Categorie:Berkman, Alexander: verschil tussen versies

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Categorie:Auteurs')
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[Categorie:Auteurs]]
[[Categorie:Auteurs]]
[[Categorie:Categoriebeschrijving]]
Alexander Berkman (Russisch: Александр Беркман), geboren als Ovsej Ossipovitsj Berkman (Russisch: Овсей Осипович Беркман), (Vilnius, 21 november 1870 - Nice, 28 juni 1936) was een in Litouwen geboren activist. Hij emigreerde in 1887 naar de Verenigde Staten. Daar werd hij actief in de anarchistische beweging. Hier ontmoette hij Emma Goldman (1869-1940), met wie hij enige tijd een liefdesrelatie had en zijn leven lang bevriend bleef.
Biografie
Alexander Berkman stamde uit de Russische middenklasse en was de zoon van een rijke Joodse zakenman. Hij groeide op in Sint-Petersburg in Rusland en in zijn jeugdjaren kwam hij in contact met nihilistische opvattingen die doorspekt waren met libertaire en humanitaire gedachten. Op zeventienjarige leeftijd emigreerde hij naar de Verenigde Staten waar hij werkte als typograaf bij Die Freiheit, het bekende blad van de Duitse anarchist Johann Most. Berkman kwam onder invloed van diens vurige agitatie voor revolutionaire actie en propaganda van de daad en werd er actief in de anarchistische beweging. Zo ontmoette hij in New-York de bekende anarchiste Emma Goldman, met wie hij een tijd ging samenwonen en zijn leven lang bevriend bleef.
Toen Berkman op 6 juli 1892 hoorde dat tien stakers/bezetters in de staalindustrie in Homestead, nabij Pittsburg (Pensylvania), door toedoen van een driehonderdtal Pinkerton ‘detectives’ (van een particulier beveiligingsbedrijf) de dood hadden gevonden en een zestigtal gewond waren geraakt, besloot hij tot een vergeldingsaktie. De 21-jarige anarchist zocht op zaterdag 22 juli 1892 Henry Clay Frick, het hoofd van de Carnegie Steel Company, op. Frick was verantwoordelijk voor het inzetten van de ingehuurde veiligheidsagenten. En Berkman vuurde in diens kantoor enkele revolverkogels op hem af. Frick werd slechts verwond. Niettemin werd Berkman voor zijn daad tot 22 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Uiteindelijk zou hij veertien jaar uitzitten in de Western Penitentiary, een staatsgevangenis in Pennsylvania.
Wegens antimilitaristische propaganda kwam hij later nogmaals voor twee jaar in de gevangenis (1917-1919). En na zijn ontslag daaruit werd hij, onder meer samen met Emma Goldman en 244 andere linkse mensen uit de VS op een afgemat bootje genaamd “Buford” gedeporteerd naar Rusland waar een revolutie had plaats gevonden. Onderweg brak het ijs tussen de soldaten van de bewaking en de revolutionairen, toen de militairen inzagen dat ze door het bouwvallige schip zelf in levensgevaar waren en op de politieke 'gevangenen' aangewezen waren. Berkman werd woordvoerder van de gevangenen, die in de ongezondste omstandigheden in de lekkende romp van het schip ondergebracht waren, en trad moedig voor hen op. Een deel van de bewakers bood de gevangenen zelfs aan te muiten en gezamenlijk naar de Bolsjewieken over te lopen. Na een reis vol gevaren betraden zij in januari 1921 vanuit Finland eindelijk Russische grond.
Vanaf dan beleefden Berkman en Goldman, twee van de bekendste en meest ervaren anarchisten uit de VS en beide van geboorte Russisch, een tweejarige odyssee door een uitgebloed, vernietigd land, dat de knoet van de tsaar weliswaar had doorbroken, maar waarin, zoals later bleek, een nog meer genadeloze centralistische terreur bestond van de Bolsjewieken en hun repressief werktuig : de “Cheka” (“Buitengewone Commissie voor de Strijd tegen Speculatie en Contrarevolutie”).
Maar vol van revolutionair idealisme en blij weer in zijn nu ogenschijnlijk bevrijde geboorteland te zijn, stortte Alexander Berkman zich in die tijd van verandering, discussieerde en overlegde hij met Lenin, Zinovjev, Tsjitsjerin en veel andere leidinggevende Bolsjewieken. Zelfs deze leidinggevende mensen waren vol illusies over de wereldsituatie en verwachtten iedere dag de opstand van de massa's in de westerse industrielanden. Waarschuwingen van revolutionairen uit de hele wereld om zich slechts op de eigen krachten toe te leggen werden door hen in de wind geslagen en als lachwekkend afgedaan.
