Goldman, Emma - De tragiek van de vrouwenemancipatie
De tragiek van de vrouwenemancipatie
Door Emma Goldman
Oorspronkelijke titel: The Tragedy of Woman's Emancipation
Verschenen: 1906
Vertaling: Janneke van der Meulen
Digitalisering: Tommy Ryan
De tragiek van de vrouwenemancipatie
Laat ik dit vooropstellen: alle politieke en economische theorieën over de fundamentele verschillen tussen allerlei groepen binnen het menselijk ras ten spijt, alle klasse- en rasverschillen[1] en alle kunstmatige scheidslijnen tussen vrouwen- en mannenrechten ten spijt, ben ik er niettemin van overtuigd dat al deze verschillen zich op een bepaald moment tot één volmaakt geheel zullen samenvoegen.
Dit is niet bedoeld als een vredesvoorstel. Ons maatschappelijk leven staat vandaag de dag geheel en al in het teken van de sociale strijd; deze is veroorzaakt door de bestaande tegengestelde en strijdige belangen en zal afgelopen zijn wanneer de herordening van ons maatschappelijk bestel op basis van economische rechtvaardigheid een feit geworden is.
Vreedzame of harmonieuze betrekkingen tussen de geslachten en individuen onderling vloeien niet noodzakelijkerwijs voort uit een oppervlakkige gelijkschakeling van de mensen; noch is de uitschakeling van persoonlijke kenmerken en eigenaardigheden een vereiste. Het probleem waar wij ons nu voor gesteld zien en dat in de nabije toekomst opgelost zal moeten worden, is hoe men zichzelf kan zijn en toch één met andere mensen; hoe men, met behoud van de persoonlijke kenmerken, zich toch diep verbonden kan voelen met andere mensen. Dit is in mijn ogen de basis waarop de massa en het individu, de ware democraat en de ware individualist, man en vrouw, elkaar zonder strijd en vijandigheid de hand kunnen reiken. Niet 'Vergeeft elkaar', maar ‘Begrijpt elkaar’ zou het motto moeten zijn. De dikwijls aangehaalde uitspraak van Madame de Staël: ‘Alles begrijpen is alles vergeven', heeft mij nooit bijzonder aangesproken; ze riekt mij te veel naar de biechtstoel; het hele idee van ‘de medemens vergeven’ getuigt van farizeïsche hoogmoed. Het is voldoende de medemens te begrijpen. Deze stelling geeft ten dele de kern weer van mijn opvattingen over de emancipatie van de vrouw en haar invloed op het gehele geslacht.
Emancipatie moet de vrouw de mogelijkheid bieden om mens te zijn in de ware zin des woords. Al haar verborgen verlangens en mogelijkheden moeten zo volledig mogelijk tot ontplooiing kunnen komen; alle kunstmatige scheidslijnen moeten worden opgeheven, en de weg naar waarachtige vrijheid moet van alle sporen van eeuwenlange onderdrukking en slavernij ontdaan worden.
Dit was aanvankelijk het doel van de beweging voor vrouwenemancipatie. Maar de tot dusverre bereikte resultaten hebben de vrouw in het isolement gedreven en haar beroofd van de elementen die zo’n wezenlijk onderdeel vormen van haar levensgeluk. Louter uiterlijke emancipatie heeft van de moderne vrouw een gekunsteld wezen gemaakt, dat doet denken aan de maaksels van de Franse boomsierkunst met hun arabeske bomen en heesters in de vorm van piramiden, wagenwielen en guirlandes; niets is onmogelijk, behalve de vormen die zouden ontstaan wanneer haar innerlijke wezen tot ontplooiing zou komen. Onder vrouwen wemelt het van dergelijke kunstmatig opgekweekte planten, vooral in zogenaamd intellectuele kringen.
Vrijheid en gelijkheid voor de vrouw! Wat een verwachtingen en verlangens werden door deze woorden opgewekt toen ze voor het eerst werden uitgesproken door enkele der edelmoedigste figuren uit die tijd. De zon zou met al haar licht en stralenpracht opgaan boven een nieuwe wereld; in die wereld zou de vrouw in volle vrijheid haar eigen lot kunnen bepalen - een doel dat alleszins de grote geestdrift, moed, hardnekkigheid en onvermoeibare pogingen waardig was van de geweldige massa mannelijke en vrouwelijke wegbereiders die alles op het spel durfden zetten voor een wereld zonder vooroordelen en onwetendheid.
