vinden.

Zal nooit de ware zin des woords worden onthuld,

Voort zal hij gaan als blinde onder blinden.

Maar u, o woord, zo helder, sterk en klaar,

Gij zegt het al, wat 'k eens mijn doel wenste te maken.

Ik geef u aan de toekomst! Die is aan u voorwaar,

Zodra een ieder tot zichzelf tenminste zal ontwaken.

Komt gij in zonneschijn of in der stormen gril?

Ik weet het niet - doch d'aarde zal het zien!

Ik ben een Anarchist! En daarom wil,

En zal ik niet gebieden, noch mij doen gebiên!

John Henry Mackay[1]


De geschiedenis van de menselijke groei en ontwikkeling is eveneens de geschiedenis van de zware strijd die elk nieuw idee moest voeren dat de komst van een lichtere dageraad inluidde. Het Oude is er met zijn ijzeren greep op de traditie nooit voor teruggedeinsd om de komst van het Nieuwe - in welke vorm of tijd dan ook - met de laaghartigste en wreedste middelen tegen te gaan. We hoeven niet eens zo diep in het verleden te graven om een idee te krijgen van de geweldige tegenstand, moeilijkheden en ontberingen waarmee elk progressief idee te kampen heeft gehad. De pijnbank, de duimschroef en de knoet; het gevangenispak en de toom der maatschappij - al die elementen die samenspannen tegen de geest die onverstoorbaar voorwaarts trekt, behoren nog allerminst tot het verleden.

Natuurlijk is het anarchisme hetzelfde lot beschoren als elke andere vernieuwingsgedachte. Aangezien het anarchisme de meest revolutionaire en compromisloze vernieuwing voorstaat, stuit het onherroepelijk op zowel de onwetendheid als het venijn van de wereld die het wil veranderen. Om al het verzet in woord en daad tegen het anarchisme ook maar bij benadering te kunnen behandelen, zou ik een heel boekwerk moeten volschrijven. Daarom zal ik me hier tot twee fundamentele bezwaren beperken; aan de hand daarvan zal ik proberen duidelijk te maken wat het anarchisme werkelijk betekent.

Een eigenaardig verschijnsel van het verzet tegen het anarchisme is dat het de relatie tussen zogeheten kennis en onwetendheid aan het licht brengt. En toch is dit, de betrekkelijkheid van alles in aanmerking genomen, niet eens zo erg vreemd.

Het strekt de onwetende massa tot voordeel dat ze geen aanspraak maakt op kennis of verdraagzaamheid. Aangezien ze altijd louter impulsief handelt, verschillen haar beweegredenen niet van die van een kind. ‘Waarom?’ ‘Daarom.’ En toch verdient het verzet van de onwetende massa evenzeer onze aandacht als dat van de intelligente mens.

Welke zijn dan die bezwaren? Ten eerste dat het anarchisme een mooi maar onpraktisch ideaal is. Ten tweede dat anarchisme geweld en verwoesting betekent, en dan ook als kwaadaardig en gevaarlijk moet worden afgewezen. Zowel de intelligente mens als de onwetende massa baseert zijn oordeel niet op gedegen kennis van zaken maar op kletspraatjes of verkeerde interpretaties.

Een praktisch plan, zo zegt Oscar Wilde, is ofwel iets dat al bestaat, ofwel een plan dat onder de gegeven omstandigheden zou kunnen worden uitgevoerd; maar onze bezwaren gelden nu juist die gegeven omstandigheden, en elk plan dat zich bij deze omstandigheden neerlegt, is dan ook verkeerd en dom. Om te beslissen of iets al dan niet praktisch is, moet men zich dan ook niet afvragen of het verkeerde en domme ermee in stand kan blijven; neen, veeleer gaat het om de vraag of het betreffende plan levenskrachtig genoeg is om de brakke wateren van het oude achter zich te laten en een nieuwe wereld op te bouwen en in stand te houden. Zo beschouwd is het anarchisme inderdaad praktisch. Meer dan elk ander ideaal stelt het zich teweer tegen het verkeerde en het domme; meer dan elk ander ideaal is het gericht op het opbouwen en in stand houden van een nieuwe wereld. De gevoelens van de onwetende massa worden voortdurend opgezweept door de meest sensationele verhalen over het anarchisme. In de strijd tegen deze filosofie en haar exponenten wordt ieder middel te baat genomen. In de ogen van de onwetende massa betekent anarchisme dan ook hetzelfde als de spreekwoordelijke boze man voor een kind - een zwart monster dat alles wil verslinden; kortom, verwoesting en geweld.

Verwoesting en geweld! Hoe zou de gewone man ook kunnen weten dat onwetendheid het meest gewelddadige element in onze maatschappij is; dat het anarchisme juist strijdt tegen de verwoestende kracht der onwetendheid? Hij weet al evenmin dat het anarchisme - dat bij wijze van spreken wortelt in de natuurkrachten - geen gezond weefsel vernietigt, maar parasitaire gezwellen die de levenskracht der maatschappij aanvreten. Het maakt de aarde enkel onkruidvrij, opdat ze gezonde vruchten dragen kan.

