Holterman, Thom - Recht, onrecht, vijandstrafrecht. Rechtskritiek

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Recht, Onrecht, Vijandstrafrecht: Rechtskritiek

Thom Holterman


04/10/2015

tags: Alex Comfort, Clara Wichmann, exterritorialiteit, extraterritorialiteit, Günther Jakobs, Guantanamo, jezuïtische argumentatie, martelen, misdaad, straf en maatschappij, strafrecht, vijandstrafrecht, waterboarding


Twee recent besproken biografieën gaven een beeld van heel verschillende wetsovertreders, Auguste Blanqui en Alexandre Jacob. De eerst genoemde is een 19de eeuwse Franse sociaal revolutionair; de ander een vroeg 20ste eeuwse Franse inbreker en anarchist. Beiden handelden vanuit politieke motieven en bonden – beiden op heel verschillende wijze – de strijd aan tegen de rijken, tegen sociale onrechtvaardigheid. Met hun handelen tastten zij tevens de bestaande orde aan, zo vonden de heersende machthebbers die hen ervoor straften. Beiden brachten een groot deel van hun leven in detentie of ballingschap met dwangarbeid door. De machthebbers straften hen voor hun strijd om rechtvaardigheid terwijl die zelfde machthebbers het sociaal onrecht waaronder de bevolking leed, onaangetast lieten.

In een eeuw tijd is er veel veranderd. Maar sociale strijd voor een rechtvaardige orde moet nog steeds geleverd worden. In het verloop van die jaren is ook duidelijk geworden welk een destructieve kracht de kapitalistische productiewijze heeft ontketend betreffende milieu en samenleving. De mensen die dit organiseren en veroorzaken heten grote bestuurders (van het multinationale bedrijfsleven) en slimme zakenlui als het om het financiële kapitalisme gaat. Maar ze zijn niets ontziend, zo bleek onlangs weer eens met de diesel-affaire van Volkswagen.

Hun handelen is antisociaal te noemen mede vanwege de schadelijke effecten die het veroorzaakt. Nochtans is een dergelijk gedrag niet als delict in het Wetboek van Strafrecht (WvSr) op genomen. De Engelse fysicus, bioloog en psychiater, Alex Comfort, heeft daarvoor met een tekst uit 1950 aandacht gevraagd. Hij maakt daarbij onderscheid tussen crime, daden die wel in het Strafwetboek zijn opgenomen en delinquentie, daden die daarin niet zijn opgenomen. In een oude term zou men kunnen spreken over ‘klassenjustitie’. De Duitse oud hoogleraar Strafrecht en Rechtsfilosofie, Günther Jakobs spreekt over vijandstrafrecht, waaronder hij de bijzondere strafrechtbehandeling laat vallen van daders die tot ‘vijand’ van de maatschappij worden verklaard (door de vervolgende overheidsinstantie).

Beide auteurs, Comfort en Jakobs, houden zich niet bezig met de vraag of niet op een heel andere wijze over het strafrecht en het verschijnsel straffen moet worden gedacht. Dat deed de libertaire juriste Clara Wichmann een eeuw geleden wel. Aan de hand van één tekst van haar geef ik een idee waar het bij haar om draait. Het zal duidelijk zijn dat de uitvoering van haar gedachte ‘geblokkeerd’ is. Er wordt op oude voet door gegaan het idee straf te gebruiken om legale wraakuitoefening te legitimeren. Overigens betekent het niet dat de uitvoering van het strafrecht niet gekritiseerd wordt. Dat wordt duidelijk bij Alex Comfort en Günther Jakobs.


Recht?