Geleidelijk aan moest Berkman echter inzien dat de “dictatuur van het proletariaat” een dictatuur van de verse bolsjewistische elite over het proletariaat was. Het bureaucratische raderwerk werkte verstikkend voor ieder initiatief en trok alles in het moeras. Ook dat waarvoor de beste koppen van de revolutie hadden gestreden, zoals vrijheid, gerechtigheid, menselijkheid en socialisme. Eigenlijk waren er geen ethische waarden meer..alleen de machiavellistische regel dat het doel de middelen heiligt. Zo was de doodstraf officieel afgeschaft en toch heersten overal willekeurige liquidaties. Daarbij behoorden de “hoeders van de revolutionaire orde” meestal tot de meest korrupten van allen en ze verrijkten zich schaamteloos en brutaal. De voortdurende inbeslagnames die overal “ten gunste van het proletariaat” werden doorgevoerd voorzagen in eerste instantie de goed geklede bureaucraten van voedsel, kleding en meubilair, terwijl het arme volk bitter honger leed, op blote voeten liep en het aan het meest noodzakelijke ontbrak. De toekenning voor woningen was van goeddunken en smeergeld afhankelijk en het onttrekken van woningen werd - ook in de bar koude Russische winter! - gehanteerd als wapen tegen ongeliefde personen, vermeende klassenvijanden en politieke tegenstanders. Vaak kwam dit overeen met de doodstraf.
Het concept van de “militarisering van de arbeid”, een uitvinding van de nog in militaire categorieën denkende oorlogscommissaris Trotski, verlamde de industrie en de economie en drukte de arbeiders neer tot het niveau van slaven, erger dan tijdens de tsarentijd. Want werkweigering, afwezigheid of activiteit in een vakbond, die niet naar de zin van de Bolsjewieken was, werden met gevangenis, kamp (Berkman spreekt over concentratiekampen) of doodstraffen bestraft. De vóór de revolutie bevochten acht uren dag was terug afgeschaft en de “pjok”, de rantsoenering van levensmiddelen, was voor de arbeiders een van de meest vernederende dagelijkse gebeurtenissen en werd vaak genoeg zelfs niet afgegeven.
Holle (militaire) ceremonies, toespraken vol met betekenisloze frasen en een veel voorkomende personencultus bepaalden al in 1920 het beeld in het openbaar, zeker als delegaties van arbeiders-organisaties uit het buitenland op bezoek kwamen. De laatstgenoemden werden, om indruk te maken, op luxe-banketten getrakteerd en in modelscholen en -bedrijven rondgeleid, waarbij ze ver van de overal heersende armoede en miserie vandaan werden gehouden. In ieder geval werd het later duidelijk dat vele, fatale, desastreuze praktijken van het nog komende stalinisme al in Lenins tijd begonnen waren. Erger nog - Lenin zelf had hiervoor vaak de parolen en bevelen gegeven.
En ook de anarchisten in Rusland waren het vaak onderling oneens: sommigen waren met wapperende vlaggen helemaal naar de Bolsjewieken overgegaan en enkelen onder hen brachten het zelfs tot hoge verantwoordelijke posities. Anderen aanvaardden de communisten en noemden zich “Universalisten”, met een eigen club in Moskou. Zolang ze niet voor hun ideeën opkwamen moesten ze volgens Lenin getolereerd worden. Weer anderen bekritiseerden de nieuwe machthebbers, maar hielden zich vooral stil. Slechts weinigen streden met het wapen in de hand tegen de alomtegenwoordige communistische partij, zoals de meerdere keren door het Rode Leger verraden Makno met zijn boerenguerilla in de Oekraïne (1917-1921).
Berkman miste weliswaar deze revolutionaire aanvoerder van het anarchistische ruiterleger, maar hij kon clandestien zijn jonge vrouw Gallina, een onderwijzeres, treffen, die net als Makhno zelf aan het hoofd van de strijdende troepen reed en veel invloed had op Makhno. Zelfs de communisten moesten toegeven dat ze zonder de troepen van Makhno door de “witte gardistische” invasie van de contrarevolutionairen onder de voet zouden zijn gelopen. Trotski was hiervoor evenwel niet dankbaar : in 1921 moesten de laatsten van dit Machno-leger, waaronder de zwaar gewonde Makhno zelf, naar het buitenland vluchten.
De twee korte bezoeken aan de oude revolutionair en anarchist Peter Kropotkin wierpen weliswaar een tekenend licht op de verhoudingen. (Ze zijn in Emma Goldman's “Niedergang der Russischen Revolution” (Karin Kramer Verlag) plastischer en met meer achtergrond weergegeven.) Deze wetenschapper en prins, een mens met groot aanzien onder het volk, was uit Moskou verdreven maar leefde, op zijn hoede voor de Cheka, geïsoleerd in het dorpje Dmitrow, ca. 65 km. van Moskou. Onder het gejubel van de mensen was hij hoogbejaard uit Frankrijk naar het revolutionaire Rusland teruggekeerd. Nu werkte hij sukkelend, onder de slechtste omstandigheden, aan zijn werk “De Ethiek”. Zijn inschatting van de dingen luidde: “De Bolsjevieken hebben ons getoond, hoe men een revolutie NIET kan maken!”
Kropotkins dood en begrafenis in 1921 werd de laatste grote uiting van de anarchisten in Rusland en hun sympathisanten in de USSR. Een onvoorstelbare mensenmenigte volgde de doodskist. De Bolsjevieken maakten verder met Kropotkins goeie naam reclame en stichtten zelfs tijdelijk een Kropotkin-Museum in Moskou dat geleid werd door de bekende revolutionair Vera Figner (Cfr. V. FIGNER, Nacht uber Russland). De meeste actieve anarchisten kwijnden ondertussen weg in de gevangenissen en de kampen.