Iemand heeft eens gezegd dat het minder geestelijke inspanning vergt om iets te veroordelen dan om ergens over na te denken. Uit de wijdverspreide geestelijke traagheid, die zo’n grote maatschappelijke invloed is, blijkt hoeveel waarheid er in deze uitspraak schuilt. In plaats van een bepaald idee grondig te onderzoeken, haar oorsprong en betekenis na te gaan, geven de meeste mensen er de voorkeur aan om het ofwel totaal te veroordelen, ofwel af te gaan op oppervlakkige of bevooroordeelde definities van bijzaken.

Het anarchisme dwingt de mens ertoe zelf na te denken, zelf te onderzoeken en iedere bewering te analyseren; maar om de verstandelijke vermogens van de gemiddelde lezer niet al te zeer te belasten zal ook ik beginnen met een definitie, waar ik vervolgens nader op zal ingaan.

ANARCHISME: De filosofie van een nieuwe maatschappelijke orde, gebaseerd op een niet door menselijke wetten beperkte vrijheid; de theorie dat elke vorm van gezag berust op geweld en daarom zowel verkeerd en schadelijk als overbodig is.

Vanzelfsprekend stoelt deze nieuwe maatschappelijke orde op de materialistische levensbeschouwing; maar hoewel alle anarchisten het erover eens zijn dat de economische situatie vandaag de dag het grootste kwaad is, stellen zij dat dat kwaad alleen maar verholpen kan worden door alle facetten van het leven in aanmerking te nemen - het individuele zowel als het collectieve; het innerlijke zowel als het uitwendige.

Een gedegen onderzoek naar de geschiedenis van de menselijke ontwikkeling geeft de verbitterde strijd te zien tussen twee elementen; twee elementen waarvan men nu pas begint te beseffen dat ze niet vreemd aan elkaar, maar in ware harmonie met elkaar verweven zijn, mits ze in de juiste omgeving worden geplaatst. De elementen waar ik hier op doel, zijn de individuele en maatschappelijke instincten. Het individu en de samenleving zijn eeuwenlang verwikkeld geweest in een genadeloze en bloedige strijd, waarbij ieder voor zich op de heerschappij uit was, omdat ze allebei blind waren voor de waarde en het belang van de ander. De individuele en de sociale instincten - het eerste is een zeer machtige factor voor het individuele streven, voor persoonlijke groei, verlangens en zelfontplooiing; het laatste is een al even machtige factor voor wederzijds hulpbetoon en maatschappelijk welzijn.

Men hoeft niet ver te zoeken om een verklaring te vinden voor de storm die woedt in het individu en tussen hem en zijn omgeving. De primitieve mens, niet in staat om zijn eigen wezen, laat staan de eenheid van al wat leeft te doorgronden, voelde zich volkomen overgeleverd aan blinde, verborgen krachten die er steeds op uit waren om hem te bespotten en te tergen. Hier ligt de grondslag voor allerlei religieuze opvattingen waarin de mens wordt afgeschilderd als louter speelbal van hogere hemelse machten, die zich alleen door een totale overgave laten verzoenen. Alle oude sagen berusten op dat idee, dat tevens het Leitmotiv vormt van de Bijbelse verhalen over de relatie van de mens tot God, de staat, de maatschappij. Steeds weer treffen we dit motief aan: de mens is niets, het gezag is alles. Zo kon Jehovah de mens alleen verdragen mits hij zich volledig aan hem zou overgeven. De mens mag zich aan alle aardse heerlijkheden te goed doen, zolang hij zich maar niet van zichzelf bewust wordt. De staat, de maatschappij en de zedelijke voorschriften zingen allemaal hetzelfde refrein: De mens mag zich aan alle aardse heerlijkheden te goed doen, zolang hij zich maar niet van zichzelf bewust wordt.

Het anarchisme is de enige filosofie die de mens zelfbewust maakt; die stelt dat God, de staat en de maatschappij niet bestaan, dat hun beloften ijdel en leeg zijn omdat ze alleen maar vervuld kunnen worden als de mens zich ondergeschikt maakt. Het anarchisme leert dan ook dat al wat leeft een eenheid vormt, niet alleen in de natuur, maar ook in de mens zelf. Tussen de individuele en sociale instincten is evenmin een conflict als tussen het hart en de longen; het hart is de zetel van de kostbare levenskern, de longen zorgen ervoor dat deze kern zuiver en sterk blijft. Het individu is het hart van de samenleving, de kern van het sociale leven; de samenleving is de longen, die er voor zorgen dat de kern van het leven - dat wil zeggen het individu - zuiver en sterk blijft.

Emerson zegt: 'De actieve ziel is het enige waardevolle in de wereld; ieder mens draagt haar met zich mee. De actieve ziel aanschouwt de absolute waarheid en spreekt en schept de waarheid.’ Met andere woorden: waar het in de wereld om gaat, is het individuele instinct. De levende waarheid wordt aanschouwd en geschapen door de zuivere ziel, en hieruit zal een nog grotere waarheid voortkomen: de herboren maatschappelijke ziel.

