PP. - Boekbespreking Ludo Abicht 'Anarchisme, Van Bakoenin tot de Commons'

Uit Anarchief
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Dag Ludo,

We kennen elkaar niet en de aanleiding voor dit digitale gesprek is je laatste boek ‘Anarchisme –Van Bakoenin tot de Commons’. Het is altijd fijn en nuttig als er over het anarchisme gesproken wordt, wat mij betreft. Dat je dit boek schrijft bevestigt een betrokkenheid bij (en sympathie voor?) het thema dat ook al in de jaren ’80 bleek. Je schakelt je daarmee in in een rij niet(-zuiver)-anarchistische bekende figuren als Franz Kafka, Charlie Chaplin, Daniel Guérin, Peter Marshall en fellow travellers als Chomsky, Enzensberger, George Orwell, John Cale, of lokaal bijvoorbeeld Frans Boenders ([[1]] ), Lewis Mumford, enz.

Dat wil niet zeggen dat ik je boek ‘volledig’ vind. Of dat ik je invalshoek deel. Of helemaal bevredigd te zijn, bijvoorbeeld met de conclusies en het perspectief dat je zoekt.

Ik ben trouwens benieuwd hoe je boek verder ontvangen is. Ik kon om meerdere redens nog geen enkele boekvoorstelling bijwonen en vond verder (behalve de flaptekst van de uitgever) enkel een aantal recensies achter een betaalmuur (één van je oude kameraad Walter Lootens). Maar die kon ik dus niet lezen. Hoe vind je zelf dat je boek ontvangen is? Zie je verschil in diverse doelpublieken? Wie had je als publiek voor ogen? En heb je de mensen bereikt die je voor ogen had bij het schrijven van het boek?

Ik baseer me hier dan ook enkel op je boek en de brochure uit 1978, ‘Brood rozen en utopie’ (Uitgave bij tijdschrift Kritiek, tweede druk 1988) dat wat mij betreft wat parallel lijkt te lopen aan het boek dat vandaag voor me ligt. Liever dan oplijsten wat er wat mij betreft aan mangelt, geef ik je in interview-vorm graag de gelegenheid om wat hiaten te vullen en wat zaken aan te vullen.

Misschien komt het over alsof ik ‘Anarchisme – van Bakoenin tot de Commons’ geen waardevol boek vindt. Ik kan je verzekeren dat dit niet klopt. Het is –zeker voor mensen die nieuw zijn in het thema- een zeer toegankelijke en vlot geschreven inleiding anarchisme. Geschreven door iemand wiens stem in een aantal kringen luider klinkt dan de mijne (en veel andere) – en daar ben ik oprecht verheugd over.

Je begrijpt meteen hieronder dat ik mijn vragen meteen gebruik om een aantal zaken meteen mee te geven aan de lezer waarvan ik meen dat ze ontbreken. Ik hoop dan ook dat je me vergeeft dat ik dit interview coöpteer om de geïnteresseerden wat ‘Verder Lezen’ mee te geven. En ik wil je danken voor je boeken. En voor je antwoorden op mijn vragen en opmerkingen.

PP.


1. MARXISME als bron en meetlat.

Je maakt geen geheim van je marxiaanse achtergrond en inspiratie. Dat blijkt ook uit de brochure ‘Brood rozen en utopie’. Niet alleen een aantal centrale figuren komen terug in ‘Anarchisme’, maar ook een aantal centrale thema’s en zelfs hier en daar zelfs stukken tekst die parallel lijken te lopen.

Klopt dat?

Klopt het dat ‘Anarchisme’ een soort update of een opfrissing is? ‘Utopie’ is nog geschreven in een tijd dat er een resem bekende figuren dicht bij het anarchisme kwamen – Leo Apostel om er maar één te noemen sprak nog voor de Radicale Criminologen over ‘Macht’ (http://anarchief.org/wiki/Radicale_Criminologen_(Leuven)_-_Macht_(Leo_Apostel;_Brochure_1983_Nummer_2) ). Ook hij vertrekt vanuit de onder linkse intellectuelen dominante marxiaanse phraseologie om een brug te maken naar zijn interpretatie van het anarchisme.

