Goldman, Emma - Mijn opvattingen over het huwelijk
Mijn opvattingen over het huwelijk
Door Emma Goldman
Oorspronkelijke titel: onbekend
Verschenen: 1927
Vertaling: Janneke van der Meulen
Digitalisering: Tommy Ryan
Mijn opvattingen over het huwelijk
Sinds mijn aankomst in Canada hebben veel mensen hun verbazing erover uitgesproken dat ik, die al zo vele jaren lang het huwelijk als instelling bekritiseerd heb, me er tenslotte toch aan heb onderworpen.[1] En steeds opnieuw wordt mij de vraag gesteld of mijn opvattingen over het huwelijk nu ook veranderd zijn, of ik de relatie tussen twee mensen nu niet meer beschouw als een strikt persoonlijke aangelegenheid. Ik kan niet genoeg benadrukken dat ik er nog steeds evenzeer van overtuigd ben dat het huwelijk als zodanig niets kan toevoegen aan de fundamentele gevoelens die man en vrouw verenigen.
Deze opvatting, die jaren geleden als schokkend en revolutionair werd beschouwd, wordt nu door vrijwel iedereen geaccepteerd. Zelfs conservatieve mensen beginnen te beseffen dat het huwelijk, afgezien van de praktische voordelen die het bieden kan, hoegenaamd niets te maken heeft met de gevoelsmatige of seksuele kant van intermenselijke relaties. Het huwelijksritueel heeft absoluut niets te maken met de levenswijze en gewoonten van mensen. In het gunstigste geval is het huwelijk niet meer dan een opzichtige maatschappelijke bevestiging van wat er zich privé tussen twee mensen afspeelt. De invloed van de staat heeft nooit verder kunnen reiken dan deze bevestiging, aangezien het altijd de liefde is geweest en zal blijven waardoor dergelijke menselijke verhoudingen bepaald worden.
Vandaag de dag onderwerpen mensen zich aan het huwelijksceremonieel, niet omdat ze in het huwelijk geloven, maar omdat het hen beschermt tegen platvloers gesnuffel in hun persoonlijk leven. De heiligheid van de persoonlijke vrijheid wordt nog het meest aangetast door de staat. Sinds de Wereldoorlog, toen het conservatisme hoogtij begon te vieren, heeft de staat het merendeel van zijn overige activiteiten veronachtzaamd om zich geheel en al te kunnen toeleggen op de genadeloze achtervolging van het individu. Vrijheid van beweging of smaak behoren tot het verleden. Dag en nacht wordt het individu geconfronteerd met talloze beperkende maatregelen. Wat hij eet, drinkt, leest, ziet, met wie hij omgaat, wat voor meningen hij hoon, wat voor bijeenkomsten hij bij woont - alles staat voortdurend onder toezicht. Het individu wordt dan ook aanhoudend geconfronteerd met de noodzaak methoden te ontwikkelen om aan die bemoeizuchtige en hinderlijke tentakels te kunnen ontsnappen.
Elke belemmering van buitenaf roept een ontsnappingspoging van binnenuit op. Zo heeft bijvoorbeeld het drankverbod de Amerikanen alleen maar dorstig gemaakt. Waar de literatuur aan banden wordt gelegd, worden alleen nog maar meer revolutionaire boeken geschreven. De belangstelling voor de verboden werken neemt er trouwens alleen maar door toe. Paspoorten en visa, die het vrij reizen voortdurend belemmeren, dwingen de mensen ertoe al hun vernuft te gebruiken om de Chinese muur waardoor de landen sinds de oorlog van elkaar gescheiden worden, te doorbreken. Dat hoeft echter geenszins te betekenen dat de mensen de staat aan hun hart drukken.
Hetzelfde geldt in zekere zin voor het huwelijk. Elk weldenkend mens weet dat het geen bovenaardse krachten maar de direct betrokkenen zelf zijn die een huwelijk inhoud moeten geven. De mensen blijven echter trouwen, om dezelfde redenen als men zich een paspoort of visum aanschaft - om meer bewegingsvrijheid te krijgen en hun persoonlijk leven te beschermen. en te geven. Inderdaad, als we willen dat de gedeeltelijke emancipatie uitgroeit tot een volledige en waarachtige emancipatie zullen we moeten afrekenen met de belachelijke veronderstelling dat geliefd te worden, als minnares, als moeder, identiek is aan slavin zijn of ondergeschikte. We zullen moeten afrekenen met de dwaze opvatting over de kloof tussen de geslachten, als zouden man en vrouw twee vijandelijke werelden belichamen.
Kleinzieligheid drijft uiteen; grootmoedigheid verenigt. Laten we ruimdenkend en grootmoedig zijn. Laten we bij alle trivialiteiten waarmee we worden geconfronteerd de wezenlijke zaken niet uit het oog verliezen. Bij een waarachtige verhouding tussen man en vrouw is er geen sprake van overwinnaars en overwonnenen; het gaat daarbij slechts om één groot goed: zichzelf mateloos te geven om een rijker, intenser, beter mens te worden. Alleen zo kan de leemte gevuld worden, en alleen zo kan de tragiek van de vrouwenemancipatie worden omgezet in vreugde, tomeloze vreugde.
Voetnoten
[1] Om het Brits staatsburgerschap en een paspoort te verkrijgen (sinds haar deportatie uit de vs was ze statenloos geweest) trad Emma Goldman in juni 1925 - louter formeel - in het huwelijk met James Colton, een anarchistische mijnwerker uit Wales: haar bewegingsvrijheid werd hierdoor aanzienlijk vergroot. Niet gestoord door de feiten, getroostten sommige kranten zich veel moeite om deze weinig sensationele huwelijksrelatie op te blazen tot een ware romance. Zo wist de New York Times (21 november 1926) te melden dat de Goldman-Coltonaffaire al twintig jaar aan de gang was; om de geloofwaardigheid van deze bewering te verhogen, voegde men daaraan toe dat ‘Cupido gewapend was met een pikhouweel toen hij zich een weg baande naar het hart van Emma Goldman'. Een redacteur van de New York World zag in het huwelijk een bewijs dat Emma Goldman haar revolutionaire verleden de rug had toegekeerd. ‘Is het niet duidelijk,’ zo mijmerde hij, ‘waarom zij eindelijk zo’n voor de hand liggende troost als het huwelijk heeft gezocht?’ (Zie Richard Drinnon, Rebel in Paradise, A Biography of Emma Goldman, Chicago 1961.)