Het anarchisme bevrijdt de mensheid van de spookbeelden die haar gevangen hebben gehouden; het brengt de verzoening tot stand tussen de twee elementen die tezamen zorgen voor individuele en sociale harmonie. Om die eenheid tot stand te brengen heeft het anarchisme de oorlog verklaard aan de hardnekkige invloeden die tot dusverre het harmonieuze samengaan der individuele en sociale instincten, van het individu en de maatschappij, in de weg hebben gestaan.

Godsdienst - de knechting van het menselijk verstand; Eigendom - de knechting der menselijke behoeften; en het Staatsgezag - de knechting van het menselijk handelen; tezamen belichamen zij het bolwerk van de menselijke slavernij en alle gruwelen die daaruit voortvloeien.

Godsdienst! Hoezeer overheerst hij het menselijk verstand; hoezeer vernedert en krenkt hij zijn ziel! God is alles, de mens is niets, zegt de godsdienst. Maar uit dat niets heeft God een koninkrijk geschapen dat zo despotisch, zo tiranniek, zo wreed en zo veeleisend is, dat niets dan droefenis en bloed en tranen de wereld geregeerd hebben sinds de goden met hun werk zijn begonnen. Het anarchisme wekt de mens op tot rebellie tegen dit zwarte monster. Verbreek je geestelijke kluisters, zegt het anarchisme tegen de mens, want alleen als je zelf leert denken en oordelen, zul je je kunnen bevrijden van de macht der duisternis, het grootste obstakel voor iedere vooruitgang.

Eigendom, de knechting der menselijke behoeften, de loochening van het recht om zijn behoeften te bevredigen. Er is een tijd geweest dat de eigendom zich goddelijke rechten aanmatigde en de mens met hetzelfde refrein bestookte als de godsdienst: ‘Offer u op! Verloochen uzelf! Onderwerp u!’ De geest van het anarchisme heeft de mens uit zijn onderdanige positie verheven. Nu staat hij rechtop, met zijn gelaat naar het licht gewend. Hij is zich bewust geworden van de onverzadigbare, verslindende, verwoestende aard van de eigendom en hij maakt aanstalten om dit monster een dodelijke slag toe te brengen.

‘Eigendom is diefstal,' zei de grote Franse anarchist Proudhon. Jawel, maar voor de dief zijn er geen gevaren aan verbonden. De eigendom, die beslag legt op alle vruchten van de arbeid, heeft de mens van zijn geboorterecht beroofd en hem als armoedzaaier en verschoppeling aan zijn lot overgelaten. De eigendom kan niet eens het afgezaagde excuus aanvoeren dat de mens niet genoeg produceert om aan ieders behoeften te kunnen voldoen. Iedereen die de grondbeginselen der economie kent, weet dat de productie gedurende de afgelopen twintig jaar de normale vraag veruit heeft overtroffen. Maar wat betekenen normale behoeften voor een abnormale instelling? De enige behoefte waar de eigendom oog voor heeft, is zijn eigen gulzige begeerte naar nog meer rijkdom, want rijkdom betekent macht; macht om te onderwerpen, te krenken, te vernederen. Amerika gaat met name prat op haar grote macht, haar reusachtige nationale rijkdom. Arm Amerika, waartoe dient haar al die rijkdom, zolang haar inwoners straatarm zijn? Zolang zij een smerig, misdadig leven vol kommer en kwel moeten lijden als een leger van opgejaagde, ontheemde en berooide mensen?

Algemeen wordt toegegeven dat een onderneming waarbij de lasten de baten overschrijden, onherroepelijk bankroet gaat. Maar degenen die zich bezighouden met de productie van rijkdom, kennen zelfs deze simpele waarheid nog niet. Ieder jaar worden de productiekosten verhoogd door het verlies aan mensenlevens (vorig jaar [1910] werden er in Amerika 50.000 gedood, 100.000 raakten gewond); voor de grote arbeidersmassa, die de rijkdom helpt vergroten, worden de baten steeds kleiner. En toch is Amerika nog steeds blind voor het onafwendbare bankroet van ons productiesysteem. En dat is niet de enige misdaad van dit systeem. Nog fataler is het misdadige feit dat de arbeiders worden gereduceerd tot louter verlengstuk van de machine, met nog minder inbreng en beslissingsbevoegdheid dan hun meesters van staal en ijzer. De mens wordt niet alleen beroofd van de producten van zijn arbeid, maar ook van de macht van het vrije initiatief, van oorspronkelijkheid en belangstelling of liefde voor de dingen die hij maakt.