Het toppunt van cynisme was het plan van Lenin om uitgerekend aan Berkman de taak te geven zijn pamflet “Het Linksradicalisme, de kinderziekte van het communisme” in het Engels te vertalen. Berkman stemde toe onder de voorwaarde dat hij een voorwoord mocht schrijven, omdat het manifest alles misvormde en bezoedelde waar hij zich voor inzette. De stemming over Berkman sloeg van dan af om en zijn situatie in Moskou werd precair. Augustin Souchy, die juist op dat ogenblik als afgevaardigde van de FAUD in Moskou was, zei hem: “Je bent persona non grata geworden.” Het bezoek bij Kropotkin, samen met Bertrand Russell werd tegengewerkt en gesaboteerd. “Moskou is door de bureaucratie verslonden, Petrograd een stervende stad. Niet hier is de revolutie. Buiten in het land onder de gewone mensen moet men het nieuwe Rusland zoeken”. Samen met Emma Goldman begon Berkman aan een vlucht naar voren en greep de kans om voor een “Museum van de revolutie” materiaal te verzamelen. Ze reisden af in de richting van de Oekraïne, waar nog gruwelijke strijd gevoerd werd. Het was juli 1920.
Berkman veroordeelde in zijn boek niet direct, maar beschreef wat hij in Moskou en Sint-Petersburg was te weten gekomen. En als leider van de bolsjewistische Geschiedenis Commissie maakte hij voor een museum over de revolutie lange, riskante reizen door het land : via Kiev tot Odessa en noordelijk naar Archangelsk. Onder levensgevaar trof hij bekende mensen uit de socialistische oppositie, o.a. linkse sociaal-revolutionairen en anarchisten, want hij wilde ook hun kant van het verhaal te weten komen. En ook enkele oprechte en moedige communisten spraken met Berkman klare taal en toonden hun teleurstelling en verontwaardiging over het dictatoriale regime. Andere kleine en hogere communistische functionarissen maakten onwillekeurig met hun gedrag en hun door Berkman weergegeven uitingen een kijk over de werkelijke verhoudingen en motivaties duidelijk. Weliswaar was ondanks het bolsjewistische opslokken van alle functies en ambten nog een relatief groot aantal revolutionairen van andere richtingen present (door druk van arbeiders of gewoon door toeval), maar deze werden steeds meer teruggedrongen. De hoop dat na het oorlogscommunisme alles beter zou worden werd meteen in stukken geslagen.
Over iedereen zweefde - als het zwaard van Damocles - de almachtige Cheka (later van naam veranderd in GPU, nog later in KGB), toen al een staat in de staat. Hier, zoals in alle geledingen van de communistische partij hadden voormalige tsaristische (politie)beambten, Ochrana-agenten en ieder soort van baantjesjagers zich ingenesteld, die aan de nieuwe staatsmacht wilden meewerken. Revolutionairen liquideren moet voor dit slag mensen dolle pret geweest zijn! Kortom, iedereen die in het genot van voordelen wilde komen trad toe tot de communistische partij en een nieuwe klasse ontstond. Stukje voor stukje, als van een puzzel, vormde zich tot aan de door Trotzki brutaal neergeslagen revolutionaire opstand van Kronstadt, in 1921, het beeld van een totalitaire staat, zoals de wereld die tot dan toe nog nooit had gezien.
Als in 1921 uiteindelijk de Nieuwe Economische Politiek (NEP) van Lenin en de ZK doorgevoerd werden omdat de economische catastrofe niet anders kon worden beëindigd (er waren toen al 4 à-5 miljoen verhongerden), manifesteerde zich een nieuw soort kapitalisme (binnen bepaalde grenzen). Meteen stortte voor vele nog overtuigde revolutionairen de wereld ineen. Men had immers gedacht dat met de revolutie het kapitalisme voor altijd was afgeschaft. En nu waren er ineens weer elegante, in luxe winkels winkelende dames en heren tegenover een massa hongerlijdende proletariërs. Lenin verklaarde : “Verrijk jullie!” Al bleven de basisindustrieën in handen van de staat. En verder heiligde het doel weer eens de middelen. (Enige tijd na Lenins dood in 1924 zou Stalin (net zoals het later, na de oorlog, in de DDR werd gedaan) deze stap weer rigide terugdraaien. Hij creëerde door zijn “ontkoelakisering” extra miljoenen hongerdoden en stelde naar Trotski's voorbeeld een gemilitariseerd staatsmonopolie-kapitalisme met centraal bestuurde planeconomie in.)
Niet alleen het volledige desastreuze beleid van de Bolsjewieken wordt in dit boek zogezegd belicht, maar ook altijd de verschrikkelijke situatie van de Joden en Jodinnen onder de verschillende oorlogsregimes. De invallen van de witte gardisten in Polen zijn allemaal, zoals in de Oekraïne, met de ergste pogroms en verkrachtingsorgies verbonden. Hele dorpen en stadjes werden uitgewist. Onder de meest grove troepen zouden die van generaal Denikin geweest zijn. Maar ook van Makhno's mensen werd gezegd dat ze pogroms uitvoerden, vooral door de communistische pers. Berkman zocht het uit, sprak met slachtoffers en vond weliswaar aanknopingspunten van excessen van enkelingen, maar ook getuigenverklaringen van mensen van verschillende politieke richtingen, dat Makhno een hetze tegen de Joodse bevolking, overvallen en pogroms draconisch bestrafte : met de dood.