We kunnen constateren dat het inzetten van strafrecht nog steeds een favoriete bestuursoptie is. De kritiek die een eeuw geleden op het strafrecht is geleverd door de libertaire juriste Clara Wichmann (1885-1922), is in de praktijk geheel genegeerd. Zij heeft die kritiek in tal van beschouwingen verwoord. De door Jo Meyer na haar te vroege dood samengestelde bundel onder de titel Misdaad, straf en maatschappij (Utrecht, 1930) getuigt ervan. Om iets van haar denken over strafrecht aan te dragen, citeer ik uit de eerste bijdrage in de genoemde bundel. Het stuk heeft als titel ‘Tegen de bestaande opvattingen omtrent misdaad en straf’ (augustus 1919). Deze tekst is bekend als het oprichtingsmanifest van het ‘Comité van actie tegen de bestaande opvattingen omtrent misdaad en straf’. Wie het manifest leest, kan zich er moeilijk aan onttrekken dat de toen levende en door Clara Wichmann bestreden opvattingen, anno 2015 nog de leidraad vormen voor het strafrechtbeleid.

Zij wijst erop dat er mensen zijn, die beweren dat het rechtsbewustzijn vergelding voor het gepleegde onrecht vraagt. Anderen stellen het belang van de maatschappij op de voorgrond en oordelen, dat deze zichzelf tegen inbreuken op haar orde moet beveiligen door van de misdaad af te schrikken, door misdadigers, als het kan, te verbeteren [resocialisatie als doel van straf] en, als dat naar hun mening niet kan, onschadelijk te maken. […] Dit alles berust op een heilloze waanvoorstelling. Het is al dadelijk niet waar, zegt zij, dat ons hedendaagse recht het recht is: het beschermt immers de bezittende klasse, het sanctioneert de bestaande eigendomsverhoudingen, als waren die het handhaven tot elke prijs waard. […]

Een maatschappij, die vrijwel geheel op de strijd van allen tegen allen is gegrond, die de mensen opvoedt in de gedachte, dat men het recht heeft zich ten koste van de ander te verrijken en bevoordelen, en waarin aan de meerderheid de voorwaarden voor hun normale groei worden onthouden, zulk een maatschappij schept vanzelf de persoonlijke en maatschappelijke oorzaken waaruit aldoor opnieuw misdaad ontstaat, aldus formuleert zij in 1919. Deze gang van zaken is te herkennen in wat de biografie over de vroeg 20ste eeuwse meester-inbreker en anarchist Alexandre Jacob laat zien.

In het verdere verloop van haar betoog, argumenteert Clara Wichmann waarom we van het hele begrip ‘straf’ af moeten, dat er gebroken moet worden met het strafbeginsel. Overigens neemt dit voor haar niet weg, dat elke verbetering van het strafrecht en de uitvoering daarvan te verheugen is. Maar Clara houdt vast: wij komen radicale omzetting vragen, geen gedeeltelijke verbeteringen.

Een opvatting als deze is geheel geblokkeerd vanwege het voortdurend geloof in de vergelding (wreken), de afschrikkende en preventieve werking van strafrecht. Wie de recidivecijfers bekijkt, weet dat al die verhalen van geen kant kloppen. Recent is er nog een blokkade om het straffen af te schaffen, bijgekomen: het onaangetast laten van de winstneming in de gevangenisindustrie.


Gevangenisindustrie

Het penitentiair stelsel van de USA kost 80 miljard dollar per jaar. President Barak Obama heeft (dit jaar) een hervorming van het strafrechtelijk stelsel afgekondigd voor de komende vijf jaar. Er is namelijk sprake van een exponentiële groei van het aantal gevangenen, als effect van de ‘oorlog tegen drugs’ (begonnen in de periode van president Nixon). De nu door Obama bedoelde hervorming (ondermeer het verkleinen van het aantal strafbaarstellingen) moet tot een drastische verlaging van het aantal gevangenen leiden. Maar…de lobby van de geprivatiseerde gevangenisindustrie die de Amerikaanse gevangenissen beheert, is tegen. Die ziet liever dat het aantal gedetineerden groeit en keert zich tegen de hervormingsplannen. Welk doel wordt dus – in dit geval – met opsluiten als straf gediend? Geen ander dan de financiële belangen van de investeerders in de detentie-industrie (Marianne van 7-13 augustus 2015). En het staat ook in Nederland te wachten.