Persoonlijk zou ik dat doel ook graag verwezenlijkt zien, maar ik ben van mening dat het soort emancipatie dat heden ten dage gepropageerd en in praktijk gebracht wordt er niet in geslaagd is dat grote einddoel naderbij te brengen. Om werkelijk vrij te kunnen zijn, zullen vrouwen zich nu dan ook moeten emanciperen van de emancipatie. Dat mag dan paradoxaal klinken, het is niettemin maar al te waar.
Wat heeft de emancipatie haar opgeleverd? Gelijk kiesrecht in enkele staten. Heeft dat de politiek gezuiverd, zoals vele welmenende pleitbezorgsters voorspelden? Geenszins. Het wordt, tussen twee haakjes, zo langzamerhand hoog tijd dat mensen met een gezonde, heldere kijk op de dingen eens ophouden met hun infantiele gepraat over ‘de corruptie in de politiek’. De corruptie in de politiek heeft niets te maken met de zeden, of losheid van zeden van bepaalde politici. Zij vloeit rechtstreeks voort uit de aard van de politiek zelf. Het politieke bedrijf vormt de afspiegeling van de zaken- en industriële wereld, en de aldaar gangbare leuzen luiden: ‘Het is zaliger te nemen dan te geven’, ‘Goedkoop gekocht, duur verkocht’, ‘De ene hand wast de andere schoon’. De kans dat vrouwen, ook al hebben ze kiesrecht, ooit de politiek kunnen zuiveren, is dan ook te verwaarlozen.
Door de emancipatie is de positie van de vrouw economisch gezien dezelfde als die van de man; zij kan althans haar eigen beroep of vak kiezen; aangezien zij door haar gebrekkige lichamelijke training echter niet sterk genoeg was en is om zich met mannen te kunnen meten, moet zij om zich op de arbeidsmarkt te handhaven dikwijls al haar energie gebruiken, al haar levenskracht inzetten en zich volkomen schrap zetten. Slechts een klein aantal slaagt daarin, want het is een feit dat vrouwelijke docenten, artsen, advocaten, architecten en ingenieurs zelden hetzelfde vertrouwen genieten - laat staan hetzelfde salaris verdienen - als hun mannelijke collega’s. En wie die aanlokkelijke gelijkheid wel weten te bereiken, moeten daar over het algemeen met hun lichamelijk en geestelijk welzijn voor betalen. En wat betreft de grote massa meisjes en vrouwen uit de arbeidersklasse - wat baat ze hun onafhankelijkheid wanneer er voor de benauwdheid en onvrijheid van het gezinsleven niets anders in de plaats komt dan de benauwdheid en onvrijheid van fabriek, werkplaats, winkel of kantoor? En daar komt bij dat op vele vrouwen, naast hun zware dagtaak, ook nog de zorg rust voor de - kille, sombere, onopgeruimde en ongastvrije - ‘huiselijke haard’. De zegeningen van het onafhankelijk bestaan! Geen wonder dat talloze meisjes ja zeggen tegen de eerste de beste huwelijkskandidaat; ze hebben immers schoon genoeg van hun ‘onafhankelijkheid’ achter toonbank, naai- of typemachine. Ze zien even reikhalzend uit naar een huwelijk als de meisjes uit de middenklasse, die maar al te graag het juk van het ouderlijk gezag willen afwerpen. Die zogenaamde onafhankelijkheid, die niets meer oplevert dan een bestaansminimum, is heus niet zo aanlokkelijk, niet zo ideaal, dat men kan verwachten dat een vrouw er alles voor over heeft. Onze hooggeroemde onafhankelijkheid is al met al niets anders dan een proces waarin persoonlijkheid, liefdesdrift en moederinstinct van de vrouw langzaam maar zeker worden afgestompt en gesmoord.