Ook onder de communisten voelden Joodse mensen zich relatief veilig (terwijl er in het boek van Isaak Babel, “Het ruiter leger” schilderingen zijn van antisemitische aanvallen en pogroms van de kant van de roden. Babel, zelf Jood, reed incognito als journalist mee en onder Stalin werd deze schrijver geliquideerd). Tenslotte, toen er geen hoop op verbetering van de verhoudingen meer scheen te zijn, besloten Berkman en zijn kameraden het land te verlaten. Het kapitalistische buitenland werd voor de door de Bolsjevieken vervolgde revolutionairen vertwijfeld een laatste toevluchtsoord. In december 1921 konden Berkman en Goldman met andere anarchisten, waaronder Makhno's biograaf Volin, op basis van een regeringsbesluit over afgevaardigden van vakbonden uit het buitenland, als een van de laatste oppositionelen uit de USSR reizen. Het lot van de achtergeblevenen is bijna altijd kamp, gevangenis en neergeschoten worden - uiteindelijk ook de meeste leidende Bolsjewieken.
Samengevat, in 1921 verlieten Berkman en Emma Goldman opnieuw hun geboorteland, omdat in hun ogen de bolsjevistische reactie de revolutie had gesmoord. Als balling buiten Rusland schreef Berkman onder meer het boek “ABC van het anarchisme” dat in 1929 uitkwam. Zeven jaar later, berooid en ziek levend als politieke vluchteling in het zuiden van Frankrijk, ontnam hij te Nice zichzelf het leven.
Tot slot nog een woordje over Berkman's boek “Der bolschewistische Mythos - Tagebuch aus der Russischen Revolution 1920-1922”. Berkman had zijn aantekeningen in twee jaar, onder voortdurend gevaar voor lijf en leden, gemaakt en duidde er in de inleiding op, dat alleen zijn gevangeniservaringen in de VS hem in staat hadden gesteld de geschriften te verstoppen en door te voeren. Toch zou het dagboek bijna verloren zijn gegaan en kon het pas na een odyssee door half Europa aan het eind op een zolder van en angstige vrouw in Duitsland veilig worden gesteld. Bijna 80 jaar na het verschijnen in New York is het boek nu eindelijk in de taal van het land waarin Berkman het manuscript terug vond verschenen. Het is een eenmalig document over het onthullen van de bolsjewistische persmisleiding en geschiedvervalsing, dat tegelijkertijd aantoont hoezeer de meeste leidende Bolsjewieken bevangen waren in het autoritaire en dogmatische denken van hun tijd. De schildering van Berkman maakt duidelijk dat de oude Bolsjewieken oprechte revolutionaire karakters waren, die zich voor het machiavellistische idee van de verovering van de staat hebben ingezet. Aan deze god brachten ze alles ten offer : de kernpunten van het socialisme en, bewust of onbewust, naast al de andere slachtoffers van hun fouten - zichzelf.
Het boek is vloeiend vertaald, sober geredigeerd en beschikt naast een korte levensloop van Alexander Berkman over een voor de rangschikking nuttige tijdtafel, een glossarium met begrippen en omschrijvingen, een zeer nuttig, omvangrijk en ophelderend noten apparaat en een klein fotodeel.
Door een nauwkeuriger redigeren zouden enkele kleine fouten en spellingsfouten zijn vermeden. Maar dit laat zich hopelijk nog in een volgende 3e druk verbeteren. Dan zou ook de misverstanden veroorzakende ondertitel van het boek tot “1921-1922” gecorrigeerd kunnen worden, want de tijdsperiode van het gebeuren in Rusland strekt zich uit van januari 1921 tot december 1922 (vertrek van de “Buford” uit de VS, eind december 1920). Het werk kan zonder meer warm worden aanbevolen. De recensent wenst het een zo breed mogelijke verspreiding, gezien het feit dat de werkelijke omstandigheden van de Russische Revolutie - als de mogelijk belangrijkste en meest leerzame revolutie van de 20e eeuw - nog altijd vergaand onbekend is respectievelijk tot onbekendheid vervalst wordt tentoongesteld. Hiertoe hebben zowel de burgerlijke als de bolsjewistische geschiedschrijving met hun vervormingen en bewuste meervoudige vervalsingen bewust bijgedragen.
Het spannend te lezen, authentieke ooggetuigen verslag van Alexander Berkman over twee Russische revolutiejaren is, ook wegens zijn hoge literaire kwaliteit, zijn invoelingsvermogen en zijn onopgesmukte inzet voor gerechtigheid tegenover alle beschreven mensen en omstandigheden een mogelijkheid, nader te komen tot deze nu zo ver weg gelegen tijd en de personen en hen en hun handelen vanuit een menselijk gezichtspunt te bevatten. Niet in de laatste plaats om daaruit te leren.