Daarmee is duidelijk hoe politieke keuzes gericht op financiële belangen, bepalen dat het ene type gedrag wel en het andere – soortgelijke – type gedrag niet in een strafrechtelijke bepaling is opgenomen. De politieke zwaarte (van de lobby) blijkt de doorslaggevende maat of een gedraging wel of niet als strafbaar in het Wetboek van Strafrecht terechtkomt. En ‘politiek’ gaat weer over belangenstrijd, nu maar honderd jaar geleden ook.

Over de situatie in gevangenissen is ook het laatste woord nog niet gezegd. Wie de biografie over de 19de eeuwse socialistische revolutionair Auguste Blanqui heeft gelezen, weet welke erbarmelijke situaties in Frankrijk in de sfeer van de detentie bestonden. Het minste dat na honderd jaar mag zijn gebeurd, is het verbeteren van de toestanden in gevangenissen. Dat zal hier en daar ook hebben plaatsgevonden, maar op zijn minst niet in de gevangenis in Nîmes. Het ‘Observatoire international des prisons’ (OIP) heeft geconstateerd, dat gevangenen aldaar per persoon 1,33 m2 ruimte hebben. Een cynicus zal zeggen: dan hebben zij meer ruimte, dan een industriekip… (Le Monde van 31 juli 2015). De beschrijving van de toestanden grenst aan het ongelooflijke. Dat het niet om een geïsoleerd geval gaat wordt duidelijk uit de site van de OIP.


Criminologie van besturen

Alex Comfort

Bij Clara Wichmann kwamen we de zienswijze tegen dat het strafrecht niet alle onrecht bestrijdt, integendeel, de bestaande maatschappij schept de persoonlijke en maatschappelijke oorzaken waaruit aldoor opnieuw misdaad ontstaat, zegt zij. Allerlei soorten gedrag blijken sociaal ontregelend en destructief te zijn. Sommige soorten vallen wel onder het strafrecht, andere soorten niet Deze observatie bewoog de Engelse fysicus, bioloog en psychiater, Alex Comfort (1920-2000) een essay te schrijven over criminologie van besturen. Hij neemt als uitgangspunt dat ‘deviant gedrag’ de norm is in de politieke en militaire arena. Met zijn Authority and Delinquency, A study in the Psychology of Power (1950; verschillende malen herdrukt) levert hij een sociaalpathologische studie over modern besturen af.

In die studie maakt Comfort een politiek onderscheid tussen crime en delinquency. Van crime (misdaad) spreekt hij als het over door de wet verboden gedrag gaat. Delinquentie (vergrijp) is bij hem de term die psychopathologen geven aan vormen van afwijkend gedrag, dat zich openbaart als schadelijk voor anderen of voor de maatschappij. Die twee termen horen voor Comfort alleen synoniem te zijn in een maatschappij, waarin alle vormen van schadelijk antisociaal gedrag bij de wet strafbaar zouden zijn gesteld.

Comfort onderkent twee typen cultuur: (1) power-centred (machtgecentreerd) en (2) life-centred (levengecentreerd). Dit levert (ideaaltypisch) twee verschillende soorten maatschappijen op. In de ene maatschappij vindt men een overmaat van oorlogachtige, tirannieke manieren van leven en in de andere een meer vredelievende en sociale wijze van leven. Comfort constateert dat wij in een machtgecentreerde maatschappij leven. Deze kent nauwelijks culturele diepgang. Tevens stelt die zich open voor machtzoekende individuen (Denk voor exemplarische voorbeelden aan Berlusconi in Italië, Trump in de USA).

Comfort spreekt bij ‘machtgecentreerd’ over een gecentraliseerde maatschappij draaiend op dwang, hiërarchisch gezag en ‘schuld’. De bescherming ervan moet vooral in institutionele en militaire middelen worden gezocht. De verdediging van de maatschappij is dus een volstrekt uitwendige zaak. Bestuur typeert hij als een managementorganisatie die zich kenmerkt door instituties, die het machtminnende individuen mogelijk maakt zich te manifesteren. Een uitwerking hiervan kan men tegenkomen in wat de ‘managementstaat’ wordt genoemd en ondermeer door de Franse rechtshistoricus en psychoanalyticus Pierre Legendre in zijn Fontômes de l’État (Staatsfantomen; 2015) wordt gekritiseerd.