Niettemin verkeert het arbeidersmeisje in een veel natuurlijker en menselijker positie dan haar zusters in de intellectuele beroepen, die slechts ogenschijnlijk beter af zijn: leraressen, artsen, advocaten, ingenieurs et cetera - stuk voor stuk moeten ze de schijn van waardigheid en fatsoen ophouden, terwijl hun gevoelsleven met de dag leger en doodser wordt.
De bekrompenheid van de gangbare opvattingen omtrent onafhankelijkheid en emancipatie van de vrouw; de angst om van een man te houden die maatschappelijk gezien haar gelijke niet is; de vrees dat de liefde haar zal beroven van haar vrijheid en onafhankelijkheid; de angst dat liefde of de vreugde van het moederschap haar alleen maar in de weg zullen staan bij de uitoefening van haar beroep - al deze factoren dragen ertoe bij dat de moderne geëmancipeerde vrouw noodgedwongen als maagd door het leven gaat en dat het leven met zijn grote, louterende smarten en zijn diepe gelukzalige vreugden aan haar voorbij gaat zonder dat ze er werkelijk door geraakt of gegrepen wordt.
De meeste aanhangsters en voorvechtsters van de vrouwenbeweging houden er een dermate benepen opvatting over het begrip emancipatie op na, dat ze geen bestaansrecht toekennen aan de tomeloze liefde en vervoering die besloten liggen in de ervaringswereld van een echt vrije vrouw, geliefde en moeder.
De tragiek van de zichzelf onderhoudende of economisch onafhankelijke vrouw is niet dat haar ervaringswereld te ruim, maar dat die te beperkt is. Voor wat betreft haar kennis van de wereld en de menselijke natuur is zij dan weliswaar de meerdere van haar zuster uit vorige generaties; juist daardoor is zij zich des te scherper bewust van haar gebrek aan wezenlijke levenservaringen - ervaringen die de geest verrijken - en doordat het ‘t merendeel der vrouwen daaraan ontbreekt, zijn zij louter beroepsautomaten geworden.
Dat het daar vroeg of laat wel op moest uitdraaien, werd al voorzien door degenen die beseften dat er op het gebied van de ethiek nog steeds veel ruïnes uit het tijdperk van de onbetwiste mannelijke superioriteit zijn blijven staan; ruïnes die nog steeds bruikbaar geacht worden. En, nog belangrijker, heel wat vrouwen zouden zich er zonder geen raad weten. Elke beweging die zich de vernietiging van de bestaande orde ten doel stelt en daar iets vooruitstrevenders, iets beters voor in de plaats wil stellen, telt onder haar volgelingen lieden die met de mond de meest radicale ideeën belijden, maar zich in hun dagelijks leven gedragen als de eerste de beste kruidenier - ze doen zich respectabel voor en willen voor geen goud de achting van hun tegenstanders verliezen. Zo zijn er bijvoorbeeld socialisten, en zelfs anarchisten, die de idee verkondigen dat eigendom diefstal is maar zich erover opwinden als ze nog een dubbeltje van iemand te goed hebben.