Huidige versie van 28 jun 2019 om 13:50


Alexander Berkman (Russisch: Александр Беркман), geboren als Ovsej Ossipovitsj Berkman (Russisch: Овсей Осипович Беркман), (Vilnius, 21 november 1870 - Nice, 28 juni 1936) was een in Litouwen geboren activist. Hij emigreerde in 1887 naar de Verenigde Staten. Daar werd hij actief in de anarchistische beweging. Hier ontmoette hij Emma Goldman (1869-1940), met wie hij enige tijd een liefdesrelatie had en zijn leven lang bevriend bleef.


Biografie

Alexander Berkman stamde uit de Russische middenklasse en was de zoon van een rijke Joodse zakenman. Hij groeide op in Sint-Petersburg in Rusland en in zijn jeugdjaren kwam hij in contact met nihilistische opvattingen die doorspekt waren met libertaire en humanitaire gedachten. Op zeventienjarige leeftijd emigreerde hij naar de Verenigde Staten waar hij werkte als typograaf bij Die Freiheit, het bekende blad van de Duitse anarchist Johann Most. Berkman kwam onder invloed van diens vurige agitatie voor revolutionaire actie en propaganda van de daad en werd er actief in de anarchistische beweging. Zo ontmoette hij in New-York de bekende anarchiste Emma Goldman, met wie hij een tijd ging samenwonen en zijn leven lang bevriend bleef.

Toen Berkman op 6 juli 1892 hoorde dat tien stakers/bezetters in de staalindustrie in Homestead, nabij Pittsburg (Pensylvania), door toedoen van een driehonderdtal Pinkerton ‘detectives’ (van een particulier beveiligingsbedrijf) de dood hadden gevonden en een zestigtal gewond waren geraakt, besloot hij tot een vergeldingsaktie. De 21-jarige anarchist zocht op zaterdag 22 juli 1892 Henry Clay Frick, het hoofd van de Carnegie Steel Company, op. Frick was verantwoordelijk voor het inzetten van de ingehuurde veiligheidsagenten. En Berkman vuurde in diens kantoor enkele revolverkogels op hem af. Frick werd slechts verwond. Niettemin werd Berkman voor zijn daad tot 22 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Uiteindelijk zou hij veertien jaar uitzitten in de Western Penitentiary, een staatsgevangenis in Pennsylvania.

Wegens antimilitaristische propaganda kwam hij later nogmaals voor twee jaar in de gevangenis (1917-1919). En na zijn ontslag daaruit werd hij, onder meer samen met Emma Goldman en 244 andere linkse mensen uit de VS op een afgemat bootje genaamd “Buford” gedeporteerd naar Rusland waar een revolutie had plaats gevonden. Onderweg brak het ijs tussen de soldaten van de bewaking en de revolutionairen, toen de militairen inzagen dat ze door het bouwvallige schip zelf in levensgevaar waren en op de politieke 'gevangenen' aangewezen waren. Berkman werd woordvoerder van de gevangenen, die in de ongezondste omstandigheden in de lekkende romp van het schip ondergebracht waren, en trad moedig voor hen op. Een deel van de bewakers bood de gevangenen zelfs aan te muiten en gezamenlijk naar de Bolsjewieken over te lopen. Na een reis vol gevaren betraden zij in januari 1921 vanuit Finland eindelijk Russische grond.

Vanaf dan beleefden Berkman en Goldman, twee van de bekendste en meest ervaren anarchisten uit de VS en beide van geboorte Russisch, een tweejarige odyssee door een uitgebloed, vernietigd land, dat de knoet van de tsaar weliswaar had doorbroken, maar waarin, zoals later bleek, een nog meer genadeloze centralistische terreur bestond van de Bolsjewieken en hun repressief werktuig : de “Cheka” (“Buitengewone Commissie voor de Strijd tegen Speculatie en Contrarevolutie”).

Maar vol van revolutionair idealisme en blij weer in zijn nu ogenschijnlijk bevrijde geboorteland te zijn, stortte Alexander Berkman zich in die tijd van verandering, discussieerde en overlegde hij met Lenin, Zinovjev, Tsjitsjerin en veel andere leidinggevende Bolsjewieken. Zelfs deze leidinggevende mensen waren vol illusies over de wereldsituatie en verwachtten iedere dag de opstand van de massa's in de westerse industrielanden. Waarschuwingen van revolutionairen uit de hele wereld om zich slechts op de eigen krachten toe te leggen werden door hen in de wind geslagen en als lachwekkend afgedaan.