Ook jij meet het anarchisme nog steeds duidelijk af aan de marxiaanse tradities – die je weliswaar eveneens oprecht lijkt te beoordelen en te licht lijkt te bevinden. Om een klein voorbeeld te geven: in de begrippenlijst definieer je communisme droogweg als een sociale en politieke theorie ontwikkeld door Karl Marx (dialectisch en historisch materialisme) en Lenin. Nochtans zijn er ook van meet af aan niet-marxiaanse ‘communisten’ –waarvan sommigen zelfs het marxiaanse versies van het materialisme en de dialectiek afwijzen of eenvoudig aan marx voorafgaan. Denken we maar aan Babeuf en Buonarotti (in wiens strategische voetstappen Marx duidelijk wandelt). Of Théodore Dezamy onder wiens invloed de liberale burgerman Marx in 1843 zelf communist werd. Een inhoudelijke definitie van het begrip (i.p.v. een marxiaanse claim er op) was wat mij betreft juister en relevanter geweest.

Toch lijken er een aantal belangrijke lacunes te zijn in je boek, die misschien verklaard kunnen worden door de marxiaanse invalshoek. Je hebt het bijvoorbeeld over anarchisme als ‘prefiguratie’ (voor-afspiegeling) en geeft daar een aantal voorbeelden van, maar je zegt bijvoorbeeld niks over de VolksBank van Proudhon ([[2]] , [3] , [4] ) en zijn blijvende sporen in syndicalisme en de mutualiteiten ([[5]] ). Over kunst en cultuur (zeker in ‘Utopie’ een belangrijk thema) maar niks over Rudolf Rocker’s ‘Nationalisme en Cultuur’ ([[6]] ) die ook syndicaal actief was of over Gustav Landauer (http://anarchief.org/wiki/Categorie:Landauer,_Gustav ), die consumenten- en andere coöperatieven bepleitte.

Is het toeval dat die lacunes voornamelijk voor het marx’isme’ zeer kritische figuren betreft? Kun je iets vertellen over de dominantie van die marxiaanse tradities van die tijd (jaren ’70 en ’80)? Je vernoemt mensen als Apostel niet en ik vroeg me af waarom.

Klopt het dat je het anarchisme aan die meetlat afmeet? Is het bijvoorbeeld dat je Bakoenin –de meest marxiaanse van al de ‘Oude Baarden’ al in de titel vernoemt?

Je lijkt wél een hele weg te hebben afgelegd en veel meer dan vroeger afstand te nemen van die tradities – klopt dat?

Is er volgens jou zoiets als een ‘libertair marxisme’ en zo ja waar op dat continuüm zie je jezelf dan? Als ‘libertair marxisme’ bestaat, hoe zie je dan de breuk tussen marx en de anarchisten? En wat Marx over de anarchisten en het anarchisme heeft geschreven –en hoe hij zich tegenover hen gedroeg. Bijvoorbeeld in 1975 gaf uitgeverij Pegasus nog ‘Karl Marx/Friedrich Engels – Over het anarchisme’ uit – toch een mooi overzicht van hoe vijandig Marx tegenover het anarchisme en de anarchisten stond?)? Ook omgekeerd lijkt het water diep te zijn (een overzichtje bijvoorbeeld in [7] ). Waarom en hoe zouden we volgens jou vandaag de bruggen moeten herstellen die ooit zijn opgeblazen? Wat is volgens jou wederzijds de meerwaarde? Waarom schuif je niet meer ‘libertaire marxisten’ naar voor als de Belg Raoul Vaneigem (toch geen onbekende figuur en relevant voor België)? Otto Rühle en de radencommunisten? De autonomen in Duitsland, Italië en Griekenland? Of Ken Knabb([8] )?


2. Joodse traditie en Vlaamse Beweging.

Naast het marxisme vind je ook inspiratie in de Joodse traditie enerzijds en in de Vlaamse Beweging anderzijds. Nochtans is er relatief weinig aandacht voor Joods anarchisten als Emma Goldman, Alexander Berkman, Volin (Eichenbaum), etc of voor het anti-semitisme in de marxiaanse en in de anarchistische beweging.

Is dat bewust?

Hoe zie je de link met het anarchisme, gezien de belangrijke rol die mensen met Joods achtergrond in het anarchisme hebben gespeeld? Zie je dat als iets cultureels? Heeft het te maken met migratie en onderdrukking?

Iets anders?

Maar ook de anarchistische bijdragen aan de Vlaamse ontvoogding blijven onderbelicht. Niks over August Vermeylen, zijn ‘Kritiek der Vlaamse Beweging’ uit 1895 of Van Nu en Straks ([[9]] ). Niks over het federalisme van Proudhon ([10] ) en het ‘nationalisme’ van Bakoenin dat hier rechtstreeks oplossingen kan bieden ([11] ). Het zou tegelijk een mooi aanknopingspunt zijn met de steeds terugkerende kritiek op het anti-semitisme van beiden ([12] , [13], waarbij het anti-semitisme van Marx vaak wordt genegeerd.