Echte rijkdom is gelegen in dingen die nuttig en mooi zijn, dingen die bijdragen tot de vorming van een krachtig en mooi lichaam en een inspirerende leefomgeving. Maar zolang de mens gedoemd is om dertig jaar van zijn leven garen om een spoel te winden, kolen te delven of wegen te bouwen kan er van dat soort rijkdom geen sprake zijn. Zijn arbeid levert de wereld alleen maar grauwe, afzichtelijke dingen op, die de weerspiegeling vormen van een saai, afzichtelijk leven - te zwak om te leven, te laf om te sterven. Vreemd genoeg zijn er lieden die dit dodelijke systeem van gecentraliseerde productie verheerlijken als gold het de grootste verworvenheid van onze tijd. Zij beseffen totaal niet dat wij, als er geen einde komt aan onze onderworpenheid aan de machine, in een nog slaafsere positie zullen geraken dan onder de Monarch het geval was. Zij sluiten hun ogen voor het feit dat centralisatie niet alleen de genadeslag toebrengt aan de vrijheid, maar ook aan gezondheid en schoonheid, aan kunst en wetenschap; dat wordt immers allemaal onmogelijk gemaakt in een werktuiglijk, mechanisch bestaan.

Voor het anarchisme is zo’n productiemethode volstrekt onaanvaardbaar; het streeft naar de zo vrij mogelijke ontplooiing van alle verborgen krachten van het individu. Oscar Wilde geeft de volgende definitie van een volmaakte persoonlijkheid: ‘Iemand die zich onder volmaakte omstandigheden kan ontplooien, die niet gewond, verminkt of bedreigd wordt.’ Een volmaakte persoonlijkheid is dan ook slechts mogelijk in een samenleving waarin de mens zijn werk en werkomstandigheden in volle vrijheid kan kiezen en waarin hij vrij is om te werken. Zo iemand kan in het maken van een tafel, het bouwen van een huis of het ploegen der aarde een zelfde bevrediging vinden als een kunstenaar in zijn schilderij en een wetenschapper in zijn onderzoekswerk - voor hem is zijn werk de vrucht van inspiratie, van een intens verlangen en een diepe behoefte om zijn creatieve vermogens in zijn werk tot uitdrukking te brengen. Omdat dat het ideaal is van het anarchisme, moet zijn economische organisatie bestaan uit vrijwillige productie- en distributie-associaties, want dat is de beste productiemethode, met de minste verspilling van menselijke energie; hieruit zal zich geleidelijk aan een vrije communistische samenleving ontwikkelen. Het anarchisme erkent echter ook het recht van het individu of een groep individuen om te allen tijde, al naar gelang de eigen voorkeur en verlangens, andere werkvormen op te zetten.

Aangezien een dermate vrije ontplooiing van de menselijke energie alleen maar mogelijk is in een situatie van volstrekte individuele en sociale vrijheid, stelt het anarchisme zich teweer tegen de derde en tevens grootste vijand van alle sociale gelijkheid; namelijk de staat, het georganiseerde gezag, de rechterlijke macht - de knechting van het menselijk handelen.

Zoals de godsdienst het verstand heeft gekneveld en de eigendom of het monopoliebezit de menselijke behoeften aan zich onderworpen en verstikt heeft, zo heeft de staat de menselijke wilskracht geknecht door iedere handeling aan strenge bepalingen te onderwerpen. ‘Iedere vorm van staatsgezag is in wezen tirannie,’ zo zegt Emerson. Het maakt niet uit of het gezag van God gegeven is of op de wil van de meerderheid berust. Altijd streeft het ernaar om het individu absoluut aan zich te onderwerpen.

Doelend op de Amerikaanse regering heeft de grote Amerikaanse anarchist David Thoreau gezegd: ‘De regering is niet meer dan een traditie, zij het een van recente datum, die tracht zichzelf integraal aan het nageslacht over te dragen, maar in toenemende mate haar integriteit verliest; ze heeft nog niet eens de vitaliteit en daadkracht van één enkel levend mens. De wet heeft de mens nimmer een greintje rechtvaardigheidsgevoel bijgebracht; en door hun respect voor de wet worden zelfs welmenende lieden dagelijks werktuigen der onrechtvaardigheid.’

Inderdaad, onrechtvaardigheid is de grondtrek van iedere regering. Met de arrogantie en zelfgenoegzaamheid van een soevereine vorst bekritiseren, beoordelen, veroordelen en straffen regeringen de nietigste vergrijpen; voor hun eigen zelfbehoud maken ze zich echter schuldig aan het grootste vergrijp - de vernietiging van de individuele vrijheid. Ouida[2] heeft dan ook gelijk als ze stelt dat 'de staat er louter op uit is om zijn publiek zodanig te vormen dat zijn eisen worden ingewilligd en zijn schatkist wordt gevuld. Zijn grootste prestatie is de reductie van de mens tot een automaat. In zijn nabijheid verdorren en verrotten alle wat meer verfijnde en kwetsbare vrijheden, die zorg en ruimte behoeven, onherroepelijk. De staat heeft een belastingsysteem nodig waaraan geen ontsnappen mogelijk is, een schatkist waarin nooit een tekort is en een eentonig, gehoorzaam, kleurloos en geesteloos publiek, dat zich met de volgzaamheid van een kudde schapen over een rechte straatweg tussen twee muren voortbeweegt.’