Geleidelijk aan moest Berkman echter inzien dat de “dictatuur van het proletariaat” een dictatuur van de verse bolsjewistische elite over het proletariaat was. Het bureaucratische raderwerk werkte verstikkend voor ieder initiatief en trok alles in het moeras. Ook dat waarvoor de beste koppen van de revolutie hadden gestreden, zoals vrijheid, gerechtigheid, menselijkheid en socialisme. Eigenlijk waren er geen ethische waarden meer..alleen de machiavellistische regel dat het doel de middelen heiligt. Zo was de doodstraf officieel afgeschaft en toch heersten overal willekeurige liquidaties. Daarbij behoorden de “hoeders van de revolutionaire orde” meestal tot de meest korrupten van allen en ze verrijkten zich schaamteloos en brutaal. De voortdurende inbeslagnames die overal “ten gunste van het proletariaat” werden doorgevoerd voorzagen in eerste instantie de goed geklede bureaucraten van voedsel, kleding en meubilair, terwijl het arme volk bitter honger leed, op blote voeten liep en het aan het meest noodzakelijke ontbrak. De toekenning voor woningen was van goeddunken en smeergeld afhankelijk en het onttrekken van woningen werd - ook in de bar koude Russische winter! - gehanteerd als wapen tegen ongeliefde personen, vermeende klassenvijanden en politieke tegenstanders. Vaak kwam dit overeen met de doodstraf.

Het concept van de “militarisering van de arbeid”, een uitvinding van de nog in militaire categorieën denkende oorlogscommissaris Trotski, verlamde de industrie en de economie en drukte de arbeiders neer tot het niveau van slaven, erger dan tijdens de tsarentijd. Want werkweigering, afwezigheid of activiteit in een vakbond, die niet naar de zin van de Bolsjewieken was, werden met gevangenis, kamp (Berkman spreekt over concentratiekampen) of doodstraffen bestraft. De vóór de revolutie bevochten acht uren dag was terug afgeschaft en de “pjok”, de rantsoenering van levensmiddelen, was voor de arbeiders een van de meest vernederende dagelijkse gebeurtenissen en werd vaak genoeg zelfs niet afgegeven.

Holle (militaire) ceremonies, toespraken vol met betekenisloze frasen en een veel voorkomende personencultus bepaalden al in 1920 het beeld in het openbaar, zeker als delegaties van arbeiders-organisaties uit het buitenland op bezoek kwamen. De laatstgenoemden werden, om indruk te maken, op luxe-banketten getrakteerd en in modelscholen en -bedrijven rondgeleid, waarbij ze ver van de overal heersende armoede en miserie vandaan werden gehouden. In ieder geval werd het later duidelijk dat vele, fatale, desastreuze praktijken van het nog komende stalinisme al in Lenins tijd begonnen waren. Erger nog - Lenin zelf had hiervoor vaak de parolen en bevelen gegeven.

En ook de anarchisten in Rusland waren het vaak onderling oneens: sommigen waren met wapperende vlaggen helemaal naar de Bolsjewieken overgegaan en enkelen onder hen brachten het zelfs tot hoge verantwoordelijke posities. Anderen aanvaardden de communisten en noemden zich “Universalisten”, met een eigen club in Moskou. Zolang ze niet voor hun ideeën opkwamen moesten ze volgens Lenin getolereerd worden. Weer anderen bekritiseerden de nieuwe machthebbers, maar hielden zich vooral stil. Slechts weinigen streden met het wapen in de hand tegen de alomtegenwoordige communistische partij, zoals de meerdere keren door het Rode Leger verraden Makno met zijn boerenguerilla in de Oekraïne (1917-1921).

Berkman miste weliswaar deze revolutionaire aanvoerder van het anarchistische ruiterleger, maar hij kon clandestien zijn jonge vrouw Gallina, een onderwijzeres, treffen, die net als Makhno zelf aan het hoofd van de strijdende troepen reed en veel invloed had op Makhno. Zelfs de communisten moesten toegeven dat ze zonder de troepen van Makhno door de “witte gardistische” invasie van de contrarevolutionairen onder de voet zouden zijn gelopen. Trotski was hiervoor evenwel niet dankbaar : in 1921 moesten de laatsten van dit Machno-leger, waaronder de zwaar gewonde Makhno zelf, naar het buitenland vluchten.

De twee korte bezoeken aan de oude revolutionair en anarchist Peter Kropotkin wierpen weliswaar een tekenend licht op de verhoudingen. (Ze zijn in Emma Goldman's “Niedergang der Russischen Revolution” (Karin Kramer Verlag) plastischer en met meer achtergrond weergegeven.) Deze wetenschapper en prins, een mens met groot aanzien onder het volk, was uit Moskou verdreven maar leefde, op zijn hoede voor de Cheka, geïsoleerd in het dorpje Dmitrow, ca. 65 km. van Moskou. Onder het gejubel van de mensen was hij hoogbejaard uit Frankrijk naar het revolutionaire Rusland teruggekeerd. Nu werkte hij sukkelend, onder de slechtste omstandigheden, aan zijn werk “De Ethiek”. Zijn inschatting van de dingen luidde: “De Bolsjevieken hebben ons getoond, hoe men een revolutie NIET kan maken!”

Kropotkins dood en begrafenis in 1921 werd de laatste grote uiting van de anarchisten in Rusland en hun sympathisanten in de USSR. Een onvoorstelbare mensenmenigte volgde de doodskist. De Bolsjevieken maakten verder met Kropotkins goeie naam reclame en stichtten zelfs tijdelijk een Kropotkin-Museum in Moskou dat geleid werd door de bekende revolutionair Vera Figner (Cfr. V. FIGNER, Nacht uber Russland). De meeste actieve anarchisten kwijnden ondertussen weg in de gevangenissen en de kampen.