Niks ook over het ‘confederalisme’ van Bookchin [[14]] (evenmin als zijn Libertair Municipalisme, dat voorbeeld van een ‘Common’ én van ‘duale macht’ [[15]] ) – nochtans een woord dat je vermeldt en dat in het hedendaagse Vlaanderen behoorlijk wat ‘buzz’ heeft gekregen –het zou dus een mogelijk aanknopingspunt zou kunnen bieden met het grote publiek, maar je accepteert op pagina 210 gewoon de definitie die NVA aan het woord geeft. De C.N.T. die je in het hoofdstuk over Spanje ’36-’39 vermeldt noemt trouwens niet voor niks ‘CONFEDERACIÓN Nacional del Trabajo’.

Je gaat bijvoorbeeld redelijk diep in op de discussie rond ‘lifestyle anarchisme’ (weliswaar zonder de specifieke context voor die discussie te verduidelijken: de voortdurende aanvallen van postmoderne ‘anarchisten’ als Bob Black enerzijds en de opkomst van het ecofascisme anderzijds in bijvoorbeelde A.L.F.-groepen, ‘Green Anarchist’ (U.K.), etc maar weinig over zijn constructieve voorstellen [[16]] . Klopt het dat je van de anarchistische beweging de als marxiaan meest verteerbare of herkenbare versie van het anarchisme naar voor schuift? Bookchin (met alle respect en sympathie) is in zijn reactie alvast que stijl in die hele discussie toch behoorlijk on-anarchistisch en eerder marxiaans gebleken.

Ik heb in bredere zin het gevoel dat je weinig voeling hebt met onze lokale en hedendaagse geschiedenis van het anarchisme, wat voor het Belgische doelpubliek toch een zinvol aanknopingspunt was geweest. Ik noem maar PROVO (ook in Antwerpen aktief; [[17]] ), de kolonie L’Expérience ([[18]] , figuren als Marcel Dieu (‘Hem Day’) en de betrokkenheid bij revolutionair Spanje, de vredesbeweging (die later uitliep op de Florennade, waar de anarchisten zeer actief waren). Het bekende boek van Jan Moulaert (met alle gebreken die een academische analyse in zich draagt) staat niet eens in de bibliografie (leestip: [[19]] ). Ook niks over belangrijke figuren als Cesar De Paepe (en ‘zijn’ ziekenhuizen die mutualistische ‘prefiguratieve’ ‘commons’ waren; lees ook zijn Proudhoniaanse [[20]] ) of Émile Vandervelde, die Belg waar Lenin tegen van leer trok omdat hij een boek durfde schrijven over ‘Socialisme tegen de Staat’ ([[21]] ). Nochtans staat er op wikipedia een goed overzicht van de hand van Jacques Gillen, archivaris van www.mundaneum.be : [22].

Niks over Steven De Batselier en Passage 144 ([[23]] ), waar je toch het thema van de sociale psychologie (Fromm bijvoorbeeld) toch regelmatig aansnijdt. Je wijdt een half hoofdstuk aan Bookchin, maar vermeldt dan weer niét zijn impact op Abdullah Öcalan en de situatie in Kurdistan/Rojava.

Ook niks over Brian Martin en ‘Sociale Defensie’, hoewel je uitgebreid het antimilitarisme van Bertrand Russell bespreekt en het anarchisme een zeer belangrijke bijdrage geleverd heeft aan de vredesbeweging lang voor marxiaanse groepen het vernauwden tot ‘anti’-imperialisme. ([24] deels vertaald te vinden op [[25]], , [26] ). Hij inspireert zich hier rechtstreeks op de voorstellen van anarchist Bart de Ligt ([[27]] in o.m. ‘Oorlog of revolutie’ en ‘De overwinning van het geweld’, ‘Socialisme en dienstweigering’, ‘Soldaten en arbeiders, staak!’, ‘Oorlog aan de oorlog’ enz). Hij inspireerde onder meer ook Hem Day, Léo Campion, Ernestan ([[28]] ), Jean Van Lierde en Onkruit ([[29]]) hier in België.

Ook Brian Martin schrijft trouwens over educatie ([30] ).