Diezelfde kruideniersmentaliteit kan men aantreffen in de vrouwenbeweging. Sensatiejoumalisten en sentimentele literatoren hebben geëmancipeerde vrouwen afgeschilderd op een wijze die de brave burgerman en diens saaie gezellin de haren te berge doen rijzen. Elk lid van de beweging voor vrouwenkiesrecht werd gekenschetst als een George Sand die alle nonnen aan haar laars lapte. Niets was heilig voor haar. Zij nam een loopje met de heilige man-vrouwverhouding. Kortom, emancipatie werd geïdentificeerd met een lichtzinnig leven van lust en zonde, zonder eerbied voor maatschappij, godsdienst en moraal. De voorvechtsters van het vrouwenkiesrecht waren hogelijk verontwaardigd over een dergelijke verdraaiing van de feiten, en, omdat gevoel voor humor niet hun sterkste punt is, deden ze al het mogelijke om te bewijzen dat ze helemaal niet zo verdorven waren als ze werden afgeschilderd, maar integendeel juist heel fatsoenlijk. Zolang de vrouw de slavin van de man was, kon ze natuurlijk niet goed en zuiver zijn, maar nu ze dan vrij en onafhankelijk was, zou ze wel eens bewijzen hoe goed ze kon zijn en wat een zuiverende werking ze kon hebben op alle maatschappelijke instellingen. Het valt niet te ontkennen dat de vrouwenbeweging veel oude ketenen verbroken heeft; zij heeft echter op haar beurt weer nieuwe gesmeed. De grote beweging voor werkelijke emancipatie heeft slechts weinig aanhangsters gevonden die de vrijheid onbevreesd in het gelaat durfden zien. Met hun benepen, puriteinse opvattingen hebben ze de man als storend en dubieus element uit hun gevoelsleven verbannen. Een man kan absoluut niet geduld worden, behalve misschien als vader van een kind - zonder vader is de verwekking van een kind immers ietwat problematisch. Gelukkig zullen zelfs de strengste puriteinen nooit de kracht hebben om het moederinstinct te doden. Maar de vrijheid van de vrouw is nauw verweven met de vrijheid van de man, en veel van mijn zogenaamd geëmancipeerde zusters schijnen weinig oog te hebben voor het feit dat een in vrijheid geboren kind de liefde en genegenheid nodig heeft van alle mensen uit zijn omgeving, van vrouwen èn van mannen. Jammer genoeg zijn deze bekrompen opvattingen over menselijke relaties de bron van veel ellende in het leven van de moderne man en vrouw.
Ongeveer vijftien jaar geleden verscheen van de hand van de scherpzinnige Noorse schrijfster Laura Marholm het boek De Vrouw, een karakterstudie. Als een der eersten vestigde zij de aandacht op de leegheid en bekrompenheid van de bestaande opvattingen inzake vrouwenemancipatie, en hun tragische invloed op het innerlijk leven van de vrouw. In haar boek beschrijft Laura Marholm de levens van diverse begaafde, internationaal befaamde vrouwen: de geniale Eleonora Duse; de grote wiskundige en schrijfster Sonja Kovalevskaja; de dichterlijk aangelegde, jonggestorven kunstenares Marie Basjkirtsev. Door de levensbeschrijvingen van al deze uitzonderlijke vrouwen loopt als een rode draad het onbevredigde verlangen naar een vervuld, afgerond, volledig en gelukkig leven, en het onbehagen en de eenzaamheid als gevolg van het ontbreken daarvan. Bij het lezen van deze meesterlijke psychologische schetsen komt men onherroepelijk tot de conclusie dat hoe meer een vrouw zich geestelijk ontwikkelt, des te moeilijker het voor haar wordt om een geschikte levensgezel te vinden - een die haar niet enkel als seksobject ziet maar ook als mens, vriendin, kameraad en sterke persoonlijkheid, die zichzelf op geen enkele manier geweld kan of moet aandoen.
De doorsnee man, met zijn eigenwaan, zijn belachelijke superioriteitsgevoel tegenover het vrouwelijke geslacht, is voor de door Laura Marholm in haar Karakterstudie beschreven vrouwen als partner uitgesloten. Net zozeer als de man die haar als louter vergeestelijkt wezen en genie beschouwt en de vrouw in haar niet vermag aan te spreken.
Geestelijke rijkdom en fijngevoeligheid worden gewoonlijk beschouwd als kenmerken van hoogstaande en edele persoonlijkheden. Bij een moderne vrouw vormen dergelijke eigenschappen echter een belemmering voor haar volledige ontplooiing. Al meer dan honderd jaar lang wordt het traditionele huwelijk, gebaseerd op het Bijbelse ‘tot de dood u scheidt’, aan de kaak gesteld omdat het de overheersing van de vrouw door de man inhoudt, waarbij zij weerloos is overgeleverd aan zijn luimen en bevelen en volledig afhankelijk is van zijn naam en steun. Herhaaldelijk is bewezen dat de vrouw in de traditionele huwelijksrelatie enkel dient als huissloof en moeder van zijn kinderen. Desondanks zijn er veel geëmancipeerde vrouwen die het huwelijk, met al zijn mankementen, verkiezen boven de beperkingen van een leven als ongetrouwde vrouw; een leven dat beperkt en ondraaglijk is door de ketenen van de zedelijke en maatschappelijke vooroordelen die haar beknellen en aan banden leggen.