Het toppunt van cynisme was het plan van Lenin om uitgerekend aan Berkman de taak te geven zijn pamflet “Het Linksradicalisme, de kinderziekte van het communisme” in het Engels te vertalen. Berkman stemde toe onder de voorwaarde dat hij een voorwoord mocht schrijven, omdat het manifest alles misvormde en bezoedelde waar hij zich voor inzette. De stemming over Berkman sloeg van dan af om en zijn situatie in Moskou werd precair. Augustin Souchy, die juist op dat ogenblik als afgevaardigde van de FAUD in Moskou was, zei hem: “Je bent persona non grata geworden.” Het bezoek bij Kropotkin, samen met Bertrand Russell werd tegengewerkt en gesaboteerd. “Moskou is door de bureaucratie verslonden, Petrograd een stervende stad. Niet hier is de revolutie. Buiten in het land onder de gewone mensen moet men het nieuwe Rusland zoeken”. Samen met Emma Goldman begon Berkman aan een vlucht naar voren en greep de kans om voor een “Museum van de revolutie” materiaal te verzamelen. Ze reisden af in de richting van de Oekraïne, waar nog gruwelijke strijd gevoerd werd. Het was juli 1920.

Berkman veroordeelde in zijn boek niet direct, maar beschreef wat hij in Moskou en Sint-Petersburg was te weten gekomen. En als leider van de bolsjewistische Geschiedenis Commissie maakte hij voor een museum over de revolutie lange, riskante reizen door het land : via Kiev tot Odessa en noordelijk naar Archangelsk. Onder levensgevaar trof hij bekende mensen uit de socialistische oppositie, o.a. linkse sociaal-revolutionairen en anarchisten, want hij wilde ook hun kant van het verhaal te weten komen. En ook enkele oprechte en moedige communisten spraken met Berkman klare taal en toonden hun teleurstelling en verontwaardiging over het dictatoriale regime. Andere kleine en hogere communistische functionarissen maakten onwillekeurig met hun gedrag en hun door Berkman weergegeven uitingen een kijk over de werkelijke verhoudingen en motivaties duidelijk. Weliswaar was ondanks het bolsjewistische opslokken van alle functies en ambten nog een relatief groot aantal revolutionairen van andere richtingen present (door druk van arbeiders of gewoon door toeval), maar deze werden steeds meer teruggedrongen. De hoop dat na het oorlogscommunisme alles beter zou worden werd meteen in stukken geslagen.

Over iedereen zweefde - als het zwaard van Damocles - de almachtige Cheka (later van naam veranderd in GPU, nog later in KGB), toen al een staat in de staat. Hier, zoals in alle geledingen van de communistische partij hadden voormalige tsaristische (politie)beambten, Ochrana-agenten en ieder soort van baantjesjagers zich ingenesteld, die aan de nieuwe staatsmacht wilden meewerken. Revolutionairen liquideren moet voor dit slag mensen dolle pret geweest zijn! Kortom, iedereen die in het genot van voordelen wilde komen trad toe tot de communistische partij en een nieuwe klasse ontstond. Stukje voor stukje, als van een puzzel, vormde zich tot aan de door Trotzki brutaal neergeslagen revolutionaire opstand van Kronstadt, in 1921, het beeld van een totalitaire staat, zoals de wereld die tot dan toe nog nooit had gezien.

Als in 1921 uiteindelijk de Nieuwe Economische Politiek (NEP) van Lenin en de ZK doorgevoerd werden omdat de economische catastrofe niet anders kon worden beëindigd (er waren toen al 4 à-5 miljoen verhongerden), manifesteerde zich een nieuw soort kapitalisme (binnen bepaalde grenzen). Meteen stortte voor vele nog overtuigde revolutionairen de wereld ineen. Men had immers gedacht dat met de revolutie het kapitalisme voor altijd was afgeschaft. En nu waren er ineens weer elegante, in luxe winkels winkelende dames en heren tegenover een massa hongerlijdende proletariërs. Lenin verklaarde : “Verrijk jullie!” Al bleven de basisindustrieën in handen van de staat. En verder heiligde het doel weer eens de middelen. (Enige tijd na Lenins dood in 1924 zou Stalin (net zoals het later, na de oorlog, in de DDR werd gedaan) deze stap weer rigide terugdraaien. Hij creëerde door zijn “ontkoelakisering” extra miljoenen hongerdoden en stelde naar Trotski's voorbeeld een gemilitariseerd staatsmonopolie-kapitalisme met centraal bestuurde planeconomie in.)

Niet alleen het volledige desastreuze beleid van de Bolsjewieken wordt in dit boek zogezegd belicht, maar ook altijd de verschrikkelijke situatie van de Joden en Jodinnen onder de verschillende oorlogsregimes. De invallen van de witte gardisten in Polen zijn allemaal, zoals in de Oekraïne, met de ergste pogroms en verkrachtingsorgies verbonden. Hele dorpen en stadjes werden uitgewist. Onder de meest grove troepen zouden die van generaal Denikin geweest zijn. Maar ook van Makhno's mensen werd gezegd dat ze pogroms uitvoerden, vooral door de communistische pers. Berkman zocht het uit, sprak met slachtoffers en vond weliswaar aanknopingspunten van excessen van enkelingen, maar ook getuigenverklaringen van mensen van verschillende politieke richtingen, dat Makhno een hetze tegen de Joodse bevolking, overvallen en pogroms draconisch bestrafte : met de dood.