Door het zo te stellen, kan Comfort daar een belangwekkende consequentie uit trekken. De maatschappij is op zo’n wijze gestructureerd, dat ze aan concurrentiële doelstellingen kan beantwoorden. Daarmee is de maatschappij afhankelijk geworden van een type burger waarvan criminele acties mogen worden verwacht (hij / zij wordt geselecteerd als veelbelovend om de concurrentie slimmer af te zijn). Ook hier zijn weer eenvoudig hedendaagse exemplarische voorbeelden van te vinden. In de affaire rond mismanagement bij woningbouwcorporaties dook een ‘Zonnekoning’ op, die op kosten van het bedrijf een Maseratie aanschafte. En wat is er inmiddels niet gebleken van wat er in criminele zin omgaat in de vastgoedsector? Onderzoek bevestigt dan ook wat Comfort in 1950 al wist: er bestaat een verband tussen macht en risicovol gedrag.


‘Eindelijk een kandidaat… …die niets anders dan onzin zegt!’

Cruciaal in zijn betoog is de constatering dat er antisociaal gedrag met schadelijke effecten voor individu en samenleving voorkomt, waarvan een deel wel en een ander deel niet gerekend wordt tot strafwaardig gedrag. Het gedrag van de een valt wel en van de ander niet in een delictsomschrijving, hoewel beider gedrag antisociaal en schadelijk is. De selectie die wordt gemaakt is van politieke aard (want de vaststelling van een delictsomschrijving die wordt opgenomen in de wet, loopt via het parlement). Delinquent gedrag dat geen crime is, betreft gedrag dat spoort met wat in een machtgecentreerde maatschappij niet alleen aanvaardbaar is, maar ook nog eens met achting wordt bejegend. Die vent is slim, hoort men over zo iemand zeggen.

Wat te denken van de oud USA president, George.W.Bush en de oud minister-president van Groot-Brittannië, Tony Blair. Zij hebben om het hardst gelogen en ze hebben oorlog gevoerd. Daarna konden zij tonnen dollars innen met het houden van voordrachten over een thema als leiderschap. Het publiek dat de deelnamekosten aan dergelijke voordrachten kan betalen, zit zelf weer in het bestuur van multinationale bedrijven, die miljarden euro’s weten weg te sluizen richting belastingparadijzen. Onderwijl bewerkstelligen hun bedrijven destructie van natuur en milieu. Hoe een kliek oligarchen een land als Griekenland naar de knoppen heeft weten te helpen, is eveneens in ons tijdperk duidelijk geworden. Steeds gaat het weer om uiterst schadelijk antisociaal gedrag van een relatief kleine groep. Het door Comfort bedoelde machtminnende type mensen gedraagt zich dan ook als vijanden van het volk. Het is voor te stellen, dat ze voortaan onder de antiterrorisme wetgeving moeten vallen…


Vijandstrafrecht

Volg ik nu wat de Duitse emeritus Strafrecht en Rechtsfilosofie, Günther Jakobs (1937) aan tweedeling binnen het gebruikelijke strafrechtelijk denken aanbrengt, dan is het strafrechtelijk relevant handelen (handelingen die met delictsomschrijvingen overeenkomen) te splitsen in ‘burgerstrafrecht’ (Bürgerstrafrecht; het gewone strafrecht op burgers van toepassing) en ‘vijandstrafrecht’ (Feindstrafrecht; personen die door de vervolgende overheidsinstanties als ‘vijand’ worden onderkend). We hebben hier dus te doen met een andere tweedeling dan bij Comfort. Wat bij hem ‘crime’ heet valt binnen ‘strafrechtelijk relevant handelen’ en hij ‘delinquentie’ noemt, valt daar buiten. Dat is dus strafrechtelijk irrelevant. Jakobs observeert iets anders: de ene dader wordt anders behandeld dan de andere.