Nochtans bepleit je zelf (terecht overigens!) om voorbij (wat wij hedendaagse anarchisten soms noemen:) de ‘Oude Baarden’ te kijken.

Hoe komt dat? Vanwaar die lacunes?


3. Onderwijs en educatie.

Een andere belangrijke kapstok in je boek (je weidt er een apart hoofdstuk aan) is onderwijs en educatie. Ook hier geen woord over wat Bakoenin hierover schreef ([31] ).

Over Louise Michel of Jules Vallès, die bekende Communards die in het onderwijs gewerkt hebben. Over Godwin en Mary Wollstonecraft.

Over Ferrer en zijn ‘Nieuwe School’ die in Spanje is vermoord ([[32]] ). Van iemand die je wél vermeldt (Colin Ward), zeg je niet dat ook hij hier relevante zaken rond schreef (‘The Child in the City’, ‘The Child in the Country’, ‘Talking Schools – 10 Lectures by Colin Ward’ [33] , enz). Ik wil er even bij zeggen dat je zijn fantastische inleiding anarchisme wél vermeldt ([[34]] ).

Of over de bekende geograaf Élisée Reclus ([35] ), die in Brussel mee de ‘Université Nouvelle’ ([36] ) oprichtte en in Brussel begraven is nadat hij hier jaren heeft gewoond.

Of over ‘Brain Work and Manual Work’ [37] van Peter Kropotkin (een hoofdstuk van [[38]] ).

Of over Raoul Vaneigem (die Belgische situationist, toch ook een ‘libertair marxist’?) in bijvoorbeeld ‘Address tot he living’ [39], [40] of ‘On the poverty of student life, die belangrijke bijdrage aan het Franse Mei ’68 [41].

Hoe komt dat? Vanwaar die lacunes?


4. Commons.

Waar in ‘Brood Rozen en Utopie’ ‘cultuur’ en ‘cynisme’ nog belangrijke thema’s waren (waar je Camus dan weer buiten beschouwing laat, die in de combinatie marxisme+cynisme het fascisme als dialectische resultante ziet – zie ‘De mens in Opstand’ [42]), knoop je in ‘Anarchisme’ aan met het concept van de ‘Commons’, een concept dat opnieuw verpakt is onder academici en universitairen, maar rechtstreeks teruggrijpt op de anarchistische principes en praxis. Ik vermeldde hierboven al de ‘duale macht’ (ook al een gecoöpteerd concept) van Proudhon, Bookchin, Landauer en hun sporen in de productie-coöperatieven, voedselcoöperaties (die ook vanuit de kraakpanden werden voortgezet), ‘Food Not Bombs’ en ‘Schools Not Bombs’-federaties, de coöperatieve banken (‘NewB’ als rechtstreekse afstammeling van Proudhon’s ‘Banque du Peuple’), LET’s-Groepen, enz. Ook niks over Kristiania, Longo Maï of Exarcheia ([43] ) of de Baskische coöperatie Mondragon. Ik verwijs ook naar de ‘Trespassers’ beweging in o.m. het V.K. die vanuit anarchistische principes de ‘Enclosures’ van de ‘Commons’ contesteerden in de jaren ’80 en ’90.

Wél spreek je over een figuur als Michel Bauwens en andere academici, die helaas zelden vertrouwd zijn met het anarchisme en er ook niet sympathiek tegenover staan.

Begrijp je dat anarchisten ervoor beducht zijn om steeds weer gecoöpteerd te worden door marxianen en neoliberale professors die Staat noch Kapitaal écht in vraag stellen? Ik heb met Michel gediscussieerd en hij gelooft duidelijk dat de Commons een soort ‘derde weg’ zijn waarbij de ‘civiele maatschappij’ wel een rol kan spelen, maar waarbij Staat en Kapitaal duidelijk niét in vraag mogen worden gesteld.

Hoe zie je de rol van de hedendaagse anarchistische beweging? Je stelt ergens de vraag hoe het komt dat marxianen in academische kringen zo prominent zijn -én hoe het komt dat de anarchisten zo afwezig zijn. Is dat écht zo? Ligt dat aan een bewuste strategie? Aan de socio-economische achtergrond en het intellectualisme van het marxisme? Aan het feit dat marx en het marxisme eigenlijk behoorlijk aanvaardbaar zijn voor de burgerlijke wereld van Staat en Kapitaal? Kun je iets meer zeggen over jouw eigen antwoord op die vragen?