Ook onder de communisten voelden Joodse mensen zich relatief veilig (terwijl er in het boek van Isaak Babel, “Het ruiter leger” schilderingen zijn van antisemitische aanvallen en pogroms van de kant van de roden. Babel, zelf Jood, reed incognito als journalist mee en onder Stalin werd deze schrijver geliquideerd). Tenslotte, toen er geen hoop op verbetering van de verhoudingen meer scheen te zijn, besloten Berkman en zijn kameraden het land te verlaten. Het kapitalistische buitenland werd voor de door de Bolsjevieken vervolgde revolutionairen vertwijfeld een laatste toevluchtsoord. In december 1921 konden Berkman en Goldman met andere anarchisten, waaronder Makhno's biograaf Volin, op basis van een regeringsbesluit over afgevaardigden van vakbonden uit het buitenland, als een van de laatste oppositionelen uit de USSR reizen. Het lot van de achtergeblevenen is bijna altijd kamp, gevangenis en neergeschoten worden - uiteindelijk ook de meeste leidende Bolsjewieken.

Samengevat, in 1921 verlieten Berkman en Emma Goldman opnieuw hun geboorteland, omdat in hun ogen de bolsjevistische reactie de revolutie had gesmoord. Als balling buiten Rusland schreef Berkman onder meer het boek “ABC van het anarchisme” dat in 1929 uitkwam. Zeven jaar later, berooid en ziek levend als politieke vluchteling in het zuiden van Frankrijk, ontnam hij te Nice zichzelf het leven.

Tot slot nog een woordje over Berkman's boek “Der bolschewistische Mythos - Tagebuch aus der Russischen Revolution 1920-1922”. Berkman had zijn aantekeningen in twee jaar, onder voortdurend gevaar voor lijf en leden, gemaakt en duidde er in de inleiding op, dat alleen zijn gevangeniservaringen in de VS hem in staat hadden gesteld de geschriften te verstoppen en door te voeren. Toch zou het dagboek bijna verloren zijn gegaan en kon het pas na een odyssee door half Europa aan het eind op een zolder van en angstige vrouw in Duitsland veilig worden gesteld. Bijna 80 jaar na het verschijnen in New York is het boek nu eindelijk in de taal van het land waarin Berkman het manuscript terug vond verschenen. Het is een eenmalig document over het onthullen van de bolsjewistische persmisleiding en geschiedvervalsing, dat tegelijkertijd aantoont hoezeer de meeste leidende Bolsjewieken bevangen waren in het autoritaire en dogmatische denken van hun tijd. De schildering van Berkman maakt duidelijk dat de oude Bolsjewieken oprechte revolutionaire karakters waren, die zich voor het machiavellistische idee van de verovering van de staat hebben ingezet. Aan deze god brachten ze alles ten offer : de kernpunten van het socialisme en, bewust of onbewust, naast al de andere slachtoffers van hun fouten - zichzelf.

Het boek is vloeiend vertaald, sober geredigeerd en beschikt naast een korte levensloop van Alexander Berkman over een voor de rangschikking nuttige tijdtafel, een glossarium met begrippen en omschrijvingen, een zeer nuttig, omvangrijk en ophelderend noten apparaat en een klein fotodeel.

Door een nauwkeuriger redigeren zouden enkele kleine fouten en spellingsfouten zijn vermeden. Maar dit laat zich hopelijk nog in een volgende 3e druk verbeteren. Dan zou ook de misverstanden veroorzakende ondertitel van het boek tot “1921-1922” gecorrigeerd kunnen worden, want de tijdsperiode van het gebeuren in Rusland strekt zich uit van januari 1921 tot december 1922 (vertrek van de “Buford” uit de VS, eind december 1920). Het werk kan zonder meer warm worden aanbevolen. De recensent wenst het een zo breed mogelijke verspreiding, gezien het feit dat de werkelijke omstandigheden van de Russische Revolutie - als de mogelijk belangrijkste en meest leerzame revolutie van de 20e eeuw - nog altijd vergaand onbekend is respectievelijk tot onbekendheid vervalst wordt tentoongesteld. Hiertoe hebben zowel de burgerlijke als de bolsjewistische geschiedschrijving met hun vervormingen en bewuste meervoudige vervalsingen bewust bijgedragen.

Het spannend te lezen, authentieke ooggetuigen verslag van Alexander Berkman over twee Russische revolutiejaren is, ook wegens zijn hoge literaire kwaliteit, zijn invoelingsvermogen en zijn onopgesmukte inzet voor gerechtigheid tegenover alle beschreven mensen en omstandigheden een mogelijkheid, nader te komen tot deze nu zo ver weg gelegen tijd en de personen en hen en hun handelen vanuit een menselijk gezichtspunt te bevatten. Niet in de laatste plaats om daaruit te leren.