Maar zelfs een kudde schapen zou zich het gevit van de staat niet laten welgevallen, om nog maar te zwijgen van de corrupte, tirannieke en onderdrukkingsmiddelen die hij ten eigen dienste aanwendt. Bakoenins kritiek op de staat geldt dan ook het feit dat hij het einde betekent van de vrijheid van het individu en kleine minderheden - de vernietiging van solidariteit, de beknotting of zelfs algehele ontkenning van het leven; en dat alles om zijn eigen macht te vergroten. De staat is het altaar waarop de politieke vrijheid geofferd wordt, en net als het religieuze altaar wordt hij in stand gehouden om mensenoffers te brengen.

Alle moderne denkers zijn het er in feite over eens dat de regering, het georganiseerde gezag of de staat er louter toe dient om het eigendom en het monopoliebezit in stand te houden en te beschermen. Op geen enkele andere manier heeft deze instelling ooit enig nut bewezen.

Zelfs George Bernard Shaw, die toch wonderen verwacht van de staat op fabianistische grondslag[3], geeft toe dat de staat ‘in de huidige situatie een reusachtig apparaat is dat ertoe dient om de armen met bruut geweld te bestelen en als slaven op te drijven’. Hiervan uitgaande valt moeilijk in te zien waarom deze zo pientere schrijver de staat nog in stand wil houden als armoede eenmaal verleden tijd is geworden.

Helaas verkeren er nog steeds mensen in de veronderstelling dat het staatsgezag op natuurlijke wetten berust, dat het de sociale orde en harmonie in stand houdt, dat het de misdaad doet afnemen en de luilak ervoor behoedt te teren op de zak van zijn medemensen. Ik zal dan ook nader ingaan op deze beweringen.

Een natuurlijke wet is datgene in de mens dat vrij en spontaan, zonder druk van buitenaf en in harmonie met de natuurlijke behoeften tot uitdrukking komt. Zo is bijvoorbeeld de behoefte aan voeding, aan sexuele bevrediging, aan licht, lucht en beweging een natuurlijke wetmatigheid. Maar voor de bevrediging van die behoeften is er geen staatsapparaat nodig, geen knuppels, geweren, handboeien of gevangenissen. Om zulke wetten te gehoorzamen, zo we hier al van gehoorzaamheid kunnen spreken, is er slechts spontaniteit en vrijheid nodig. Dat het staatsgezag zich niet op een dergelijke harmonieuze wijze in stand houdt, blijkt uit de afschuwelijke hoeveelheid gewelddadige, machts- en dwangmiddelen waarover iedere staat beschikt om zich in stand te kunnen houden. Blackstone heeft dan ook gelijk als hij zegt: ‘Menselijke wetten zijn gebrekkig, want ze druisen in tegen de wetten van de natuur.’

Afgezien van het soon orde dat in Warschau heerste na de slachting van duizenden mensen, kan men het staatsgezag moeilijk enig vermogen tot het scheppen van orde en sociale harmonie toeschrijven. Orde die berust op onderwerping en door terreur wordt gehandhaafd, biedt weinig veiligheidswaarborgen; toch is dat de enige ‘orde’ die regeringen ooit hebben gehandhaafd. Waarachtige sociale harmonie ontwikkelt zich echter als vanzelf uit gemeenschappelijkheid van belangen. In een maatschappij waarin degenen die altijd werken nooit iets bezitten, terwijl degenen die nooit werken overal de vruchten van plukken, kan geen sprake zijn van gemeenschappelijkheid van belangen; in zo’n maatschappij is sociale harmonie dan ook een mythe.

Het georganiseerde gezag treedt deze ernstige situatie tegemoet door nog grotere privileges toe te kennen aan degenen die zich de hele aarde al hebben toegeëigend, en door de slavernij van de bezitloze massa nog te vergroten. Zo probeert de staat met alle tot zijn beschikking staande machtsmiddelen - wetten, politie, leger, rechtbanken, wetgevende macht, gevangenissen - voortdurend de meest tegenstrijdige elementen in de maatschappij met elkaar ‘in harmonie te brengen’.

De meest belachelijke verontschuldiging voor gezag en wet is wel dat zij de misdaad zouden verminderen. Afgezien van het feit dat de staat zelf de grootste misdadiger is, die alle geschreven en natuurlijke wetten overtreedt, die steelt in de vorm van belastingen, die moordt in de vorm van oorlog en doodstraf, zit er absoluut geen schot in de misdaadbestrijding. De staat is er totaal niet in geslaagd om deze gruwelijke plaag, die hij zelf heeft veroorzaakt, uit te roeien of zelfs maar terug te dringen.

Misdaad is niets anders dan ontspoorde energie. Zolang alle hedendaagse instellingen economisch, politiek en moreel samenspannen om de menselijke energie in verkeerde banen te leiden; zolang de meeste mensen niet op de goede plaats zitten, werk doen dat ze haten en de pest aan hun leven hebben, zal de misdaad onvermijdelijk zijn, en alle wetten en verordeningen kunnen de misdaad alleen maar doen toenemen, ze kunnen haar nooit uit de wereld helpen.