De ene dader is en blijft ‘burger’, de andere wordt voor ‘vijand’ gehouden. Het strafrecht zelf maakt dat onderscheid niet, tenzij de strafbepaling door het gebruik van containerbegrippen, zoals ‘vermoeden’ daarvoor ruimte schept. Het onderscheid wordt dus vooral gemaakt door de vervolgende en de rechterlijke macht (waarbij valt op te merken dat er soms niet eens van een rechterlijke controle op de uitvoerende macht sprake is, zoals bij executie door drones als uitgevoerd door de USA). Dit past in wat bij Jakobs vijandstrafrecht heet. Voor een uitleg van die term maak ik gebruik van een deel van de omschrijving van een Frans universitair project getiteld ‘Droit pénal de l’ennemi. Étude d’un déplacement des catégories du droit pénal à l’âge du terrorisme planétaire’ (EHESS te Parijs 2013-2015). De projecttoelichting (vertaling th.h):

“In het midden van de jaren 1980, constateert de rechtstheoreticus Günther Jakobs een interne scheiding in het strafrecht. Volgens hem is het strafrecht onder te verdelen in twee types: ‘Strafrecht van de vijand’ en ‘Strafrecht van de burger’. Onder het laatste vallen regelingen die de betrokken persoon behandelen als een lid van de politieke gemeenschap in wiens naam hij wordt beoordeeld en die hem de voordelen laat genieten van die gemeenschap, zowel procedure technisch als in erkenning van de wettelijk vastgestelde juridische garanties. Het ‘strafrecht van de vijand’ geldt voor een minderheid voor wie het vervolgende gezag een belangrijk deel van het ‘burgerstrafrecht’ niet laat gelden. De betrokkene die tot de minderheid wordt gerekend, wordt, gelet op de hem toegerekende gedragingen (‘terrorist’ bijvoorbeeld), buiten de politieke gemeenschap geplaatst en wordt op die titel behandeld als ‘vijand’. Dit maakt het mogelijk om hem of haar het genot van rechten en vrijheden voor de burgers te onthouden.”


Wanneer gaat Obama Guantánamo sluiten?

“Deze ‘leer’ van Günther Jakobs zou een voetnoot zijn gebleven in de geschiedenis van de strafrechtelijke doctrines, ware het niet dat gebeurtenissen in de twee volgende decennia er een opmerkelijke carrière voor vrij maakte. Zo is te constateren dat in de jaren 1990, in een aantal Zuid-Amerikaanse staten een aantal instrumenten ter hand is genomen, die rechtstreeks zijn afgeleid van deze ‘leer’ en wel in het bijzonder in de context van de strijd tegen de drugshandel (Colombia en Mexico). Maar boven alles wordt ze herkenbaar in het gevoerde beleid bij de strijd tegen het terrorisme zoals die sinds de aanslagen van 11 september 2001 door de Verenigde Staten is opgezet”.

“De doctrine van het ‘strafrecht van de vijand’ is onmiddellijk herkenbaar. De meest karakteristieke kenmerken ervan ziet men in de ‘oorlog tegen het terrorisme’ en de status van ‘illegale strijders’, het ‘Buitengewone Uitleveringsprogramma’, het ‘detentiecentrum van Guantánamo’ en andere ‘zwarte sites’ gerund door de CIA, mede opgrond van de ‘Patriot Act’, de ‘Homeland Security Act’ en meer recent het programma opgezet voor het plegen van gerichte moorden met behulp van drones”.

Tot zover de Franse projectinformatie. Vergelijk ik die met hetgeen te lezen is in Jakobs’ bijdrage getiteld ‘Zur Theorie des Feindsstrafrecht’ (opgenomen in een Duitstalige bundel, 2010), dan heb ik er niet veel aan toe te voegen. Jakobs beschouwt zijn twee typen strafrecht expliciet als ideaaltypisch en Guantánamo vindt hij exemplarisch: het benadert het ideaaltype van het vijandstrafrecht. Overduidelijk leidt zijn opvatting tot rechtskritiek. Om dat duidelijk te maken voeg ik nog een ander punt toe en dat is de nadruk die hij legt op bestraffing van toekomstige misdrijven binnen kader van het vijandstrafrecht. Het straffen is bovenal gericht op uitsluiting, en wel omdat de maatschappij, aldus Jakobs, in oorlog is met betreffende dader. Het maakt ook dat de argumentatie van de vervolgende of uitvoerende overheidsinstantie zich daaraan aanpast.