Deze tegenstrijdigheid in het leven van veel vooruitstrevende vrouwen kan worden verklaard uit het feit dat zij nooit echt begrepen hebben wat emancipatie werkelijk inhoudt. Ze dachten dat het alleen maar ging om de uitwendige tirannieën; de inwendige tirannen, veel schadelijker voor leven en ontwikkeling - ethische en maatschappelijke conventies - bleven onaangetast; en dat hebben ze geweten. In de hoofden en harten van de vurigste voorvechtsters der vrouwenemancipatie vonden ze een even warme broedplaats als in de hoofden en harten van onze grootmoeders.
De inwendige tirannen, of het nu gaat om de publieke opinie of de vraag: Wat zal m’n moeder zeggen, of m’n broer, vader, tante of een ander familielid; wat zal de buurvrouw, Mr. Comstock, de baas, het ministerie van onderwijs zeggen? Al deze bemoeials, zedenpredikers, cipiers van de menselijke geest - wat zullen ze zeggen ? Zolang een vrouw niet heeft geleerd om zich geen zier van dat hele zooitje aan te trekken, stevig op eigen benen te staan en vast te houden aan haar eigen grenzeloze vrijheid en te luisteren naar de stem van haar eigen innerlijk - of die nu roept om haar dierbaarste schat, de liefde voor een man, of haar grootste voorrecht, een kind ter wereld te mogen brengen - kan zij zich niet geëmancipeerd noemen. Slechts weinig geëmancipeerde vrouwen hebben het lef te erkennen dat het de stem van de liefde is die roept, die wild bonst in haar boezem, die gehoord, bevredigd wil worden.
De Franse schrijver Jean Reibrach tracht in één van zijn romans. Nieuwe Schoonheid, een portret te schilderen van de ideale, goede, geëmancipeerde vrouw. Dit ideaal wordt belichaamd door een jonge vrouwelijke arts. Ze praat heel verstandig en wijs over kindervoeding; ze is goedhartig en verstrekt gratis medicijnen aan armlastige moeders. Met een bevriende jongeman wisselt ze van gedachten over het gezondheidsbeleid van de toekomstige maatschappij en over de uitroeiing van allerlei bacillen en ziektekiemen door het gebruik van stenen muren en vloeren en het afschaffen van vloerkleden en wandtapijten. Vanzelfsprekend gaat ze zeer sober en praktisch gekleed - meestal in het zwart. De jongeman, die bij hun eerste ontmoeting diep onder de indruk was van de wijsheid van zijn geëmancipeerde vriendin, leen haar langzamerhand beter kennen, en op zekere dag beseft hij dat hij van haar houdt. Ze zijn jong, zij is vriendelijk en mooi en hoewel ze zich altijd stijf kleedt, geven haar vlekkeloos witte kraagje en manchetten haar uiterlijk en zachtere aanblik. Men zou verwachten dat hij haar zijn liefde zou bekennen, maar hij is er de man niet naar om zich te buiten te gaan aan romantische capriolen. Poëzie en de gloed van de liefde wenden vol schaamte hun gezicht af bij het zien van de zuivere schoonheid van deze dame. De jongeman maant de stem van zijn gemoed tot stilte, en hij blijft zich keurig gedragen. Ook zij is steeds correct, steeds verstandig en gedraagt zich steeds keurig. Ik vrees dat de jongeman, als deze twee een paar gevormd zouden hebben, de bevriezingsdood geriskeerd zou hebben. Ik moet bekennen dat ik niets schoons kan ontwaren in deze nieuwe schoonheid, die zo koud is als de stenen muren en vloeren waar het meisje van droomt. Geef mij dan maar liever de liefdesliederen uit romantische tijden; Don Juan en Madame Venus, of een schaking met ladder en touw in de maneschijn, gevolgd door gevloek van de vader, jammerklachten van de moeder en afkeurend commentaar van de buren - alles liever dan correctheid en fatsoen op de vierkante centimeter. Als de liefde zich niet mateloos laat geven, is er geen sprake van liefde maar van een overeenkomst, waarbij alle plus- en minpunten voortdurend tegen elkaar worden afgewogen.