De maatschappij in haar huidige vorm heeft geen flauw benul van de wanhoop, de armoede, de gruwelen en de vreselijke strijd die een mens moet doormaken voordat hij tot misdaad en zelfvernedering overgaat. Wie zich dit alles wel bewust is, zal de volgende uitspraak van Peter Kropotkin zeker beamen:

‘Zij die bereid zijn om de voordelen die worden toegeschreven aan wet en straf af te wegen tegen de vernederende uitwerking die deze laatste heeft op de betreffende personen;… zij die bereid zijn om zelf de gevangenismuren binnen te treden en te zien wat er van mensen wordt wanneer ze van hun vrijheid worden beroofd, wanneer ze worden onderworpen aan de zorg van wrede bewakers, aan grove, ruwe woorden en talloze pijnlijke, diepe vernederingen, zullen het met ons eens zijn dat het hele systeem van opsluiting en straf een gruwel is, waaraan nodig een eind gemaakt dient te worden.’

De veronderstelling dat de wet een afschrikkende werking zou hebben op luie figuren, kan nauwelijks serieus worden genomen. Zodra de maatschappij eenmaal verlost zou zijn van de verspilling en de onkosten die het onderhoud van een klasse van luilakken met zich meebrengt, en van de al even hoge onkosten die de omslachtige bescherming van deze klasse vereist, zou er voor iedereen - inclusief die enkele luie individuen - geld in overvloed zijn. Men moet zich bovendien realiseren dat luiheid ofwel uit bijzondere privileges, ofwel uit lichamelijke en geestelijke afwijkingen voortkomt. Ons huidige waanzinnige productiesysteem geeft beide ruimschoots de kans en het is eigenlijk dan ook een wonder dat er nog steeds mensen zijn die willen werken. Het anarchisme wil de arbeid ontdoen van zijn geestdodende en saaie karakter, van zijn naargeestigheid en plichtmatigheid. Het wil werken tot een bron van vreugde, van kracht, kleur en ware harmonie maken, opdat zelfs allerminst begaafde mensen plezier en hoop in hun werk kunnen vinden.

Om de samenleving zodanig te kunnen inrichten, moet het staatsgezag met al zijn onrechtvaardigheid, willekeur en onderdrukking worden afgeschaft. Zelfs in het gunstigste geval heeft het slechts één levenswijze aan alle mensen opgelegd, zonder rekening te houden met individuele en maatschappelijke verschillen en behoeften. Door het gezag van staat en wet te vernietigen wil het anarchisme het zelfrespect en de onafhankelijkheid van het individu van iedere dwang en bemoeienis van bovenaf bevrijden. Alleen in vrijheid kan de mens zich volledig ontplooien. Alleen in vrijheid zal hij leren nadenken en handelen en zichzelf van zijn beste kant laten zien. Alleen in vrijheid zal hij de kracht van de sociale banden die alle mensen verenigen en die de ware grondslag vormen voor een normaal maatschappelijk leven, beseffen.

Maar hoe zit het dan met de menselijke natuur? Kan die veranderd worden? En zo niet, zal zij zich kunnen handhaven onder het anarchisme?

Arme menselijke natuur, hoeveel afgrijselijke misdaden zijn al in uw naam gepleegd! Iedere dwaas, van de koning tot de politieman, van de bekrompen dominee tot de halfbakken wetenschapper, stuk voor stuk wanen zij zich een autoriteit op het gebied van de menselijke natuur. Maar hoe kan men vandaag de dag spreken van 'menselijke natuur’? Onder de huidige omstandigheden is immers iedere ziel gekluisterd, ieder hart geketend, gewond en verminkt!

John Burroughs heeft vastgesteld dat wetenschappelijke experimenten met dieren in gevangenschap volkomen zinloos zijn. Hun aard, hun gewoonten, verlangens en behoeften ondergaan een totale verandering als ze worden weggehaald uit de natuurlijke omgeving van velden en bossen. Wat kunnen we dan zeggen over de mogelijkheden van de menselijke natuur, nu zij in een nauwe ruimte is gekooid en dagelijks met geweld tot onderdanigheid wordt gedwongen?

Alleen vrijheid, ruimte, kansen en bovenal vrede en rust kunnen ons inzicht verschaffen in de werkelijk belangrijke elementen van de menselijke natuur en haar geweldige mogelijkheden.

Het anarchisme wil het menselijk verstand dus bevrijden van de heerschappij der godsdienst; het wil het menselijk lichaam bevrijden van de heerschappij van de eigendom; het wil het menselijk handelen bevrijden van de kluisters en dwang van het staatsgezag. Het anarchisme streeft naar een samenleving die is gebaseerd op de vrijwillige samenwerking van individuen, met als doel de productie van waarachtige maatschappelijke rijkdom; een samenleving waarin ieder mens vrij gebruik kan maken van de vruchten der aarde en zijn levensbehoeften, al naar gelang zijn persoonlijke verlangens, voorkeur en aard, ten volle kan bevredigen.