Jezuïtische argumentatie

Zo ligt het voor de hand dat Jakobs naar Guantánamo verwijst. Juridisch gezien vindt in dat kader iets van uiterst bedenkelijk allooi plaats. Carolina Cerda-Guzman, docente publiekrecht aan de universiteit van Montpellier, wijst daarop door te spreken over de ‘ommezijde van het recht’ (in haar artikel getiteld ‘La torture par-delà le droit’; Marteling aan de ommezijde van het recht; zie het Franse tijdschrift Vacarme 72, zomer 2015, p. 102-111) .

In het genoemde artikel analyseert Cerda-Guzman de Amerikaanse juridische strategie om het internationale martelverbod te omzeilen. Zij spreekt over een ‘soort juridisch witwassen van martelen’ – door de Amerikaanse overheid. Het eerste punt van de strategie is het zich beroepen op de ‘fictie van exterritorialiteit’ (Nederland paste deze fictie tientallen jaren geleden al toe bij de ‘Schiphol-detentie’ van asielzoekers). Het martelen, zo loopt de redenatie, vindt niet op Amerikaanse grondgebied plaats (de bedoelde ‘exterritorialiteit’), maar in Guantánamo, wat Cubaans grondgebied is. De VS sloot daarvoor een verdrag en betaalt een bepaalde vergoeding. Op Cubaans grondgebied geldt de Amerikaanse grondwet niet, dus wat zeur je…

Het tweede punt van de strategie is het juridisch herdefiniëren van de gevangenen in Guantánamo in ‘illegale strijders’. Het zijn aldus geen soldaten waarop het oorlogsrecht van toepassing is, dat een menswaardige behandeling van krijgsgevangenen verlangt. Het derde punt handelt over wat heet de ‘buitengewone overdracht’. De gevangene wordt in dit geval overgedragen aan een niet-Amerikaanse veiligheidsdienst, maar die wel onder controle en volgens orders van de CIA werkt.

Het vierde punt in de strategie is het herdefiniëren van wat onder ‘wrede en onmenselijke behandeling’ moet worden verstaan. Uit documenten is op te maken dat de juristen, die voor Bush werkten, betoogden dat bijvoorbeeld waterboarding, het uit de slaap houden, het opsluiten in lijkkisten, het gedwongen langdurig in een ongemakkelijke en pijnlijke houding te blijven of mensen tegen een muur kwakken, niet tot wrede en onmenselijke behandeling vielen.

Een van de conservatieve rechters van het Amerikaanse Hoogste Gerechtshof produceerde in het verlengde hiervan een vijfde punt. De Amerikaanse grondwet zwijgt over marteling, wat betekent dat de grondwet op dit punt niet is te schenden. De Amerikaanse grondwet verbiedt wel wrede of buitengewone straf. Dit houdt in dat van een dergelijk verbod pas sprake is na een veroordeling. De personen op Guantánamo verblijvend zijn (nog) niet veroordeeld, dus deze bepaling is evenmin te gebruiken. Hen wordt de toepassing van het gebruikelijke strafprocesrecht onthouden. Tezamen vormt dit wat ik een ‘jezuïtische argumentatie’ noem, passend in vijandstrafrecht.

De redenatie rond de exterritorialiteit kent een tegenhanger in ‘extraterritorialiteit’. Daarbij gaat het om het nationale recht ook buiten de eigen staatsgrenzen te laten gelden. Dat levert een uitbreiding van jurisdictie op, zonder feitelijke annexatie van grondgebied. Zo permitteert dezelfde USA zich in het kader van de globalisering zijn recht op te leggen buiten haar landsgrenzen. Dat is natuurlijk alleen mogelijk voor de aller-machtigste (wat de USA in de Westerse wereld is). Allerlei niet Amerikaanse bedrijven en bankinstellingen hebben met deze ‘dubbele standaard van het recht’ kennis gemaakt: zij hebben, buiten de USA verblijvend, Amerikaans recht opgelegd gekregen om daaraan te voldoen (denk aan Barclays, Total, HSBC toen, Volkswagen heden). Ik heb geen medelijden met de getroffenen, het gaat mij er om duidelijk te maken dat, wat hier recht heet, ondubbelzinnig en wel onmiddellijk samenhangt met macht.