De grootste tekortkomingen van de huidige emancipatiebeweging zijn haar gekunstelde stijfheid en benepen fatsoensnormen; deze hebben een leemte in het vrouwelijk gemoed doen ontstaan die haar belet zich aan de levensbron te laven. Ik heb eens ergens gezegd dat de ouderwetse moeder en gastvrouw - steeds gespitst op het geluk van haar kleintjes en het welzijn van haar geliefden - en de werkelijk moderne vrouw een diepere verwantschap vertonen dan laatstgenoemde en het merendeel van haar geëmancipeerde zusters. De rechtgeaarde ijveraarsters voor vrouwenemancipatie zeiden dat een ketter als ik maar het beste op de brandstapel geworpen kon worden. Door hun blinde geloofsijver zagen ze niet dat ik met mijn vergelijking tussen de ouderwetse en de moderne vrouw alleen maar wilde zeggen dat onze grootmoeders over het algemeen meer hart in hun lijf hadden, heel wat humoristischer en geestiger, en zeker een stuk natuurlijker, hartelijker en ongekunstelder waren dan het merendeel der hedendaagse geëmancipeerde vrouwen die de colleges, universiteiten en kantoren bevolken. Dat wil niet zeggen dat ik alles bij het oude wil houden of dat ik de vrouw naar haar oude domein, de keuken en kinderkamer, terug wil sturen.
Onze enige redding is gelegen in de kloeke mars voorwaarts naar een zonniger en lichtere toekomst. We moeten ons van alle oude tradities en gebruiken die onze ontplooiing in de weg staan, bevrijden. De beweging voor vrouwenemancipatie heeft tot dusverre slechts de eerste stap in die richting gezet. Hopelijk zal ze de kracht vinden om ook de volgende stap te zetten. Kiesrecht of gelijke burgerrechten moge dan een redelijke eis zijn, de ware emancipatie begint in de stemlokalen noch in de rechtszalen, maar in de ziel van de vrouw zelf. De geschiedenis leert ons dat elke onderdrukte klasse zich alleen zelf van haar onderdrukkers kan bevrijden. Vrouwen moeten deze les ter harte nemen, ze moeten beseffen dat hun vrijheid even ver reikt als hun vermogen zich die vrijheid te bemachtigen. Daarom is het voor hen allereerst zaak om met hun innerlijke wedergeboorte te beginnen en zich los te maken van de last van vooroordelen, tradities en conventies. Het opeisen van gelijke rechten op elk gebied is rechtvaardig en redelijk; uiteindelijk gaat het echter om het recht liefde te krijgen en te geven. Inderdaad, als we willen dat de gedeeltelijke emancipatie uitgroeit tot een volledige en waarachtige emancipatie zullen we moeten afrekenen met de belachelijke veronderstelling dat geliefd te worden, als minnares, als moeder, identiek is aan slavin zijn of ondergeschikte. We zullen moeten afrekenen met de dwaze opvatting over de kloof tussen de geslachten, als zouden man en vrouw twee vijandelijke werelden belichamen.
Kleinzieligheid drijft uiteen; grootmoedigheid verenigt. Laten we ruimdenkend en grootmoedig zijn. Laten we bij alle trivialiteiten waarmee we worden geconfronteerd de wezenlijke zaken niet uit het oog verliezen. Bij een waarachtige verhouding tussen man en vrouw is er geen sprake van overwinnaars en overwonnenen; het gaat daarbij slechts om één groot goed: zichzelf mateloos te geven om een rijker, intenser, beter mens te worden. Alleen zo kan de leemte gevuld worden, en alleen zo kan de tragiek van de vrouwenemancipatie worden omgezet in vreugde, tomeloze vreugde.
Voetnoot
[1] Het is van belang hier in acht te nemen dat Emma Goldman deze tekst vanuit de Noord-Amerikaanse context heeft geschreven. Door het slavernijverleden maakt het thema 'ras' nog altijd een belangrijk onderdeel van politieke discussies uit - hetzij vanwege rabiate racistische vooroordelen die nog altijd present zijn in politiek en samenleving, hetzij vanwege de daaruit volgende materiële omstandigheden waarin de zwarte bevolking bevindt. (Noot Anarchisme.nl)