Dit is geen wilde fantasie of geestelijke dwaling. Het is de conclusie die talloze intelligente mannen en vrouwen overal ter wereld hebben getrokken; een conclusie die berust op de nauwkeurige bestudering van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen: persoonlijke vrijheid en economische gelijkheid, de twee krachten die gezamenlijk het goede en ware in de mens aan het licht zullen brengen.

En nu over de methoden. Het anarchisme is niet, zoals sommige mensen wellicht veronderstellen, een toekomstdroom die door goddelijke inspiratie verwezenlijkt zal worden. Het is een levende kracht in onze samenleving, die voortdurend veranderingen teweegbrengt. De methoden van het anarchisme behelzen dan ook geen onwrikbaar programma dat onder alle omstandigheden moet worden uitgevoerd. De methoden moeten bepaald worden door de economische behoeften van de betreffende plaats en streek en door de geestelijke en natuurlijke behoeften van het individu. Een rustig en bedaard man als Leo Tolstoi zal andere methoden voor de wederopbouw van de samenleving voorstaan dan heftige en gedreven figuren als Michael Bakoenin en Peter Kropotkin. Evenzo moet het duidelijk zijn dat de economische en politieke behoeften van een land als Rusland drastischer maatregelen vereisen dan die van landen als Engeland of Amerika. Het anarchisme is geen voorstander van kadaverdiscipline en gelijkvormigheid; wél echter van opstandigheid, in welke vorm dan ook, tegen alles wat de mens in zijn groei belemmert. Op dat punt zijn alle anarchisten het met elkaar eens, zoals ze ook allemaal van mening zijn dat deze grote maatschappelijke omwenteling niet via het politieke bedrijf teweeggebracht kan worden.

‘Stemmen,’ zo zegt Thoreau, ‘is altijd een soort spel, zoals schaken of triktrak, een spel met goed en kwaad, waarbij het eigenbelang altijd de doorslag geeft. Zelfs al stemt men voor een goede zaak, dan richt dat nog niets uit. Een verstandig mens laat het goede niet aan de beschikkingen van het lot over en evenmin aan de macht van de meerderheid.’ Een gedegen onderzoek naar de aard van het politieke bedrijf en zijn verworvenheden zal Thoreaus bewering bevestigen.

Wat geeft de geschiedenis van het parlementarisme ons te zien? Niets dan mislukkingen en nederlagen, niet ook maar één enkele hervormingsmaatregel om de economische en sociale lasten van het volk te verlichten. Er zijn wetten aangenomen en verordeningen uitgevaardigd om de positie van de arbeiders te verbeteren en te beschermen. Maar vorig jaar werd nog aangetoond dat in Illinois, een staat met een zeer strenge wetgeving op het gebied van de bedrijfsveiligheid in de mijnen, de grootste mijnrampen hebben plaatsgevonden. Juist in die staten waar de wet op de kinderarbeid geldt, worden kinderen het meest uitgebuit; en hoewel de arbeiders in ons land volledige politieke vrijheid genieten, heeft het kapitalisme hier het toppunt van schaamteloosheid bereikt. Zelfs al zouden de arbeiders hun eigen vertegenwoordigers kunnen kiezen - onze brave socialistische politici maken zich er sterk voor - hoe kan men dan van hun eerlijkheid en betrouwbaarheid op aan ? Wanneer men de regels van het politieke bedrijf niet uit het oog verliest, beseft men al gauw dat zijn weg van goede bedoelingen bezaaid is met valkuilen: touwtrekkerij, intriges, gefemel, leugens en bedrog - ja, iedere denkbare vorm van zwendel waar-mee de ambitieuze politicus succes kan boeken, wordt toegepast. Voeg daaraan toe het volslagen verlies van persoonlijkheid en idealen, en het is duidelijk dat men van dergelijke oplichters niets te verwachten heeft. Keer op keer zijn de mensen zo dom geweest om hun laatste duiten aan ambitieuze politici toe te vertrouwen, hen te geloven en te steunen - keer op keer werden ze verraden en bedrogen.

Men zou kunnen veronderstellen dat integere mensen zich niet door het politieke raderwerk laten corrumperen. Dat mag dan zo zijn, maar dergelijke lieden zouden hoegenaamd niets kunnen uitrichten voor de arbeiders, hetgeen inderdaad al talloze malen is gebleken. De staat is de broodheer van zijn dienaren. Goede mensen - zo die daar al te vinden zijn - blijven ofwel trouw aan hun politieke overtuigingen en verliezen hun inkomen, ofwel ze klampen zich vast aan hun broodheer en zijn totaal niet in staat ook maar iets goeds te doen. In de politieke arena heeft men geen alternatief: men kan alleen maar een domkop of een schurk zijn.