Gemankeerde maatschappij

Keren we nu terug naar het ‘vijandstrafrecht’, dan kan men constateren dat het al bestond voor de ‘war on terror’ (maar droeg toen nog niet die naam). Jakobs wijst bijvoorbeeld op maatregelen die in het Duitse rijk van 1876 zijn genomen om toekomstige daden te bestraffen. Ik voeg hier aan toe dat hetzelfde in Frankrijk aan de orde was. Daarvoor is te wijzen op een wet uit die tijd, de ‘Nationale veiligheidswet’ (La loi de sûreté générale) die van 1858 tot 1870 inwerking is geweest. Blanqui bijvoorbeeld werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor daden die hij in de toekomst zou hebben gepleegd (l’accusé [Blanqui] ‘aurait’ pu prendre part à la Commune [van Parijs; 1871]).

Zou Nederland zich van dit soort zaken weten te vrijwaarden? Ik denk het niet. In termen van Comfort bestaat er net zo’n machtsgecentreerde maatschappij als in de rest van de Westerse wereld. Het kent een grote dosis aan delinquentie. En er ligt anno 2015 een wet klaar, die naar intentie van min of meer gelijke strekking is als de ‘Loi de sûreté générale’. Ik denk daarbij aan de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg; een aantal bepalingen treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip, wat met een pennenstreek is te realiseren, want bij KB, op voordracht van Onze Minister-president).

‘Ik heb gezegd: Kom je wagen uit en leg je rottige handen op de kap !!’

In die wet komen we tegen dat de minister van Binnenlandse Zaken en bij spoed de Commissaris van de Koning iedereen kunnen interneren waar een gegrond vermoeden van bestaat dat hij/zij een gevaar voor de openbare orde en veiligheid is. [art. 18] Voor de invulling en toepassing van deze containerbegrippen is zo een jezuïtische argumentatie te bedenken. Zie een beroemd verslag over internering (in Engeland tijdens WO I) van de Duitse anarchist Rudolf Rocker, Achter prikkeldraad en tralies (uit het Duits in het Nederlandse vertaald, 1936).

De minister van Binnenlandse Zaken kan ook het vervaardigen, uitgeven, voorhanden hebben, verspreiden, aanbrengen of in de handel brengen van geschriften, opschriften, tekeningen of afbeeldingen beperken. Bepaalde geschriften, opschriften, tekeningen of afbeeldingen kunnen zelfs geheel verboden worden. [art.13] Een politiecorps oefent al op social media op deze invoering van de politiestaat: wie de politie beledigt, mag reken op een intimiderend bezoek van het corps wegens een ‘persdelict’.

De burgemeester kan samenkomsten op openbare plaatsen en samenkomsten van meer dan tien personen op niet-openbare plaatsen verbieden (ook bij u thuis dus). Voor een betoging is een schriftelijke vergunning nodig. [art. 11]

Opvallend is dus dat wel aandacht wordt besteed aan regelgeving om verzet tegen de bestaande orde de kop in te kunnen drukken, maar dat aan de ‘criminologie van besturen’ (‘delinquentie’) wordt voorbijgegaan. Het gaat om een gemankeerde maatschappij. Die is zo hypocriet om het vijandstrafrecht wel in te zetten tegen het ene soort daderschap en het andere er buiten laat. Hier repeteert zich een onderscheid dat Clara Wichmann honderd jaar geleden al aanwees als effect van een maatschappij die gestoeld is op de strijd van allen tegen allen. Daar geldt geen recht, maar macht.


Thom Holterman


[Cartoons afkomstig uit recente nummers van Charlie Hebdo en Siné Mensuel.]