Het politieke bijgeloof leeft nog steeds in de harten en hoofden van de grote massa, maar zij die de vrijheid werkelijk liefhebben, willen er niets meer mee te maken hebben. Net als Stirner geloven zij daarentegen dat de mens net zoveel vrijheid heeft als hij bereid is te nemen.[4] Het anarchisme staat dan ook voor directe actie, voor openlijk verzet tegen alle wetten en bepalingen. Maar verzet is toch illegaal! Daarin is dan ook de redding van de mens gelegen. Alles wat illegaal is, vereist integriteit, zelfvertrouwen en moed. Er zijn kortom vrije, onafhankelijke lieden voor nodig, ‘mannen die mannen zijn, en die een ruggengraat hebben waar je niet je hand doorheen kunt steken’.

Het algemeen kiesrecht heeft zijn bestaan te danken aan directe actie. Het is te danken aan de opstandigheid, het verzet van de Amerikaanse revolutionaire voorvaderen, dat hun nageslacht niet meer onder het juk van het koningschap gebukt gaat. Dank zij de directe actie van mannen als John Brown[5] en diens kameraden handelt Amerika nu niet meer in zwart mensenvlees. De handel in blank mensenvlees is weliswaar nog steeds gaande, maar ook daaraan zal door directe actie een eind moeten worden gemaakt. Het vakbondswezen, de economische arena der hedendaagse gladiatoren, dankt zijn bestaan aan directe actie. Pas sinds kort proberen de rechterlijke macht en de regering de vakbonds- beweging kapot te maken en de voorvechters van het recht op organisatie tot gevangenisstraffen te veroordelen. Als ze geprobeerd hadden hun zaak kracht bij te zetten door gebedel, gesmeek en geschipper, zou het vakbondswezen nu van geen enkele betekenis zijn. In Frankrijk, in Spanje, Italië, Rusland, ja zelfs in Engeland (getuige het groeiend verzet van de Engelse vakverenigingen) is de directe, revolutionaire, economische actie zo'n krachtdadig middel geworden in de strijd voor industriële vrijheid, dat de wereld de enorme macht van de arbeidersbeweging niet langer kan ontkennen. De algemene werkstaking, het opperste bewijs van het economisch bewustzijn der arbeiders, werd kort geleden in Amerika nog belachelijk gemaakt. Vandaag de dag moet elke grote staking, wil ze kans van slagen hebben, het belang onderkennen van het solidaire algemene protest.

De methodiek der directe actie, die op economisch terrein haar nut heeft bewezen, is een al even machtig middel in het persoonlijk leven. Ook daar wordt de vrijheid van het individu op talloze manieren aangetast, en alleen door zich voortdurend hiertegen te verzetten zal hij zich uiteindelijk kunnen vrijmaken. Directe actie tegen de bazen in de bedrijven, directe actie tegen het wettig gezag, directe actie tegen het opdringerige en bemoeizieke gezag van onze zedenwet is de logische en consequente methodiek van het anarchisme.

Zal het niet tot de revolutie leiden? Dat zal het zeker. Zonder een revolutie is er nog nooit enige maatschappelijke verandering van betekenis teweeggebracht. De mensen die dat niet weten, kennen hun eigen geschiedenis niet, of ze zijn er nog niet achter gekomen dat revolutie niets anders is dan in praktijk gebrachte theorie.

Het anarchisme, die grootse geestelijke stimulans, dringt vandaag de dag door tot alle gebieden van het menselijk kunnen. Wetenschap, kunst, literatuur, theater, de strijd voor economische vooruitgang, ja, elke vorm van individueel en gezamenlijk verzet tegen de bestaande orde wordt geleid door het geestelijk licht van het anarchisme. Het is de filosofie van de soevereiniteit van het individu. Het is de theorie van de sociale harmonie. Het is de grote, stuwende, levende waarheid die de wederopbouw van de wereld en de nieuwe dageraad zal inluiden.


Voetnoten

[1] Vertaling door Liesbeth van der Sluijs.

[2] Pseudoniem van de schrijfster Louise de la Ramée.

[3] G.B. Shaw was een vooraanstaand lid van de Fabian Society, een vereniging van socialistische intellectuelen die in 1884 in Londen werd opgericht; stond een evolutionair (niet-marxistisch) socialisme voor; was van mening dat haar streven - ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’ - verregaande bemoeienis van de staat vereiste.

[4] Max Stirner (1806-1856), Duits filosoof; publiceerde in 1844 het uitermate revolutionaire en veel bestreden (met name door Marx en Engels, in Die deutsche Ideologie) boek De enige en zijn eigendom. waarin hij zich uitspreekt voor een aan nihilisme grenzend individualisme. Vanwege zijn verzet tegen Staat en Kerk en zijn oproep tot individuele rebellie (niet: georganiseerde revolutie) zou hij als een der eerste anarchisten kunnen worden beschouwd, al onderscheidt hij zich van de meeste van hen door zijn volstrekt individualistische moraal.

[5] Amerikaanse boer (1809-1859), voorvechter van de zwarte bevrijding; gevangen genomen en vervolgens opgehangen na een poging om slaven in de staat Virginia in opstand te brengen; hoewel zijn opzet mislukte, hadden zijn daad en dood emotioneel een enorme invloed.